Etaamb.openjustice.be
Arrest Van Het Grondwettelijk Hof
gepubliceerd op 12 oktober 2001

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof a. Bij vier arresten nrs. 95.626, 95.624, 95.625 en 97.472 van 18 mei en 4 juli 2001 in zake P. Malfatti, A.-M. Vanesse, J. Lenoir en D. Rucquoy t « Schendt artikel 54bis van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoe(...)

bron
arbitragehof
numac
2001021506
pub.
12/10/2001
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

ARBITRAGEHOF


Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof a. Bij vier arresten nrs.95.626, 95.624, 95.625 en 97.472 van 18 mei en 4 juli 2001 in zake P. Malfatti, A.-M. Vanesse, J. Lenoir en D. Rucquoy tegen de Belgische Staat, waarvan de expedities ter griffie van het Arbitragehof zijn ingekomen op 31 mei, 6 juni en 17 juli 2001, heeft de Raad van State de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 54bis van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de geneeskunst, de verpleegkunde, de paramedische beroepen en de geneeskundige commissies, ingevoegd bij de wet van 20 december 1974 en gewijzigd bij de wetten van 26 december 1985 en 22 februari 1994, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet afzonderlijk genomen en/of in samenhang met de artikelen 12 en 23, derde lid, 1°, van de Grondwet en artikel 6 van het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten, in zoverre de personen die niet voldoen aan de bekwaamheidsvereisten van artikel 21quater, ingevolge het voormelde artikel 54bis, teneinde hun werkzaamheid onder dezelfde omstandigheden als de beoefenaars van de verpleegkunde te mogen blijven verrichten, drie jaar nuttige ervaring moeten hebben op de datum van 1 september 1990 zonder dat rekening wordt gehouden met de nuttige ervaring opgedaan tot aan de datum van inwerkingtreding van de wet van 22 februari 1994, zelfs tot op de uiterste datum waarop zij zich bij de bevoegde geneeskundige commissie moeten bekendmaken (1 april 1996), zelfs tot op de datum waarop de bevoegde geneeskundige commissie hun verklaring onderzoekt, terwijl de wetgever in de wet van 22 februari 1994 de Koning heeft gemachtigd om zonder enige beperking in de tijd de termijn waarbinnen en de wijze waarop de personen zich bij de geneeskundige commissie moeten bekendmaken, te bepalen en de termijn waarbinnen de genoemde geneeskundige commissie zich over de ingediende verklaringen moet uitspreken, niet heeft begrensd ? » b. Bij arrest nr.95.627 van 18 mei 2001 in zake P. Kieken tegen de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 31 mei 2001, heeft de Raad van State de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 54bis van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de geneeskunst, de verpleegkunde, de paramedische beroepen en de geneeskundige commissies, geïnterpreteerd in die zin dat dit artikel op datum van 1 september 1990 een periode van voltijdse tewerkstelling in een verzorgingsinstelling vereist teneinde dezelfde werkzaamheden onder dezelfde omstandigheden als de beoefenaars van de verpleegkunde die die arbeidsprestaties verrichten, te mogen blijven uitoefenen, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre dat artikel een onverantwoorde discriminatie in het leven roept tussen, enerzijds, de personen die op datum van 1 september 1990 een voltijdse tewerkstelling van drie jaar kunnen aantonen, zelfs indien zij sinds die datum met werken gestopt zijn, en, anderzijds, de personen die op diezelfde datum slechts een deeltijdse tewerkstelling van drie jaar kunnen aantonen, die evenwel begonnen is vóór 1 september 1990 ? » Die zaken zijn respectievelijk ingeschreven onder de nummers 2189, 2190, 2194, 2225 en 2191 van de rol van het Hof en werden samengevoegd.

De griffier, P.-Y. Dutilleux.

^