Etaamb.openjustice.be
Arrest Van Het Grondwettelijk Hof
gepubliceerd op 10 februari 2000

Arrest nr. 8/2000 van 19 januari 2000 Rolnummer 1807 In zake : het beroep tot vernietiging van de beslissing van de Vlaamse Regering van 11 mei 1999 betreffende « het ongewijzigd verderzetten van het decreet Sociaal Impulsfonds », ingesteld d Het Arbitragehof, beperkte kamer, samengesteld uit voorzitter G. De Baets en de rechters-verslag(...)

bron
arbitragehof
numac
2000021036
pub.
10/02/2000
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

ARBITRAGEHOF


Arrest nr. 8/2000 van 19 januari 2000 Rolnummer 1807 In zake : het beroep tot vernietiging van de beslissing van de Vlaamse Regering van 11 mei 1999 betreffende « het ongewijzigd verderzetten van het decreet Sociaal Impulsfonds », ingesteld door de stad Beringen en het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn van die stad.

Het Arbitragehof, beperkte kamer, samengesteld uit voorzitter G. De Baets en de rechters-verslaggevers H. Boel en P. Martens, bijgestaan door de griffier L. Potoms, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van het beroep Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 15 november 1999 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 17 november 1999, hebben de stad Beringen, Stedelijk Administratief Centrum, Mijnschoolstraat 88, 3580 Beringen, en het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn van Beringen, Burgemeester Heymansplein 14, 3581 Beringen, beroep tot vernietiging ingesteld van de beslissing van de Vlaamse Regering van 11 mei 1999 betreffende « het ongewijzigd verderzetten van het decreet Sociaal Impulsfonds ».

II. De rechtspleging Bij beschikking van 17 november 1999 heeft de voorzitter in functie de rechters van de zetel aangewezen overeenkomstig de artikelen 58 en 59 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof.

Op 25 november 1999 hebben de rechters-verslaggevers, met toepassing van artikel 71, eerste lid, van de organieke wet, de voorzitter ervan in kennis gesteld dat zij ertoe zouden kunnen worden gebracht aan het Hof, zitting houdende in beperkte kamer, voor te stellen een arrest te wijzen waarbij wordt vastgesteld dat het beroep klaarblijkelijk niet tot de bevoegdheid van het Hof behoort.

Overeenkomstig artikel 71, tweede lid, van de organieke wet is van de conclusies van de rechters-verslaggevers aan de verzoekende partijen kennisgegeven bij op 30 november 1999 ter post aangetekende brief.

De verzoekende partijen hebben bij op 14 december 1999 ter post aangetekende brief een memorie met verantwoording ingediend.

De rechtspleging is gevoerd overeenkomstig de artikelen 62 en volgende van de organieke wet, die betrekking hebben op het gebruik van de talen voor het Hof.

III. In rechte - A - Memorie met verantwoording van de verzoekende partijen De verzoekende partijen zijn van oordeel dat het beroep tot vernietiging wel degelijk tot de bevoegdheid van het Hof behoort. In casu zou de vernietiging van een besluit van de Vlaamse Regering mogelijk zijn aangezien de Regering, door wijzigingen aan te brengen in de criteria, opgetreden zijn als decreetgever. Door zich onbevoegd te verklaren zou het Hof carte blanche geven aan de uitvoerende macht om op een verdoken manier op te treden als decreetgever. Als bijzonder rechtscollege moet het Hof zijn rechtsprekende functie uitoefenen en voorrang geven aan de Grondwet en zijn interpretatie doen prevaleren op die van de wetgever of van iedere overheid die - zij het onterecht - als wetgever optreedt. Dat past bovendien in de rechtsopvattingen die nu ook in de rechtspraak van het Hof tot uiting komen, waarbij in toenemende mate mogelijkheden worden geboden om de inachtneming van de bevoegdheidsverdeling tussen de wetgevende en de uitvoerende macht af te dwingen. - B - B.1. Naar luid van artikel 1 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof doet het Hof, bij wege van arrest, uitspraak op beroepen tot gehele of gedeeltelijke vernietiging van een wet, een decreet of een in artikel 134 van de Grondwet bedoelde regel wegens schending van de regels die door of krachtens de Grondwet zijn vastgesteld voor het bepalen van de onderscheiden bevoegdheid van de Staat, de gemeenschappen en de gewesten of wegens schending van de artikelen 10, 11 en 24 van de Grondwet.

B.2. De door de verzoekende partijen bestreden akte is noch een wet, noch een decreet, noch een ordonnantie en behoort derhalve niet tot de bevoegdheid van het Hof.

Het betreft daarentegen een akte uitgaande van de Vlaamse Regering. De omstandigheid dat de verzoekende partijen de Vlaamse Regering verwijten wijzigingen te hebben aangebracht in de decretaal bepaalde criteria voor verdeling van de middelen van het Sociaal Impulsfonds en aldus te zijn « opgetreden als decreetgever » (pp. 7 en 8 van het verzoekschrift en pp. 2 tot 4 van de memorie met verantwoording), doet hieraan niets af.

Een beroep tot vernietiging van een dergelijke akte behoort met toepassing van artikel 14 van de gecoördineerde wetten op de Raad van State tot de bevoegdheid van de afdeling administratie van die Raad.

Om die redenen, het Hof, beperkte kamer, met eenparigheid van stemmen uitspraak doende, stelt vast dat het Hof niet bevoegd is.

Aldus uitgesproken in het Nederlands, het Frans en het Duits, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, op de openbare terechtzitting van 19 januari 2000.

De griffier, L. Potoms.

De voorzitter, G. De Baets.

^