gepubliceerd op 25 juni 2002
Arrest nr. 90/2002 van 5 juni 2002 Rolnummer 2127 In zake : het beroep tot vernietiging van het decreet van het Waalse Gewest van 18 juli 2000 « houdende goedkeuring van het samenwerkingsakkoord tussen de Franse Gemeenschap en de Waalse Rege Het Arbitragehof, samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en A. Arts, en de rechters L. Fran(...)
ARBITRAGEHOF
Arrest nr. 90/2002 van 5 juni 2002 Rolnummer 2127 In zake : het beroep tot vernietiging van het decreet van het Waalse Gewest van 18 juli 2000 « houdende goedkeuring van het samenwerkingsakkoord tussen de Franse Gemeenschap en de Waalse Regering over de financiering van de samenwerking in het kader van gemeenschappelijke beleidsacties, over de Europese Structuurfondsen en de ontwikkeling van cultuurondernemingen », ingesteld door de v.z.w. « Vereinigung zur Erlangung der Gleichberechtigung des deutschen Sprachgebietes Belgiens als Region & Gemeinschaft, VEG » en door R. Pankert.
Het Arbitragehof, samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en A. Arts, en de rechters L. François, M. Bossuyt, L. Lavrysen, J.-P. Moerman en E. Derycke, bijgestaan door de griffier L. Potoms, onder voorzitterschap van voorzitter M. Melchior, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van het beroep Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 2 februari 2001 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 5 februari 2001, heeft de v.z.w. « Vereinigung zur Erlangung der Gleichberechtigung des deutschen Sprachgebietes Belgiens als Region & Gemeinschaft, VEG », met zetel te 4700 Eupen, Stendrich 131, en R. Pankert, wonende te 4700 Eupen, Stendrich 131, beroep tot vernietiging ingesteld van het decreet van het Waalse Gewest van 18 juli 2000 « houdende goedkeuring van het samenwerkingsakkoord tussen de Franse Gemeenschap en de Waalse Regering over de financiering van de samenwerking in het kader van gemeenschappelijke beleidsacties, over de Europese Structuurfondsen en de ontwikkeling van cultuurondernemingen » (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 5 augustus 2000).
II. De rechtspleging Bij beschikking van 5 februari 2001 heeft de voorzitter in functie de rechters van de zetel aangewezen overeenkomstig de artikelen 58 en 59 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof.
De rechters-verslaggevers hebben geoordeeld dat er geen aanleiding was om artikel 71 of 72 van de organieke wet toe te passen.
Bij beschikking van 7 februari 2001 heeft het Hof beslist dat het onderzoek in het Frans wordt gevoerd.
Bij beschikkingen van 20 maart, 22 mei en 26 september 2001 heeft het Hof de zetel aangevuld respectievelijk met de rechters A. Alen, J.-P. Moerman en E. Derycke.
Van het beroep is kennisgegeven overeenkomstig artikel 76 van de organieke wet bij op 27 maart 2001 ter post aangetekende brieven.
Het bij artikel 74 van de organieke wet voorgeschreven bericht is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 6 april 2001.
Bij beschikking van 10 mei 2001 heeft de voorzitter in functie, naar aanleiding van het verzoek van de Franse Gemeenschapsregering van 8 mei 2001, de termijn voor het indienen van een memorie verlengd met vijftien dagen.
Van die beschikking is kennisgegeven aan de Franse Gemeenschapsregering bij op 11 mei 2001 ter post aangetekende brief.
Memories zijn ingediend door : - de Waalse Regering, rue Mazy 25-27, 5100 Namen, bij op 9 mei 2001 ter post aangetekende brief; - de Franse Gemeenschapsregering, Surlet de Chokierplein 15-17, 1000 Brussel, bij op 21 mei 2001 ter post aangetekende brief.
Van die memories is kennisgegeven overeenkomstig artikel 89 van de organieke wet bij op 13 augustus 2001 ter post aangetekende brieven.
De verzoekende partijen hebben een memorie van antwoord ingediend bij op 7 september 2001 ter post aangetekende brief.
Bij beschikkingen van 28 juni 2001 en 30 januari 2002 heeft het Hof de termijn waarbinnen het arrest moet worden gewezen, verlengd tot respectievelijk 2 februari 2002 en 2 augustus 2002.
Bij beschikking van 21 februari 2002 heeft het Hof de zaak in gereedheid verklaard en de dag van de terechtzitting bepaald op 13 maart 2002.
Van die beschikking is kennisgegeven aan de partijen en hun advocaten bij op 22 februari 2002 ter post aangetekende brieven.
Op de openbare terechtzitting van 13 maart 2002 : - zijn verschenen : . R. Pankert, voor de eerste verzoekende partij en uit eigen naam; . Mr. N. Van Laer, advocaat bij de balie te Brussel, voor de Waalse Regering; . Mr. P. Rondiat loco Mr. J.-M. Cheffert, Me T. Delaey en Mr. P.-Y. Gillet, advocaten bij de balie te Dinant, voor de Franse Gemeenschapsregering; - hebben de rechters-verslaggevers J.-P. Moerman en E. Derycke verslag uitgebracht; - zijn de voornoemde partijen gehoord; - is de zaak in beraad genomen.
De rechtspleging is gevoerd overeenkomstig de artikelen 62 en volgende van de organieke wet, die betrekking hebben op het gebruik van de talen voor het Hof.
III. In rechte - A - Verzoekschrift A.1. De verzoekende partijen verantwoorden allereerst hun belang om in rechte te treden. De v.z.w. « Vereinigung zur Erlangung der Gleichberechtigung des deutschen Sprachgebietes Belgiens als Region & Gemeinschaft, VEG » stelt zich tot doel te ijveren voor de gelijke behandeling van de Duitstalige Gemeenschap ten opzichte van de Franse Gemeenschap binnen het Waalse Gewest en in voorkomend geval een ongelijke behandeling van de Duitstalige Gemeenschap bij de bevoegde instanties aan te klagen. De vereniging kan krachtens haar gewijzigde statuten op ontvankelijke wijze in rechte treden. Haar raad van bestuur heeft met eenparigheid van stemmen besloten het beroep tot vernietiging in te stellen.
Als inwoner van het Duitse taalgebied is R. Pankert van oordeel dat hij als particulier persoonlijk wordt geraakt door het feit dat de Duitstalige Gemeenschap niet op dezelfde wijze als de Franse Gemeenschap door het Waalse Gewest wordt gesteund. Er wordt dan ook nadeel berokkend aan de Duitstalige Gemeenschap, aan elke gemeente van het Duitse taalgebied en bijgevolg aan elke individuele inwoner van een gemeente van het Duitse taalgebied. De Duitstalige Gemeenschap is immers niet langer in staat om bepaalde gemeenschapsinvesteringen te subsidièren, wat tot gevolg heeft dat de belastingen stijgen en dat aldus aan de inwoners van het Duitse taalgebied nadeel wordt berokkend.
Memorie van de Waalse Regering A.2. De Waalse Regering betwist het belang van de twee verzoekende partijen om in rechte te treden.
Zij brengt in de eerste plaats de rechtspraak van het Hof betreffende het belang van een vereniging zonder winstoogmerk om in rechte te treden in herinnering en stelt dat het Hof met toepassing van de gehanteerde criteria de door de verzoekende v.z.w. ingestelde beroepen onontvankelijk heeft verklaard in zijn arresten nrs. 79/94 van 3 november 1994, 90/94 van 22 december 1994 en 78/95 van 14 november 1995. De partij ziet niet hoe het maatschappelijk doel van de v.z.w. zich zou onderscheiden van het algemeen belang, noch hoe daaraan door de bestreden bepalingen nadeel zou kunnen worden berokkend. Het betwiste samenwerkingsakkoord betreft immers niet de Duitstalige Gemeenschap, en geen enkele norm legde die Gemeenschap de verplichting op partij te zijn in het samenwerkingsakkoord; niets verhindert overigens die Gemeenschap een dergelijk samenwerkingsakkoord met het Waalse Gewest te sluiten. De verzoekende v.z.w. toont geenszins aan hoe het sluiten van het in het geding zijnde samenwerkingsakkoord afbreuk zou kunnen doen aan haar maatschappelijk doel.
Betreffende het belang van verzoeker R. Pankert om in rechte te treden herinnert de partij in de eerste plaats eraan dat de bestreden bepalingen geenszins een steun uitmaken van het Waalse Gewest voor de Franse Gemeenschap, maar de organisatie van het gezamenlijk uitoefenen van eigen bevoegdheden alsmede het gezamenlijk uitwerken van initiatieven. De partij ziet niet hoe het aannemen van die bepalingen de situatie van de verzoeker negatief zou kunnen beïnvloeden, waarbij de door hem aangeklaagde belastingverhoging, waarvan het principe geenszins vaststaat, niet uit de bestreden bepalingen voortvloeit, die noch de Duitstalige Gemeenschap, noch de gemeenten van het Duitse taalgebied betreffen. Voor het overige verwijst de partij naar de eerder vermelde arresten van het Hof nrs. 79/94 en 78/95. Zij is van oordeel dat voor dezelfde oplossing kan worden gekozen, temeer daar het hier niet gaat om het uitoefenen door het Waalse Gewest van bevoegdheden die krachtens artikel 138 van de Grondwet aan dat Gewest werden toegekend, maar wel degelijk om een samenwerkingsakkoord betreffende het gezamenlijk uitoefenen van gewestbevoegdheden van het Waalse Gewest en gemeenschapsbevoegdheden van de Franse Gemeenschap.
Men ziet dan ook niet hoe de situatie van de verzoeker ongunstig zou kunnen worden geraakt.
Memorie van de Franse Gemeenschapsregering A.3. De Franse Gemeenschapsregering betwist de ontvankelijkheid van het beroep bij ontstentenis van belang.
Zij brengt de rechtspraak van het Hof in herinnering betreffende het belang van een vereniging zonder winstoogmerk om in rechte te treden alsmede de eerder vermelde arresten waarbij de door dezelfde v.z.w. ingestelde beroepen werden verworpen wegens onontvankelijkheid. Zij beklemtoont dat het maatschappelijk doel van de v.z.w. niet verschilt van het algemeen belang en dat het dan ook door het samenwerkingsakkoord niet kan zijn geschaad. Zij verwijt de vereniging verder niet aan te tonen hoe haar maatschappelijk doel zou worden geraakt. Verzoeker R. Pankert van zijn kant toont niet aan hoe de bestreden norm hem rechtstreeks en ongunstig kan raken. De partij brengt de arresten van het Hof in herinnering waarbij eerder de door dezelfde verzoeker ingestelde beroepen werden verworpen.
Antwoord van de verzoekende partijen A.4. De verzoekende partijen zijn van oordeel dat zij doen blijken van het belang om in rechte te treden. De verzoekende vereniging is een vereniging van bijzondere aard, die buiten het parlement de belangen en de gelijke behandeling van het Duitse taalgebied in Belgiè behartigt, met alle juridische middelen die zij door de Grondwet en de daarvan afgeleide wetgeving ter beschikking heeft. Het Frans-Waals-Belgisch algemeen belang verschilt grondig van de door de vereniging behartigde Duits-Waals-Belgische belangen. Het behartigde belang beperkt zich niet tot het individueel belang van de leden. De bestreden norm raakt het maatschappelijk doel aangezien de aangeklaagde discriminatie indruist tegen de doelstellingen en opdrachten van de vereniging. De vereniging geeft blijk van een concrete en duurzame activiteit aangezien zij procedures instelt bij de Raad van State en de Vaste Commissie voor Taaltoezicht.
Om verschillende redenen zijn de verwijzingen naar de aangehaalde arresten van het Hof achterhaald en niet afdoend. Het maatschappelijk doel van de vereniging werd gewijzigd in zoverre een actiedoel eraan werd toegevoegd waarmee de partijen die het belang van de vereniging betwisten geen rekening houden. De gedetailleerde statuten met het duidelijke actiedoel moeten volgens de verzoekers verklaren waarom het Hof het beroep niet in het kader van de filterprocedure onontvankelijk verklaarde, zoals het dat wel deed voor het beroep dat bij het arrest nr. 78/95 werd verworpen. Het actiedoel is opgenomen in de statuten, die bepalen dat de vereniging de wetten, decreten en andere handelingen onderzoekt die op rechtstreekse of onrechtstreekse wijze het Duitse taalgebied en zijn inwoners miskennen.
Betreffende het belang van verzoeker R. Pankert om in rechte te treden doen de partijen gelden dat het feit dat het Waalse Gewest de Franse Gemeenschap met vele miljarden begunstigt in alle Waalse gemeenten tot budgettaire impasses leidt. Die knelpunten zijn des te meer voelbaar in de gemeenten van het Duitse taalgebied aangezien de gemeenten in het Franse taalgebied het geld op indirecte wijze recupereren via door de Franse Gemeenschap toegekende financieringen. Dat verklaart de belastingverhoging van de gemeente Eupen, die niet op normale wijze door de Duitstalige Gemeenschap kan worden gesteund. De vraag zou kunnen worden besproken of het nadeel op rechtstreekse of onrechtstreekse wijze samenhangt met het ontbreken van steun van het Waalse Gewest voor de Duitstalige Gemeenschap. Voor de stad Eupen gaat het duidelijk om een rechtstreeks nadeel, zodat de inwoners van de stad Eupen rechtstreeks worden geraakt. - B - B.1. De verzoekende partijen vorderen de vernietiging van het decreet van het Waalse Gewest van 18 juli 2000 « houdende goedkeuring van het samenwerkingsakkoord tussen de Franse Gemeenschap en de Waalse Regering over de financiering van de samenwerking in het kader van gemeenschappelijke beleidsacties, over de Europese Structuurfondsen en de ontwikkeling van cultuurondernemingen » wegens schending van de bevoegdheidverdelende regels en van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet.
B.2. De verzoekende partijen zijn van oordeel dat zij door het bestreden decreet benadeeld worden aangezien de Duitstalige Gemeenschap niet op dezelfde wijze als de Franse Gemeenschap door het Waalse Gewest wordt gesteund.
B.3. Het bestreden decreet werd aangenomen met toepassing van artikel 92bis, § 1, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 dat bepaalt : « § 1. De Staat, de Gemeenschappen en de Gewesten kunnen samenwerkingsakkoorden sluiten die onder meer betrekking hebben op de gezamenlijke oprichting en het gezamenlijk beheer van gemeenschappelijke diensten en instellingen, op het gezamenlijk uitoefenen van eigen bevoegdheden, of op de gemeenschappelijke ontwikkeling van initiatieven. [...] De akkoorden die betrekking hebben op de aangelegenheden die bij decreet worden geregeld, alsmede de akkoorden die de Gemeenschap of het Gewest zouden kunnen bezwaren of Belgen persoonlijk zouden kunnen binden, hebben eerst gevolg nadat zij instemming hebben verkregen bij decreet. [...] » B.4. De Grondwet en de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof vereisen dat elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die een beroep tot vernietiging instelt doet blijken van een belang.
Van het vereiste belang doen slechts blijken de personen wier situatie door de bestreden norm rechtstreeks en ongunstig zou kunnen worden geraakt; bijgevolg is de actio popularis niet toelaatbaar.
B.5. Het Hof stelt vast dat verzoeker R. Pankert, wanneer hij beweert in rechte te treden als inwoner van het Duitse taalgebied, een belang aanvoert dat niet verschilt van het belang dat iedere persoon erbij heeft dat de wet in alle aangelegenheden in acht wordt genomen. Zulk een belang aanvaarden om voor het Hof op te treden zou neerkomen op het aanvaarden van de actio popularis, wat de Grondwetgever niet heeft gewild. Verzoeker R. Pankert doet dus in die hoedanigheid niet blijken van het vereiste belang om de vernietiging van het door hem betwiste decreet te vorderen.
In de hoedanigheid van belastingplichtige doet verzoeker R. Pankert evenmin blijken van een belang om in rechte te treden. Het nadeel waarover hij zich beklaagt vloeit niet rechtstreeks voort uit het aangevochten decreet maar is slechts een indirect gevolg ervan.
B.6. Artikel 3 van de gewijzigde statuten van de v.z.w. « Vereinigung zur Erlangung der Gleichberechtigung des deutschen Sprachgebietes Belgiens als Region & Gemeinschaft, VEG » bepaalt : « De vereniging (v.z.w. VEG) stelt zich de gelijkberechtiging van het Duitse taalgebied van Belgiè als gewest en gemeenschap, als gemeenschapsgewest ten doel.
Dit houdt eveneens in dat zij zich kant tegen tendensen die voor het Duitse taalgebied van België het officièle statuut van tweetalig Duits-Frans taalgebied willen verkrijgen. § 1. Om dat doel te bereiken analyseert de vereniging wetten, decreten, besluiten, verordeningen, bestuurshandelingen, die op onrechtstreekse of rechtstreekse wijze respectievelijk vanwege niet-inachtneming het Duitse taalgebied en zijn bevolking betreffen, en onderzoekt zij of deze, respectievelijk de niet-toepassing ervan, ongunstige gevolgen op institutioneel, financieel of cultureel vlak hebben of kunnen hebben voor de doelstellingen van de vereniging.
Indien zulks het geval is, wordt de raad van bestuur ermee belast desbetreffende procedures te voeren voor het Arbitragehof, de Raad van State, andere rechtscolleges en instanties. [...] » Door op die wijze haar maatschappelijk doel te omschrijven, beoogt de verzoekende partij zo nodig zich in de plaats te stellen van de Duitstalige Gemeenschap. Een vereniging kan, om een beroep tot vernietiging in te stellen, haar beoordeling van de belangen van de gemeenschap niet in de plaats stellen van de beoordeling door de democratisch samengestelde officiële organen ervan, waaraan, met toepassing van artikel 142 van de Grondwet, artikel 2, 1° en 3°, van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof de zorg heeft toevertrouwd de belangen eigen aan hun collectiviteit voor het Hof te verdedigen.
In die omstandigheden kan de eerste verzoekende partij niet doen blijken van het door de bijzondere wet vereiste belang om beroep in te stellen tegen het betrokken decreet.
B.7. Uit wat voorafgaat volgt dat het beroep niet ontvankelijk is.
Om die redenen, het Hof verwerpt het beroep.
Aldus uitgesproken in het Frans, het Nederlands en het Duits, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, op de openbare terechtzitting van 5 juni 2002.
De griffier, De voorzitter, L. Potoms. M. Melchior.