gepubliceerd op 24 oktober 1997
Besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap betreffende de samenstelling en de werking van de Commissie opgericht bij artikel 2 van de wet van 8 februari 1974
30 OKTOBER 1990. Besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap betreffende de samenstelling en de werking van de Commissie opgericht bij artikel 2 van de wet van 8 februari 1974
De Executieve van de Franse Gemeenschap, Gelet op de wet van 8 februari 1974 tot wijziging van het koninklijk besluit van 15 april 1958, gewijzigd door het koninklijk besluit van 10 maart 1965, houdende bezoldigingsregeling van het onderwijzend, wetenschappelijk en daarmee gelijkgesteld personeel van het Ministerie van Openbaar Onderwijs;
Gelet op het protocol van 11 september 1990 houdende de conclusies van de onderhandelingen gevoerd in Sectorcomité X;
Gelet op het akkoord van de Minister-Voorzitter, tot wiens bevoegdheid de ambtenarenzaken behoren, gegeven op 31 mei 1990;
Gelet op het akkoord van de Minister-Voorzitter, tot wiens bevoegdheid de begroting behoort, gegeven op 31 mei 1990;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoordineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wet van 4 juli 1989;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat de bepalingen getroffen met toepassing van artikel 2 van de wet van 8 februari 1974, waardoor de zogenaamde "Commissie De Bondt" in de mogelijkheid wordt gesteld om vast te stellen of het zelfstandig beroep dat door een lid van het onderwijzend personeel wordt uitgeoefend een beroepsactiviteit in beslag neemt, zonder verwijl dienen te worden geactualiseerd;
Op de voordracht van de Minister van Onderwijs en Vorming, Sport, Toerisme en Internationale Betrekkingen en van de Minister van Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek;
Gelet op de beraadslaging van de Executieve van 8 oktober 1990, Besluit :
Artikel 1.De Commissie opgericht bij artikel 2 van de wet van 8 februari 1974 tot wijziging van het koninklijk besluit van 15 april 1958, gewijzigd door het koninklijk besluit van 10 maart 1965, houdende bezoldigingsregeling van het onderwijzend, wetenschappelijk en daarmee gelijkgesteld personeel van het Ministerie van Openbaar Onderwijs, wordt samengesteld als volgt : - een voorzitter en een plaatsvervangend voorzitter, gekozen uit de ambtenaren-generaal van de diensten van de Executieve bevoegd inzake ambtenarenzaken; - vijf werkende leden en vijf plaatsvervangende leden die bekleed zijn met een graad van ten minste rang 13, aangesteld als volgt : - drie werkende leden en hun plaatsvervangers, gekozen uit de ambtenaren van het Ministerie van Onderwijs, Onderzoek en Vorming; - een werkend lid en zijn plaatsvervanger, gekozen uit de ambtenaren van de Diensten van de Executieve van de Duitstalige Gemeenschap; - een werkend lid en zijn plaatsvervanger, gekozen uit de ambtenaren van het Ministerie van Middenstand. - een werkend lid en een plaatsvervangend lid die elk van de vakorganisaties vertegenwoordigd in de Nationale Arbeidsraad vertegenwoordigen.
Art. 2.De voorzitters en de leden worden door de Executieve benoemd voor een vernieuwbare termijn van vier jaar : - de voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter, op de voordracht van de Minister tot wiens bevoegdheid de ambtenarenzaken behoren; - de vijf werkende en plaatsvervangende ambtenaren, op de voordracht van hun respectieve Minister; - de werkende en plaatsvervangende vertegenwoordigers van de vakorganisaties, op de voordracht van die organisaties.
Art. 3.§ 1. De Commissie geeft advies aan de bevoegde Minister over de leden van het personeel van de Franse Gemeenschap en de leden van het door de Franse Gemeenschap gesubsidieerd personeel waarvan de wedde of de weddetoelage ten laste van het Departement is. § 2. De Commissie is ertoe gehouden advies uit te brengen binnen de drie maanden die volgen op de datum van ontvangst van de aanvraag.
Gedurende het eerste werkingsjaar van de Commissie, moet het advies binnen zes maanden worden gegeven. Bij het verstrijken van die termijn, kan de Minister achten dat het advies is uitgebracht.
Art. 4.§ 1. De Commissie beraadslaagt en beslist geldig indien ten minste de helft van de leden aanwezig is. § 2. De adviezen worden gegeven bij meerderheid van de aanwezige leden. Bij staking van stemmen, is de stem van de voorzitter beslissend. § 3. Ieder werkend lid dat verhinderd wordt een vergadering bij te wonen, brengt daar de voorzitter op de hoogte van en verzoekt zijn plaatsvervanger om zitting te houden.
Art. 5.De Commissie wordt bijgestaan door een secretaris en een plaatsvervangend secretaris, die door de Ministers tot wier bevoegdheden het onderwijs behoort, worden benoemd uit de ambtenaren van het Departement; de secretaris en de plaatsvervangend secretaris zijn niet stemgerechtigd.
De Commissie kan om de aanwezigheid van technici verzoeken die de vergaderingen bijwonen, zonder echter stemgerechtigd te zijn.
Art. 6.§ 1. Het personeelslid dat gebruik maakt van het recht dat hij kan genieten krachtens artikel 2 van de wet van 8 februari 1974, moet zijn aanvraag, bij een ter post aangetekend schrijven, indienen binnen de drie maanden die volgen op zijn eerste indiensttreding in het onderwijs. § 2. Gedurende de volgende jaren, dient hij zijn aanvraag, bij een ter post aangetekend schrijven, in binnen dertig dagen na het begin van het schooljaar, of binnen dertig dagen na zijn indiensttreding, indien deze in de loop van het schooljaar geschiedt. § 3. De aanvraag moet alle gegevens omvatten die de Commissie in de mogelijkheid stellen om met kennis van zaken advies uit te brengen alsook alle stukken die het mogelijk maken die gegevens te controleren.
Art. 7.Het personeelslid dat gebruik maakt van het recht dat hij kan genieten krachtens artikel 2 van de wet van 8 februari 1974, moet, indien hij dit aanvraagt, gehoord worden door de Commissie, die over zijn geval advies moet uitbrengen. Het personeelslid kan zich door een raadsman van zijn keuze laten bijstaan.
Art. 8.Het mandaat van de voorzitters en van de leden is onbezoldigd.
Zij hebben recht op de reglementaire vergoedingen voor de reis- en verblijfkosten.
De leden die niet tot de Administratie behoren, zijn gelijkgesteld met ambtenaren van rang 13.
Art. 9.Het koninklijk besluit van 12 oktober 1976 betreffende hetzelfde onderwerp wordt opgeheven.
Art. 10.De Minister van Onderwijs en Vorming, Sport, Toerisme en Internationale Betrekkingen en de Minister van Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek zijn belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 30 oktober 1990.
Vanwege de Executieve van de Franse Gemeenschap : De Minister-Voorzitter van de Executieve van de Franse Gemeenschap, V. FEAUX De Minister van Onderwijs en Vorming, Sport, Toerisme en Internationale Betrekkingen, J.-P. GRAFE De Minister van Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek, Y. YLIEFF