gepubliceerd op 28 mei 2004
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij arresten nrs. 128.940 en 128.939 van 8 maart 2004 in zake de v.z.w. Europees Centrum voor Opera en Vocale Kunst tegen de Belgische Staat, de « Schenden of schonden de artikelen 15 tot 18 van de wet van 22 juli 1991 betreffende de Nationale (...)
ARBITRAGEHOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij arresten nrs. 128.940 en 128.939 van 8 maart 2004 in zake de v.z.w. Europees Centrum voor Opera en Vocale Kunst tegen de Belgische Staat, de Nationale Loterij en de Vlaamse Gemeenschap, waarvan de expedities ter griffie van het Arbitragehof zijn ingekomen op 2 april 2004, heeft de Raad van State de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schenden of schonden de artikelen 15 tot 18 van de wet van 22 juli 1991 betreffende de Nationale Loterij de regels die door of krachtens de Grondwet zijn vastgesteld voor het bepalen van de onderscheiden bevoegdheid van de Staat, de Gemeenschappen en de Gewesten en inzonderheid de artikelen 127, § 1, 1°, van de Grondwet en artikel 4 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, in de mate dat de artikelen 15 en 16 van de wet van 22 juli 1991 zo worden geïnterpreteerd dat zij de Koning de mogelijkheid bieden of boden onder de doeleinden van openbaar nut waarvoor de winst van de Nationale Loterij bestemd wordt doeleinden te bepalen die behoren tot de bevoegdheid van de Gemeenschappen zoals de ontwikkeling van kunst en letteren, het muziekleven, de musea en bibliotheken, alsmede de verrijking van het cultureel patrimonium en de ontwikkeling van het culturele leven in het algemeen, of de Gewesten, en daarvoor in het plan voor de winstverdeling een te verdelen bedrag te bestemmen, en in de mate dat de artikelen 17 en 18 van dezelfde wet de minister van Financiën de bevoegdheid geven overeenkomstig dat winstverdelingsplan te beslissen over de concrete bestemming van het voor dergelijke doeleinden van openbaar nut bestemde deel van het winstverdelingsplan, door de toekenning van subsidies aan projecten en organisaties, op voorstel van de betrokken Gemeenschap of het betrokken Gewest ? Is het antwoord op deze vraag verschillend indien aangenomen zou worden dat de minister daarbij niet enkel negatief gebonden is door de afwezigheid van een voorstel om dergelijk project of organisatie te subsidiëren, in de zin dat hij dan aan dat project of voorstel geen deel van de winst van de Nationale Loterij kan toekennen, maar ook positief in de zin dat hij gebonden is door het voorstel terzake en bijgevolg enkel de voorgestelde subsidie en niet meer of minder kan toekennen ? » Die zaken, ingeschreven onder de nummers 2970 en 2971 van de rol van het Hof, werden samengevoegd.
De griffier, P.-Y. Dutilleux.