Article 1er. Cet article introduit les allocations destinées aux médecins et aux dentistes dans la catégorie « Allocations octroyées d'office ». En effet, ces derniers se trouvent dans une situation spécifique où il existe un écart énorme entre la rémunération qu'ils peuvent obtenir dans le secteur privé ou dans d'autres autorités, d'une part, et la rémunération qui leur est offerte au sein de l'administration fédérale, d'autre part. Après un benchmarking en février 2021, il ressort en effet que le positionnement, en termes de salaire de base, du personnel fédéral en A3 est sept pourcent inférieur à la moyenne du marché pour la fonction de « company doctor » (médecin d'entreprise) - même poids de fonction - dans le secteur privé. Si nous tenons aussi compte du salaire variable, des chèques-repas et des voitures de société, le positionnement tombe à 73 pourcent de la moyenne du marché. Par ailleurs, d'autres services publics ont pris conscience de cette situation. Notamment ils ont mis en place des mécanismes pour assurer en leur sein l'attractivité pour ces emplois spécifiques. Enfin, il faut noter l'existence d'une allocation spécifique pour les médecins de l'Institut national d'assurance maladie-invalidité qui n'exercent pas d'autre d'activité professionnelle que leur fonction au sein de l'institut. Les dentistes se trouvent dans une situation similaire. Ici aussi, les services fédéraux rencontrent de nombreux problèmes lors du recrutement et du maintien en service de ces profils. Afin de garantir que les services fédéraux puissent trouver suffisamment de candidats pour les fonctions essentielles de médecin et de dentiste et puissent garder leurs médecins et dentistes actuels, ce projet crée un système d'allocations pour eux.

Article 2. Cet article actualise l'article 4 de l'arrêté royal du 13 juillet 2017 fixant les allocations et indemnités des membres du personnel de la fonction publique fédérale.

Article 3. Cet article insère au titre II, chapitre II, de l'arrêté royal du 13 juillet 2017 fixant les allocations et indemnités des membres du personnel de la fonction publique fédérale, une section 3/1 qui comprend les articles 20/1 et 20/2. Concrètement, ces dispositions prévoient un système de trois allocations. Le membre du personnel bénéfice le première allocation s'il exerce une fonction pour laquelle le diplôme de médecin est requis. Cette allocation est uniquement liée à la condition qu'il s'agisse d'une fonction pour laquelle le diplôme spécifique de médecin ou de dentiste est requis. Il a droit à une allocation complémentaire liée à certaines conditions. Le membre du personnel bénéficie de la première allocation complémentaire éventuelle si le membre du personnel ne cumule pas sa fonction au sein de la fonction publique avec une autre fonction médicale. Le membre du personnel bénéficie de la deuxième allocation complémentaire éventuelle s'il lui est interdit de cumuler sa fonction avec une autre fonction médicale. Il s'agit d'une interdiction réglementaire ou légale. Actuellement, une telle interdiction de cumul s'applique aux médecins et aux dentistes employés au sein de l'Institut national d'assurance maladie-invalidité. Il n'est pas possible de cumuler les deux allocations complémentaires. Par conséquent, le membre du personnel ne peut prétendre qu'à l'une des deux allocations complémentaires en fonction de sa situation personnelle au sein de son organisation. Tous ces allocation sont payés au prorata en cas de prestations à temps partiel. Cela découle de l'article 4 de l'arrete royal du 13 juillet 2017 fixant les allocations et indemnités des membres du personnel de la fonction publique fédérale. Cela signifie que les allocations seront en tout état de cause liées au paiement du traitement du membre du personnel. Les allocations s'appliquent tant au personnel médecin ou dentiste qui entre en service qu'au personnel déjà en service. Le projet ne fait pas une distinction entre statutaires et contractuels. Chapitre 2. - Dispositions transitoires et finales

Article 4. Premièrement, cet article assure que le médecin-fonctionnaire qui travaille au sein de l'Institut national d'assurance maladie-invalidité peut continuer de bénéficier de ses allocations sous le régime spécifique de l'Institut national d'assurance maladie-invalidité s'il répond aux conditions cumulatives suivantes. 1° Il est entré en service avant le 1er janvier 2025. Cela signifie que cette mesure expirera après cette date. 2° Il est toujours en service au sein de l'Institut national d'assurance maladie-invalidité. Cela signifie que dès qu'il quitte sa fonction au sein de l'Institut national d'assurance maladie-invalidité, il renonce à son octroi. Deuxièmement cet article stipule que le médecin-fonctionnaire qui travaille au sein de l'Institut national d'assurance maladie-invalidité peut choisir de renoncer aux anciennes allocations et donc d'opter pour les nouvelles allocations prévues dans le présent arrêté. Il peut invoquer ce droit d'option une seule fois, quand il est promus au niveau supérieur. Le médecin-fonctionnaire doit faire ce choix au moment où cette promotion prend effet, car le choix des nouvelles allocations s'applique à partir de la date de la promotion. Le droit d'option s'applique au médecin-fonctionnaire de l'Institut national d'assurance maladie-invalidité qui remplit les conditions cumulatives suivantes. 1° Il est entré en service avant le 1er janvier 2025. 2° Il est toujours en service au sein de l'Institut national d'assurance maladie-invalidité. Cela signifie que dès qu'il quitte sa fonction au sein de l'Institut national d'assurance maladie-invalidité, il renonce à son octroi.

Artikel 1. Dit artikel introduceert de toelagen voor artsen en tandartsen onder de categorie "Ambtshalve toegekende toelagen". Zij bevinden zich namelijk in een specifieke situatie waarbij er een enorm verschil is tussen de bezoldiging die zij kunnen verkrijgen in private sector of in andere overheden enerzijds en de bezoldiging die hen binnen de federale overheid wordt aangeboden anderzijds. Na benchmarking in februari 2021 blijkt immers dat de positionering qua basissalaris van de federale personeelsleden in A3 zeven procent lager ligt dan de marktmediaan voor de functie van `Company doctor' (zelfde functiegewicht) in de privésector. Als we ook variabel loon, maaltijdcheques en bedrijfswagen mee in rekening nemen, daalt de positionering tot 73 procent van de marktmediaan. Bovendien zijn andere overheidsdiensten zich bewust van deze situatie. Zij hebben al mechanismen ingevoerd om de aantrekkelijkheid van deze specifieke functies binnen hun diensten te verzekeren. Ten slotte moet worden opgemerkt dat er een specifieke vergoeding bestaat voor artsen van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering die geen andere beroepsactiviteit uitoefenen dan hun functie binnen het instituut. Tandartsen bevinden zich in een gelijkaardige situatie. Ook hier ondervinden de federale diensten veel problemen bij de werving en retentie van deze profielen. Om te garanderen dat de federale overheidsdiensten voor de essentiële functies van arts en tandarts voldoende kandidaten kunnen vinden alsook de huidige artsen en tandartsen kunnen behouden, creëert dit ontwerp voor hun een toelagesysteem .

Artikel 2. Dit artikel actualiseert artikel 4 van het koninklijk besluit van 13 juli 2017 tot vaststelling van de toelagen en vergoedingen van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt.

Artikel 3. Dit artikel voegt in titel II, hoofdstuk II, van het koninklijk besluit van 13 juli 2017 tot vaststelling van de toelagen en vergoedingen van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt, een afdeling 3/1 in dat de artikelen 20/1 en 20/2 bevat. Concreet voorzien deze bepalingen in een systeem van drie toelagen. Het personeelslid geniet de eerste toelage als hij een functie uitoefent waarvoor het diploma van arts of tandarts is vereist. Deze toelage is louter gekoppeld aan de voorwaarde dat het om een functie gaat waarvoor het specifieke diploma van arts of tandarts is vereist. Hij heeft recht op één aanvullende toelage gekoppeld aan bepaalde voorwaarden. Het personeelslid geniet de eerste aanvullende toelage als hij zijn functie binnen het federaal openbaar ambt niet cumuleert met een andere medische functie. Het personeelslid geniet de tweede aanvullende toelage als het verboden is zijn functie te cumuleren met een andere medische functie. Het gaat hier om een reglementair of wettelijk verbod. Momenteel geldt een dergelijk cumulverbod voor artsen en tandartsen tewerkgesteld bij het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering. Er is geen cumulatie mogelijk van beide aanvullende toelagen. Bijgevolg kan het personeelslid enkel aanspraak maken op één van beide aanvullende toelagen afhankelijk van zijn persoonlijke situatie binnen zijn organisatie. Al deze toelagen worden pro rata uitbetaald wanneer het personeelslid deeltijdse prestaties levert. Dit volgt uit artikel 4 van het koninkelijk besluit van 13 juli 2017 tot vastelling van de toelagen en vergoedingen van de persooneelsleden van het federaal openbaar ambt. Dit betekent dat de toelagen hoe dan ook gekoppeld zijn aan de uitbetaling van de wedde van het personeelslid. De toelagen gelden zowel voor arts- en tandartsenpersoneel dat in dienst treedt als het personeel dat al in dienst is. Het ontwerp maakt geen onderscheid tussen statutairen en contractuelen. Hoofdstuk 2. - Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 4. Ten eerste verzekert dit artikel dat de geneesheer-ambtenaar die bij het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering werkt, kan blijven genieten van zijn toelagen onder de specifieke regeling van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering als hij voldoet aan de volgende cumulatieve voorwaarden. 1° Hij is in dienst getreden voor 1 januari 2025. Dit betekent dat deze maatregel na die datum zal uitdoven. 2° Hij is nog steeds in dienst bij het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering. Dit betekent dat zodra hij zijn functie bij het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering verlaat, hij aan zijn recht verzaakt. Ten tweede bepaalt dit artikel dat de geneesheer-ambtenaar die bij het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering werkt, beschikt over een keuzerecht om van de oude toelagen af te stappen en te opteren voor de nieuwe toelagen voorzien in dit besluit. Hij kan zich eenmalig op dit keuzerecht beroepen wanneer hij wordt bevorderd naar het hogere niveau. De geneesheer-ambtenaar dient deze keuze maken op het moment dat deze promotie ingaat, omdat de keuze voor de nieuwe toelagen geldt vanaf de datum van promotie. Het keuzerecht geldt voor de geneesheer-ambtenaar van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering die voldoet aan de volgende cumulatieve voorwaarden. 1° Hij is in dienst getreden voor 1 januari 2025. 2° Hij is nog steeds in dienst bij het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering. Dit betekent dat zodra hij zijn functie bij het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering verlaat, hij aan zijn recht verzaakt.

Article 1er.A l'article 3, alinéa 2, de l'arrêté royal du 13 juillet

Artikel 1.In artikel 3, tweede lid, van het koninklijk besluit van 13

Art. 2.Dans l'article 4, alinéa 1er, du même arrêté, les mots « ,

Art. 2.In artikel 4, eerste lid, van hetzelfde besluit, worden de

Art. 3.Dans le titre II, chapitre Ier, du même arrêté, il est inséré

Art. 3.In titel II, hoofdstuk I, van hetzelfde besluit, wordt een

Art. 20/1.Une allocation de 530,65 euros par mois est octroyée, en

Art. 20/1.Er wordt een toelage van 530,65 euro per maand toegekend

Art. 4.L'agent d'Etat qui exerce une fonction pour laquelle un

Art. 4.De ambtenaar die een functie uitoefent waarvoor het diploma

Art. 5.Le présent arrêté entre en vigueur le premier jour du mois qui

Art. 5.Dit besluit treedt in werking op de eerste dag van de maand na

Art. 6.Nos Ministres sont chargés, chacun en ce qui le concerne, de

Art. 6.Onze Ministers zijn, ieder wat hem betreft, belast met de