gepubliceerd op 05 januari 1999
Arrest nr. 139/98 van 16 december 1998 Rolnummer 1277 In zake : het beroep tot vernietiging van artikel 47decies, § 2, van het decreet van het Vlaamse Gewest van 2 juli 1981 betreffende het beheer van afvalstoffen, ingevoegd bij artikel Het Arbitragehof, samengesteld uit de voorzitters L. De Grève en M. Melchior, en de rechters P. (...)
ARBITRAGEHOF
Arrest nr. 139/98 van 16 december 1998 Rolnummer 1277 In zake : het beroep tot vernietiging van artikel 47decies, § 2, van het decreet van het Vlaamse Gewest van 2 juli 1981 betreffende het beheer van afvalstoffen, ingevoegd bij artikel 2 van het decreet van 20 december 1989 houdende bepalingen tot uitvoering van de begroting van de Vlaamse Gemeenschap, ingesteld door de Ministerraad.
Het Arbitragehof, samengesteld uit de voorzitters L. De Grève en M. Melchior, en de rechters P. Martens, G. De Baets, E. Cerexhe, A. Arts en R. Henneuse, bijgestaan door de griffier L. Potoms, onder voorzitterschap van voorzitter L. De Grève, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van het beroep Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 16 januari 1998 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 19 januari 1998, heeft de Ministerraad, Wetstraat 16 te 1000 Brussel, beroep tot vernietiging ingesteld van artikel 47decies, § 2, van het decreet van het Vlaamse Gewest van 2 juli 1981 betreffende het beheer van afvalstoffen, ingevoegd bij artikel 2 van het decreet van 20 december 1989 houdende bepalingen tot uitvoering van de begroting van de Vlaamse Gemeenschap (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 30 december 1989), op grond van artikel 4, 2°, van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof.
II. De rechtspleging Bij beschikking van 19 januari 1998 heeft de voorzitter in functie de rechters van de zetel aangewezen overeenkomstig de artikelen 58 en 59 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof.
De rechters-verslaggevers hebben geoordeeld dat er geen aanleiding was om artikel 71 of 72 van de organieke wet toe te passen.
Van het beroep is kennisgegeven overeenkomstig artikel 76 van de organieke wet bij op 10 maart 1998 ter post aangetekende brieven.
Het bij artikel 74 van de organieke wet voorgeschreven bericht is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 13 maart 1998.
Bij beschikking van 30 juni 1998 heeft het Hof de termijn waarbinnen het arrest moet worden gewezen, verlengd tot 16 januari 1999.
Bij beschikking van 18 november 1998 heeft het Hof de zaak in gereedheid verklaard en de dag van de terechtzitting bepaald op 9 december 1998.
Van die beschikking is kennisgegeven aan de Ministerraad en zijn advocaat bij op 19 november 1998 ter post aangetekende brieven.
Op de openbare terechtzitting van 9 december 1998 : - is verschenen : Mr. P. Callens, advocaat bij de balie te Brussel, voor de Ministerraad; - hebben de rechters-verslaggevers G. De Baets en P. Martens verslag uitgebracht; - is de voornoemde advocaat gehoord; - is de zaak in beraad genomen.
De rechtspleging is gevoerd overeenkomstig de artikelen 62 en volgende van de organieke wet, die betrekking hebben op het gebruik van de talen voor het Hof.
III. In rechte 1. Artikel 47decies, § 2, van het decreet van het Vlaamse Gewest van 2 juli 1981 betreffende het beheer van afvalstoffen, ingevoegd bij artikel 2 van het decreet van 20 december 1989 houdende bepalingen tot uitvoering van de begroting van de Vlaamse Gemeenschap, dat het voorwerp is van het beroep tot vernietiging, luidt : « Binnen een termijn van dertig dagen na betekening van het dwangbevel kan de heffingsplichtige bij gerechtsdeurwaardersexploot een met redenen omkleed verzet doen, houdende dagvaarding van het Vlaamse Gewest, bij de rechtbank van eerste aanleg van het arrondissement, waar de standplaats van de ambtenaar die het dwangbevel heeft uitgevaardigd gevestigd is. Hiertoe kiest het Vlaamse Gewest woonplaats bij de OVAM. » 2. Het beroep tot vernietiging is ingesteld door de Ministerraad op grond van artikel 4, 2°, van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, dat luidt : « Voor de Ministerraad of voor de Regering van een Gemeenschap of van een Gewest staat een nieuwe termijn van zes maanden open voor het instellen van een beroep tot vernietiging tegen een wet, een decreet of een in artikel 26bis [thans 134] van de Grondwet bedoelde regel, wanneer : 2° het Hof, uitspraak doende op een prejudiciële vraag, verklaard heeft dat die wet, dat decreet of die in artikel 26bis [thans 134] van de Grondwet bedoelde regel een van de in artikel 1 bedoelde regels of artikelen van de Grondwet schendt.De termijn gaat in op de datum van de kennisgeving van het door het Hof gewezen arrest aan, al naar het geval, de Eerste Minister en aan de voorzitters van de Regeringen; ». 3. In zijn arrest nr.46/97 van 14 juli 1997 heeft het Hof voor recht gezegd dat voormeld artikel 47decies, § 2, de regels schendt die door of krachtens de Grondwet zijn vastgesteld voor het bepalen van de onderscheiden bevoegdheden van de Staat, de gemeenschappen en de gewesten, door te bepalen dat de heffingsplichtige van een milieuheffing verzet kan doen tegen een hem betekend dwangbevel bij de rechtbank van eerste aanleg van het arrondissement waar de standplaats van de ambtenaar die het dwangbevel heeft uitgevaardigd, gevestigd is.
Dat arrest was inzonderheid gestoeld op de overweging dat de omschrijving van de bevoegdheden van de rechtbanken op grond van artikel 19, § 1, eerste lid, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980, zoals dat artikel was gesteld op het tijdstip waarop de in het geding zijnde bepaling was aangenomen, gelezen in samenhang met het toenmalige artikel 94 van de Grondwet tot de uitsluitende bevoegdheid van de federale wetgever behoorde. De decreetgever kon derhalve te dien aanzien geen bepalingen uitvaardigen, zelfs niet wanneer die bepalingen slechts de bevestiging van bestaande bevoegdheden van een bepaalde rechtbank zouden inhouden en wanneer de federale wetgever soortgelijke bevoegdheden aan die rechtbank zou hebben toegewezen. 4. Op grond van hetgeen voorafgaat, besluit het Hof dat het beroep tot vernietiging gegrond is. Om die redenen, het Hof vernietigt artikel 47decies, § 2, van het decreet van het Vlaamse Gewest van 2 juli 1981 betreffende het beheer van afvalstoffen, ingevoegd bij artikel 2 van het decreet van 20 december 1989 houdende bepalingen tot uitvoering van de begroting van de Vlaamse Gemeenschap.
Aldus uitgesproken in het Nederlands, het Frans en het Duits, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, op de openbare terechtzitting van 16 december 1998.
De griffier, L. Potoms.
De voorzitter, L. De Grève.