gepubliceerd op 16 oktober 2001
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij arrest nr. 96.825 van 21 juni 2001 in zake R. Van Den Steen en M.C. Cornelis tegen het Vlaamse Gewest en de burgemeester van de stad Aalst, wa « 1. Schendt artikel 19bis van het milieuvergunningsdecreet de artikelen 10 en 11 van de gecoördine(...)
ARBITRAGEHOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij arrest nr. 96.825 van 21 juni 2001 in zake R. Van Den Steen en M.C. Cornelis tegen het Vlaamse Gewest en de burgemeester van de stad Aalst, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 16 augustus 2001, heeft de Raad van State de volgende prejudiciële vragen gesteld : « 1. Schendt artikel 19bis van het milieuvergunningsdecreet de artikelen 10 en 11 van de gecoördineerde Grondwet, in de mate dat het aan de aanvrager van een vergunning of de exploitant die op grond van artikel 23 van het milieuvergunningsdecreet een beroep tegen een beslissing met betrekking tot een inrichting van eerste klasse instellen, een dossiertaks van 10 000 BEF. oplegt, terwijl aan de natuurlijke of rechtspersoon die tengevolge van de vestiging en de exploitatie van de inrichting rechtstreeks hinder kan ondervinden, alsook elke rechtspersoon die zich de bescherming tot doel heeft gesteld van het leefmilieu dat door deze hinder kan worden getroffen, die op basis van artikel 23 van het milieuvergunningsdecreet een beroep instellen met betrekking tot een inrichting van de eerste klasse, een dossiertaks van 250 BEF wordt opgelegd ? 2. Schendt artikel 19bis, § 4, van het milieuvergunningsdecreet de artikelen 10 en 11 van de gecoördineerde Grondwet, in de mate dat het beroep van een indiener die bij het beroepschrift een bewijs van volledige betaling gevoegd heeft zoals bepaald in § 4, ontvankelijk verklaard wordt, terwijl het beroep van een indiener, die de verschuldigde dossiertaks gedeeltelijk betaald heeft, en bij het beroepschrift een bewijs van de gedeeltelijke betaling gevoegd heeft, doch niet binnen een termijn van 14 kalenderdagen na verzending van de kennisgeving voorzien in artikel 19bis, § 4, laatste lid, van het milieuvergunningsdecreet het vereiste bewijs van volledige betaling van de verschuldigde dossiertaks gevoegd heeft bij het beroepschrift, terwijl de resterende dossiertaks binnen de 14 kalenderdagen na verzending van voormelde kennisgeving, (daadwerkelijk en voor de overheid middels het bewijs van creditering van de speciaal daartoe bestemde rekening verifieerbaar) betaald werd, onontvankelijk verklaard wordt ? » Die zaak is ingeschreven onder nummer 2233 van de rol van het Hof. De griffier, L. Potoms.