gepubliceerd op 31 oktober 2001
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij arresten van 14 september 2001 in zake de b.v.b.a. Asfaltwerken Beylemans en de b.v.b.a. Luvatri tegen de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, « Schendt artikel 30ter van de wet van 27 juni 1969 de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samen(...)
ARBITRAGEHOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij arresten van 14 september 2001 in zake de b.v.b.a. Asfaltwerken Beylemans en de b.v.b.a. Luvatri tegen de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, waarvan de expedities ter griffie van het Arbitragehof zijn ingekomen op 21 september 2001, heeft het Arbeidshof te Antwerpen de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 30ter van de wet van 27 juni 1969 de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met de artikelen 144 en 145 van de Grondwet, 580 Gerechtelijk Wetboek en artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en met de algemene rechtsbeginselen, - in zoverre de in artikel 30ter, § 6, B, eerste lid van deze wet (zoals deze luidde na de wijziging van het artikel bij Wet houdende sociale en fiscale [lees : diverse] bepalingen van 20 juli 1991 en de Wet van 6 augustus 1993) opgelegde vergoeding een forfaitaire herstelvergoeding uitmaakt, waarover de Rijksdienst voor sociale zekerheid naar opportuniteit en zonder objectieve criteria zou vermogen te beslissen deze vergoeding al dan niet op te leggen, de hoegrootheid ervan te bepalen binnen de opgegeven marges, voor een invorderingsstrategie te opteren, de hoofd- en onderaannemers al dan niet en in een zelf te bepalen volgorde aan te spreken; - en in zoverre het artikel 30ter, § 6, C, eerste lid aldus verstaan wordt dat de door de Koning aangewezen ambtenaren en agenten eveneens enkel bij opportuniteit en zonder objectieve criteria en zonder verantwoording aan de Rijksdienst voor sociale zekerheid zouden kunnen afzien de inbreuken aan deze Rijksdienst te melden en zich te beperken tot een waarschuwing; - terwijl tegen deze handelwijze en hieruit volgende invordering voor de overtreder geen volstrekte toegang tot de onpartijdige en onafhankelijke rechtscolleges zou openstaan teneinde het verweer te voeren waarbij hij ten aanzien van andere overtreders van de in dit artikel voorziene formele verplichtingen, hetzij, een gelijke behandeling nastreeft, hetzij, een ongelijke behandeling, (e.g. herleiding, vermindering van de herstelvergoeding, waarschuwing) naarmate hij meent te kunnen aantonen naar objectieve criteria en op grond van het proportionaliteitsbeginsel in gelijke dan wel in ongelijke omstandigheden de inbreuk te hebben gepleegd ? » Die zaken zijn ingeschreven onder de nummers 2243 en 2244 van de rol van het Hof en werden samengevoegd.
De griffier, L. Potoms.