Etaamb.openjustice.be
Plan De Secteur
publié le 09 octobre 1998

Département de l'Environnement et de l'Infrastructure Plan de secteur de Louvain. - Fixation définitive du plan de modification partielle du plan de secteur de Louvain sur le territoire de la commune de Louvain Un arrêté du Gouvernement flam Le plan indiquant la situation physique et juridique existante appartenant aux parties non normativ(...)

source
ministere de la communaute flamande
numac
1998036031
pub.
09/10/1998
prom.
--
moniteur
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

MINISTERE DE LA COMMUNAUTE FLAMANDE


Département de l'Environnement et de l'Infrastructure Plan de secteur de Louvain. - Fixation définitive du plan de modification partielle du plan de secteur de Louvain sur le territoire de la commune de Louvain Un arrêté du Gouvernement flamand du 23 juillet 1998 fixe définitivement le plan annexé de modification partielle de l'arrêté royal du 7 avril 1997 portant fixation du plan de secteur de Louvain pour des parties du territoire de Louvain telles qu'indiquées sur les parties de la feuille 32/2, avec prescription urbanistique complémentaire telles que comprises dans les annexes 1re et 2 au présent arrêté.

Le plan indiquant la situation physique et juridique existante appartenant aux parties non normatives du plan de secteur précité est compris dans l'annexe 3 au présent arrêté.

Le Ministre flamand ayant l'aménagement du territoire dans ses attributions est chargé de l'exécution du présent arrêté.

" Regionale Commissie van Advies voor Ruimtelijke Ordening voor Vlaams-Brabant Vergadering van 18 mei 1998, 14 u. 30 m.

Aanwezig : de heer L. De Witte, voorzitter; de heren Vandemaele, Cornelis, Baeyens, L'Homme, Vanden Bosch, Vleeschouwers, Geers, Vaneerdewegh, Boogaerts, Leekens, Dekeyser en Pletinckx : leden Mevr. Denonville : lid;

Mevr. Den Das : secretaris;

Mevr. Van Acker, adjunct-secretaris; de heer Lagast : administratie provincie; de heren David en Foblets : AROHM, Brussel.

Verontschuldigd : De heren De Coninck, Van Vaerenbergh, Casaer, Anthoons, Swinnen, Schreurs, Vervoort, Vandezande en Ottenbourgh;

Mevr. Bom.

De vergadering vond plaats in de vergaderzaal van de Bestendige Deputatie, Diestsevest 25, 3000 Leuven. 1. Verslagen vorige vergadering Er zijn geen opmerkingen op de verslagen d.d. 23/03/1998, 30/03/1998 en 22/04/1998. Een stemming over de verslagen wordt uitgesteld tot de volgende vergadering omdat de leden niet in aantal zijn. 2. Bezwaarschrift 197 op het Gewestplan Leuven 2 De Commissie stelt vast dat ze tijdens de afhandeling van de bezwaarschriften op het gewestplan « Leuven 2 » het bezwaarschrift 197 over het hoofd gezien heeft.Ze wenst alsnog hier een evenwel laattijdig standpunt over in te nemen en vraagt de Vlaamse regering dit standpunt toch in ogenschouw te nemen.

De Commissie meent dat er met het bezwaarschrift, uitgaande van de NV Aquafin, rekening dient gehouden te worden in zoverre bezwaarindiener een aanpassing vraagt voor de voorziene overstortinfrastructuur ter hoogte van Egenhoven, Kapelstraat.

In de voorgestelde wijziging wordt dit gebied integraal opgenomen als natuurgebied rond de Voer, als buffer tussen het Boudewijnpark en het Egenhovenbos.

Aangezien Aquafin voorziet in de uitbouw van een overstort met bergbezinkingsbekken en de sanering van de bestaande overstorten in de Voer, dient hiertoe plaats voorzien te worden.

Het ideale scenario zou zijn dat de voorziene bestemmingswijziging niet in het gedrang komt. Echter door de verbinding van de collector, afkomstig van Terbank is de situering van de rioleringsfrastructuur, het meest aangewezen op deze plaats.

Rekening houdend met de verminderde biologische waarde, door drainage en aanplant van een populierenmonocultuur, stelt de Commissie voor om de nodige oppervlakte met bestemming openbaar nut te behouden voor het realiseren van de rioleringsinfrastructuur. 3. Bespreking van het Gewestplan Leuven 5 (Parkveld) I.Algemene situering Dit ontwerp tot gedeeltelijke wijziging van het boven vermelde gewestplan d.d. 7 april 1997, beslaat het grondgebied van de gemeente Leuven en werd door de Vlaamse regering voorlopig vastgesteld op 27 mei 1997.

Het ontwerp beoogt voornamelijk een regionaal bedrijventerrein met openbaar karakter te creëren, aansluitend bij het bestaand gebied voor ambachtelijke bedrijven, dat op zijn beurt aansluit bij het stedelijk gebied Leuven omdat de huidige ambachtelijjke zone praktisch volzet is en omdat het een vlak terrein is en bijgevolg gepaard gaat met minimale uitrustingskosten.

Daarnaast wordt een agrarisch gebied weerhouden tussen het woongebied en het bedrijventerrein om de open corridor tussen grootschalige open ruimte gebieden (Herveleebos en Abdij van Park en omgeving) als open te bewaren.

Er wordt eveneens een bufferzone aangeduid om de woonzone en het militair domein beter te scheiden en om de daar aanwezige holle weg met zijn landschappelijke en ecologische waarde beter te beschermen.

II. Openbaar onderzoek In uitvoering van het artikel 11 van het decreet betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerd op 22 oktober 1996, werd het ontwerp onderworpen aan een openbaar onderzoek van 8 december 1997 tot en met 5 februari 1998. In het kader van dit onderzoek werden 39 bezwaarschriften ingediend (zie samenvatting in bijlage).

III. Afwijkingen van het originele gewestplan Volgende afwijkingen met het gewestplan Leuven d.d. 7 april 1997 worden doorgevoerd : 3,7 ha woongebied en 15 ha agrarisch gebied worden omgezet in 1,2 ha bufferzone, 1,2 ha agrarisch gebied en 16,3 ha regionaal bedrijventerrein met openbaar karakter.

IV. Adviezen - Advies van de Bestendige Deputatie (d.d. 2 april 1998) Het RSV erkent de noodzaak en differentiatie aan bijkomende bedrijventerreinen en situeert de regionale bedrijventerreinen in de stedelijke gebieden en de eocnomische knooppunten, bij voorkeur aansluitend bij bestaande bedrijvenzones.

Het wijzigen van het gewestplan kadert eveneens in de doelstellingen van de eerste beleidsnota Ruimtelijk Structuurplan Vlaams-Brabant, waar Leuven als een belangrijke Vlaamse economische groeipool wordt aangeduid.

De beleidsnota van het provinciaal structuurplan stelt dat bij de realisatie van nieuwe bedrijventerreinen meer aandacht moet geschonken worden aan het verhogen van de bebouwingsdichtheid door bv. in meerdere lagen te bouwen, de kavelgrootte te beperken, gemeenschappelijke parkeerruimten, enz. Bij de aanleg van het bedrijventerrein en het opstellen van de vereiste BPA's zal hiermee ook rekening moeten gehouden worden.

Ook zal men bij het realiseren van dit terrein de nodige aandacht moeten besteden aan de mogelijke ontlsuitingen via het openbaar vervoer, zeker gelet op de nabijheid van de ijsschaatsbaan, een grootstedelijke recreatieve functie met een hoge mobiliteitsgenererende functie. Er dient tevens vermeden te worden dat de ontsluiting van deze percelen zou gebeuren via de Geldenaakse Baan om zo het links afslaan op deze drukke toegangsweg naar Leuven te vermijden. De ontsluiting gebeurt bij voorkeur via het reeds bestaande aanliggende industrieterrein.

Voorafgaand aan de ontwikkeling van dit gebied, dient de opmaak van een BPA verplicht gesteld te worden, waarin uitdrukkelijk gevraagd wordt om bij de realisatie van deze terreinen een hoge bebouwingsdichtheid na te streven.

De aanvullende stedenbouwkundige voorschriften bij het gewestplan voorzien modaliteiten van aanleg bij de ontwikkeling van het gebied via een BPA. Gunstig voor de creatie van het regionaal bedrijventerrein met openbaar karakter mits de stedenbouwkundige voorschriften de opmaak van een BPA verplicht stellen.

Vanuit de zorg voor het behoud van de open ruimte en het behoud van de leefkwaliteit van de omwonenden, in het kader van het vastleggen van een duurzame ruimtelijke verbinding tussen enerzijds Abdij van 't Park - St. Albrechtuscollege, en anderzijds het militair domein - Heverleebos worden volgende aanpassingen voorgesteld : - het voorgestelde blokje agrarisch gebied ten noorden van de ijsschaatsbaan dient doorgetrokken te worden tot aan de bestaande woningen. Een argument voor het wijzigen van het bestaande woongebied in agrarisch gebied is de gebrekkige ontsluiting van de terreinen. De aanleg van toegangswegen of verkaveling van het gebied dient vermeden te worden om de bestaande open ruimteverbinding maximaal te vrijwaren.

In het GNOP van Leuven wordt deze zone beschouwd als een belangrijke natuurlijke verbinding in de open ruimte. Als maatregel wordt hier o.a. aangehaald : stopzetten van indringing van de bebouwing in het gebied; - om de hinder voor de omwonenden te beperken stelt de dienst voor achter de bestaande bewoning langs de Geldenaaksebaan, ter hoogte van de voorziene bestemmingswijziging, een bufferzone aan te leggen en de bestaande bewoning, tussen de Peugeot-garage « Gewelt » en de toegangsweg tot het transformatorstation om te zetten in woongebied.

Gunstig voor de omzetting van woongebied en agrarisch gebied in bufferzone op voorwaarde dat bovenstaande opmerkingen in aanmerking genomen worden.

V. Bespreking Een lid merkt op dat onderhavige gewestplanwijziging een ernstige ingreep is in de leefbaarheid van de landbouw in de regio en de woonwijk extra zal belasten. Hij vraagt dan ook deze wijziging negatief te adviseren.

Een ander lid stelt dat er bij het opstellen van de ruimtebalans geen rekening is gehouden met de wijzigingen die doorgevoerd worden in Parkveld en Termunckveld en dat de verschillende wijzigingen in hun totaliteit een ongunstige weerslag hebben op de open ruimte.

Een lid merkt op dat de gewestplanwijziging opgestart is in een periode dat het Ruimtelijke Structuurplan Vlaanderen nog niet bestaande was.

Een ander lid antwoordt echter dat dit gebied noodzakelijk is en dat het aansluit op een bestaande KMO-zone. Hij vraagt zich af of er wel andere alternatieven voorhanden zijn.

De Commissie gaat over tot een bespreking van de bezwaarschriften.

Aangezien de leden niet in aantal zijn, wordt een stemming over het plan evenals een stemming over de antwoorden op de bezwaarschriften evenwel uitgesteld tot de volgende vergadering. 4. Bespreking van het Gewestplan Leuven (Termunckveld) I.Algemene situering Dit ontwerp tot gedeeltelijke wijziging van het boven vermelde gewestplan d.d. 7 april 1977, beslaat het grondgebied van de gemeente Leuven en werd door de Vlaamse regering voorlopig vastgesteld op 27 mei 1997.

Het ontwerp beoogt de creatie van een researchpark, bestemd voor de vestiging van bedrijven, instellingen en laboratoria actief in fundamenteel en toegepast wetenschappelijk onderzoek, ontwikkeling en engineering en de ermee samenhangende diensten en kantoren op het niveau van het stedelijk gebied Leuven en in dezelfde omgeving van de universitaire campus.

De redenen hiervoor zijn : - potenties door de aanwezigheid van de KUL en aanverwante instellingen, die zowel een aantrekkingspool als een voedingsbodem kunnen vormen, waardoor hoogwaardige voorzieningen en tewerkstelling kunnen ontstaan, zoals gewenst in de Vlaamse Ruit waartoe Leuven behoort; - de noodzaak om ruimte te voorzien om deze potenties waar te maken en gestructureerd te ontwikkelen; - door de aanleg van infrastructuur en de aanzet van bebouwing is het gebied reeds landschappelijk aangetast en afgescheiden; - een goede ontsluiting via het bestaande kruispunt Boudewijnlaan/Sint-Janbergsesteenweg naar de A2 en de E40; - er is enkel bebouwing aan de rand van het gebied, waarvoor voldoende bufferzone te voorzien is; - de nabijheid van de campus van de KUL en van het geplande wetenschapspark aan de Boudewijnlaan; - een buffer is nodig t.o.v. de bestaande bewoning en om de scheiding Bertem/Leuven te behouden en ter vrijwaring van het karakter van de Termunckdreef als holle weg en groenzone.

II. Openbaar onderzoek In uitvoering van het artikel 11 van het decreet betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerd op 22 oktober 1996, werd het ontwerp onderworpen aan een openbaar onderzoek van 8 december 1997 tot en met 5 februari 1998. In het kader van dit onderzoek werden 260 tijdige bezwaarschriften ingediend en 4 laattijdige (zie samenvatting in bijlage).

III. Afwijkingen van het originele gewestplan Volgende afwijkingen met het gewestplan d.d. 7 april 1997 worden doorgevoerd : 37,6 ha agrarisch gebied en 1,3 ha recreatiegebied worden omgezet in 30,6 ha researchpark en in 8,3 ha bufferzone.

IV. Adviezen - Advies van de Bestendige Deputatie (d.d. 2 april 1998) Gunstig.

Het RSV erkent de noodzaak en differentiatie aan bijkomende bedrijventerreinen en situeert de wetenschapsparken in de stedelijke gebieden, in de buurt van een kenniscentrum (bv. universiteit), waar de toegelaten bedrijven een sterke binding dienen mee te onderhouden.

De ligging van Leuven binnen de Vlaamse Ruit (stedelijk netwerk op internationaal niveau) en de selectie van deze stad als regionaalstedelijk gebied, met de aanwezigheid van universitaire en andere onderzoeksinstellingen en de nabijheid van de « poort » internationale luchthaven Zaventem, maken Leuven tot de meest geschikte locatie voor dergelijk researchpark.

Door de ligging bij de oprit naar de A2 en de nabijheid van de E40 is de ontsluiting naar de internationale poort « luchthaven » Zaventem » en het « Vlaams stedelijk gebied rond Brussel » gunstig.

In uitvoering van het RSV werd het regionaalstedelijk gebied Leuven nog niet afgebakend. Het gebied Termunckveld sluit wel aan bij de bebouwde zone van het regionaal stedelijk gebied Leuven. Volgens het RSV zullen 76 % van de bijkomende bedrijventerreinen gestitueerd worden binnen deze gebieden.

De mogelijke alternatieve inplantingsplaatsen (Philipsterreinen, uitbreiding KUL in Dijlevallei, Kareelveld, Vaartkom) werden geëvalueerd op hun landschappelijke, biologische en ecologische waarde, de ontsluitingmogelijkheden, eventuele hinder voor het omliggend woongebied en de binding met de KUL-instellingen. hieruit bleek dat Termunckveld de meest geschikte inplantingsplaats voor het researchpark is : - de Kanaalzone-Vaartkom is niet realistisch op korte termijn omdat er op korte en middellange termijn geen terreinen zullen vrijkomen in deze zone en enkel een vijftal ha stadeigendom beschikbaar zijn; - in het eigenlijke Vaartkomgebied liggen de beschikbare gronden en terreinen verspreid tussen andere activiteiten zodat de creatie van een aaneengesloten geheel als researchpark onmogelijk is; - de uitbreidingsmogelijkheden van de Arenbergcampus in de Dijlevallei worden omwille van de landschappelijke waarde van het gebied net ingekrompen tot ongeveer de bestaande campus; - het Philipsterrein is beperkt qua omvang (11,5 ha) en zonder uitbreidingsmogelijkheden en de nabijheid van de drukke goederenspoorlijnen kan hinderend werken op labo's met fijne meetapparatuur.

Gelet op het specifiek karakter van het researchpark, namelijk de vestiging van bedrijven, instellingen en laboratoria, actief in fundamenteel en wetenschappelijk onderzoek, ontwikkeling en engineering, is de nabijheid van de universiteit en aanverwante instellingen essentieel. Zo kunnen deze spin-off bedrijven maximaal renderen door de geografische nabijheid van de academische onderzoekscentra en door de veeluvldige menselijke contacten tussen beiden.

Het wijzigen van het gewestplan met het oog op het ontwikkelen van een researchpark ter hoogte van Termunckveld kort aansluitend op het toekomstig te realiseren researchpark langsheen de Bouwdewijnlaan kadert eveneens in de doelstellingen van de eerste beleidsnota Ruimtelijk Structuurplan Vlaams-Brabant waarin gesteld wordt dat in de stad Leuven ruimte vrij gehouden dient te worden voor de ontwikkeling van terreinen voor hoogwaardige activiteiten en functies met een internationale uitstraling. Wel zal men bij het realiseren van dit terrein de nodige anadacht moeten besteden aan de mogelijke openbaar vervoersontsluitingen van dit gebied.

De ontsluiting van het gebied kan alleen gebeuren ter hoogte van het bestaande kruispunt van de Boudewijnlaan met de Sint-Janbergsesteenweg. Een rechtstreekse wegontsluiting naar de Tervuursesteenweg, de Boudewijnlaan of de Sint-Jansbergsesteenweg is, gelet op de aanwezige woonkwaliteiten of de bestaande verkeersstructuur, niet verantwood, bij de opmaak van het uitvoeringsplan zal eveneens bijzondere aandacht besteed moeten worden aan de mogelijkheden het terrein voor de zwakke weggebruiker (fiets, voetganger) bereikbaar te maken.

Men zal evenwel bij de aanleg van het researchpark en het opstellen van de vereiste BPA's, rekening moeten houden met de beleidsnota van het provinciaal structuurplan, dat bij de realisatie van nieuwe bedrijventerreinen pleit voor het verhogen van de bebouwingsdichtheid door bv. in meerdere lagen te bouwen, de kavelgrootte te beperken, gemeenschappelijke parkeerruimten, enz.

Dit gebied vormt door de ligging tussen de A2 en de N264 en het bestaande woongebied van het stedelijk gebied Leuven, een enclave die zowel landschappelijk als functioneel afgescheiden is van de omliggende open ruimte. Door de aanleg van de bufferzones er rond wordt het bestaande woongebied aan de rand van het researchpark afgeschermd en blijft de waardevolle groenzone Termunckdreef bewaard.

De bestaande recreatiezone (camping) verdwijnt zonder compensatie.

De provinciale dienst ruimtelijke ordening voegt er het volgende aan toe : « De aanvullende stedenbouwkundige voorschriften bij het gewestplan voorzien een fasering bij de ontwikkeling van het gebied en modaliteiten van aanleg via een BPA. Het researchkarakter van de potentiële investeerders wordt door de KUL geadviseerd. Er wordt niet duidelijk omschreven wat de precieze criteria zijn en of het advies bindend is. » V. Bespreking Een lid merkt op dat het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen pleit voor het systematisch hergebruiken van verlaten bedrijventerreinen en wijst erop dat de bouwdichtheid op verschillende terreinen te laag ligt. Hij verwijst met dit laatste vooral naar het researchpark in Haasrode. Er is trouwens daar een evenementenhal neergepoot die veel plaats in beslag neemt maar daarnaast weinig arbeidsplaatsen biedt.

Hij wijst er tenslotte op dat het Termunckveld veel te excentrisch gelegen is.

Een ander lid werpt op dat de lage bezettingsgraad van het researchpark te Haasrode het gevolg is van de toen geldende voorschriften zoals afstandsregels e.d. Men tracht thans inderdaad het researchpark te verdichten, voornamelijk door de bestaande bedrijven de kans te geven daar verder uit te breiden. Veel gronden liggen immers achterin, zonder aansluiting met een openbare weg en zijn bijgevolg weinig aantrekkelijk voor nieuwe investeerders. het parkt te Haasrode kan niet tegemoet komen aan de supplementaire behoeften aan ruimte.

Een lid meent echter dat veel gebouwen in het researchpark te Haasrode te laag zijn en dat daar nog verschillende verdiepingen op kunnen. Een verdubbeling van de bouwhoogtes zou reeds voldoende zijn om aan denieuwe behoeften tegemoet te komen.

Een ander lid wijst op de technische moeilijkheden om overal een bouwlaag aan toe te voegen. Hij voegt eraan toe dat voor nieuwe bedrijventerreinen hier wel aandacht aan wordt geschonken en dat gebouwen in de toekomst meer en meer in de hoogte geconcipieerd zullen worden.

Een lid vraagt hoeveel ha extra bedrijventerreinen voorzien worden in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaams-Brabant voor de regio Leuven. De voorzitter antwoordt dat van de 1 300 ha, voorzien in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen, er waarschijnlijk 550-600 ha zullen gaan naar het gewest Leuven, waarvan 150-200 ha te realiseren in de stad Leuven. Het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen erkent zowel de luchthaven van Zaventem als de Leuvense universiteit als motoren voor de economie.

Een lid merkt op dat een groot deel van de bijkomende bedrijventerreinen, voozien in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen, in agrarische zone te realiseren zullen zijn.

Een lid vraagt of het niet beter was te wachten met deze gewestplanwijziging tot de structuurplannen op gemeentelijk en provinciaal vlak opgesteld waren. In antwoord wordt er op gewezen dat een gewestplan reeds eerder opgesteld kan worden, zoals het kadert binnen de filosofie van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen.

Daarenboven zou het wachten teveel tijd is belag nemen terwijl de noden dusdanig zijn dat men binnen 2-3 jaar het terrein zou moeten kunnen aansnijden.

Een lid merkt op dat tijdens de gewestplanwijziging « Leuven 2 » de Commissie een gunstig advies heeft geformuleerd voor de omzetting van Kareelveld van woonuitbreidingsgebied in landschappelijk waardevol agrarisch gebied omwille van de waarde van dit open ruimtegebied tussen de stadsring en de E314 door de aanwezigheid van holle wegen en kleine landschapselementen op relatief korte afstand van de stad. Hij stelt dat diezelfde argumenten ook gelden voor Termunckveld. Indien de Commissie beslist 1,5 km verder van Kareelveld langs dezelfde weg Termunckveld gunstig te adviseren, voert ze geen consequent beleid.

Een lid antwoordt hierop dat de verkeerafwikkeling langs Kareelveld zeer moeilijk was terwijl dit voor Termunckveld veel gemakkelijker is.

Het is daarom dat Termunckveld verkozen wordt.

De voorzitter antwoordt positief op de vraag van een lid of de 50 ha bedrijventerrein die hier bij gecreëerd wordt met de 2 gewestplanwijzigingen (Termunckveld en Parkveld) reeds in rekening gebracht worden in de ruimtebalans van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen.

Een lid merkt op dat het gebied slechts kan gerealiseerd worden met één private partner. De vraag werd dan ook gesteld aan de vertegenwoordiger van AROHM, Brussel of dit juridisch kan.

Een lid merkt op dat uit een studie blijkt dat de reeds bestaande researchparken veel bedrijven huisvesten, die eigenlijk wenig met research bezig zijn. Slechts 16 % van ale bedrijven op researchparken zouden echte « spin-offs » zijn en de andere zouden puur commercieel zijn. Een ander lid antwoordt dat over het research-karakter van potentiële huurders wordt gewaakt door de universiteit, in samenspraak met de stad Leuven. Daarenboven bestaan er geen zuivere research-bedrijven en houden ze zich meestal logischerwijze ook bezig met productie en verkoop. Het eerste lid vreest dat men thans een nieuw researchpark opricht omdat het andere in Haasrode niet werkt.

Men beweert dat dit researchpark te ver gelegen is van de universiteit. Nochtans meent hij dat in deze moderne communicatiemaatschappij de nabijheid bij de universiteit geen doorslaggevend argument kan zijn. Een ander lid voegt hieraan toe dat in ons land een researchpark niet kan werken en dat er mondiaal slechts 2 researchparken zijn, die de naam waardig zijn. Hij heeft dan ook moeite met de benaming researchpark en pleit voor een meer algemene benaming.

De Commissie gaat over tot een bespreking van de bezwaarschriften.

Aangezien de leden niet in aantal zijn, wordt een stemming over het plan evenals een stemming over de antwoorden op de bezwaarschriften evenwel uitgesteld tot de volgende vergadering. 5. Volgende vergadering Onder voorbehoud zal de volgende vergadering plaatsvinden : woensdag 27 mei 1998, 14 u.op de Diestsevest 25.

Voorlopige agenda : - verdere bespreking van het Gewestplan Leuven (Parkveld); - verdere bespreking van het Gewestplan Leuven (Termunckveld); - bespreking van het Gewestplan Leuven (Boortmeerbeek); - bespreking van het Gewestplan Halle-Vilvoorde-Asse; - register der ontwerpers; - varia.

De adjunct-secretaris, De voorzitter, A. Van Acker. L. De Witte.

Antwoord op de bezwaarschriften en adviezen (Leuven 5) Antwoord op : Bezwaarschriften 1, 2, 7, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 15, 16, 17, 18, 19, 20, 21, 22, 23, 24, 25, 26, 28, 30, 31, 33, 34, 35, 36, 37, 38, 39 en 40 : RSV - Het bundelen van de bedrijven in een bedrijvenpark bevordert de herkenbaarheid en de erkenning van het project in zijn totaliteit en voor dergelijke bundeling binnen de stadmuren is er niet voldoende plaats. - Op de bestaande locaties wordt zoveel als mogelijk gestreefd naar een optimale benutting. De beschikbare plaats wordt echter voorbehouden voor de uitbreiding van de reeds aanwezige bedrijven. De ligging van de percelen, ingesloten en nniet grenzend aan een openbare weg, zijn niet aantrekkelijk voor nieuwe investeerders. - De voorgestelde wijzigingen aan het gewestplan Leuven werden ingegeven vanuit de algemene principes van de ruimtelijke ordening.

Het komt de Vlaamse regering toe deze principes vast te leggen en te vertalen. Op het ogenblik van de voorlopige vaststelling van het voorstel tot gewestplanwijziging was het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen nog niet definitief door de Vlaamse regering goedgekeurd.

Wel werden de grote krachtlijnen inzake het ruimtelijk beleid zoals die in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen worden omschreven, als leidraad gebruikt voor het evalueren van de verschillende wijzigingen, daar zij op dat ogenblik aanvaard werden als algemeen geldende principes. Tevens werd op deze wijze getracht een continu beleid te voeren, als overgang naar het definitief goedkeuren van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen. - Het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen voorziet voor Vlaams-Brabant een bijkomend aandeel bedrijventerreinen van + 1 350 ha, waarvan 71 à 76 % te realiseren zijn in de stedelijke gebieden en de (specifieke) economische knooppunten. Leuven dient hiervan als geselecteerd regionaalstedelijk gebied een groot aandeel op zich te nemen. De voorgestelde gewestplanwijziging geeft geen groter aandeel bijkomende bedrijventerreinen dan het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen heeft voorzien.

Opsplitsing : - De opsplitsing van de verschillende gewestplannen voor het grondgebied Leuven is inderdaad vanuit een juridische opportuniteit gebeurd. Gelet evenwel op de quasi gelijktijdigheid van de verschillende lopende procedures, is het toch mogelijk zich een globaal beeld te vormen. De verschillende wijzigingen kaderen wel degelijk is een algemene beleidsvisie. Enkel procedureel zijn de gewestplannen opgesplitst. - Alle wijzigingen aan het gewestplan die dateren van na 1 januari 1994 worden bijgehouden in de ruimteboekhouding. Er kan elk ogenblik een ruimtebalans van opgemaakt worden.

Landbouw : - Het verlies aan landbouwgrond kan niet ontkend worden. Het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen voorziet een bijkomend aandeel bedrijventerreinen met een totale oppervlakte voor Vlaams-Brabant van + 1 350 ha. Daarnaast bakent het gewest in de gewestplannen of in gewestelijke uitvoeringsplannen 750 000 ha agragisch gebied, bestemd voor de beroepslandbouw af.

Open ruimte/milieu : - Door de selctie van Leuven als regionaalstedelijk gebied, worden aan de Leuvense Regio bepaalde ontwikkelingsdoelstellingen opgelegd, ondermeer wat de realisatie van bijkomende bedrijventerreinen betreft.

Het afbakenen van deze gebieden is een delicaat proces waarbij de verschillende belangen ten opzichte van elkaar afgewogen moeten worden. Bij de keuze van nieuwe terreinen opteert het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen ervoor deze te bundelen aansluitend bij de bestaande bedrijventerreinen, en andere activiteitenpolen. - Door de voorgestelde gewestplanwijziging blijft een zeker open ruimte corridor - alhoewel minder breed - tussen de verschillende groenelementen in het gebied behouden. - Het oprichten van gebouwen op militaire domeinen is vrijgesteld van de bouwvergunning zolang het gaat om militair strategische projecten.

Burgerlijke bouwwerken dienen evenwel dezelfde procedure te doorlopen die ook geldt voor alle andere overheidsinstanties. - De zones III van de drinkwatervoorzieningen worden niet op het gewestplan aangeduid. In deze zones geldt geen algemeen bouwverbod, maar dient het advies van de maatschappij die instaat voor de watervoorziening gevraagd te worden, die nagaat of de voorziene activiteiten verenigbaar zijn met de eisen gesteld vanuit te drinkwatervoorziening.

Buffer : - Door de voorziene gewestplanwijziging blijft de aanwezige open ruimte corridor bestaan, alhoewel ze verkleind wordt. - De voorschriften vermelden uitdrukkelijk dat de buffer naar de omliggende gebieden binnen de op het gewestplan aangeduide zone voor regionale bedrijventerreinen met openbaar karakter gerealiseerd moet worden, en dat bij de inrichting van het gebied rekening gehouden zal worden met de natuurlijke en landschappelijke kwaliteiten van het terrein en de onmiddellijke omgeving.

Andere locaties : - De percelen, die eventueel nog beschikbaar zijn in Haasrode worden voorbehouden voor de uitbreiding van de reeds aanwezige bedrijven.

Daarenboven zijn de beschikbare percelen omwille van de ingesloten ligging en gebrek aan aansluiting op een openbare weg, niet aantrekkelijk voor nieuwe investeerders. - De te lage bebouwingsgraad op de bedrijventerreinen is het gevolg van de vroeger gangbare wettelijke verplichtingen, zoals afstandregels en buffers. Het is evenwel moeilijk dit om te keren. Voor toekomstige bedrijventerreinen wordt evenwel gestreefd naar een grotere bouwdichtheid.

Verkeer : - De Commissie meent dat het aangewezen is bij het uitwerken van het bijzonder plan van aanleg de ontsluiting van dit gebied via de N25 prioritair te onderzoeken.

Leefbaarheid : -De voorschriften vermelden uitdrukkelijk dat de buffer naar de omliggende gebieden binnen de op het gewestplan aangeduide zone voor regionale bedrijventerreinen met openbaar karakter gerealiseerd moet worden, en dat bij de inrichting van het gebied rekening gehouden zal worden met de natuurlijke en landschappelijke kwaliteiten van het terrein en de onmiddellijke omgeving.

Democratie/gelijkheid : - De voorschriften vermelden uitdrukkelijk dat de buffer naar de omliggende gebieden binnen de op het gewestplan aangeduide zone voor regionale bedrijventerreinen met openbaar karakter gerealiseerd moet worden, en dat bij de inrichting van het gebied rekening gehouden zal worden met de natuurlijke en landschappelijke kwaliteiten van het terrein en de onmiddellijke omgeving. Onder onmiddellijke omgeving dient ook de woonomgeving te worden verstaan. - Door de voorziene gewestplanwijziging blijft de aanwezige open ruimte corridor bestaan, alhoewel ze verkleind wordt.

Ontbreken : - De opsplitsing van verschillende gewestplannen voor het grondgebied Leuven is inderdaad vanuit een juridische opportuniteit gebeurd. Gelet evenwel op de quasi gelijktijdigheid van de verschillende lopende procedures, is het toch mogelijk zich een globaal beeld te vormen. De verschillende wijzigingen kaderen wel degelijk in een algemene beleidsvisie. Enkel procedureel zijn de gewestplannen opgesplitst. - Het is wenselijk het regionaal bedrijventerrein met openbaar karakter nu al mogelijk te maken via een gewestplanwijziging, ofschoon er misschien nog geen stedelijk landbouwontwikkelingsplan of globale visie op de ruimtelijke ordening voor de stedelijke omgeving en het buitengebied noch een ruimtelijk-economische visie op het tewerkstellingsbeleid uitgewerkt is. De creatie van een regionaal bedrijventerrein is immers volledig in overeenstemming met de principes van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen en wordt er in voorzien.

Stedenbouwkundige voorschriften : - Het opstellen van een bijzonder plan van aanleg is verplichtend gesteld. - De zones III van de drinkwatervoorzieningen worden niet op het gewestplan aangeduid. In deze zones geldt geen algemeen bouwverbod, maar dient het advies van de maatschappij die instaat voor de watervoorziening gevraagd te worden. Het voorschrift vermeld uitdrukkelijk dat bij de inrichting van het gebied rekening gehouden zal worden met de natuurlijke en landschappelijke kwaliteiten van het terrein, de aard van de activiteiten, de omvang van de bebouwing, het architecturaal karakter, de breedte en de wijze van aanleg van de omringende bufferzone. De onverzoenbaarheid tussen de voorziene activiteit en de gewenste waterkwaliteit is een voldoende reden om een mogelijke bouw- of milieuvergunning te weigeren.

Stedenbouwkundig : - Het gewestplan legt slechts bestemmingen vast, en wordt slechts als toetskader voor het verlenen van bouw en/of milieuvergunning gebruikt.

Het gewestplan zelf kan op die wijze zeker niet regulariseren wat niet vergund is. Vermits de ijsschaatsbaan vergund is, hoeft er geen regularisatie doorgevoerd te worden. De specifieke situatie van de ijsschaatspiste kan verder in een BPA geregeld worden.

Bezwaarschrift 3 : - De mogelijkheden met betrekking tot het bekomen van schadevergoeding voor de waardevermindering van een goed door het vastleggen van een uitvoeringsplan, worden opgesomd in artikel 35 van het decreet betreffende de ruimtelijke ordening gecoördineerd op 22 oktober 1996.

Bezwaarschrift 4 en 27 : - De mogelijkheden met betrekking tot het bekomen van schadevergoeding voor de waarvermindering van een goed door het vastleggen van een uitvoeringsplan, worden opgesomd in artikel 35 van het decreet betreffende de ruimtelijke ordening gecoördineerd op 22 oktober 1996. - Het voorliggend ontwerp voorziet een wijziging van de bestemming van woongebied naar agrarisch gebied, wat als een waardevermindering beschouwd wordt. In dit geval kan de geleden planschade vergoed worden.

Bezwaarschriften 5 en 6 : - Het GNOP van de stad Leuven beschouwt dit gebied als een belangrijke natuurlijke verbinding in de open ruimte. - De verkavelingsvergunning waarvan sprake vervalt indien binnen de 5 jaar na afgifte ervan de verkoop of de verhuring voor meer dan negen jaar, de vestiging van een erfpacht- of opstalrecht van ten minste een derde van de kavels niet is geregistreerd.

Antwoord op : Adviezen : Advies van de gemeente Bertem : - Het perceel waarop het bezwaarschrift betrekking heeft, valt buiten de door de Vlaamse regering afgebakende gebieden die in het kader van deze wijziging van het gewestplan worden onderzocht.

Advies van de gemeente Leuven : - De Commissie meent dat het aangewezen is het opstellen van een bijzonder plan van aanleg verplichtend te stellen, gelet op de noodzaak een verkeersafwikkelingsplan uit te werken evenals de aanleg van de bufferzone te concretiseren. - De Vlaamse regering wenst dit gebied te bestemmen als een gebied voor de vestiging van bedrijven met een regionale uitstraling, wat in wezen verschillend is van de bestemming researchpark waarvoor door de Vlaamse regering het gebied Termunckveld is voorzien. - De Regionale Commissie van Advies adviseert de Vlaamse regering het aanvullend stedenbouwkundig voorschrift voor advies aan de Raad van State voor te leggen. - Het voorschrift vermeldt uitdrukkelijk dat bij de inrichting van het gebied rekening gehouden zal worden met de natuurlijke en landschappelijke kwaliteiten van het terrein en de onmiddellijke omgeving, waarbij aandacht besteed zal worden aan het karakter van het terrein, de aarc van de activiteiten, de omvang van de bebouwing, het architecturaal karakter, de breedte en de wijze van aanleg van de omringende bufferzone. De onverzoenbaarheid tussen de voorziene activiteit en de gewenste omgevingskwaliteit kan reeds een voldoende reden zijn om een mogelijke bouw- of milieuvergunning te weigeren. Dit voorschrift en de algemeen geldende bepalingen van de Vlarem wetgeving bieden een voldoende garantie met betrekking tot het behoud van de omgevingskwaliteit dat het bijkomend opleggen van beperkende voorwaarden niet nodig wordt geacht.

Advies van de Bestendige Deputatie : - De Commissie meent dat het aangewezen is het opstellen van een bijzonder plan van aanleg verplichtend te stellen, gelet op de noodzaak een verkeersafwikklingsplan uit te werken evenals de aanleg van de bufferzone te concretiseren. - Bij het uitwerken van het bijzonder plan van aanleg zal de ontsluiting van dit gebied via de N25 prioritair onderzocht worden. - De te lage bebouwingsgraad op de bedrijventerreinen is het gevolg van de vroeger gangbare wettelijke verplichtingen, zoals afstandsregels en buffers. Het is evenwel moeilijk die om te keren.

Voor toekomstige bedrijventerreinen wordt evenwel gestreefd naar een grotere bouwdichtheid. - De voorschriften vermelden uitdrukkelijk dat de buffer naar de omliggende gebieden binnen de op het gewestplan aangeduide zone voor regionale bedrijventerreinen met openbaar karakter gerealiseerd moet worden, en dat bij de inrichting van het gebied rekening gehouden zal worden met de natuurlijke en landschappelijke kwaliteiten van het terrein en de onmiddellijke omgeving. Onder onmiddellijke omgeving dient ook de woonomgeving te worden verstaan. - De problematiek van de bestaande woningen tussen de Peugeot-garage en de toegangsweg tot het transformatorstation zal onderzocht worden bij de uitwerking van het bijzonder plan van aanleg."

^