← Retour vers "Avis prescrit par l'article 74 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 Par jugement du 19 septembre
2007 en cause de la SA « Pic Epeiche » contre l'Etat belge, dont l'expédition est parvenue au greffe
de la Cour le 1 er octobre 2007, le « L'article 75, 3°, du CIR/1992 viole-t-il les dispositions
des articles 10, 11 et 172 de la Consti(...)"
Avis prescrit par l'article 74 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 Par jugement du 19 septembre 2007 en cause de la SA « Pic Epeiche » contre l'Etat belge, dont l'expédition est parvenue au greffe de la Cour le 1 er octobre 2007, le « L'article 75, 3°, du CIR/1992 viole-t-il les dispositions des articles 10, 11 et 172 de la Consti(...) | Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 19 september 2007 in zake de NV « Pic Epeiche » tegen de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 1 oktober 2007, « Schendt artikel 75, 3°, van het WIB 1992 de bepalingen van de artikelen 10, 11 en 172 van de Gron(...) |
---|---|
COUR CONSTITUTIONNELLE | GRONDWETTELIJK HOF |
Avis prescrit par l'article 74 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 | Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 |
Par jugement du 19 septembre 2007 en cause de la SA « Pic Epeiche » | Bij vonnis van 19 september 2007 in zake de NV « Pic Epeiche » tegen |
contre l'Etat belge, dont l'expédition est parvenue au greffe de la | de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is |
Cour le 1er octobre 2007, le Tribunal de première instance de Namur a | ingekomen op 1 oktober 2007, heeft de Rechtbank van eerste aanleg te |
posé la question préjudicielle suivante : | Namen de volgende prejudiciële vraag gesteld : |
« L'article 75, 3°, du CIR/1992 viole-t-il les dispositions des | « Schendt artikel 75, 3°, van het WIB 1992 de bepalingen van de |
articles 10, 11 et 172 de la Constitution lorsque : En excluant du bénéfice des dispositions des articles 68 et suivants du CIR/1992 les sociétés qui, en raison de l'exercice de leur activité sociale, ont cédé à un tiers autre qu'une personne physique qui affecte ces immobilisations à la réalisation de bénéfices ou de profits l'usage des immobilisations acquises, il établit une distinction arbitraire et non justifiée raisonnablement et objectivement entre les sociétés qui, bénéficiant des mêmes dispositions, ont cédé à des tiers l'usage des immobilisations qu'elles ont acquises et celles qui ne les ont pas cédées; En excluant du bénéfice des dispositions des articles 68 et suivants du CIR/1992 les sociétés qui, en raison de l'exercice de leur activité sociale, ont cédé à un tiers autre qu'une personne physique qui affecte ces immobilisations à la réalisation de bénéfices ou de profits l'usage des immobilisations acquises, il établit une distinction arbitraire et non justifiée raisonnablement et objectivement entre les sociétés qui, bénéficiant des mêmes dispositions, ont cédé à une personne physique qui affecte ces immobilisations à la réalisation de bénéfices ou de profits et celles qui les ont cédées à un tiers autre qu'une personne physique qui affecte ces immobilisations à la réalisation de bénéfices ou de profits; En admettant que le bénéfice de la déduction pour investissement soit maintenu lorsque l'usage de l'immobilisation est cédé à un tiers, personne physique, qui l'affecte à la réalisation de bénéfices ou de profits, il exclut le bénéfice de la déduction pour investissement lorsque l'usage de l'immobilisation est cédé à une personne morale qui, par hypothèse, l'affecte également à son activité professionnelle, sans justification raisonnable et objective; Il traite de manière identique, sans justification raisonnable et objective, une société qui donne en location une immobilisation à une autre société qui, si elle avait elle-même acquis l'immobilisation aurait pu bénéficier de la déduction pour investissement, et une société qui donne en location une immobilisation à une société qui, si elle avait elle-même acquis l'immobilisation n'aurait pas pu bénéficier de la déduction pour investissement, alors que ces deux sociétés se trouvent dans des situations distinctes ? ». Cette affaire est inscrite sous le numéro 4299 du rôle de la Cour. Le greffier, | artikelen 10, 11 en 172 van de Grondwet wanneer het : door de vennootschappen die, wegens de uitoefening van hun vennootschapsactiviteit, het gebruik van de verkregen vaste activa hebben overgedragen aan een andere derde dan een natuurlijke persoon die die vaste activa gebruikt voor het behalen van winst of baten, uit te sluiten van het voordeel van de bepalingen van de artikelen 68 en volgende van het WIB 1992, een willekeurig en niet redelijk noch objectief verantwoord onderscheid invoert tussen de vennootschappen die dezelfde bepalingen genieten en aan derden het gebruik van de door hen verkregen vaste activa hebben overgedragen, en die welke ze niet hebben overgedragen, door de vennootschappen die, wegens de uitoefening van hun vennootschapsactiviteit, het gebruik van de verkregen vaste activa hebben overgedragen aan een andere derde dan een natuurlijke persoon die die vaste activa gebruikt voor het behalen van winst of baten, uit te sluiten van het voordeel van de bepalingen van de artikelen 68 en volgende van het WIB 1992, een willekeurig en niet redelijk noch objectief verantwoord onderscheid invoert tussen de vennootschappen die dezelfde bepalingen genieten en die een overdracht hebben gedaan aan een natuurlijke persoon die die vaste activa gebruikt voor het behalen van winst of baten en diegene die ze hebben overgedragen aan een andere derde dan een natuurlijke persoon die die vaste activa gebruikt voor het behalen van winst of baten; door aan te nemen dat het voordeel van de investeringsaftrek behouden blijft wanneer het gebruik van de vaste activa wordt overgedragen aan een derde, natuurlijke persoon, die het aanwendt voor het behalen van winst of baten, het voordeel van de investeringsaftrek uitsluit wanneer het gebruik van de vaste activa wordt overgedragen aan een rechtspersoon die, per hypothese, ze eveneens gebruikt voor zijn beroepsactiviteit, zonder redelijke en objectieve verantwoording; een vennootschap die vaste activa verhuurt aan een andere vennootschap die, indien zij de vaste activa zelf had verkregen, de investeringsaftrek zou hebben kunnen genieten, zonder redelijke of objectieve verantwoording op dezelfde wijze behandelt als een vennootschap die vaste activa verhuurt aan een vennootschap die, indien zij de vaste activa zelf had verkregen, de investeringsaftrek niet zou hebben kunnen genieten, terwijl beide vennootschappen zich in onderscheiden situaties bevinden ? ». Die zaak is ingeschreven onder nummer 4299 van de rol van het Hof. De griffier, |
P.-Y. Dutilleux. | P.-Y. Dutilleux. |