Etaamb.openjustice.be
Arrest Van Het Grondwettelijk Hof
gepubliceerd op 13 november 1998

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij arrest nr. 74.935 van 3 juli 1998 in zake R. Osier tegen de Vlaamse Gemeenschap en de Autonome Raad voor het Gemeenschapsonderwijs, waarvan de 1. « Schendt artikel 88, 5°, van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bep(...)

bron
arbitragehof
numac
1998021440
pub.
13/11/1998
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

ARBITRAGEHOF


Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij arrest nr. 74.935 van 3 juli 1998 in zake R. Osier tegen de Vlaamse Gemeenschap en de Autonome Raad voor het Gemeenschapsonderwijs, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 16 juli 1998, heeft de Raad van State de volgende prejudiciële vragen gesteld : 1. « Schendt artikel 88, 5°, van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het Gemeenschapsonderwijs het in de artikelen 10, 11 en 24, § 4, van de Grondwet vervatte gelijkheidsbeginsel, doordat het het ontslag voor personeelsleden van het Vlaamse gemeenschapsonderwijs voorschrijft, terwijl een gelijkaardige bepaling voor het personeel van het gesubsidieerd onderwijs en van de Franse Gemeenschap ontbreekt ? » 2.« Schendt artikel 88, 5°, van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het Gemeenschapsonderwijs het in de artikelen 10, 11 en 24, § 4, van de Grondwet vervatte gelijkheidsbeginsel, doordat geen onderscheid of ruimte voor onderscheid wordt gemaakt tussen enerzijds personeelsleden waarvan het vastgestelde onvoldoende presteren niet kan worden geremedieerd door de betrokkene weder tewerk te stellen in een ander ambt en anderzijds personeelsleden waarvan niet zonder meer uit te sluiten valt dat zij in een ander ambt voldoende zouden presteren en zouden bijdragen tot een kwaliteitsvolle dienstverlening ? ».

Die zaak is ingeschreven onder nummer 1376 van de rol van het Hof.

De griffier, L. Potoms.

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij twee arresten van 1 oktober 1998 in zake de n.v. Georges Behaeghel en Cie, enerzijds, en de n.v. Billiet-Vanlaere, anderzijds, tegen de Belgische Staat, waarvan de expedities ter griffie van het Arbitragehof zijn ingekomen op 7 oktober 1998, heeft het Hof van Beroep te Gent de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 11 van de wet van 1 juli 1983 [tot bekrachtiging van de koninklijke besluiten genomen in uitvoering van artikel 2 van de wet van 2 februari 1982 tot toekenning van bepaalde bijzondere machten aan de Koning] omwille van de bekrachtiging [van artikel 2, § 4, van het koninklijk besluit nr. 149 van 30 december 1982, tot wijziging van het Wetboek van de inkomstenbelastingen inzake investeringsaftrek, meerwaarden en afschrijvingen] de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, doordat die wetsartikelen een retroactieve maatregel inhouden en aldus het rechtsprincipe van de rechtszekerheid schenden dat van toepassing is voor alle burgers, zonder dat daarvoor een objectieve en redelijke rechtvaardiging kan worden aangevoerd ? ».

Die zaken zijn ingeschreven onder de nummers 1425 en 1426 van de rol van het Hof en zijn samengevoegd.

De griffier, L. Potoms.

^