Etaamb.openjustice.be
Vue multilingue de Arrêté Du Gouvernement Flamand du 28/01/2000
← Retour vers "Arrêté du Gouvernement flamand réglant l'agrément et le subventionnement de centres de formation pour soignants polyvalents "
Arrêté du Gouvernement flamand réglant l'agrément et le subventionnement de centres de formation pour soignants polyvalents Besluit van de Vlaamse regering tot regeling van de erkenning en de subsidiëring van opleidingscentra voor polyvalente verzorgenden
MINISTERE DE LA COMMUNAUTE FLAMANDE MINISTERIE VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP
28 JANVIER 2000. - Arrêté du Gouvernement flamand réglant l'agrément 28 JANUARI 2000. - Besluit van de Vlaamse regering tot regeling van de
et le subventionnement de centres de formation pour soignants erkenning en de subsidiëring van opleidingscentra voor polyvalente
polyvalents verzorgenden
Le Gouvernement flamand, De Vlaamse regering,
Vu la loi spéciale du 8 août 1990 de réformes institutionnelles, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der
notamment l'article 5, § 1er, II, 1° et 5°; instellingen, inzonderheid op artikel 5, § 1, II, 1° en 5°;
Vu le décret du 29 avril 1997 relatif à la gestion totale de la Gelet op het decreet van 29 april 1997 inzake de kwaliteitszorg in de
welzijnsvoorzieningen;
qualité dans les établissements d'aide sociale; Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de
Vu l'accord du Ministre flamand chargé du Budget, donné le 27 janvier Begroting, gegeven op 27 januari 2000;
2000; Vu les lois sur le Conseil d'Etat, coordonnées le 12 janvier 1973, Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari
notamment l'article 3, § 1er, modifié par les lois des 4 juillet 1989 et 4 août 1996; Vu l'urgence; Considérant qu'il est urgent et nécessaire d'adapter la réglementation et le subventionnement des centres de formation d'aides familiales et seniors à l'évolution des structures, de l'organisation et de la gestion dans le secteur des soins à domicile et des soins résidentiels, afin de mettre en uvre une gestion de la qualité structurée et systématisée ; Sur la proposition du Ministre flamand de l'Aide sociale, de la Santé et de l'Egalité des Chances; Après en avoir délibéré, 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 4 juli 1989 en 4 augustus 1996; Gelet op de dringende noodzakelijkheid; Overwegende dat het dringend en noodzakelijk is de reglementering en subsidiëring van de opleidingscentra voor gezins- en bejaardenhelp(st)ers aan te passen aan de evolutie van structuren, organisatie en management in de sector van de thuiszorg en van de residentiële zorg en om tijdig invulling te kunnen geven aan een gestructureerd en gesystematiseerd kwaliteitsbeleid. Op voorstel van de Vlaamse minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen; Na beraadslaging,
Arrête : Besluit :
CHAPITRE Ier. - Définitions HOOFDSTUK I. - Definities

Article 1er.Au sens du présent décret on entend par :

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :

1° formation : la formation de soignant polyvalent; 1° opleiding : de opleiding tot polyvalent verzorgende;
2° soignant : membre du personnel qui dispense de l'aide et des 2° verzorgende : personeelslid dat hulp- en dienstverlening verstrekt
services dans le domaine des soins personnels, de l'aide ménagère, de op vlak van persoonsverzorging, huishoudelijke hulpverlening,
l'aide psychologique et/ou de l'aide pédagogique ou socio-éducative psychologische ondersteuning en/of algemene (ped)agogische
générale dans le milieu naturel du demandeur d'aide ou dans un ondersteuning in het natuurlijke thuismilieu van de gebruiker of
établissement résidentiel; binnen een residentiële instelling;
3° centre de formation : un centre de formation de soignants 3° opleidingscentrum : een bij dit besluit erkend opleidingscentrum
polyvalents agréé par le présent arrêté; voor polyvalente verzorgenden;
4° enseignants : les personnes attachées au centre de formation qui 4° lesgevers : de personen verbonden aan het opleidingscentrum die de
donnent les cours théoriques et pratiques; theoretische en praktische lessen geven;
5° accompagnateurs : les personnes attachées au centre de formation 5° begeleiders : de personen verbonden aan het opleidingscentrum die
qui accompagnent les apprenants durant les périodes de cours et instaan voor de begeleiding van de cursisten tijdens de lesperiodes en
pendant le stage; tijdens de stage;
6° service d'aide aux familles : les services d'aide aux familles 6° dienst voor gezinszorg : de diensten voor gezinszorg, erkend
agréés conformément au décret du 14 juillet 1988 portant agrément et overeenkomstig het decreet van 14 juli 1998 houdende de erkenning en
subventionnement des associations et des structures d'aide sociale de subsidiëring van verenigingen en welzijnsvoorzieningen in de
dans le cadre des soins à domicile, ainsi qu'à ses arrêtés thuiszorg en zijn uitvoeringsbesluiten;
d'exécution; 7° la commission : la commission consultative d'appel pour les 7° de commissie : de adviserende beroepscommissie inzake gezins- en
questions de la famille et de l'aide sociale visée à l'article 13 du welzijnsaangelegenheden, bedoeld in artikel 13 van het decreet ven 15
décret du 15 juillet 1997 portant création d'un Conseil de la Famille juli 1997, houdende de oprichting van een Gezins- en Welzijnsraad en
et de l'Aide sociale et d'une commission consultative d'appel pour les van een adviserende beroepscommissie inzake gezins- en
questions de la famille et de l'aide sociale; welzijnsaangelegenheden;
8° le Ministre : le membre du Gouvernement flamand ayant l'Assistance 8° de minister : het lid van de Vlaamse regering, bevoegd voor de
aux Personnes dans ses attributions; Bijstand aan Personen;
9° l'Administration : l'administration de la Famille et de l'Aide 9° de administratie : de administratie Gezin en Maatschappelijk
sociale du Ministère de la Communauté flamande. Welzijn van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap.
CHAPITRE II. - La formation de soignant polyvalent HOOFDSTUK II. - De opleiding tot polyvalent verzorgende

Art. 2.§ 1er. La formation vise à former les candidats soignants à

Art. 2.§ 1. De opleiding is erop gericht de kandidaten op te leiden

l'aptitude à dispenser une aide professionnelle et de qualité aussi tot verzorgenden die, zowel in de residentiële als in de
bien dans le secteur résidentiel que dans celui des soins à domicile. thuiszorgsector, kwaliteitsvolle en professionele hulp kunnen bieden.
La formation comprend une épreuve de sélection, 600 heures de cours De opleiding bestaat uit een selectieproef, 600 uren theoretische en
théoriques et pratiques, 600 heures de stage pratique et une épreuve praktische lessen, 600 uren praktijkstage en een bekwaamheidsproef.
d'aptitude. Elle respecte le schéma, le profil de formation et les Zij respecteert het schema, het opleidingsprofiel, en de bijkomende
instructions supplémentaires tels que repris à l'annexe I jointe au richtlijnen zoals opgenomen in bijlage I, gevoegd bij dit besluit.
présent arrêté.
Le centre de formation délivre aux candidats réussis un certificat Het opleidingscentrum levert aan de geslaagde kandidaten een
d'aptitude de soignant polyvalent qui répond au modèle prescrit par le bekwaamheidsattest van polyvalent verzorgende af, dat beantwoordt aan
Ministre. het door de minister voorgeschreven model.
§ 2. Le Ministre peut agréer des formations expérimentales qui § 2. De minister kan op experimentele basis opleidingen erkennen die
dérogent au présent arrêté. Les candidats de ces formations afwijken van dit besluit. Aan de kandidaten van deze experimentele
expérimentales obtiennent également le certificat d'aptitude de opleidingen wordt eveneens het bekwaamheidsattest van polyvalent
soignant polyvalent. verzorgende afgeleverd.
CHAPITRE III. - L'agrément HOOFDSTUK III. - De erkenning
Section 1re. - Les conditions d'agrément Afdeling 1. - De erkenningsvoorwaarden

Art. 3.§ 1er. Pour être agréé ou rester agréé, un centre de formation

Art. 3.§ 1. Om erkend te worden en te blijven moet een

doit remplir les conditions d'agrément suivantes : opleidingscentrum aan de volgende erkenningsvoorwaarden voldoen :
1° être créé comme ou par une association sans but lucratif ou par une 1° opgericht zijn als of door een vereniging zonder winstoogmerk of
personne morale de droit public; een publiekrechtelijke rechtspersoon;
2° être associé à un service d'aide familiale agréée; 2° verbonden zijn aan een erkende dienst voor gezinszorg;
3° organiser des formations répondant au moins aux dispositions de 3° opleidingen organiseren die minstens voldoen aan de bepalingen van
l'article 2; artikel 2;
4° respecter les dispositions du décret du 29 avril 1997 relatif à la 4° voldoen aan de bepalingen van het decreet van 29 april 1997 inzake
gestion de la qualité dans les établissements d'aide sociale; de kwaliteitszorg in de welzijnsvoorzieningen;
5° disposer de personnel dont la compétence est attestée par des 5° over personeel beschikken waarvan de bekwaamheid uit de diploma's
diplômes et/ou par l'expérience; en/of uit de ervaring blijkt;
6° disposer des locaux et de l'équipement matériel nécessaire à 6° over de nodige lokalen en materiële uitrusting beschikken om de
assurer le bon déroulement de la formation; opleiding in gunstige omstandigheden te laten verlopen;
7° assurer la continuité des formations. 7° de continuïteit van de opleidingen verzekeren.
§ 2. Par référence au § 1er, 4°, tout centre de formation agréé rédige § 2. Verwijzend naar § 1, 4°, maakt elk erkend opleidingscentrum een
un manuel de la qualité. kwaliteitshandboek op.
Le manuel de la qualité est un document écrit définissant la politique Het kwaliteitshandboek is een schriftelijk document dat het
de la qualité, fixant les exigences minimales de qualité et décrivant kwaliteitsbeleid vastlegt, de minimale kwaliteitseisen bepaalt, en het
le système de la qualité. kwaliteitssysteem beschrijft.
Le Ministre arrête les exigences minimales auxquelles doivent répondre De minister bepaalt de minimale kwaliteitseisen en de minimale
le manuel de la qualité et le système de la qualité. vereisten waaraan het kwaliteitshandboek en het kwaliteitssysteem
moeten voldoen.
Les services agréés présentent le manuel de la qualité à De erkende opleidingscentra dienen het kwaliteitshandboek bij de
l'administration avant le 1er janvier 2003. administratie in voor 1 januari 2003.
A partir de l'année suivant celle de la présentation du manuel de la Vanaf het jaar dat volgt op het jaar waarin het kwaliteitshandboek
qualité, et pour la première fois en 2004, les centres de formation werd ingeleverd, en voor de eerste keer in het jaar 2004, bezorgen de
agréés transmettent annuellement à l'administration les documents erkende opleidingscentra jaarlijks voor 1 april de volgende documenten
suivants : aan de administratie :
1° la planification de la qualité pour l'année en cours; 1e kwaliteitsplanning voor het lopende jaar;
2° les modifications éventuelles au manuel de la qualité. 2e eventuele wijzigingen aan het kwaliteitshandboek.
Le Ministre fixe les exigences minimales auxquelles doit répondre la De minister bepaalt de minimale vereisten waaraan de
planification de la qualité. kwaliteitsplanning moet voldoen.
§ 3. Par référence au § 1er, 7°, la période entre la fin de la § 3. Verwijzend naar § 1, 7° mag de periode tussen de einddatum van de
dernière formation organisée et le début de la formation suivante ne laatst georganiseerde opleiding en de begindatum van de volgende
peut dépasser 24 mois. opleiding niet meer dan 24 maanden bedragen.
Le Ministre peut autoriser des dérogations à cette disposition sur la Op basis van een gemotiveerde aanvraag kan de minister hierop
base d'une demande motivée. afwijkingen toestaan.
Section 2. - La procédure d'agrément Afdeling 2. - De erkenningsprocedure

Art. 4.L'agrément d'un centre de formation prend toujours effet le 1er

Art. 4.De erkenning van een opleidingscentrum gaat steeds in op 1

janvier d'une année déterminée. Il a une durée indéterminée. januari van een welbepaald jaar en geldt voor onbepaalde tijd.

Art. 5.Un centre de formation ne peut être agréé que :

Art. 5.Een opleidingscentrum kan enkel erkend worden :

1° s'il a introduit à cet effet une demande recevable; 1° als het daartoe een ontvankelijke aanvraag heeft ingediend;
2° en fonction des crédits budgétaires disponibles; 2° afhankelijk van de beschikbare kredieten op de begroting;
3° s'il remplit les conditions d'agrément prescrites à l'article 3. 3° als het voldoet aan de in artikel 3 vermelde erkenningsvoorwaarden.

Art. 6.Pour être recevable, une demande d'agrément doit être

Art. 6.Om ontvankelijk te zijn moet een aanvraag voor erkenning

introduite à l'administration par lettre recommandée entre le 1er tussen 1 januari en 1 april door het opleidingscentrum met een
janvier et le 1er avril et contenir les renseignements et pièces aangetekende brief worden ingediend bij de administratie. Ze moet de
suivants : volgende gegevens en stukken bevatten :
1° le manuel de la qualité, pour toute demande introduite après le 1er 1° het kwaliteitshandboek voor iedere aanvraag die na 1 januari 2003
janvier 2003; wordt ingediend;
2° les pièces faisant apparaître qu'il est satisfait aux conditions 2° stukken waaruit blijkt dat het opleidingscentrum voldoet aan de
d'agrément de l'article 3 et/ou une planification faisant apparaître que ces conditions d'agrément seront remplies pour le 1er janvier de l'année suivant la demande d'agrément; 3° une note de justification.

Art. 7.Si la demande n'est pas recevable ou si elle ne s'inscrit pas dans le cadre des crédits budgétaires disponibles, la demande est renvoyée au centre de formation avant le 1er mai avec mention des motifs. Dans le cas contraire, l'intention motivée du Ministre d'accorder ou de refuser l'agrément est notifiée au centre de formation avant le 1er août. La notification se fait par l'administration par lettre recommandée mentionnant la faculté et les conditions d'introduction d'une réclamation telle que visée à l'article 8. Si l'intention n'est pas notifiée au centre de formation dans le délai visé à l'alinéa précédent, l'intention est réputée favorable.

erkenningsvoorwaarden van artikel 3 en/of een planning die aantoont dat zal worden voldaan aan deze erkenningsvoorwaarden tegen 1 januari van het jaar volgend op de erkenningsaanvraag; 3° een verantwoordingsnota.

Art. 7.Als de aanvraag niet ontvankelijk is of als ze niet past binnen de beschikbare kredieten op de begroting, wordt de aanvraag voor 1 mei door de administratie aan het opleidingscentrum teruggezonden. De reden wordt vermeld. In het andere geval wordt het met redenen omklede voornemen van de minister om de erkenning te verlenen of te weigeren, vóór 1 augustus aan het opleidingscentrum betekend. De betekening gebeurt door de administratie met een aangetekende brief, waarin de mogelijkheid en de voorwaarden worden vermeld om een bezwaarschrift in te dienen zoals bedoeld in artikel 8. Als het voornemen niet binnen de in het tweede lid bedoelde termijn aan het opleidingscentrum wordt betekend, wordt het voornemen geacht gunstig te zijn.

Art. 8.Sous peine d'irrecevabilité, le centre de formation peut

Art. 8.Op straffe van niet-ontvankelijkheid kan het opleidingscentrum

adresser au Ministre par lettre recommandée au plus tard le 15 tot uiterlijk 15 september tegen het voornemen een gemotiveerd
septembre une réclamation motivée contre l'intention. Il peut demander bezwaarschrift indienen bij de minister met een aangetekende brief.
explicitement d'être entendu. Het opleidingcentrum kan daarin uitdrukkelijk vragen om te worden
La réclamation est traitée conformément aux articles 7 à 14, § 1er de gehoord. Dit bezwaar wordt behandeld overeenkomstig artikel 7 tot en met 14, §
l'arrêté du Gouvernement flamand du 15 septembre 1998 relatif à la 1, van het besluit van de Vlaamse regering van 15 september 1998
commission consultative d'appel pour les questions de la famille et de betreffende de adviserende beroepscommissie inzake gezins- en
l'aide sociale. welzijnsaangelegenheden.

Art. 9.Si le centre de formation n'a pas introduit une réclamation

Art. 9.Als het opleidingscentrum geen bezwaarschrift heeft ingediend

conformément à l'article 8, premier alinéa, la décision définitive du overeenkomstig artikel 8, eerste lid wordt de definitieve beslissing
Ministre concernant l'octroi ou le refus de l'agrément est notifiée van de minister over het verlenen of het weigeren van de erkenning
par lettre recommandée par l'administration au centre de formation au uiterlijk op 1 oktober door de administratie aan het opleidingscentrum
plus tard le 1er octobre. betekend met een aangetekende brief.

Art. 10.Si l'agrément est refusé par le Ministre, le centre de

Art. 10.Als de erkenning door de minister werd geweigerd, kan het

formation ne peut pas présenter une nouvelle demande à moins qu'il ne opleidingscentrum geen nieuwe erkenningsaanvraag indienen, tenzij ze
démontre que le motif du refus n'existe plus. aantoont dat de reden voor de weigering niet langer geldt.
CHAPITRE IV. - Le subventionnement HOOFDSTUK IV. - De subsidiëring

Art. 11.Dans les limites des crédits budgétaires et conformément aux

Art. 11.Afhankelijk van de beschikbare kredieten op de begroting en

dispositions du présent arrêté, le Ministre peut allouer des overeenkomstig de bepalingen van dit besluit, kan de minister
subventions aux centres de formation agréés, par formation achevée. subsidies toekennen aan de erkende centra, per voltooide opleiding.

Art. 12.Ces subventions sont octroyées aux conditions suivantes :

Art. 12.Deze subsidies worden toegekend op voorwaarde dat :

1° il est satisfait à toutes les conditions d'agrément du chapitre 1° aan alle erkenningsvoorwaarden van hoofdstuk III, afdeling 1, wordt
III, section 1ère; voldaan;
2° les pièces administratives suivantes doivent être transmises à 2° aan de administratie de volgende administratieve stukken worden
l'administration : overgemaakt :
a) au moins un mois avant l'épreuve de sélection : la date, l'heure et a) tenminste één maand voor de selectieproef : de datum, uur en plaats
le lieu de l'épreuve de sélection et un aperçu de la structure de la van de selectieproef en een overzicht van de structuur van de
formation mentionnant au moins la date du début des cours et de la opleiding, dat minstens de aanvangsdatum van de cursussen en van de
période de stage, l'adresse des locaux où le cours aura lieu, stageperiode, het adres van de lokalen waar de cursus zal
l'horaire et la liste des enseignants et de(s) l'accompagnateur(s). plaatsvinden, het uurrooster en de lijst van de lesgevers en de
Toute modification y apportée sera notifiée immédiatement à begeleider(s) vermeldt. Alle wijzigingen die hierin worden aangebracht
l'administration; worden onmiddellijk aan de administratie gemeld;
b) avant la date du début des cours : la liste des noms des candidats b) voor de aanvangsdatum van de cursussen : de naamlijst van de in de
ayant réussi l'épreuve de sélection et des candidats qui commenceront selectieproef geslaagde kandidaten en van de kandidaten die de
effectivement la formation; opleiding effectief zullen starten;
c) au moins un mois avant l'épreuve d'aptitude : la date, l'heure et c) tenminste één maand voor de bekwaamheidsproef : de datum, uur en
le lieu de l'épreuve d'aptitude et de la délibération. Toute plaats van de bekwaamheidsproef en van de deliberatie. Alle
modification y apportée sera notifiée immédiatement à wijzigingen die hierin worden aangebracht worden onmiddellijk aan de
l'administration; administratie gemeld;
d) immédiatement après la fin de la formation : les résultats de d) onmiddellijk na het beëindigen van de opleiding : de resultaten van
l'épreuve d'aptitude et les certificats d'aptitude; de bekwaamheidsproef en de bekwaamheidsattesten;
3° la subvention est demandée selon les modalités arrêtées par le 3° de subsidie wordt aangevraagd op de door de minister bepaalde
Ministre. La demande de subvention comprendra en tout cas un compte wijze. Alleszins zal de subsidieaanvraag een volledige rekening van
complet des recettes et dépenses portant sur la formation qui fait ontvangsten en uitgaven moeten bevatten met betrekking tot de
l'objet de la demande de subvention, y compris un relevé détaillé de opleiding waarvoor subsidies wordt aangevraagd, met inbegrip van een
toutes les subventions et interventions provenant d'autres gedetailleerde opgave van alle subsidies en tegemoetkomingen afkomstig
administrations publiques, d'organismes et de personnes privées; van andere openbare besturen, instellingen en privé-personen;
4° la formation commencera avec au moins 12 et au plus 24 apprenants. 4° de opleiding start met minimum 12 en maximum 24 cursisten;
5° het centrum geen inschrijvingsgeld noch onkostenvergoeding vraagt
aan de cursisten uitgezonderd een redelijke vergoeding voor voeding en

Art. 13.La subvention consiste en :

drank.

Art. 13.De subsidie bestaat uit :

1° un montant forfaitaire de 1 000 000 F par formation à condition 1° een forfaitair bedrag van 1 000 000 frank per opleiding op
qu'au moins 10 apprenants participent à l'épreuve d'aptitude; voorwaarde dat minstens 10 cursisten deelnemen aan de bekwaamheidsproef.
2° si le nombre minimum de participants à l'épreuve d'aptitude n'est 2° als het minimum vereiste aantal deelnemers aan de bekwaamheidsproef
pas atteint, la subvention visée à l'article 13, 1° est réduit d'un niet wordt bereikt, wordt de subsidie vermeld in artikel 13, 1°,
montant forfaitaire de 50 000 F par apprenant nécessaire à atteindre verminderd met een forfaitair bedrag van 50 000 frank per leerling
ce minimum. nodig om dit minimum te bereiken.
3° Les montants des subventions énoncés aux 1° et 2° sont liés à 3° de bedragen vermeld onder 1° en 2° zijn gekoppeld aan het
l'indice des prix à la consommation calculé et appliqué conformément à prijsindexcijfer dat berekend en benoemd wordt voor toepassing van
l'article 2 de l'arrêté royal du 24 décembre 1993 portant exécution de artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter
la loi du 6 janvier 1989 de sauvegarde de la compétitivité du pays, la uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van het
concurrentievermogen. De basisindex is de spilindex van toepassing op
base étant l'indice pivot applicable au 1er janvier 2000. La liaison à 1 januari 2000. De koppeling aan het prijsindexcijfer gebeurt op 1
l'indice des prix se fait le 1er janvier de l'année suivant le saut de januari van het jaar volgend op de indexsprong.
l'indice. En ce qui concerne les moyens de fonctionnement octroyés aux centres de formation, l'indice des prix fixé au 3° est limité à 75 % de cet indice des prix. La part des moyens de fonctionnement est fixée à 25 %.

Art. 14.Les subventions sont octroyées par formation et après l'achèvement de la formation. CHAPITRE V. - ControleSection 1re. - Contrôle de l'agrément

Art. 15.Les membres du personnel de l'administration veillent sur place ou sur pièces au respect des conditions d'agrément par les centres de formation agréés ou ayant demandé l'agrément. Les centres de formation visés à l'alinéa précédent coopèrent à l'exercice du contrôle. Sur simple demande, ils transmettent aux membres du personnel visés au premier alinéa, les pièces portant sur la demande d'agrément ou l'agrément.

Art. 16.Si un centre de formation ne respecte plus une ou plusieurs conditions d'agrément ou s'il ne coopère pas à l'exercice du contrôle, l'administration peut lui sommer par lettre recommandée de se conformer aux conditions d'agrément dans un délai de six mois au maximum ou aux règles en matière de contrôle dans un délai de 1 mois au maximum.

Art. 17.Si, nonobstant la sommation, le service ne respecte pas les conditions d'agrément ou ne coopère pas à l'exercice du contrôle, à l'expiration des délais énoncés à l'article 16, le Ministre peut notifier au service son intention motivée de retrait d'agrément. Cette notification se fait par lettre recommandée par l'administration mentionnant la faculté et les conditions d'introduction d'une réclamation.

Art. 18.Sous peine d'irrecevabilité, le centre de formation peut adresser au Ministre par lettre recommandée au plus tard 45 jours suivant la réception de l'intention de retrait de l'agrément une réclamation motivée contre cette dernière. Il peut demander explicitement d'être entendu. Cette réclamation sera traitée conformément aux articles 7 à 14, § 1er inclus de l'arrêté du Gouvernement flamand du 15 septembre 1998 relatif à la commission consultative d'appel pour les questions de la famille et de l'aide sociale.

Art. 19.§ 1er. Si le centre de formation n'a pas introduit une réclamation conformément à l'article 18, premier alinéa, la décision définitive du Ministre concernant le retrait de l'agrément est notifiée par lettre recommandée par l'administration au centre de formation au plus tard dans les 30 jours de l'expiration du délai visé à l'article 18, premier alinéa. § 2. Si la décision définitive du Ministre flamand n'est pas notifiée au service dans le délai visé au § 1er, le centre de formation demeure agréé.Section 2. - Contrôle des subventions

Art. 20.Les membres du personnel de l'administration veillent sur place ou sur pièces au respect des conditions de subventionnement par les centres de formation agréés ou ayant demandé l'agrément. Les centres de formation agréés prêtent leur concours à l'exercice du contrôle. Sur simple demande, ils transmettent aux membres du personnel visés au premier alinéa, les pièces portant sur le subventionnement.

Art. 21.Si un centre de formation ne respecte plus une ou plusieurs conditions de subventionnement ou s'il ne coopère pas à l'exercice du contrôle, le Ministre peut mettre fin, en tout ou en partie, à l'octroi de subventions pour un délai qu'il fixe et/ou recouvrer, en tout ou en partie, les subventions déjà allouées pour un délai qu'il fixe. La cessation complète de l'octroi de subventions et le recouvrement total des subventions déjà allouées ne prendront effet qu'après expression de l'intention de retrait d'agrément, en cas de constat de fraude subventionnelle, si le centre de formation ne coopère pas à l'exercice du contrôle ou si le centre de formation ne respecte plus les conditions de subventionnement énoncées à l'article 12, 3°. La cessation partielle de l'octroi de subventions et le recouvrement partiel des subventions déjà allouées ne prendra effet qu'après expression de l'intention de retrait d'agrément, en cas de constat de fraude subventionnelle, si le centre de formation ne coopère pas à l'exercice du contrôle ou si le centre de formation ne respecte pas les conditions de subventionnement énoncées à l'article 12, 2° à 5°. CHAPITRE VI. - Dispositions finales

Art. 22.L'arrêté du Gouvernement flamand du 22 juin 1988 réglant l'agrément des services d'aide aux familles et aux personnes âgées et des centres de formation d'aides familiales et seniors et l'octroi de subventions à ces organismes, modifié par les arrêtés du Gouvernement flamand des 19 juillet 1989, 30 mai 1990, 23 octobre 1991, 16 mars 1994 et 21 décembre 1994, est abrogé pour ce qui concerne les centres de formation d'aides familiales et seniors, à partir du 31 décembre 1999.

Art. 23.Les centres de formation ou les formations expérimentales agréés à la date d'entrée en vigueur du présent arrêté en vertu de l'arrêté visé à l'article 22, sont censés agréés conformément aux dispositions du présent arrêté et peuvent dès lors être subventionnés conformément aux dispositions du présent arrêté.

Art. 24.§ 1er. Jusqu'au 31 décembre 2000 inclus, des formations peuvent être organisées conformément aux dispositions de l'arrêté abrogé à l'article 22. Toutefois, la subvention de ces formations sera réduite de moitié. § 2. Toute formation organisée à partir du 1er janvier 2001 doit respecter les dispositions du présent arrêté.

Art. 25.Les enseignants et accompagnateurs en service à la date de publication du présent arrêté au Moniteur belge, sont censés remplir les conditions énoncées à l'article 3, § 1er, 5°.

Art. 26.Le présent arrêté entre en vigueur le 1er janvier 2000.

Art. 27.Le Ministre flamand qui a l'aide aux personnes dans ses attributions, est chargé de l'exécution du présent arrêté. Bruxelles, le 28 janvier 2000. Le Ministre-Président du Gouvernement flamand, P. DEWAEL Le Ministre flamand de l'Aide sociale, de la Santé et de l'Egalité des Chances,

Voor de werkingsmiddelen toegekend aan de opleidingscentra wordt het prijsindexcijfer vastgesteld in 3° beperkt tot 75 % van dit prijsindexcijfer. Het aandeel van de werkingsmiddelen wordt vastgesteld op 25 %.

Art. 14.De subsidies worden per opleiding en na voltooiing van de opleiding toegekend. HOOFDSTUK V. - Toezicht Afdeling 1. - Toezicht op de erkenning

Art. 15.Personeelsleden van de administratie oefenen ter plaatse of op stukken toezicht uit op de naleving van de erkenningsvoorwaarden door de opleidingscentra die erkend zijn of een erkenning hebben aangevraagd. De in het eerste lid bedoelde opleidingscentra verlenen hun medewerking aan de uitoefening van het toezicht. Zij bezorgen aan de in het eerste lid bedoelde personeelsleden, op hun eenvoudig verzoek, de stukken die met de erkenningsaanvraag of de erkenning verband houden.

Art. 16.Als een opleidingscentrum niet langer voldoet aan een of meer erkenningsvoorwaarden of als het niet meewerkt aan de uitoefening van het toezicht, kan de administratie het opleidingscentrum met een aangetekende brief aanmanen om zich binnen een termijn van maximum zes maanden aan de erkenningsvoorwaarden of binnen een termijn van maximum 1 maand aan de regels betreffende het toezicht te conformeren.

Art. 17.Als het opleidingscentrum, ondanks de aanmaning, na verloop van de in artikel 16 vermelde termijnen, de erkenningsvoorwaarden niet naleeft of niet meewerkt aan de uitoefening van het toezicht, kan de minister zijn gemotiveerd voornemen tot intrekking van de erkenning aan het opleidingscentrum betekenen. Die betekening gebeurt door de administratie met een aangetekende brief, waarin de mogelijkheid en de voorwaarden om een bezwaarschrift in te dienen, worden vermeld.

Art. 18.Op straffe van niet-ontvankelijkheid kan het opleidingscentrum tot uiterlijk 45 dagen na ontvangst van het voornemen tot intrekking van de erkenning hiertegen met een aangetekende brief een gemotiveerd bezwaarschrift indienen bij de minister. Het kan daarin uitdrukkelijk vragen om te worden gehoord. Dit bezwaar wordt behandeld overeenkomstig artikel 7 tot en met 14, § 1, van het besluit van de Vlaamse regering van 15 september 1998 betreffende de adviserende beroepscommissie inzake gezins- en welzijnsaangelegenheden.

Art. 19.§ 1. Als het opleidingscentrum geen bezwaarschrift heeft ingediend overeenkomstig artikel 18, eerste lid, wordt de definitieve beslissing van de minister over het intrekken van de erkenning uiterlijk binnen 30 dagen na het verstrijken van de in artikel 18, eerste lid, bedoelde termijn door de administratie aan het opleidingscentrum betekend met een aangetekende brief. § 2. Als de definitieve beslissing van de minister niet binnen de termijn, genoemd in § 1, aan het opleidingscentrum is betekend, blijft het opleidingscentrum erkend. Afdeling 2. - Toezicht op de subsidiëring

Art. 20.Personeelsleden van de administratie oefenen ter plaatse of op stukken toezicht uit op de naleving van de subsidiëringsvoorwaarden door de erkende opleidingscentra. De erkende opleidingscentra verlenen hun medewerking aan de uitoefening van het toezicht. Zij bezorgen aan de in het eerste lid bedoelde personeelsleden, op hun eenvoudig verzoek, de stukken die met de subsidiëring verband houden.

Art. 21.Als een opleidingscentrum niet langer voldoet aan één of meer subsidiëringsvoorwaarden of als een opleidingscentrum niet meewerkt aan de uitoefening van het toezicht kan de minister de subsidiëring geheel of gedeeltelijk stopzetten voor een door hem te bepalen termijn en/of de al verleende subsidies geheel of gedeeltelijk terugvorderen voor een door hem te bepalen termijn. De gehele stopzetting van de subsidiëring en de gehele terugvordering van al verleende subsidies kan slechts na het uiten van het voornemen tot intrekking van de erkenning, bij vastgestelde subsidiefraude, als het opleidingscentrum niet meewerkt aan de uitoefening van het toezicht of indien het opleidingscentrum de subsidiëringsvoorwaarden, vermeld onder artikel 12, 3°, niet naleeft. De gedeeltelijke stopzetting van de subsidiëring en de gedeeltelijke terugvordering van reeds verleende subsidies kan slechts na het uiten van het voornemen tot intrekking van de erkenning, bij vastgestelde subsidiefraude, als het opleidingscentrum niet meewerkt aan de uitoefening van het toezicht of als het opleidingscentrum de subsidievoorwaarden, vermeld onder artikel 12, 2°, tot 5°, niet naleeft. HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen

Art. 22.Het besluit van de Vlaamse regering van 22 juni 1988 tot regeling van de erkenning en subsidiëring van de diensten voor gezins- en bejaardenhulp en van de opleidingscentra voor gezins- en bejaardenhelp(st)ers, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse regering van 19 juli 1989, 30 mei 1990, 23 oktober 1991, 16 maart 1994 en 21 december 1994, wordt opgeheven wat de opleidingscentra voor gezins- en bejaardenhulp betreft met ingang van 31 december 1999.

Art. 23.De opleidingscentra of de experimentele opleidingen, die op de datum van inwerkingtreding van dit besluit erkend zijn krachtens het in artikel 22 vermelde besluit, worden geacht erkend te zijn conform de bepalingen van dit besluit en kunnen dan ook conform de bepalingen van dit besluit worden gesubsidieerd.

Art. 24.§ 1. Tot en met 31 december 2000 mogen nog opleidingen worden opgestart conform de bepalingen van het in artikel 22 opgeheven besluit. Voor deze opleidingen zal de subsidie evenwel worden gehalveerd. § 2. Iedere opleiding die vanaf 1 januari 2001 wordt opgestart moet voldoen aan de bepalingen van dit besluit.

Art. 25.De lesgevers en begeleiders in dienst op de datum van de publicatie van dit besluit in het Belgisch Staatsblad, worden geacht te voldoen aan de vereisten, gesteld in artikel 3, § 1, 5°.

Art. 26.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2000.

Art. 27.De Vlaamse minister, bevoegd voor de Bijstand aan Personen, is belast met de uitvoering van dit besluit. Brussel, 28 januari 2000. De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, Mevr. M. VOGELS Bijlage I. Bijkomende richtlijnen 1. Schema opleiding. Theorie : 600 uur (= lesuren) als volgt verdeeld over de vakken : 120 u. Omgangsdeskundigheid 150 u. Verzorging 150 u. Woon- en leefklimaat 80 u. Participatie aan de arbeidswereld 50 u. Kennismaking bijzondere doelgroepen (M.P.I., Kinderdagverblijf) 50 u. Leerproces (evaluatie, begeleiding, groepsevaluatie) Stage : 600 uur : 225 u. Residentiële ouderenzorg 325 u. Thuiszorg (in gezinnen) 50 u. Vrij in te vullen door het opleidingscentrum per cursist of voor de groep Totaal : 1.200 uur 2. De organisatie van de opleiding. 2.1 De 1200 lesuren (600 uren theorie en 600 uren stage) zijn bedoeld als een basisopleiding, waar de kandidaten de elementaire kennis en vaardigheden leren om een kwaliteitsvolle verzorgende te worden. De lesuren, exclusief de pauzes tussen de lessen, moeten uit 60 minuten bestaan. 2.2 Meerdere uren na elkaar theorie over eenzelfde vak is vermoeiend voor de kandidaten en wordt daarom bij voorkeur vermeden. 2.3 De uren die besteed worden aan de bekwaamheidsproeven worden niet als lesuren beschouwd. 3. De afwezigheid van de kandidaten tijdens de opleiding. 3.1 Iedere afwezigheid moet door het opleidingscentrum kunnen worden gemotiveerd. 3.2 Indien de kandidaat minder dan 80 uren afwezig is tijdens het theoretisch gedeelte van de opleiding, bepaalt het opleidingscentrum : - hoe de afwezigheid door de kandidaat gemotiveerd moet worden. De schriftelijke neerslag hiervan blijft bewaard in het dossier; - of de afwezigheid al dan niet verantwoord is en of de kandidaat al dan niet de opleiding mag blijven volgen. 3.3 Indien de kandidaat meer dan 80 uren theorie mist en indien het opleidingscentrum er van overtuigd is dat het verantwoord is om de kandidaat de opleiding verder te laten volgen, stuurt het opleidingscentrum aan de administratie een gemotiveerde vraag om de kandidaat de opleiding verder te laten afmaken. 3.4 Iedere kandidaat doet minstens de vereiste 600 uren stage d.w.z. dat elke afwezigheid tijdens de stage moet ingehaald worden, desnoods na het bekwaamheidsexamen. De stage die na het examen ingehaald mag worden is echter beperkt tot 300 uren. 3.5 aan de bekwaamheidsproef of aan de tussentijdse proeven moet het opleidingscentrum speciaal voor hem een examen organiseren op een latere datum. 4. Vrijstellingen. 4.1 Een kandidaat die door overmacht een opleiding niet kan afmaken, kan aansluiten bij een volgende opleiding en hierbij vrijstelling krijgen voor : - de reeds gevolgde uren theorie indien hij 50 % van de punten behaalde bij de tussentijdse proeven of bij het bekwaamheidsexamen; - maximum 300 uren gepresteerde stage, indien het opleidingscentrum die stage gunstig beoordeelt in een schriftelijk attest; 4.2 De vrijstelling(en) kan/kunnen enkel worden verleend op voorwaarde dat : - het opleidingscentrum oordeelt en motiveert dat vrijstelling(en) verantwoord is(zijn); - tussen de startdatum van de onderbroken opleiding en deze van de volgende opleiding niet meer dan 36 maanden liggen. II. Opleidingsprofiel Bij verwijzing naar personen wordt hierna de mannelijke vorm gebruikt. 1. Omgangsdeskundigheid. 1.1 Kennis en inzicht. 1.1.1 De verzorgende kan de menselijke behoeften omschrijven. 1.1.2 De verzorgende kan de motorische, cognitieve, sociale en emotionele kenmerken van de voor het beroep belangrijke fasen in de menselijke ontwikkeling opsommen. 1.1.3 De verzorgende kan de aandachtspunten bij het (ped)agogisch handelen voor de verschillende levensfasen opnoemen. 1.1.4 De verzorgende kan afwijkende/problematische gedragingen waarmee hij geconfronteerd wordt in zorgsituaties omschrijven. 1.1.5 De verzorgende kan de basisbegrippen aanduiden die essentieel zijn om het gedrag van de zorgvrager te omschrijven, te begrijpen en te interpreteren. 1.1.6 De verzorgende kan de verschillende (o.m. multiculturele) invloeden op het gedrag van de zorgvrager verwoorden. 1.1.7 De verzorgende kan de elementaire eigenschappen en vaardigheden opsommen voor een goede gespreksvoering. 1.1.8 De verzorgende is zich bewust van de belangrijkheid van het team, van zijn eigen verantwoordelijkheid en van de belangrijkheid van zijn rol in het team om tot een integrale hulpverlening te komen. 1.2 Vaardigheden. 1.2.1 De verzorgende is in staat tot methodisch omgaan met zorgvragers; hij kan binnen zijn kwalificatiebevoegdheden en onder verantwoordelijkheid concrete afspraken van een team mee helpen plannen, acties helpen uitvoeren, het resultaat nagaan, fouten en tekorten opsporen en remidiëren. 1.2.2 De verzorgende kan (ped)agogisch methodes toepassen die relevant zijn voor het oplossen/aanpakken van problemen m.b.t. de zorgvrager. 1.2.3 De verzorgende observeert gericht, verwerkt nauwgezet observatiegegevens en rapporteert in eenvoudige bewoordingen op de juiste manier. 1.2.4 De verzorgende kan aan de hand van observatiegegevens een aangepaste actie plannen binnen de grenzen van de eigen verantwoordelijkheid. 1.2.5 De verzorgende kan elementaire beroepsgerichte omgangsvaardigheden hanteren. 1.2.6 De verzorgende weet een sfeer te scheppen van geborgenheid, warmte en veiligheid waar de zorgvrager zichzelf mag zijn. 1.2.7 De verzorgende kan adequate hulp bieden bij eventuele moeilijkheden met betrekking tot de verschillende doelgroepen. 1.2.8 De verzorgende ontdekt en ontwikkelt het eigen expressief en creatief gedrag. 1.2.9 De verzorgende kan activiteiten voorbereiden, organiseren, begeleiden, uitvoeren en evalueren, aangepast aan de leefwereld en de mogelijkheden (ontwikkeling) van de zorgvrager. 1.2.10 De verzorgende kan meewerken aan de organisatie van animatie- en expressieactiviteiten voor een bepaalde doelgroep. 1.2.11 De verzorgende kan stimuleren tot verdere ontwikkeling en werkt mee aan het scheppen van gunstige voorwaarden (aandacht schenken, sfeer creëren van geborgenheid, veiligheid) die leiden tot zelfontplooiing, zelfinstandhouding en zelfbepaling. 1.2.12 De verzorgende kan samenwerken in teamverband en met het totale cliëntsysteem. 1.2.13 De verzorgende is communicatief t.o.v. leidinggevenden, collega's en ouders/familie. 1.3 Attitudes. 1.3.1 De verzorgende benadert de zorgvrager als een uniek en globaal individu, hij toont eerbied voor de eigenheid van het individu, zijn mogelijkheden en tekorten. Hij speelt spontaan in op de individuele noden zodra de zorgvrager het zelf nodig heeft of het zelf wil. 1.3.2 De verzorgende ontwikkelt een eigen houding die zich kenmerkt door : een grote mate van tolerantie met betrekking tot mens, -leef-, maatschappelijke visies. 1.3.3 De verzorgende is gericht op nauwkeurigheid, objectiviteit, opmerkzaamheid en verantwooordelijkheid. 1.3.4 De verzorgende heeft een rustige, verdraagzame, geduldige houding; hij heeft spontaan aandacht, vult ook spontaan de aandachtsvraag in, hij heeft een affectieve band, zonder zich erin te verliezen. Hij kan troosten, gaat in op gevoelens en heeft een grote flexibiliteit. 1.3.5 De verzorgende heeft een ruim inleefvermogen en geeft blijk van diepe menselijkheid. Hij heeft aandacht voor allerlei contactmogelijkheden (oogcontact, fysisch contact, . ). 1.3.6 De verzorgende heeft spontaan aandacht voor de privacy en respecteert het beroepsgeheim op een tactvolle manier, zowel binnen als buiten de werksituatie. 1.3.7 De verzorgende toont begrip voor de eigen inbreng van de zorgvrager. 1.3.8 De verzorgende heeft respect voor een andere levensvisie. 2. Verzorgingskunde. 2.1 Kennis en inzicht. 2.1.1 De verzorgende kan de dagelijkse behoeften van de zorgvragers m.b.t. de verzorging opsommen. 2.1.2 De verzorgende kan de verschillende zorgstappen van het Systematisch Verzorgend Handelen opsommen en de zorgstappen illustreren met voorbeelden. 2.1.3 De verzorgende kan bij de basisbehoeften, de activiteiten rond gezondheidsvoorlichting en -opvoeding (G.V.O.-activiteiten), de activiteiten van het dagelijks leven (A.D.L.-activiteiten), de hygiënische en veiligheidsmaatregelen omschrijven. 2.1.4 De verzorgende kan bij de verschillende basisbehoeften de gepaste hulpmiddelen, gericht op de zelfredzaamheid bij de A.D.L. opsommen en omschrijven. 2.1.5 De verzorgende kan de algemene begrippen i.v.m. hygiëne omschrijven. 2.1.6 De verzorgende herkent de meest voorkomende symptomen van ziektes bij de zorgvrager en weet welke preventieve en hygiënische maatregelen te nemen. De verzorgende verwittigt de bevoegden en kan passend rapporteren. 2.1.7 De verzorgende kan de essentiële veiligheidsvoorschriften vervat in het Algemeen Reglement op de Arbeidsbescherming (A.R.A.B.) ten aanzien van zichzelf en zijn werkomgeving in acht nemen. 2.1.8 De verzorgende heeft inzicht en basiskennis m.b.t. : - het behoud en de bevordering van gezondheid en welzijn in de verschillende levensfasen (t.b.v. G.V.O.); - basisopties van anatomie en elementaire kennis van de fysiologie (vanuit het behoeftenperspectief bekeken). 2.2 Vaardigheden en attitudes. Zorgbehoeften : 2.2.1 Basisbehoeften : - zorg voor rust en slaap; - zorg voor eten en drinken; - hulp bij een goede lichaams- en huidverzorging; - zorg voor het kiezen van kleding, bij het aan- en uitkleden; - zorg voor een goede houding; - zorg voor normale hartfrequentie, lichaamstemperatuur en ademhaling; - het vermijden van gevaren in de omgeving; - hulp bij verpleegtechnische handelingen; - zorg voor de uitscheiding. 2.2.2 Hulp bij de terminale zorg. a) De verzorgende staat de cliënt bij in de zorgverstrekking met betrekking tot de hulp bij handelingen van het dagelijks leven, het bekomen en behouden van de maximale zelfredzaamheid en het in stand houden van een woon- en leefklimaat. b) De verzorgende kan alle verzorgingstechnieken, technische hulpmiddelen en andere activiteiten steeds richten op de totale, unieke mens; hij moet geïndividualiseerd werken en de zelfactiviteit van de verzorger stimuleren, binnen een sfeer van warmte, geborgenheid, veiligheid en preventie. c) De verzorgende kan systematisch en procesmatig handelen/werken in instellingen en in de thuiszorg. Hij moet daartoe het probleem-oplossend handelen/werken als verzorgende in al zijn fasen verkennen en uitvoeren. d) De verzorgende kan de zorgverlening aanpassen aan de specifieke behoeften van de zorgvrager. Hij kan op een doelgerichte methodische manier het psycho-sociaal welzijn van de hulpvrager bevorderen en technisch handelen. Vanuit het onderkennen van de zorgbehoefte(n) van de verzorger, speelt de verzorgende hierop in vanuit het zelfredzaamheidsprincipe. e) De verzorgende kan samenwerken met de hulpvrager, de familie, de medeleerlingen, de stagebegeleider, de teamleden en de andere beroepsbeoefenaars, binnen en/of buiten de eigen werkorganisatie. f) In noodgevallen vertoont de verzorgende een adequaat gedrag, door de bevoegde personen te verwittigen, te informeren en indien noodzakelijk, een verantwoorde eerste hulp toe te dienen. g) Tijdens de zorgverlening kan hij de hygiënische maatregelen en voorschriften strikt naleven. h) De verzorgende zal vaardigheden verwerven, integreren en evalueren i.v.m. : - observeren, rapporteren en evalueren; - het flexibel aanpassen aan voortdurend wijzigende zorgsituaties; - hulp bieden bij A.D.L. vanuit een functionele betrokkenheid van de zorgvrager; - ordevol en verzorgd werken met het oog op economische arbeidsorganisatie, veiligheid en preventie; - het zorgvuldig omgaan met de privacy van de zorgvrager (beroepsgeheim). i) Hij kan op een bewuste en verantwoorde wijze omgaan met en voorrang verlenen aan veiligheid, gezondheid en welzijn ten aanzien van anderen en zichzelf. j) De verzorgende handelt vanuit de doelstelling en de visie van de eigen organisatie met respect voor de identiteit, de wensen en de gewoonten van de zorgvrager. 3. Zorg voor woon- en leefsituatie. 3.1 Kennis en inzicht. 3.1.1 De verzorgende heeft inzicht in de betekenis van wonen en leven voor elke persoon. 3.1.2 De verzorgende heeft inzicht in de pedagogische aspecten bij kinderen, die nodig zijn om het woon- en leefklimaat creatief te ondersteunen. 3.1.3 De verzorgende heeft inzicht in het ondersteunen en bevorderen van de zelfredzaamheid voor het huishoudelijk dagelijks leven. 3.1.4 De verzorgende weet dat het scheppen van een thuis in de residentiële zorg belangrijk is. 3.1.5 De verzorgende beheerst elementaire begrippen m.b.t. : - voeding; - zorg voor textiel; - huishoudvoering; - onderhoud. 3.1.6 De verzorgende kan de algemene begrippen i.v.m. hygiëne, veiligheid (A.R.A.B./CODEX) omschrijven. 3.1.7 De verzorgende kan de essentiële, meest voorkomende hulpmiddelen en methodes m.b.t. de zorg voor voedsel, de zorg voor textiel en de zorg voor de woning opnoemen en beschrijven. 3.2 Vaardigheden en attitudes. 3.2.1 De verzorgende kan een huiselijke sfeer, een thuis creëren die het individueel menselijk welbevinden en het gedrag positief beïnvloedt. De verzorgende is zich ervan bewust dat de woning/de verblijfplaats een belangrijke rol speelt op het gebied van veiligheid en geborgenheid en voorkomt spontaan dat het een plaats van verveling, onveiligheid en groeiende vereenzaming wordt. Hij voorkomt vereenzaming door contactmogelijkheden te bieden, oriëntatiemogelijkheden te bevorderen. Hij heeft waardering voor de mondigheid van de zorgvrager over de eigen leefomgeving en de indeling van de dag. Hij beseft dat men als verzorgende in de wereld van iemand anders binnentreedt. 3.2.2 De verzorgende kan huishoudelijke taken organiseren en uitvoeren m.b.t. ondersteuning, vervanging en bevordering van de zelfzorg bij de zorgvrager. 3.2.3 De verzorgende kan vaardigheden, technieken en methoden zelfstandig uitvoeren, m.b.t. voeding, zorg voor textiel, onderhoud en huishoudvoering. Hij werkt hygiënisch, rationeel, ergonomisch, veilig, met milieuvriendelijke producten. 3.2.4 De verzorgende weet slaapruimte, leef- en woonruimte, sanitaire ruimte zowel binnen- als buitenshuis veilig in te richten en hygiënish te onderhouden. Hij stemt de infrastructuur volledig af op de zelfstandigheid van de zorgvrager. Er komt extra aandacht voor zelfredzaamheid en maximale onafhankelijkheid. 3.2.5 De verzorgende heeft geleerd hoe te budgetteren. De verzorgende kan verschillende betalingswijzen toepassen. 4. Participatie in de arbeidswereld. 4.1 De verzorgende heeft inzicht in arbeidsrecht en sociale-zekerheidsrecht 4.1.1 Dit heeft betrekking op : a) het arbeidsreglement (uurregeling, e.d.); b) de arbeidsovereenkomst (de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde duur, vervanging voor bepaalde duur, proefcontracten, proefperioden); c) het loon: begrip loon (bruto-loon, R.S.Z., belastbaar loon, bedrijfsvoorheffing, nettoloon); d) de collectieve arbeidsovereenkomsten, evenals de basiselementen van die C.A.O.'s (barema's, premies, jaarlijkse vakantie, enz. . ). 4.1.2 De verzorgende kent bestaande organisaties die de beroepsbelangen verdedigen. 4.1.3 De verzorgende kent de eigen rechten en plichten en durft ervoor opkomen. 4.2 De verzorgende heeft inzicht in de structuur en de organisatie van de welzijnszorg. 4.2.1 De verzorgende kent de inhoud van de begrippen : a) mantelzorg; b) patiënt-cliëntgerichte dienstverlening en situering van de « verzorgende » : professionele en institutionele zorg. - extramurale en intramurale voorzieningen, diensten en aard van de geboden hulp; - specifieke woonvormen voor bejaarden; - bewaken van de gezondheidstoestand (van de zorgvrager); c) sociale voordelen voor bejaarden. 4.2.2 Hij kent of kan doorverwijzen naar aparte instanties met betrekking tot sociale voorzieningen : pensioen, gewaarborgd inkomen, . 4.2.3 De verzorgende kan informatiebronnen (o.a. sociale kaart, welzijnsgids, . ) raadplegen en interpreteren. 4.3 De verzorgende heeft inzicht in basisprincipes van recht, deontologie en beroepsethiek. Definitie van het beroep. Elementaire begrippen van : a) rechten en plichten van cliënt en bewoner; b) bevoegdheden en aansprakelijkheid; c) houding van de verzorgende in verschillende beroepssituaties; d) beroepsgeheim; e) actuele belangstellingspunten. 4.3.1 De verzorgenden kennen : - de eigenheid van de onderscheiden beroepen in de (para)-medische sector; - de onderlinge relatie en complementariteit tussen de beroepen; - hun eigen verantwoordelijk binnen de verschillende zorgstructuren en opdrachten. 4.3.2 Verzorgenden staan open voor permanente persoonlijke groei en werken samen vanuit de bereidheid een bijdrage te leveren aan een goede teamgeest. 4.3.3 De verzorgende kan bestaande codes o.a. « Universele Verklaring van de Rechten van de Mens » (V.N.) en « Rechten van het Kind » (UNICEF) herleiden naar praktische bruikbaarheid, m.a.w. hij kan de juiste gedragslijn omschrijven. 4.3.4 De verzorgende heeft een zeker inzicht in maatschappelijke tendensen, in de maatschappelijke waarde van een aantal gebeurtenissen, in de niet-vrijblijvendheid van een aantal zaken (en de repercussies voor de welzijnssector), voor het eigen beroep. Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse regering van 28 januari 2000 tot regeling van de erkenning en de subsidiëring van de opleidingscentra voor polyvalente verzorgenden. Brussel, 28 januari 2000. De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen,

Mevr. M. VOGELS Mevr. M. VOGELS
^