Etaamb.openjustice.be
Arrest Van Het Grondwettelijk Hof
gepubliceerd op 16 januari 1999

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij elk van de arresten nrs. 76.503 en 76.502 van 20 oktober 1998 in zake T. Kelchtermans, de Vlaamse Gemeenschap, het Vlaamse Gewest en de Vlaams « 1. Schendt artikel 4bis van de wet van 4 juli 1989, zoals ingevoegd bij de artikelen 1 en 2 van d(...)

bron
arbitragehof
numac
1999021005
pub.
16/01/1999
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

ARBITRAGEHOF


Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij elk van de arresten nrs. 76.503 en 76.502 van 20 oktober 1998 in zake T. Kelchtermans, de Vlaamse Gemeenschap, het Vlaamse Gewest en de Vlaamse Regering en in zake H. Weckx, de Vlaamse Gemeenschap, het Vlaamse Gewest en de Vlaamse Regering tegen de Belgische Staat, waarvan de expedities ter griffie van het Arbitragehof zijn ingekomen op 4 en 5 november 1998, heeft de Raad van State de volgende prejudiciële vragen gesteld : « 1. Schendt artikel 4bis van de wet van 4 juli 1989, zoals ingevoegd bij de artikelen 1 en 2 van de wet van 12 juli 1994 betreffende de controle op de voor het publiek bestemde mededelingen en voorlichtingscampagnes van de overheid, geïnterpreteerd in de zin dat de Controlecommissie geen rechtbank of administratief rechtscollege is in de zin van de artikelen 146 of 161 van de Grondwet, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in de mate dat aan een categorie van burgers het recht wordt ontzegd om een geschil dat verband houdt met hun recht om verkozen te worden door een rechterlijke instantie te laten beslechten ? 2. Schendt artikel 14 van de gecoördineerde wetten op de Raad van State luidens welk de afdeling Administratie van de Raad van State uitspraak doet "bij wijze van arresten, over de beroepen tot nietigverklaring (...) tegen de administratieve beslissingen in betwiste zaken", geïnterpreteerd in die zin dat de Raad van State niet bevoegd is om kennis te nemen van beroepen gericht tegen de jurisdictionele beslissingen van administratieve rechtscolleges die ressorteren onder de wetgevende macht - meer bepaald voor wat betreft de jurisdictionele beslissingen van de Controlecommissie betreffende de financiering en de boekhouding van de politieke partijen, wanneer deze uitspraak doet krachtens artikel 4bis van de wet van 4 juli 1989, zoals ingevoegd bij de artikelen 1 en 2 van de wet van 12 juli 1994 betreffende de controle op de voor het publiek bestemde mededelingen en voorlichtingscampagnes van de overheid, in de mate dat wordt aangenomen dat de Controlecommissie is te beschouwen als een orgaan dat onder de wetgevende macht ressorteert -, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet omdat aldus aan een categorie van rechtsonderhorigen het recht wordt ontzegd om een geschil dat verband houdt met hun recht om verkozen te worden door de Raad van State te laten beslechten ? 3. Schendt artikel 14 van de gecoördineerde wetten op de Raad van State luidens welk de afdeling Administratie van de Raad van State uitspraak doet "bij wijze van arresten, over de beroepen tot nietigverklaring (...) tegen de akten en reglementen van de onderscheiden administratieve overheden", geïnterpreteerd in die zin dat de Raad van State niet bevoegd is om kennis te nemen van beroepen gericht tegen de bestuurshandelingen van organen die ressorteren onder de wetgevende macht - meer bepaald voor wat betreft de bestuursbeslissingen van de Controlecommissie betreffende de financiering en de boekhouding van de politieke partijen, wanneer deze uitspraak doet krachtens artikel 4bis van de wet van 4 juli 1989, zoals ingevoegd bij de artikelen 1 en 2 van de wet van 12 juli 1994 betreffende de controle op de voor het publiek bestemde mededelingen en voorlichtingscampagnes van de overheid, in de mate dat wordt aangenomen dat de Controlecommissie is te beschouwen als een orgaan dat onder de wetgevende macht ressorteert -, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet omdat aldus aan een categorie van rechtsonderhorigen het recht wordt ontzegd om een beroep tot nietigverklaring in te stellen tegen de categorie van bestuurshandelingen die door de wetgevende macht of haar organen worden gesteld ? » Die zaken zijn ingeschreven onder de nummers 1457 en 1461 van de rol van het Hof en zijn samengevoegd.

De griffier, L. Potoms.

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij vonnis van 24 november 1998 in zake de de Belgische Staat tegen A. Brost en I. Guns, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 3 december 1998, heeft de Rechtbank van eerste aanleg te Mechelen de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schenden de artikelen 189, 192, 197 en 199 van het Wetboek der Registratie-, Hypotheek- en Griffierechten de artikelen 10 en 11 van de Belgische Grondwet in samenhang gelezen met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, doordat zij de gelijkheid schenden tussen rechtsonderhorigen in zoverre de toepassing van de voormelde artikelen 189, 192, 197 en 199 van het Wetboek der Registratie-, Hypotheek- en Griffierechten ertoe leidt dat een rechterlijke uitspraak definitief bepaald wordt door het advies van (een) deskundige(n) en dat de rechtsonderhorigen betrokken in de procedures bedoeld door voormelde bepalingen niet beschikken over dezelfde rechten bij de inleiding en de behandeling van het geschil als andere rechtsonderhorigen, onder meer en in het bijzonder de onafhankelijkheid van de rechterlijke uitspraak en de dubbele aanleg ? » Die zaak is ingeschreven onder nummer 1479 van de rol van het Hof.

De griffier, L. Potoms.

^