gepubliceerd op 02 februari 2004
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij arrest van 2 december 2003 in zake G. Van Volsem tegen W. Smets en J. Meulepas, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingek " Schenden de artikelen 159 en 191 Wetboek van Strafvordering de artikelen 10 en 11 van de Gro(...)
ARBITRAGEHOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij arrest van 2 december 2003 in zake G. Van Volsem tegen W. Smets en J. Meulepas, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 19 december 2003, heeft het Hof van Cassatie de volgende prejudiciële vraag gesteld : " Schenden de artikelen 159 en 191 Wetboek van Strafvordering de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in de mate dat uit deze artikelen volgt dat de inverdenkinggestelde die voor de kamer van inbeschuldigingstelling, welke uitspraak doet met toepassing van de artikelen 136, 136bis, 235 en 235bis Wetboek van Strafvordering, een vordering tot schadevergoeding tegen de burgerlijke partij kan instellen op grond dat de klacht van deze laatste niet ontvankelijk alsmede tergend en roekeloos is, terwijl de burgerlijke partij dergelijke vordering niet kan instellen wanneer de inverdenkinggestelde voor datzelfde gerecht een tergend en roekeloos middel of rechtsmiddel aanwendt ? " Die zaak, ingeschreven onder nummer 2877 van de rol van het Hof, werd samengevoegd met de zaak met rolnummer 2759.
De griffier, L. Potoms.