gepubliceerd op 16 april 1999
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij arrest van 17 maart 1999 in zake het openbaar ministerie et het Ministerie van Financiën tegen J. Jansen en M. Van Neer, waarvan de expeditie - onderzoeker, die naast de opsporing ook eenzijdig, niet tegensprekelijk, het scheikundig labo-ond(...)
ARBITRAGEHOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij arrest van 17 maart 1999 in zake het openbaar ministerie et het Ministerie van Financiën tegen J. Jansen en M. Van Neer, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 18 maart 1999, heeft het Hof van Beroep te Antwerpen de prejudiciële vraag gesteld « of de artikelen 267 en volgende, zijnde hoofdstuk XXV van de Algemene Wet van (coördinatie bij koninklijk besluit van) 18 juli 1977 inzake Douane en Accijnzen, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet schenden omdat de strafvordering en de rechtspleging inzake Douane en Accijnzen, in tegenstelling met de strafvordering en de strafrechtspleging in het algemeen, geen onafhankelijkheid waarborgen aan de verdachte-geadministreerde, gezien de Administratie der Douanen en Accijnzen fungeert als : - onderzoeker, die naast de opsporing ook eenzijdig, niet tegensprekelijk, het scheikundig labo-onderzoek en het boekhoudkundig onderzoek uitvoert, waarvan de resultaten van aard zijn dat de tenlastelegging staat of valt; - vervolgende partij en - ten overvloede, belanghebbende, begunstigde van de rechten te kwijten door de vervolgde partij ».
Die zaak is ingeschreven onder nummer 1645 van de rol van het Hof en werd samengevoegd met de zaken met rolnummers 1447 en 1623.
De griffier, L. Potoms.