← Retour vers "Avis prescrit par l'article 74 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 Par deux jugements du 22
février 2024, dont les expéditions sont parvenues au greffe de la Cour le 5 mars 2024, le Tribunal de
police de Flandre orientale, division d'Alost, a p «
1. L'article 42 de la loi du 16 mars 1968 relative à la police de la circulation routière, lu en (...)"
Avis prescrit par l'article 74 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 Par deux jugements du 22 février 2024, dont les expéditions sont parvenues au greffe de la Cour le 5 mars 2024, le Tribunal de police de Flandre orientale, division d'Alost, a p « 1. L'article 42 de la loi du 16 mars 1968 relative à la police de la circulation routière, lu en (...) | Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij twee vonnissen van 22 februari 2024, waarvan de expedities ter griffie van het Hof zijn ingekomen op 5 maart 2024, heeft de Politierechtbank Oost-Vlaanderen, afde « 1. Schendt artikel 42 van de Wet van 16 maart 1968 betreffende de politie over het wegverkeer, sa(...) |
---|---|
COUR CONSTITUTIONNELLE | GRONDWETTELIJK HOF |
Avis prescrit par l'article 74 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 | Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 |
Par deux jugements du 22 février 2024, dont les expéditions sont | januari 1989 Bij twee vonnissen van 22 februari 2024, waarvan de expedities ter |
parvenues au greffe de la Cour le 5 mars 2024, le Tribunal de police | griffie van het Hof zijn ingekomen op 5 maart 2024, heeft de |
de Flandre orientale, division d'Alost, a posé les questions | Politierechtbank Oost-Vlaanderen, afdeling Aalst, de volgende |
préjudicielles suivantes : | prejudiciële vragen gesteld : |
« 1. L'article 42 de la loi du 16 mars 1968 relative à la police de la | « 1. Schendt artikel 42 van de Wet van 16 maart 1968 betreffende de |
circulation routière, lu en combinaison avec l'annexe 6 de l'arrêté | politie over het wegverkeer, samen gelezen met de bijlage 6 bij het |
royal du 23 mars 1998 relatif au permis de conduire, viole-t-il les | K.B. 23.03.1998 betreffende het rijbewijs, de bepalingen over de |
dispositions relatives aux droits et libertés fondamentaux garantis | |
par le titre II de la Constitution (notamment par les articles 10, 11 | fundamentele rechten en vrijheden gewaarborgd in titel II van de |
et 13 de la Constitution) ainsi que l'article 6, paragraphe 1, de la | Grondwet, (met name de artikelen 10, 11 en 13 van de Grondwet) én |
Convention européenne des droits de l'homme et l'article 14, | artikel 6.1 E.V.R.M., art. 14.1 IVBPR, in de interpretatie dat deze |
paragraphe 1, du Pacte international relatif aux droits civils et | |
politiques, dans l'interprétation selon laquelle cette disposition | bepaling de beoordeling van de geestelijke geschiktheid beperkt tot de |
limite l'appréciation de l'aptitude psychique aux affections | aandoeningen specifiek omschreven in de bijlage 6 bij het KB |
spécifiquement décrites dans l'annexe 6 de l'arrêté royal du 23 mars | 23.03.1998 betreffende het rijbewijs, terwijl de lichamelijke |
1998 relatif au permis de conduire, alors que l'aptitude [lire : | geschiktheid [lees : ongeschiktheid] ook kan vastgesteld worden zelfs |
l'inaptitude] physique peut être établie même lorsque l'intéressé | indien de betrokkene voldoet aan de normen dienaangaande uit de |
satisfait aux normes prévues en la matière dans l'annexe précitée ? | voormelde bijlage. |
2. L'article 42 de la loi du 16 mars 1968 relative à la police de la | 2. Schendt artikel 42 van de Wet van 16 maart 1968 betreffende de |
circulation routière, lu en combinaison avec l'annexe 6 de l'arrêté | politie over het wegverkeer, samen gelezen met de bijlage 6 bij het |
royal du 23 mars 1998 relatif au permis de conduire, viole-t-il l'article 3, § 1er, alinéa 2, de la loi relative à l'exercice des professions des soins de santé, coordonnée le 10 mai 2015, les dispositions relatives aux droits et libertés fondamentaux garantis par le titre II de la Constitution (notamment par les articles 10, 11 et 13 de la Constitution) ainsi que l'article 6, paragraphe 1, de la Convention européenne des droits de l'homme et l'article 14, paragraphe 1, du Pacte international relatif aux droits civils et politiques, dans l'interprétation selon laquelle la notion d'inaptitude physique et/ou psychique comporte une dimension médicale et que le tribunal, en constatant l'inaptitude, poserait dès lors un diagnostic ? | K.B. 23.03.1998 betreffende het rijbewijs, artikel 3 § 1, tweede lid Gecoördineerde wet van 10.05.2015 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen, de bepalingen over de fundamentele rechten en vrijheden gewaarborgd in titel II van de Grondwet, (met name de artikelen 10, 11 en 13 van de Grondwet) én artikel 6.1 E.V.R.M., art. 14.1 IVBPR, in de interpretatie dat het begrip lichamelijke en/of geestelijke ongeschiktheid een medische invulling heeft en de rechtbank derhalve bij vaststelling van de ongeschiktheid een diagnose zou stellen. |
3. L'article 42 de la loi du 16 mars 1968 relative à la police de la | 3. Schendt artikel 42 van de Wet van 16 maart 1968 betreffende de |
circulation routière, lu en combinaison avec l'annexe 6 de l'arrêté | politie over het wegverkeer, samen gelezen met de bijlage 6 bij het |
royal du 23 mars 1998 relatif au permis de conduire, viole-t-il les | K.B. 23.03.1998 betreffende het rijbewijs, de bepalingen over de |
dispositions relatives aux droits et libertés fondamentaux garantis | fundamentele rechten en vrijheden gewaarborgd in titel II van de |
par le titre II de la Constitution (notamment par les articles 10, 11 | Grondwet, (met name de artikelen 10, 11 en 13 van de Grondwet), het |
et 13 de la Constitution), le principe général de droit de l'intime | algemeen rechtsbeginsel van de innerlijke overtuiging van de rechter, |
conviction du juge, l'article 32 du titre préliminaire du Code de | art. 32 VTSv én artikel 6.1 E.V.R.M., art. 14.1 IVBPR, in de |
procédure pénale ainsi que l'article 6, paragraphe 1, de la Convention | |
européenne des droits de l'homme et l'article 14, paragraphe 1, du | interpretatie dat deze bepaling de bij beoordeling van de |
Pacte international relatif aux droits civils et politiques, dans | |
l'interprétation selon laquelle cette disposition ne permet d'utiliser | rijgeschiktheid enkel in geval van verslavingsproblematieken toelaat |
le casier judiciaire comme élément de preuve lors de l'appréciation de | het strafregister als bewijselement te gebruiken, doch niet bij andere |
l'aptitude à la conduite qu'en cas de problèmes d'assuétude, et non | |
dans le cas d'autres affections ? | aandoeningen. |
4. L'article 42 de la loi du 16 mars 1968 relative à la police de la | 4. Schendt artikel 42 van de Wet van 16 maart 1968 betreffende de |
circulation routière, lu en combinaison avec l'annexe 6 de l'arrêté | politie over het wegverkeer, samen gelezen met de bijlage 6 bij het |
royal du 23 mars 1998 relatif au permis de conduire, viole-t-il les | K.B. 23.03.1998 betreffende het rijbewijs, de bepalingen over de |
dispositions relatives aux droits et libertés fondamentaux garantis | fundamentele rechten en vrijheden gewaarborgd in titel II van de |
par le titre II de la Constitution (notamment par les articles 10, 11 | Grondwet, (met name de artikelen 10, 11 en 13 van de Grondwet), het |
et 13 de la Constitution), le principe général de droit de l'intime | algemeen rechtsbeginsel van de innerlijke overtuiging van de rechter, |
conviction du juge, l'article 32 du titre préliminaire du Code de procédure pénale ainsi que l'article 6, paragraphe 1, de la Convention européenne des droits de l'homme et l'article 14, paragraphe 1, du Pacte international relatif aux droits civils et politiques, dans l'interprétation selon laquelle cette disposition établit la nécessité de désigner un expert dans le cadre de l'appréciation de l'aptitude à la conduite, sauf en cas de problèmes d'assuétude, lesquels peuvent être prouvés au moyen d'autres éléments ? ». Ces affaires, inscrites sous les numéros 8184 et 8185 du rôle de la Cour, ont été jointes. Le greffier, | art. 32 VTSv én artikel 6.1 E.V.R.M., art. 14.1 IVBPR, in de interpretatie dat deze bepaling bij beoordeling van de rijgeschiktheid de aanstelling van een deskundige noodzakelijk stelt, behoudens bij verslavingsproblematieken die wel middels andere elementen kunnen bewezen worden. ». Die zaken, ingeschreven onder de nummers 8184 en 8185 van de rol van het Hof, werden samengevoegd. De griffier, |
Frank Meersschaut | Frank Meersschaut |