← Retour vers "Arrêté du Gouvernement flamand modifiant l'arrêté du Gouvernement flamand du 17 octobre 2003 définissant les objectifs spécifiques décrétaux de l'enseignement secondaire général à sanctionner par décret, pour ce qui est du pôle « sciences sportives » "
| Arrêté du Gouvernement flamand modifiant l'arrêté du Gouvernement flamand du 17 octobre 2003 définissant les objectifs spécifiques décrétaux de l'enseignement secondaire général à sanctionner par décret, pour ce qui est du pôle « sciences sportives » | Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 oktober 2003 tot vaststelling van de bij decreet te bekrachtigen decretale specifieke eindtermen voor het algemeen secundair onderwijs, wat betreft de pool « sportwetenschappen » |
|---|---|
| AUTORITE FLAMANDE | VLAAMSE OVERHEID |
| 21 JUIN 2013. - Arrêté du Gouvernement flamand modifiant l'arrêté du | 21 JUNI 2013. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het |
| Gouvernement flamand du 17 octobre 2003 définissant les objectifs | besluit van de Vlaamse Regering van 17 oktober 2003 tot vaststelling |
| van de bij decreet te bekrachtigen decretale specifieke eindtermen | |
| spécifiques décrétaux de l'enseignement secondaire général à | voor het algemeen secundair onderwijs, wat betreft de pool « |
| sanctionner par décret, pour ce qui est du pôle « sciences sportives » | sportwetenschappen » |
| Le Gouvernement flamand, | De Vlaamse Regering, |
| Vu le Code de l'Enseignement secondaire du 17 décembre 2010, notamment | Gelet op de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010, artikel |
| l'article 139, modifié par le décret du 1er juillet 2011; | 139, gewijzigd bij het decreet van 1 juli 2011; |
| Vu l'arrêté du Gouvernement flamand du 17 octobre 2003 définissant les | Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 17 oktober 2003 tot |
| objectifs finaux spécifiques décrétaux de l'enseignement secondaire | vaststelling van de bij decreet te bekrachtigen decretale specifieke |
| général à sanctionner par décret, sanctionné par le décret du 7 mai 2004; | eindtermen voor het algemeen secundair onderwijs, bekrachtigd bij het decreet van 7 mei 2004; |
| Vu l'avis du « Vlaamse Onderwijsraad » (Conseil flamand de l'Enseignement), rendu le 7 avril 2011; | Gelet op het advies van de Vlaamse Onderwijsraad, gegeven op 7 april 2011; |
| Vu l'avis de l'Inspection des Finances, donné le 14 mai 2013; | Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 14 mei |
| Vu l'avis n° 53.391/1 du Conseil d'Etat, rendu le 13 juin 2013, en | 2013; Gelet op advies nr. 53.391/1 van de Raad van State, gegeven op 13 juni |
| application de l'article 84, § 1er, alinéa premier, 1°, des lois sur | 2013, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de |
| le Conseil d'Etat, coordonnées le 12 janvier 1973; | wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973; |
| Sur la proposition du Ministre flamand de l'Enseignement, de la | Op voorstel van de Vlaamse minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke |
| Jeunesse, de l'Egalité des Chances et des Affaires bruxelloises; | Kansen en Brussel; |
| Après délibération, | Na beraadslaging, |
| Arrête : | Besluit : |
Article 1er.Dans l'article 1er, alinéa premier, de l'arrêté du |
Artikel 1.In artikel 1, eerste lid, van het besluit van de Vlaamse |
| Gouvernement flamand du 17 octobre 2003 définissant les objectifs | Regering van 17 oktober 2003 tot vaststelling van de bij decreet te |
| finaux spécifiques décrétaux de l'enseignement secondaire général à | bekrachtigen decretale specifieke eindtermen voor het algemeen |
| sanctionner par décret, sanctionné par le décret du 7 mai 2004, le mot | secundair onderwijs, bekrachtigd bij het decreet van 7 mei 2004, wordt |
| « sports » est remplacé par les mots « sciences sportives ». | het woord « sport » vervangen door het woord « sportwetenschappen ». |
Art. 2.Dans l'annexe au même arrêté, le point 5 Le pôle SPORTS est |
Art. 2.In de bijlage bij hetzelfde besluit wordt het punt 5 De pool |
| remplacé par ce qui suit : | SPORT vervangen door wat volgt : |
| « 5. Le pôle SCIENCES SPORTIVES | « 5. De pool SPORTWETENSCHAPPEN |
| Principes | Uitgangspunten |
| Les objectifs finaux spécifiques décrétaux sciences sportives visent | De decretale specifieke eindtermen sportwetenschappen beogen een |
| une intégration des sports et des sciences d'appui. Cela signifie que | integratie van sport en de ondersteunende wetenschappen. Dat houdt in |
| l'ensemble des objectifs spécifiques travaille : | dat de specifieke eindtermen als geheel werken aan : |
| 1° à l'approfondissement des sciences à partir de la formation de base | 1° verdieping van de wetenschappen uit de basisvorming in |
| dans des contextes sportifs et des contextes relatés aux sports y | sportcontexten en in aansluitende sport-gerelateerde contexten : |
| afférents : contexte médical, social, sanitaire, etc.; | medische, maatschappelijke, gezondheid, enzovoort; |
| 2° à des éléments pertinents accessoires de domaines des sciences, | 2° bijkomende relevante onderdelen uit wetenschapsdomeinen die nodig |
| nécessaires pour étayer certains phénomènes spécifiques et certains | zijn om bepaalde specifieke fenomenen en onderwerpen uit de sport- en |
| sujets des contextes sportifs et relatés aux sports; | sport-gerelateerde contexten te onderbouwen; |
| 3° à un niveau physique sportif suffisamment élevé par une pratique du | 3° een voldoende hoog sportief fysiek niveau door gerichte |
| sport ciblée, avec de l'attention pour la connaissance des aspects scientifiques et pour la compréhension de ceux-ci. Par leur intérêt pour le sport, les élèves se familiarisent avec une large gamme de sciences, à partir de contextes sportifs et relatés aux sports. Ces contextes sont à la fois le principe et le champ d'application de la formation scientifique. Dans les applications, le lien et l'interaction entre les différentes disciplines scientifiques peuvent être mis en lumière. Cela peut être une motivation et à la fois une initiation. Cadre contextuel | sportbeoefening, met aandacht voor kennis van en inzicht in de wetenschappelijke aspecten ervan. Via hun interesse voor sport maken leerlingen kennis met een sterk pakket wetenschappen vanuit sport- en sport-gerelateerde contexten. Die contexten zijn tegelijk het uitgangspunt én het toepassingsgebied van de wetenschappelijke vorming. In de toepassingen kunnen het verband en de wisselwerking tussen de diverse wetenschappelijke disciplines zichtbaar worden gemaakt. Voor jongeren kan dat een motivatie en tegelijk een initiatie zijn. Inhoudelijk kader |
| Les objectifs finaux spécifiques décrétaux sont subdivisés comme suit | De decretale specifieke eindtermen zijn geordend volgens de volgende |
| : | onderdelen : |
| 1° compétences motrices : aptitudes motrices; | 1° motorische competenties : motorische vaardigheden; |
| 2° compétence motrice : contextes scientifiques; | 2° motorische competentie : wetenschappelijke achtergronden; |
| 3° santé et sécurité; | 3° gezondheid en veiligheid; |
| 4° concept de soi-même et fonctionnement social; | 4° zelfconcept en sociaal functioneren; |
| 5° société; | 5° samenleving; |
| 6° méthodes de recherche scientifiques. | 6° wetenschappelijke onderzoeksmethodes. |
| Aperçu | Overzicht |
| 1. Compétences motrices : capacités motrices | 1. Motorische competenties : motorische bekwaamheden |
| Cluster : habile lors d'actions motrices | Cluster : vaardig in bewegingsuitvoeringen |
| Objectifs finaux spécifiques | Specifieke eindtermen |
| 1. Les élèves peuvent développer des aptitudes fondamentales | 1. De leerlingen kunnen conditionele, perceptuele, mentale, technische |
| conditionnelles, perceptuelles, mentales, techniques et tactiques, | en tactische basisvaardigheden ontwikkelen om tot effectieve |
| afin d'en arriver à une action motrice effective et d'effectuer un | bewegingsuitvoering te komen en om een transfer te maken naar |
| transfert vers différents contextes de mouvement. | verschillende bewegingscontexten. |
| 2. Les élèves peuvent exécuter, avec intelligence et aptitude, | 2. De leerlingen kunnen individueel en in groep bewegingen en acties |
| individuellement et en groupe des mouvements et des actions. | uitvoeren met inzicht en vaardigheid. |
| 3. Les élèves peuvent se servir au juste moment d'aptitudes motrices | 3. De leerlingen kunnen motorische vaardigheden en fysieke |
| et de capacités physiques pour pouvoir effectuer de bonnes actions | bekwaamheden op het gepaste moment inzetten om te komen tot effectieve |
| motrices ou pour atteindre un certain but de jeu ou de mouvement. | bewegingsuitvoeringen of om een bepaald spel- of bewegingsdoel te bereiken. |
| Cluster : compréhension d'actions motrices | Cluster : inzicht in bewegingsuitvoeringen |
| Objectifs finaux spécifiques | Specifieke eindtermen |
| 4. Les élèves montrent qu'ils comprennent des mouvements et des | 4. De leerlingen tonen inzicht in bewegingen en acties door : |
| actions : a) en respectant les règles en vigueur, les formes de compétition et | a) geldende regels, wedstrijdvormen en vooropgestelde normen in acht |
| les normes établies; | te nemen; |
| b) en utilisant des procédures et stratégies lors de la prise de | b) gebruik te maken van procedures en strategieën bij het nemen van |
| décisions quant à la composition d'équipes ou au système de jeu; | beslissingen over de ploegopstelling of het spelsysteem; |
| c) en faisant appel à des aptitudes techniques et tactiques | c) gepaste technische en tactische vaardigheden in te zetten in |
| appropriées dans des situations complexes de jeu; | complexe spelsituaties; |
| d) en interprétant correctement les principes d'entraînement pour des | d) trainingsprincipes voor fysieke bekwaamheden en de toepassing ervan |
| capacités physiques et leur application dans différents domaines de | in verschillende bewegingsgebieden correct te interpreteren. |
| mouvement. 5. Les élèves sont en mesure d'intégrer la cohérence d'aspects | 5. De leerlingen kunnen de samenhang van kwalitatieve aspecten zoals |
| qualitatifs tels que l'utilisation de l'espace, le timing, le | ruimtegebruik, timing, houding, vormspanning, ritmisch verloop en |
| comportement, la tension des formes, le déroulement rythmique et les | bewegingsimpulsen integreren in bewegingsuitvoeringen. |
| impulsions mouvantes dans des actions motrices. | |
| Cluster : correction des actions motrices | Cluster : bijsturen van bewegingsuitvoeringen |
| Objectifs finaux spécifiques | Specifieke eindtermen |
| 6. Les élèves peuvent corriger et optimiser l'exécution mouvante de | 6. De leerlingen kunnen zelfstandig de bewegingsuitvoering bijsturen |
| manière autonome chez soi-même et chez les autres, en analysant les | en optimaliseren bij zichzelf en anderen door bewegingskenmerken en |
| caractéristiques et situations mouvantes, en comprenant le processus | bewegingssituaties te analyseren, het motorische leerproces te |
| d'apprentissage moteur et en cherchant et exerçant des formes adaptées d'exercice. | begrijpen en aangepaste oefenvormen te zoeken en in te oefenen. |
| 7. Les élèves peuvent définir des objectifs tactiques, techniques, | 7. De leerlingen kunnen haalbare tactische, technische, mentale, |
| mentaux, conditionnels et cognitifs réalisables pour soi-même et pour | conditionele en cognitieve doelen bepalen voor zichzelf en voor een |
| un groupe et sont en mesure de fixer des priorités. | groep, en ze kunnen prioriteiten stellen. |
| 2. Compétence motrice : contextes scientifiques | 2. Motorische competentie : wetenschappelijke achtergronden |
| Cluster : Contextes physiologiques et biochimiques | Cluster : Fysiologische en biochemische achtergronden |
| Objectifs finaux spécifiques | Specifieke eindtermen |
| 8. Les élèves sont en mesure d'utiliser des principes biochimiques | 8. De leerlingen kunnen biochemische principes hanteren om de |
| pour expliquer la gestion d'énergie lors d'un effort sportif au départ | energiehuishouding bij een sportinspanning te verklaren vanuit drie |
| de trois différents systèmes d'énergie, à savoir anaérobie alactique, | verschillende energiesystemen, namelijk anaeroob alactisch, anaeroob |
| anaérobie lactique et aérobie. 9. Les élèves peuvent nouer des principes d'effort et d'entraînement à des aspects de la bonne condition physique et des performances physiques. 10. Les élèves peuvent reconnaître des contractions musculaires statiques (isométriques) et dynamiques et peuvent les expliquer dans des situations concrètes de sport ou d'entraînement. 11. Les élèves sont en mesure de percevoir le lien entre les mécanismes de contrôle homéostatiques (thermorégulation, osmorégulation, excrétion, régulation acide-base) et la pratique d'un sport. 12. Les élèves peuvent expliquer les possibilités et les limitations des sportifs pour la prise de décisions à partir d'aptitudes perceptuelles. Cluster : Contextes biomécaniques Objectifs finaux spécifiques 13. Les élèvent peuvent, dans des situations de sport ou de mouvement, adopter des méthodes adéquates pour observer et analyser des mouvements. 14. Les élèves peuvent donner une description technique des exécutions mouvantes. 15. Les élèves peuvent, dans des situations de sport ou de mouvement, décrire un mouvement ou un changement dans la situation mouvante et en faire le calcul dans de simples situations. 16. Les élèves peuvent appliquer des lois de la mécanique classique dans des situations sportives ou mouvantes, pour comprendre le mouvement (translation et rotation) et pour le corriger en vue d'accroître la performance. | lactisch en aeroob. 9. De leerlingen kunnen principes van inspanning en training koppelen aan wetenschappelijke aspecten van fysieke fitheid en het fysiek prestatievermogen. 10. De leerlingen kunnen statische (isometrische) en dynamische spiercontractie herkennen en verklaren in concrete sport- of trainingssituaties. 11. De leerlingen kunnen het verband leggen tussen homeostatische controlemechanismen (thermoregulatie, osmoregulatie, excretie, zuur-basenregeling) en sportbeoefening. 12. De leerlingen kunnen mogelijkheden en beperkingen van sporters in het nemen van beslissingen verklaren vanuit perceptuele vaardigheden. Cluster : Biomechanische achtergronden Specifieke eindtermen 13. De leerlingen kunnen in sport- of bewegingssituaties gebruikmaken van geschikte methoden om bewegingen te observeren en te analyseren. 14. De leerlingen kunnen een technische beschrijving van de bewegingsuitvoeringen geven. 15. De leerlingen kunnen in sport- of bewegingssituaties beweging en verandering in bewegingstoestand kwalitatief beschrijven en in eenvoudige gevallen berekenen. 16. De leerlingen kunnen in sport- of bewegingssituaties wetten van de klassieke mechanica toepassen om de beweging (translatie en rotatie) te begrijpen en bij te sturen met het doel de prestatie te verhogen. |
| 17. Les élèves peuvent, dans des situations sportives ou mouvantes, | 17. De leerlingen kunnen in sport- of bewegingssituaties de invloed |
| décrire l'influence de l'endroit du centre de gravité lors d'un | van de plaats van het zwaartepunt bij een beweging of |
| mouvement ou dans une situation d'équilibre. | evenwichtstoestand beschrijven. |
| 18. Les élèves peuvent, dans des situations sportives ou mouvantes, | 18. De leerlingen kunnen in sport- of bewegingssituaties principes van |
| appliquer des principes d'hydrostatique et d'hydrodynamique, afin de | hydrostatica en hydrodynamica toepassen om de beweging in een |
| comprendre et d'optimiser le mouvement dans un milieu. | middenstof te begrijpen en te optimaliseren. |
| 19. Les élèves peuvent, dans des situations sportives ou mouvantes, | 19. De leerlingen kunnen in sport- of bewegingssituaties de begrippen |
| appliquer de manière intelligible les notions poussée et quantité de | krachtstoot en hoeveelheid van beweging inzichtelijk toepassen bij |
| mouvement lors d'un changement de la situation mouvante. | verandering van bewegingstoestand. |
| Cluster : contextes anatomiques | Cluster : anatomische achtergronden |
| Objectifs finaux spécifiques | Specifieke eindtermen |
| 20. En fonction de l'analyse des mouvements, les élèves peuvent | 20. De leerlingen kunnen in functie van bewegingsanalyse de structuur |
| comprendre et décrire la structure et les fonctions des principaux os, | en functies van de voornaamste beenderen, gewrichten en spieren in het |
| articulations et muscles du corps humain. | menselijke lichaam begrijpen en benoemen. |
| 21. Les élèves peuvent comprendre le lien entre la force musculaire et | 21. De leerlingen kunnen in functie van bewegingsanalyse het verband |
| l'exercice physique en fonction de l'analyse des mouvements. | tussen spierkracht en lichaamsbeweging begrijpen. |
| 3. Santé et sécurité | 3. Gezondheid en veiligheid |
| Cluster : sports, bien-être, condition physique et santé | Cluster : sport, welzijn, fitheid en gezondheid |
| Objectifs finaux spécifiques | Specifieke eindtermen |
| 22. Les élèves peuvent définir l'importance individuelle et sociale de | 22. De leerlingen kunnen het individuele en maatschappelijke belang |
| pratiquer du sport et de se mouvoir pour la santé physique, mentale et | van sport en bewegen voor de fysieke, mentale, en sociale gezondheid |
| sociale. | duiden. |
| 23. Les élèves peuvent expliquer l'influence de substances propres et | 23. De leerlingen kunnen de invloed van lichaamseigen en |
| étrangers au corps, libérées ou prises dans le cadre de la pratique | lichaamsvreemde stoffen, vrijgekomen of ingenomen in het kader van |
| d'un sport, sur les performances, la santé et le bien-être. | sportbeoefening, op prestaties, gezondheid en welzijn verklaren. |
| 24. Les élèves sont en mesure de décrire des blessures sportives | 24. De leerlingen kunnen frequent optredende sportblessures |
| fréquemment apparaissantes et montrent qu'ils comprennent les mesures | |
| possibles de prévention primaire et secondaire. | beschrijven en tonen inzicht in de mogelijke primaire en secundaire |
| 25. Les élèves peuvent viser l'équilibre entre les performances | preventiemaatregelen. |
| sportives, la condition physique et la santé et l'interpréter au moyen | 25. De leerlingen kunnen het evenwicht tussen sportprestaties, fysieke |
| de résultats de mesurage. | conditie en gezondheid nastreven en duiden aan de hand van de |
| interpretatie van meetresultaten. | |
| 26. Lorsqu'ils pratiquent un sport, les élèves peuvent appliquer | 26. De leerlingen kunnen bij de eigen sportbeoefening belangrijke |
| d'importants principes de bonne forme, de sécurité, de prévention de | principes toepassen van fitheid, veiligheid, blessurepreventie, |
| blessures, d'alimentation et d'abus de drogues. | voeding en middelengebruik. |
| 4. Concept de soi-même et fonctionnement social | 4. Zelfconcept en sociaal functioneren |
| Cluster : concept de soi-même et fonctionnement social Objectifs finaux spécifiques 27. Lorsqu'ils pratiquent un sport, les élèves sont en mesure de cadrer la motivation, la joie de se mouvoir, la participation et une image positive de soi. 28. Dans la pratique d'un sport, les élèves peuvent reconnaître et expliquer des mécanismes dans la naissance de groupes (sportifs) et d'équipes. 29. Les élèves sont en mesure d'utiliser des méthodes justifiées pour garder le contrôle, réduire la sensibilité au stress et augmenter la résistance mentale. 30. Les élèves font preuve d'un comportement socialement admissible en matière de fair play, de loyauté, de réglementation, de hiérarchie et dans l'expression d'objections, de remarques et de sentiments. | Cluster : zelfconcept en sociaal functioneren Specifieke eindtermen 27. De leerlingen kunnen bij sportbeoefening motivatie, bewegingsvreugde, betrokkenheid en positief zelfbeeld kaderen. 28. De leerlingen kunnen bij sportbeoefening mechanismen in het tot stand komen van (sport)groepen en teams herkennen en verklaren. 29. De leerlingen kunnen verantwoorde methoden gebruiken om controle te behouden, stressgevoeligheid te verlagen en mentale weerbaarheid te verhogen. 30. De leerlingen vertonen sociaal aanvaardbaar gedrag op het vlak van fair play, loyaliteit, regelgeving en hiërarchie en bij het uiten van bedenkingen, opmerkingen en gevoelens. |
| 5. Société | 5. Samenleving |
| Cluster : corrélation sport et société | Cluster : wisselwerking sport en maatschappij |
| Objectifs finaux spécifiques | Specifieke eindtermen |
| 31. Les élèves peuvent démontrer que le sport et le mouvement sont | 31. De leerlingen kunnen aantonen dat sport en beweging verweven zijn |
| mêlés à d'autres domaines sociétaux et exercent leurs effets sur | met en effecten hebben op verschillende maatschappelijke domeinen en |
| ceux-ci et inversement. | omgekeerd. |
| 32. Les élèves peuvent illustrer des innovations techniques dans le | 32. De leerlingen kunnen technische innovaties bij sport en |
| sport et dans des situations mouvantes. | bewegingssituaties illustreren. |
| 6. Méthodes de recherche scientifiques | 6. Wetenschappelijke onderzoekmethodes |
| Cluster : compétences de recherche | Cluster : onderzoekcompetentie |
| Objectifs finaux spécifiques | Specifieke eindtermen |
| 33. Les élèves peuvent s'orienter sur un problème de recherche en | 33. De leerlingen kunnen zich oriënteren op een onderzoeksprobleem |
| recueillant, classifiant et traitant des informations de manière ciblée. | door gericht informatie te verzamelen, te ordenen en te bewerken. |
| 34. Les élèves peuvent préparer, exécuter et évaluer une tâche de | 34. De leerlingen kunnen een onderzoeksopdracht over |
| recherche dans le domaine des sciences sportives. | sportwetenschappen voorbereiden, uitvoeren en evalueren. |
| 35. Les élèves sont en mesure d'établir des rapports sur les | 35. De leerlingen kunnen over de onderzoeksresultaten en conclusies |
| recherches et les conclusions et confronter ceux-ci à d'autres points | rapporteren en ze confronteren met andere standpunten. ». |
| de vue. ». Art. 3.Le Ministre flamand qui a l'enseignement dans ses attributions |
Art. 3.De Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, is belast met |
| est chargé de l'exécution du présent arrêté. | de uitvoering van dit besluit. |
| Bruxelles, le 21 juin 2013. | Brussel, 21 juni 2013. |
| Le Ministre-Président du Gouvernement flamand, | De minister-president van de Vlaamse Regering, |
| K. PEETERS | K. PEETERS |
| Le Ministre flamand de l'Enseignement, de la Jeunesse, de l'Egalité | De Vlaamse minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel, |
| des Chances et des Affaires bruxelloises, | |
| P. SMET | P. SMET |