gepubliceerd op 13 juli 2000
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof a. Bij arrest van 21 februari 2000 in zake M. Geirnaert tegen de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening, waarvan de expeditie ter griffie van het Arb « Schenden de artikelen 32, 2°, 46 en 792, tweede lid, juncto artikel 1051 van het Gerechtelijk We(...)
ARBITRAGEHOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof a. Bij arrest van 21 februari 2000 in zake M.Geirnaert tegen de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 7 maart 2000, heeft het Hof van Cassatie de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schenden de artikelen 32, 2°, 46 en 792, tweede lid, juncto artikel 1051 van het Gerechtelijk Wetboek de artikelen 10 en 11 van de Grondwet doordat zij een onderscheid maken bij de bepaling van de termijn en bij de modaliteiten van het hoger beroep, tussen de geschillen bedoeld in artikel 792, tweede lid, waarvoor de kennisgeving bij gerechtsbrief de termijn van hoger beroep doet lopen en de geschillen waarvoor de gemeenrechtelijke regel van de betekening bij gerechtsdeurwaardersexploot toepasselijk is ? » b. Bij vonnis van 21 maart 2000 in zake F.Lozinski tegen S. Spadazzi, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 29 maart 2000, heeft de vrederechter van het kanton Grâce-Hollogne de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schenden de artikelen 32 en 46 van het Gerechtelijk Wetboek, die de kennisgevingen en de gerechtsbrief regelen, afzonderlijk en in samenhang gelezen met de andere bepalingen waarin de aangehaalde instrumenten van rechtspleging in werking worden gesteld, inzonderheid artikel 751 van hetzelfde Wetboek, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, afzonderlijk beschouwd of in samenhang gelezen met artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, ondertekend te Rome op 4 november 1950, goedgekeurd bij de wet van 13 mei 1955, wanneer zij in die zin worden begrepen dat zij betekenen dat de kennisgeving uitwerking heeft vanaf de datum van verzending ervan ? » Die zaken zijn ingeschreven onder de nummers 1901 en 1926 van de rol van het Hof en werden samengevoegd.
De griffier, L. Potoms.