Etaamb.openjustice.be
Plan De Secteur
publié le 18 février 2000

Département de l'Environnement et de l'Infrastructure Plan de secteur Halle-Vilvoorde-Asse. - Fixation définitive du plan de modification partielle du plan de secteur Halle-Vilvoorde-Asse sur le territoire des communes de Asse, Dilbeek, Halle, L Un arrêté du Gouvernement flamand du 10 décembre 1999 fixe définitivement le plan annexé de modific(...)

source
ministere de la communaute flamande
numac
2000035142
pub.
18/02/2000
prom.
--
moniteur
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

MINISTERE DE LA COMMUNAUTE FLAMANDE


Département de l'Environnement et de l'Infrastructure Plan de secteur Halle-Vilvoorde-Asse. - Fixation définitive du plan de modification partielle du plan de secteur Halle-Vilvoorde-Asse sur le territoire des communes de Asse, Dilbeek, Halle, Lennik, Londerzeel, Merchtem, Pepingen, Sint-Pieters-Leeuw et Ternat Un arrêté du Gouvernement flamand du 10 décembre 1999 fixe définitivement le plan annexé de modification partielle de l'arrêté royal du 7 mars 1977 portant fixation du plan de secteur Halle-Vilvoorde-Asse modifié par les arrêtés du Gouvernement flamand des 24 juillet 1991, 30 juillet 1992, 20 janvier 1993, 22 décembre 1994, 22 mars 1995, 13 décembre 1995, 21 décembre 1995, 9 juillet 1996, 15 avril 1997, 7 avril 1998, 23 juillet 1998, 8 juin 1999 et 29 juin 1999, pour des parties des feuilles 23/2, 23/6, 31/1, 31/2, 31/5 et 39/1 telles que comprises dans les annexes 1re à 6 au présent arrêté.

La carte indiquant la situation physique et juridique existante, appartenant aux parties non normatives du plan de secteur précité est comprise dans les annexes 7 à 12 au présent arrêté.

Le ministre flamand ayant l'aménagement du territoire dans ses attributions est chargé de l'exécution du présent arrêté.

Regionale Commissie van Advies voor Ruimtelijke Ordening voor Vlaams-Brabant Vergadering van 11 oktober 1999 - 13 u. 30 m.

Aanwezig : De heer Casaer : ondervoorzitter.

De heren Vanden Bosch, Vervoort, Boogaert, Anthoons, Cornelis, Geers, Vaneerdewegh en Vandemaele: leden.

Mevr. Bom : lid.

Mevr. Van Acker : adjunct-secretaris.

Mevr. Hollants : administratie provincie.

De heer Lehouck: ROHM, Vlaams-Brabant.

Verontschuldigd : De heer De Witte : voorzitter.

De heren Leekens, Schreurs, De Coninck, Baeyens, Vleeschouwers, Swinnen, Van Vaerenbergh, Pardon en Vandezande : leden.

Mevr. Dendas: secretaris.

De vergadering vond plaats in de vergaderzaal van de Bestendige Deputatie, Diestsevest 25, 3000 Leuven. 2. Bespreking van de wijziging van het Gewestplan Halle-Vilvoorde-Asse te Asse, Dilbeek, Halle, Lennik, Londerzeel, Merchtem, Pepingen, Sint-Pieters-Leeuw en Ternat (waterstoftransportleiding). I. Algemene situering Dit ontwerp tot gedeeltelijke wijziging van het boven vermelde gewestplan d.d. 7 maart 1977, beslaat het grondgebied van de gemeenten : Asse, Dilbeek, Halle, Lennik, Londerzeel, Merchtem, Pepingen, Sint-Pieters-Leeuw en Ternat en werd door de Vlaamse regering voorlopig vastgesteld op 19 mei 1998.

Het ontwerp beoogt de verwezenlijking van volgende werken van algemeen belang mogelijk te maken : de aanleg van een waterstoftransportleiding voor het vervoer van waterstof van Antwerpen naar Feluy.

Op het gewestplan is één bestaande afzonderlijke transportleiding aangegeven. Het is de intentie om via deze herziening de afzonderlijke leiding te bestemmen als een bestaande leidingstraat en lokaal, op één enkele plaats (te Merchtem), een nog aan te leggen afzonderlijke transportleiding (welke een afwijking kent t.o.v. de leidingstraat) te voorzien. Zo wordt de aanleg in de toekomst van bijkomende transportleidingen, samen met de voornoemde waterstoftransportleiding mogelijk. De middelste bestaande transportleiding wordt als aslijn genomen voor het intekenen van de bestaande leidingstraat, met enkele kleine afwijkingen.

De feitelijke ligging van de bestaande transportleiding van Antwerpen naar Feluy is niet voor het volledige tracé van Londerzeel tot Halle in overeenstemming met het gewestplan. Het is daarom aangewezen de leidingstraat in te tekenen in overeenstemming met de feitelijke ligging ervan.

II. Openbaar Onderzoek In uitvoering van het artikel 11 van het decreet betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerd op 17 juni 1999, werd het ontwerp een eerste maal onderworpen aan een openbaar onderzoek van 18 december 1998 tot en met 15 februari 1999, doch omwille van een fout in de publicatie van het bericht van onderzoek (het Belgisch Staatsblad had het bericht helemaal niet gepubliceerd) werd het openbaar onderzoek overgedaan van 19 april 1999 tot en met 16 augustus 1999. In het kader van dit onderzoek werden 67 bezwaarschriften ingediend.

Er werden 11 bezwaarschriften ingediend die handelen over een gedeeltelijke gewestplanwijziging van het gewestplan Halle-Vilvoorde-Asse dat reeds definitief werd aanvaard bij ministerieel besluit van de Vlaamse regering van 8 juni 1999 en die dus geen verband hebben met de aanleg van het tracé van pijpleidingen.

Er wordt voorgesteld deze bezwaarschriften niet te weerhouden.

Er werden 50 identieke bezwaarschriften ingediend door de eigenaars van een verkaveling "Olmenpark" gelegen te Sint-Martens-Lennik. Dit bezwaarschrift haalt aan dat de verkaveling werd verleend in 1964 en dus een gekend gegeven was. Bovendien halen zij aan dat de aanleg van de pijpleiding een ernstige waardevermindering van alle bebouwde en onbebouwde percelen in de buurt betekent, dat de oorspronkelijke gevarenzone aanzienlijk wordt uitgebreid, zonder dat van enige vergoeding wordt gesproken, en dat er voldoende ruimte ter beschikking is om deze corridor op te schuiven en in het landbouwgebied te voorzien.

Voorstel van antwoord : « Op het gewestplan Halle-Vilvoorde-Asse koninklijk besluit d.d. 7 maart 1977 werd reeds een zone voor de bestaande leidingstraten in overdruk aangeduid. Het argument van de verleende verkavelingsvergunning had bij de opmaak van dit gewestplan aangehaald moeten worden. De aanpassing die nu wordt uitgevoerd is slechts een kleine verschuiving van deze leidingstraat. Deze aanpassing is een poging om de woonzones zoveel als mogelijk te vermijden. Een voorbeeld hiervan is de verlegging iets noordelijker dan de betreffende verkaveling ter hoogte van Waterhof. De leidingstraat werd verlegd van woonzone naar agrarisch gebied. Ter plaatse van de bestaande verkaveling "Olmenpark" is de globaal "geaccidenteerde" oppervlakte grotendeels gelijk gebleven zoniet verkleind. De breedte van deze zone werd op het gewestplan niet gewijzigd, enkel verlegd. De waarde van de percelen verandert niet ten opzichte van het gewestplan, goedgekeurd in 1977. » Er werden 6 gelijkaardige bezwaarschriften ingediend door eigenaars van percelen, gelegen in de gemeente Lennik en door de actiegroep "Anti-Knal" te Lennik. Bij deze bezwaarschriften worden volgende punten aangehaald : - Het milieueffectenrapport binnen de gevarenzone verbiedt open vuren, vonken en roken en legt een verbod op het aanplanten van bomen binnen deze gevarenzone op. Hierdoor wordt een onduldbare erfdienstbaarheid op de betreffende percelen gecreëerd die een ernstige waardevermindering met zich meebrengt. De eigendom wordt eeuwigdurend gehypothekeerd.

Voorstel van antwoord : « Op het gewestplan Halle-Vilvoorde-Asse koninklijk besluit d.d. 7 maart 1977 werd reeds een zone voor de bestaande leidingstraten in overdruk aangeduid. De aanpassing die nu wordt uitgevoerd is een kleine verschuiving van deze leidingstraat. Deze aanpassing is een poging om de woonzones zoveel als mogelijk te vermijden. De waarde van de percelen verandert niet ten opzichte van het gewestplan goedgekeurd in 1977. » - De ligging van de pijpleiding wordt door de betrokken maatschappij louter ten titel van inlichting meegedeeld waardoor de exacte ligging van de gevarenzone niet kan bepaald worden. Dit betekent een onaanvaardbare aanslag op het gebruiks- en eigendomsrecht van de gebruikte en de aanpalende percelen.

Voorstel van antwoord : « De betrokken maatschappij heeft exacte plannen opgemaakt die momenteel in uitvoering zijn. Wanneer de werken volledig zijn uitgevoerd is er wel degelijk rechtszekerheid wat betreft de ligging.

Bovendien wordt een effectieve zone aangeduid op het gewestplan van 30m breed waarbinnen de leidingstraat zich normaal moet bevinden. » - De aanleg van de pijpleiding betekent een ernstige waardevermindering van alle bebouwde en niet bebouwde percelen in de buurt. De oorspronkelijke gevarenzone wordt uitgebreid zonder dat van enige vergoeding wordt gesproken.

Voorstel van antwoord : « De oorspronkelijke breedte van de leidingstraat wordt met de herziening van het gewestplan niet gewijzigd. Men kan dus niet spreken van een uitbreiding maar enkel van een verlegging. » - De bouwtoelating werd reeds verleend. Is het niet de normale gang van zaken dat de bouwtoelatingen in overeenstemming zijn met het gewestplan en niet omgekeerd? Voorstel van antwoord : « De procedure van openbaar nutverklaring voor de aanleg van de leiding is afgerond. De werken voor de aanleg van een ondergrondse waterstoftransportleiding worden beschouwd als werken van algemeen belang. De bouwvergunning werd verleend door de Vlaamse regering. Het al dan niet verlenen van een bouwvergunning ligt niet binnen de materie van een gewestplanwijziging. » - Het rustig genot van de betreffende eigendommen en de privacy worden gestoord door de onontbeerlijke - wegens het enorm grote gevaar - dagelijkse controles per helikopter.

Voorstel van antwoord : « Het betreft hier het verleggen van een reeds bestaande leidingstraat. De dagelijkse controles per helikopter zijn dus geen nieuw gegeven. » - De kadastrale percelen Afdeling 1 Sectie F nrs. 189a, 163a, 179 en 172a, een volledig omheind domein, werd bij ministerieel besluit d.d. 29 november 1994 bebost met subsidiëring door de overheid. De aanleg van deze pijpleidingen gaat dus gepaard met de verwoesting van ongeveer 12.000 m2 aangelegd bos (inheemse bomen, eik, beuk, es, wilg en hagen).

Voorstel van antwoord : « Indien er effectief aanleiding is tot het betalen van een schadevergoeding dan betreft dit een apart onderdeel. Planschade is echter onmogelijk daar er niets aan de bestemming van het betreffende perceel verandert. » - De pijpleiding vormt niet alleen een aanslag op de eigendommen maar ook op het milieu, temeer daar er nog andere pijpleidingen (propyleen, ethyleen, afgewerkte producten) in dezelfde omgeving zouden liggen, hetgeen in geen enkele van de aankoopakten vermeld staat en ter hypotheekbewaring niet gekend is.

Voorstel van antwoord : « Er zijn inderdaad meerdere leidingen gebundeld in deze leidingstraat. Dit in navolging van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen die streeft naar bundeling van de bestaande pijpleidingen.

De wetgeving omtrent de koopakten beslaat een ander terrein dan deze van een gewestplanwijziging. » - De pijpleidingen lopen doorheen woongebied, natuurgebied, agrarisch waardevol gebied en brongebied.

Voorstel van antwoord : « De pijpleidingen liggen inderdaad binnen woongebied, natuurgebied, agrarisch waardevol gebied en brongebied. Het betreft hier wel een ondergrondse inname. De leidingstraat wordt in overdruk op de bestaande bestemmingen toegevoegd. Op het gewestplan Halle-Vilvoorde-Asse, goedgekeurd in 1977 was deze overdruk reeds aanwezig. Deze wordt nu enkel gedeeltelijk verlegd. » - Alternatieve vervoermiddelen zijn perfect haalbaar en daarenboven veel veiliger (vb. binnenscheepvaart). « In navolging van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen wordt hier gestreefd naar een bundeling van de verschillende pijpleidingen. Het RSV streeft naar een toename van transport van grondstoffen via pijpleidingen, het is een te stimuleren duurzamer alternatief voor het vervoer over de weg. Bovendien wordt een ondergrondse leidingstraat als een veilig transportmiddel beschouwd. » - Alleen reeds in Vlaanderen worden duizenden eigenaars in hun eigendom flagrant gehypothekeerd. Hun leefomgeving wordt onveilig gemaakt door uiterst ontplofbare en ontbrandbare, misschien ook nog giftige stoffen, die, in hun onmiddellijke omgeving, op een diepte variërend van amper 0,50 m tot 1,10 m onder het maaiveld, van Vlaanderen naar Wallonië en vice versa worden vervoerd.

Voorstel van antwoord : « Op het gewestplan Halle-Vilvoorde-Asse koninklijk besluit d.d. 7 maart 1977 werd reeds een zone voor de bestaande leidingstraten in overdruk aangeduid. De aanpassing die nu wordt doorgevoerd is een kleine verschuiving van deze leidingstraat. Deze aanpassing is een poging om de woonzones zoveel als mogelijk te vermijden. De waarde van de percelen verandert niet ten opzichte van het gewestplan goedgekeurd in 1977. » ER WORDT VOORGESTELD GEEN VAN DE INGEDIENDE BEZWAARSCHRIFTEN TE WEERHOUDEN. III. Adviezen - Advies van de Bestendige Deputatie (d.d. 5 augustus 1999).

Gunstig doch stelt voor : daar waar mogelijk de ligging van de pijpleidingen in of nabij woongebieden en dwars door natuurgebied zoveel mogelijk te vermijden. - Advies van de Dienst Ruimtelijke Ordening en Mobiliteit (d.d. 23 september 1999). 1. Algemeen Het tracé voor de te realiseren waterstoftransportleidingen wordt voorzien in parallellisme met de drie bestaande transportleidingen van Antwerpen naar Feluy, met een tussenafstand van twee meter.Dit is in overeenkomst met het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen dat stelt dat bundeling van pijpleidingen zo maximaal moet nagestreefd worden. Op lokaal niveau sluit het tracé op een beperkt aantal plaatsen om technische redenen niet onmiddellijk aan bij de bestaande transportleidingen. Dit brengt echter de globale toepassing van het bundelingsprincipe niet in het gedrang.

De aanleg van een ondergrondse waterstoftransportleiding is van belang voor de economische ontwikkeling van Vlaanderen. Deze leiding staat in voor de koppelingsfunctie van de waterstofnetten in Vlaanderen en Wallonië. Het RSV streeft naar een toename van transport van grondstoffen via pijpleidingen, het is een te stimuleren duurzamer alternatief voor het vervoer over de weg.

De procedure van openbare nutsverklaring voor de aanleg van de leiding met inbegrip van het openbaar onderzoek is afgerond. De bezwaarschriften zijn door de bevoegde instantie weerlegd of opgelost met het oog op de concrete aanleg. De werken voor de aanleg van een ondergrondse waterstoftransportleiding kunnen beschouwd worden als werken van algemeen belang.

Een prioritaire gedeeltelijke wijziging van het gewestplan is verantwoord omdat het aanleggen van een waterstoftransportleiding als werken van algemeen belang kunnen beschouwd worden. De verantwoording voor de herziening van het gewestplan kan bijgetreden worden. 2. Positieve aanpassingen aan de bestaande afzonderlijke leiding. De leidingstraat werd ten noord-westen van Steenhuffel (Meer), verlegd t.o.v. de bestaande afzonderlijke leiding aangeduid op het gewestplan, verder weg van een bestaand woongebied met landelijk karakter.

Ter hoogte van Driehofvelden in Sint-Ulriks-Kapelle ligt de leidingstraat in woongebied met landelijk karakter. De leidingstraat is evenwel verlegd een 30m links zodat ze op dit moment geen bestaande woningen overlapt.

De leidingstraat werd ten noord-westen van Hondzocht, verlegd t.o.v. de bestaande afzonderlijke leiding aangeduid op het gewestplan verder weg van een bestaand bosgebied Eveneens in Hondzocht wijkt de nog nieuw aan te leggen leidingstraat af van de bestaande afzonderlijke leiding aangeduid op het gewestplan.

Terwijl de bestaande afzonderlijke leiding doorgetrokken wordt naar het zuiden toe, wordt de nieuw aan te leggen leidingstraat ingetekend langsheen de E42 (Brussel-Doornik-Rijsel). In functie van een efficiënt ruimtegebruik en om te verhinderen dat de toename van de pijpleidingen de onbebouwde ruimte verder versnippert, wordt vanuit het RSV gevraagd om de leidingstraten zoveel mogelijk te bundelen met bestaande lijninfrastructuren (zoals hoofdwegen). 3. Zones met mogelijke conflictsituaties. Voorafgaandelijk dient te worden vermeld dat volgens de dienst deze opmerkingen weinig kunnen veranderen aan het voorliggend ontwerp van herziening, daar er reeds een openbaar nutsverklaring werd verleend en een bouwvergunning voor de uitvoering van de leidingstraat.

De leidingstraat ligt net binnen de woonuitbreidingsgebieden van Steenhuffel (aan de Kwade Beek) en van Merchtem. De gebruikswaarde van de strook rond de ondergrondse pijpleiding wordt gewijzigd. Omwille van veiligheidsredenen heerst er een bouwverbod. De aanleg van een leidingstraat hypothekeert dit woonuitbreidingsgebied en bemoeilijkt een goede ruimtelijke uitvoering ervan. Het zou wenselijk zijn deze leidingstraten te verleggen naar het aangrenzende agrarisch gebied. In zones voor agrarisch gebied doen zich alleen tijdens de aanleg van de pijpleidingen negatieve ruimtelijke effecten voor, na de aanleg zijn deze negatieve effecten eerder beperkt.

De leidingstraat loopt in Merchtem twee maal dwars door woongebied met landelijk karakter. In Walfergem nabij de Lindendries kruist de leidingstraat het aldaar gelegen landelijk woongebied eveneens. In Schepdaal (Goudveerdegem) en in Sint-Kwintens-Lennik (de vergunde verkaveling d.d. 28 mei 1964 "Olmenpark") raakt de leidingstraat het woongebied met landelijk karakter. Een conflict met de bewoners van de woningen is niet onbestaande. Volgens de dienst is deze leidingstraat op bepaalde plaatsen te verleggen naar het aangrenzend agrarisch gebied. Dit omwille van de eeuwigdurende erfdienstbaarheid die door de aanleg wordt gecreëerd. Bovendien legt het milieueffectenrapport een aantal beperkingen op voor de gronden die binnen de gevarenzone liggen van deze leidingstraat. Het vrij gebruik van verschillende woningen en tuinen wordt hierdoor beknot.

In Mollem wordt de leidingstraat voorzien in natuurgebied ter hoogte van de Molenbeek en in natuurgebied met wetenschappelijke waarde of natuurreservaten ter hoogte van de Bollebeekvliet. Ter hoogte van de Molenhoeve in Sint-Martens-Bodegem (nabij de spoorweg), nabij Pepingen (Zuunbeek) en in Beert (Groebegracht) ligt de leidingstraat eveneens in natuurgebied. De aanleg van de voorziene waterstoftransportleiding loopt dwars door deze zones en zorgt voor een aantasting van dergelijke waardevolle gebieden. Bij de aanleg van deze pijpleiding gaat de bestaande ecologische waarde verloren. Dit druist in tegen het begrip "duurzame ontwikkeling" en strookt niet met de visie van het RSV die het aanwezige groene karakter in Vlaanderen wil bestendigen en versterken.

Ter hoogte van de Zwarte Molen te Sint-Laureins-Berchem ligt de leidingstraat binnen een stortgebied aangeduid op het gewestplan.

Wanneer dit stort reeds gevuld is kunnen zich problemen voordoen betreffende de stabiliteit nodig voor de aan te leggen pijpleidingen.

Wanneer het een nog te ontginnen stort betreft, ontstaat er het probleem dat de aanwezige leidingen een hinder vormen voor het uitgraven van het stortgebied. 4. Besluit In de toekomst toe wordt een belangrijke groei van transport van grondstoffen via pijpleidingen verwacht.Het vervoer via ondergrondse pijpleidingen blijft, ondanks de technische beperkingen, een te stimuleren duurzamer alternatief voor het vervoer over de weg. Het RSV stelt dat bestaande pijpleidingen beter en meervoudig moeten gebruikt worden en dat er ruimte onder de vorm van een bouw- en gebruiksvrije strook als erfdienstbaarheid voor nieuwe pijpleidingen moet voorzien worden. De aanduiding van een leidingenstraat via een herziening van het gewestplan kan bijgevolg positief geadviseerd worden.

Omwille van het reëel veiligheidsrisico wordt ter plaatse van deze ondergrondse pijpleidingen echter een bouwverbod opgelegd. Bovendien geldt volgens het milieueffectenrapport het verbod van het aanplanten van bomen en het maken van open vuren binnen de gevaarzone. Uit het bijgevoegd plan kan niet opgemaakt worden of het volledige tracé al dan niet reeds bestaand is. Hierdoor wordt het moeilijk om te bepalen waar een aanpassing van het tracé nog mogelijk is.

De dienst is van oordeel dat een aantal wijzigingen van de leidingstraat naar inplanting toe dienen doorgevoerd te worden; gezien deze leidingstraat in de toekomst eveneens voor nog bijkomende pijpleidingen zal zorgen. De ligging van pijpleidingen in of nabij woongebieden en dwars door natuurgebied dient zoveel mogelijk vermeden te worden.

In de rand wordt nog vermeld dat aanpassingen wellicht onwaarschijnlijk lijken daar er eerst een openbaar nutsverklaring werd verleend en daarna reeds een bouwvergunning. Nu wordt een wijziging van het gewestplan gevraagd, welke eigenlijk neerkomt op aanpassing van het gewestplan aan de verleende bouwvergunning en dus kan gezien worden als een regularisatie van de bestaande toestand. - Advies van de Dienst Leefmilieu (d.d. 16 september 1999) : De dienst heeft geen opmerkingen bij de ingediende bezwaarschriften op de voorgestelde bestemmingswijzigingen op het gewestplan. De voorziene wijzigingen hebben weinig impact op de aanwezige natuurwaarden.

Bedoelde wijziging is slechts een - weliswaar noodzakelijke - verschuiving van de voorziene leidingstraat. Deze ingreep is niet van die aard dat belangrijke wijzigingen in bestemming en bodemgebruik tegenover de vroegere situatie van kracht worden.

IV. Bespreking Er is geen vertegenwoordiger aanwezig van AROHM, Brussel, om de wijziging verder toe te lichten, doch de heer Lehouck van ROHM, Vlaams-Brabant verklaart dat hij door het hoofdbestuur gevraagd werd de nodige toelichtingen te geven.

Hij benadrukt dat het opzet van deze wijziging vooral is een vierde leiding in te tekenen, die van algemeen belang is verklaard en de bestaande toestand correct in te tekenen aangezien op een aantal plaatsen het bestaande tracé niet overeenstemt met het ingetekende tracé.

Hij wijst er op dat de bouwvergunning reeds verleend werd op basis van het artikel 41 van het Decreet op de ruimtelijke ordening, zoals gecoördineerd op 22 oktober 1996.

Een lid vraagt of het tracé, nu ingetekend op het gewestplan, slechts de bestaande toestand weergeeft of ook andere leidingen nog aangelegd kunnen worden, zonder dat het gewestplan nogmaals gewijzigd dient te worden. De heer Lehouck antwoordt dat het tracé op een veel grotere breedte is uitgetekend dan dat wat nu strikt noodzakelijk is, zodat naar de toekomst toe nog leidingen hier kunnen worden aangelegd. Het was immers de bedoeling, overeenkomstig de principes van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen, hier een leidingstraat te voorzien.

Een lid vraagt wat de consequenties zijn voor de mensen in de buurt.

De heer Lehouck wijst op de erfdienstbaarheden, die gepaard gaan met de aanleg van een leidingstraat, doch benadrukt dat die geen gevolg zijn van de aanduiding op het gewestplan van een leidingstraat, doch een gevolg zijn van de aanwezigheid van de bestaande leidingen in hoofde van de nutsmaatschappijen. Dergelijke erfdienstbaarheden betreffen b.v. het verbod bomen te planten boven de leidingstraat, het verbod vuur te maken binnen een bepaalde afstand van de leidingstraat, het verbod een huis te bouwen boven de leidingstraat, veiligheidsvoorschriften en een erfdienstbaarheid van toegang.

Een lid merkt op dat het merendeel van de bezwaarschriften uitgaan van bewoners van bepaalde wijken en vraagt zich dan ook af of de leidingstraat nu dichter bij deze woongebieden ligt dan voorheen. De heer Lehouck antwoordt dat de leidingstraat zich in tegendeel, daar waar de ligging aangepast is op het plan, eerder verder van de woongebieden bevindt.

Een lid vraagt of de beperkingen die gelden voor waterstofleidingen misschien zwaarder zijn dan voor de andere reeds bestaande leidingen.

De heer Lehouck antwoordt hier negatief op.

Een lid vraagt wat er dient te gebeuren met de waardevermindering van eigendommen ten gevolge van de leidingstraat. De heer Lehouck wijst er op dat dit geen aanleiding geeft tot planschade. De eigenaar zal wel recht hebben op een schadevergoeding, maar dan in het kader van de sectorale wetgeving, verschuldigd door de eigenaar van de leiding.

Een lid vraagt of het tracé van de thans ingetekende 4e leiding bij benadering is aangeduid of opnieuw bij benadering. De heer Lehouck antwoordt dat het huidig plan correct is op de schaal van het gewestplan.

De heer Lehouck wijst er tenslotte op dat er slechts 1 alternatief vervoermiddel voorhanden is en dat is via het water. Om evenwel het transport via het water te kunnen realiseren, zouden er nog een aantal waterwegen bijkomend aangelegd dienen te worden. Hij wijst er ook op dat bij de definitieve vaststelling van deze wijziging, zal nagegaan worden of voor die gedeelten, die effectief onbebouwbaar zijn, een bestemmingswijziging aangewezen is (thv de Kwade Beek).

De leden van de Commissie gaan over tot een bespreking van de bezwaarschriften : Tijdens het openbaar onderzoek, dat plaatsvond van 19 april 1999 tot en met 16 augustus 1999 werden 67 bezwaarschriften ingediend.

Er werden 11 bezwaarschriften ingediend die handelen over een gedeeltelijke gewestplanwijziging van het gewestplan Halle-Vilvoorde-Asse dat reeds definitief werd aanvaard bij ministerieel besluit van de Vlaamse regering van 8 juni 1999 en die dus geen verband hebben met de aanleg van het tracé van pijpleidingen.

Er wordt voorgesteld deze bezwaarschriften niet te weerhouden.

Er werden 50 identieke bezwaarschriften ingediend door de eigenaars van een verkaveling "Olmenpark", gelegen te Sint-Martens-Lennik. Dit bezwaarschrift haalt aan dat de verkaveling werd verleend in 1964 en dus een gekend gegeven was. Bovendien halen zij aan dat de aanleg van de pijpleiding een ernstige waardevermindering van alle bebouwde en onbebouwde percelen in de buurt betekent, dat de oorspronkelijke gevarenzone aanzienlijk wordt uitgebreid, zonder dat van enige vergoeding wordt gesproken, en dat er voldoende ruimte ter beschikking is om deze corridor op te schuiven en in het landbouwgebied te voorzien.

Aan de leden wordt voorgesteld hierop het volgende te antwoorden : « Op het gewestplan Halle-Vilvoorde-Asse koninklijk besluit d.d. 7 maart 1977 werd reeds een zone voor de bestaande leidingstraten in overdruk aangeduid. Het argument van de verleende verkavelingsvergunning had bij de opmaak van dit gewestplan aangehaald moeten worden. Door de huidige aanpassing van het gewestplan, wordt de leidingstraat niet enkel verlegd, doch zal ze ook zorgen voor een bijkomende ruimte-inname. De bedoeling van de aanpassing van het gewestplan was zoveel mogelijk woonzones te vermijden. Een voorbeeld hiervan is de verlegging iets noordelijker dan de betreffende verkaveling ter hoogte van Waterhof. De leidingstraat werd verlegd van woonzone naar agrarisch gebied. Ter plaatse van de bestaande verkaveling "Olmenpark" is de globaal "geaccidenteerde" oppervlakte grotendeels gelijk gebleven, zoniet verkleind. De waarde van de percelen verandert niet ten opzichte van het gewestplan, goedgekeurd in 1977. De verkaveling is op het plan bestaande toestand opgenomen.

Bij de intekening is voor de leidingstraat uitgegaan van de ligging van de bestaande leidingen. De bijkomende waterstofleiding is ten opzichte van de woningen aan de "buitenzijde" geplaatst. Indien schadevergoeding toch verschuldigd is, zal dit niet ten gevolge van de aanduiding op het gewestplan verschuldigd zijn, doch ten gevolge van de sectorale wetgeving, die deze vergoeding wettelijk vastlegt. Deze vergoeding zal verschuldigd zijn door de eigenaar van de leiding. » Er werden 6 gelijkaardige bezwaarschriften ingediend door eigenaars van percelen, gelegen in de gemeente Lennik en door de actiegroep "Anti-Knal" te Lennik. Bij deze bezwaarschriften werden volgende punten aangehaald : 1. Het milieueffectenrapport binnen de gevarenzone verbiedt open vuren, vonken en roken en legt een verbod op het aanplanten van bomen binnen deze gevarenzone op.Hierdoor wordt een onduldbare erfdienstbaarheid op de betreffende percelen gecreëerd die een ernstige waardevermindering met zich meebrengt. De eigendom wordt eeuwigdurend gehypothekeerd.

Aan de leden wordt voorgesteld hierop het volgende te antwoorden : « Op het gewestplan Halle-Vilvoorde-Asse koninklijk besluit d.d. 7 maart 1977 werd reeds een zone voor de bestaande leidingstraten in overdruk aangeduid. Thans wordt de leidingstraat een beetje verlegd en is er een bijkomende ruimte-inname. De waardevermindering is evenwel niet het gevolg van de aanduiding van het tracé op het gewestplan.

Schadevergoeding zal enkel verschuldigd zijn in het kader van de sectorale wetgeving, die de vergoedingen bepaalt, te betalen door de eigenaar van de leiding. Deze vergoeding zal evenredig zijn met de ruimte-inname. Op de opmerkingen m.b.t. de voorschriften van het MER dient door deze Commissie niet geantwoord te worden aangezien ze de exploitatie betreffen en niet de voorschriften van het gewestplan. » 2. De ligging van de pijpleiding wordt door de betrokken maatschappij louter ten titel van inlichting meegedeeld waardoor de exacte ligging van de gevarenzone niet kan bepaald worden.Dit betekent een onaanvaardbare aanslag op het gebruiks- en eigendomsrecht van de gebruikte en aanpalende percelen.

Aan de leden wordt voorgesteld hierop het volgende te antwoorden : « Het is niet juist dat de ligging van de huidige en de toekomstige leidingen onvoldoende gekend is. De leidingstraat is bepaald op basis van de bestaande leidingen (met name de aslijn van de leidingstraat stemt overeen met de middelste van de op dat ogenblik bestaande drie leidingen). Op plaatsen waar de leiding op meer dan twee meter van de bestaande leiding aangelegd wordt, is deze nieuwe leiding als een afzonderlijke aan te leggen leiding aangeduid. Dit is op vijf plaatsen het geval. Deze plaatsen zijn in het besluit opgenomen. Dit is het geval in Merchtem ter hoogte van de kruising met de N211 (kaartblad 23/6), in Asse ter hoogte van Lindendries (Walfergem) (kaartblad 31/2) en in Lennik ter hoogte van Waterhof (Sint-Martens-Lennik) en ter hoogte van de Kleine Vijverselenweg (Gaasbeek) (kaartblad 31/5).

Bovendien is op basis van de bouwvergunning, ondertussen verleend op basis van artikel 41 van het Decreet op de ruimtelijke ordening, zoals gecoördineerd op 22 oktober 1996, ook reeds duidelijkheid over de gedetailleerde ligging van de nieuwe en bestaande leidingen. » 3. De aanleg van een pijpleiding betekent een ernstige waardevermindering van alle bebouwde en niet bebouwde percelen in de buurt.De oorspronkelijke gevarenzone wordt uitgebreid zonder dat van enige vergoeding wordt gesproken.

Aan de leden wordt voorgesteld hierop het volgende te antwoorden : « De oorspronkelijke breedte van de leidingstraat wordt met de herziening van het gewestplan niet gewijzigd, behalve op de 5 reeds aangehaalde plaatsen. Voor die plaatsen, waar er bijkomende ruimte-inname is, zal door de leidingeigenaar een vergoeding verschuldigd zijn, die evenredig is met de ruimte-inname. Deze vergoeding is wettelijk vastgelegd in de sectorale wetgeving. » 4. De bouwtoelating werd reeds verleend.Is het niet de normale gang van zaken dat de bouwtoelatingen in overeenstemming zijn met het gewestplan en niet omgekeerd? Aan de leden wordt voorgesteld hierop het volgende te antwoorden : « De wettelijk voorziene procedure is gevolgd. De bouwvergunning is afgeleverd op basis van het voorlopig vastgestelde gewestplan, overeenkomstig artikel 41 van het Decreet op de ruimtelijke ordening, omdat de werken door de Vlaamse regering van algemeen belang verklaard zijn bij de voorlopige vaststelling. De bouwvergunning bevat geen afwijkingen van het tracé, zoals vastgelegd in het gewestplan. » 5. Het rustig genot van de betreffende eigendommen en de privacy worden gestoord door de onontbeerlijke - wegens het enorm grote gevaar - dagelijkse controles per helikopter. Aan de leden wordt voorgesteld hierop het volgende te antwoorden : « Het betreft hier het verleggen van een reeds bestaande leidingstraat. De dagelijkse controles per helikopter zijn dus geen nieuw gegeven. Dit is trouwens een probleem dat niet onderzocht dient te worden in het kader van een procedure tot wijziging van een gewestplan. Dit is een zaak die immers thuishoort in het kader van de exploitatie. » 6. De kadastrale percelen Afdeling 1, Sectie F nrs.189a, 163a, 179 en 172a, een volledig omheind domein, werd bij ministerieel besluit d.d. 29 november 1994 bebost met subsidiëring door de overheid. De aanleg van deze pijpleidingen gaat dus gepaard met de verwoesting van ongeveer 12 000 m2 aangelegd bos (inheemse bomen, eik, beuk, es, wilg en hagen).

Aan de leden wordt voorgesteld hierop het volgende te antwoorden : « Woongebieden en natuurgebieden dienen inderdaad zoveel mogelijk te worden vermeden. Er dient evenwel telkens afgewogen te worden of door bundeling met bestaande leidingen meer natuur-, landschap- en open-ruimte-waarden gevrijwaard kunnen worden dan door een nieuw autonoom tracé vast te leggen dat zorgt voor bijkomende versnippering van aaneengesloten en/of gave gebieden. Het bundelingsprincipe heeft hier de prioriteit. » 7. De pijpleiding vormt niet alleen een aanslag op de eigendommen maar ook op het milieu, temeer daar er nog andere pijpleidingen (propyleen, ethyleen, afgewerkte producten) in dezelfde omgeving zouden liggen, hetgeen in geen enkele van de aankoopakten vermeld staat en ter hypotheekbewaring niet gekend is. Aan de leden wordt voorgesteld hierop het volgende te antwoorden : « Er zijn inderdaad meerdere leidingen gebundeld in deze leidingstraat. Dit in navolging van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen, dat streeft naar bundeling van de bestaande pijpleidingen.

De boven aangehaalde argumenten dienen evenwel niet onderzocht te worden in de huidige procedure tot wijziging van het gewestplan, doch zullen voldoende onderzocht worden in het MER-rapport, dat in het kader van de milieuprocedure zal opgesteld dienen te worden. Ook de wetgeving omtrent de koopakten beslaat een ander terrein dan deze van een gewestplanwijziging. De melding van erfdienstbaarheden dient in elk geval geregeld te worden door de instrumenterende notaris, voor die kadastrale percelen, die effectief door een erfdienstbaarheid zijn getroffen. » 8. De pijpleidingen lopen doorheen woongebied, natuurgebied, agrarisch waardevol gebied en brongebied. Aan de leden wordt voorgesteld hierop het volgende te antwoorden : « De pijpleidingen liggen inderdaad binnen woongebied, natuurgebied, agrarisch waardevol gebied en brongebied. Het betreft hier wel een ondergrondse inname. De leidingstraat wordt in overdruk op de bestaande bestemmingen toegevoegd. Op het gewestplan Halle-Vilvoorde-Asse, goedgekeurd in 1977 was deze overdruk reeds aanwezig. Deze wordt nu gedeeltelijk verlegd. Het is juist dat deze gebieden zoveel mogelijk vermeden dienen te worden. Anderzijds dient telkens afgewogen te worden of door bundeling met bestaande leidingen meer natuur-, landschap- en open-ruimte-waarden gevrijwaard kunnen worden dan door een nieuw autonoom tracé vast te leggen dat zorgt voor bijkomende versnippering van aaneengesloten en/of gave gebieden. » 9. Alternatieve vervoermiddelen zijn perfect haalbaar en daarenboven veel veiliger (vb.binnenscheepvaart).

Aan de leden wordt voorgesteld hierop het volgende te antwoorden : « In navolging van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen wordt hier gestreefd naar een bundeling van de verschillende pijpleidingen. Het RSV streeft naar een toename van transport van grondstoffen via pijpleidingen, het is een te stimuleren duurzamer alternatief voor het vervoer over de weg. Bovendien wordt een ondergrondse leidingstraat als een veilig transportmiddel beschouwd. De relatie tussen Antwerpen en Feluy wordt op dit ogenblik voor verschillende industriële stoffen gerealiseerd door middel van pijpleidingen. Deze relatie kan niet via binnenvaart gemaakt worden, tenzij na aanleg van een bijkomende waterweg, wat onrealistisch en ruimtelijk niet gewenst is. » 10. Alleen reeds in Vlaanderen worden duizenden eigenaars in hun eigendom flagrant gehypothekeerd.Hun leefomgeving wordt onveilig gemaakt door uiterst ontplofbare en ontbrandbare, misschien ook nog giftige stoffen, die, in hun onmiddellijke omgeving, op een diepte variërend van amper 0,50 m tot 1,10 m onder het maaiveld, van Vlaanderen naar Wallonië en vice versa worden vervoerd. » Aan de leden wordt voorgesteld hierop het volgende te antwoorden : « Op het gewestplan Halle-Vilvoorde-Asse koninklijk besluit d.d. 7 maart 1977 werd reeds een zone voor de bestaande leidingstraten in overdruk aangeduid. De aanpassing die nu wordt doorgevoerd is een kleine verschuiving van deze leidingstraat. Deze aanpassing is een poging om de woonzones zoveel als mogelijk te vermijden. » Er wordt voorgesteld geen van de ingediende bezwaarschriften, in het kader van de huidige procedure, te weerhouden.

Door de Bestendige Deputatie werd een gunstig advies uitgebracht op 5 augustus 1999, doch ze stelde voor daar waar mogelijk de ligging van de pijpleidingen in of nabij woongebieden en dwars door natuurgebied zoveel mogelijk te vermijden.

Aan de leden wordt voorgesteld hierop het volgende te antwoorden : « Het is juist dat zowel woongebieden als natuurgebieden zoveel mogelijk vermeden moeten worden. Anderzijds dient telkens afgewogen te worden of door bundeling met bestaande leidingen meer natuur-, landschap- en open-ruimte-waarden gevrijwaard kunnen worden dan door een nieuw autonoom tracé vast te leggen dat zorgt voor bijkomende versnippering van aaneengesloten en/of gave gebieden. » Aangezien de leden niet in aantal zijn, wordt de stemming over de wijziging van het gewestplan en de antwoorden op de bezwaarschriften uitgesteld tot de vergadering van 15 uur.

De adjunct-secretaris, (get.) A. Van Acker.

De ondervoorzitter, (get.) H. Casaer.

Vergadering van 11 oktober 1999 - 15 u. 00 Aanwezig : De heer Casaer : ondervoorzitter; de heren Vanden Bosch, Vervoort, Boogaert, Anthoons, Cornelis, Geers, Vaneerdewegh en Vandemaele: leden.

Mevr. Bom : lid.

Mevr. Van Acker : adjunct-secretaris.

Mevr. Hollants : administratie provincie.

De heer Lehouck: ROHM, Vlaams-Brabant.

Verontschuldigd : De heer De Witte : voorzitter.

De heren Leekens, Schreurs, De Coninck, Baeyens, Vleeschouwers, Swinnen, Van Vaerenbergh, Pardon en Vandezande : leden.

Mevr. Dendas: secretaris.

De vergadering vond plaats in de vergaderzaal van de Bestendige Deputatie, Diestsevest 25, 3000 Leuven. 2. Advies over de wijziging van het gewestplan Halle-Vilvoorde-Asse te Asse, Dilbeek, Halle, Lennik, Londerzeel, Merchtem, Pepingen, Sint-Pieters-Leeuw en Ternat (waterstoftransportleiding). De commissie adviseert deze wijziging van het gewestplan gunstig en stemt in met de antwoorden op de bezwaarschriften en op het advies van de Bestendige Deputatie, zoals voorgesteld in de vergadering van 11 oktober 1999 van 13 u. 30 m.

De adjunct-secretaris, (get.) A. Van Acker.

De ondervoorzitter, (get.) H. Casaer.

^