← Retour vers "Arrêté du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale portant règlement budgétaire et comptable des établissements chargés de la gestion des interêts matériels des établissements culturels locaux reconnus. - Addendum "
Arrêté du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale portant règlement budgétaire et comptable des établissements chargés de la gestion des interêts matériels des établissements culturels locaux reconnus. - Addendum | Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering houdende begrotings- en boekhoudkundig reglement van de instellingen belast met het beheer van de materiële belangen van de erkende plaatselijke levensbeschouwelijke gemeenschappen. - Addendum |
---|---|
REGION DE BRUXELLES-CAPITALE | BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST |
15 SEPTEMBRE 2022. - Arrêté du Gouvernement de la Région de | 15 SEPTEMBER 2022. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering |
Bruxelles-Capitale portant règlement budgétaire et comptable des | houdende begrotings- en boekhoudkundig reglement van de instellingen |
établissements chargés de la gestion des interêts matériels des | belast met het beheer van de materiële belangen van de erkende |
établissements culturels locaux reconnus. - Addendum | plaatselijke levensbeschouwelijke gemeenschappen. - Addendum |
Dans le Moniteur belge du 17 novembre 2022, page 82715 à 82750, acte | In het Belgisch Staatsblad van 17 november 2022, pagina 82715 tot |
2022/42114 il y a lieu d'ajouter l'annexe. | 82750, akte 2022/42114 dient de bijlage te worden toegevoegd. |
Rapport au Gouvernement | Verslag aan de Regering |
INTRODUCTION | INLEIDING |
L'ordonnance du 10 décembre 2021 organique de la gestion des intérêts | De ordonnantie betreffende het beheer van de materiële belangen van de |
matériels des communautés culturelles locales reconnues | erkende plaatselijke levensbeschouwelijke gemeenschappen |
http://www.ejustice.just.fgov.be/eli/ordonnance/2021/12/10/ | http://www.ejustice.just.fgov.be/eli/ordonnantie/2021/12/10/ |
2021034330/justel | 2021034330/justel |
modifie profondément l'organisation, le contrôle et le financement des | wijzigt grondig de organisatie, controle en financiering van de |
communautés culturelles locales en Région de Bruxelles-Capitale. Le | plaatselijke levensbeschouwelijke gemeenschappen in het Brussels |
Parlement a décidé de suivre trois axes directeurs, une égalité | Hoofdstedelijk Gewest. Het Parlement heeft beslist drie krachtlijnen |
stricte de traitement, la simplification administrative et la | voorop te zetten: een strikte gelijke behandeling, administratieve |
rationalisation des tâches à accomplir par l'administration régionale. | vereenvoudiging en een stroomlijning van de door het gewestelijke |
L'article 32, § 4 de l'ordonnance confie au Gouvernement le soin d'arrêter les règles budgétaires et comptables applicables aux établissements de gestion des intérêts matériels des communautés culturelles locales. Le projet de règlement qui est proposé ici au Gouvernement vise à remplir cette mission en suivant les trois mêmes lignes directrices. L'ancien système Historiquement, depuis 1870, les fabriques d'églises puis les autres établissements de gestion des intérêts matériels des communautés culturelles locales reconnues étaient soumis à une simple comptabilité de caisse. En substance, chaque culte disposait d'un plan comptable adapté. Chaque plan comptable montrait un service ordinaire et un service extraordinaire. Un chapitre du service ordinaire montrait les dépenses considérées comme nécessaires à l'exercice du culte. A ce titre, ce chapitre des dépenses échappait à tout contrôle des autorités civiles. Une intervention financière des autorités civiles devait permettre à chaque établissement de disposer de suffisamment de recettes ordinaires pour faire face à toutes les dépenses ordinaires. En d'autres termes, le déficit ordinaire éventuel était comblé par une intervention des autorités civiles. Aucune règlementation ne limitait l'intervention financière des autorités civiles. Depuis la reconnaissance du culte islamique, puis du culte orthodoxe, ces deux cultes étaient financés par les provinces alors que les cultes reconnus précédemment, catholique, protestant, israélite et anglican étaient financés par les communes à l'exception des cathédrales catholiques qui elles étaient déjà de compétence provinciale. Le nouveau système Le nouveau système s'inscrit dans une stricte égalité de traitement et une simplification administrative tout en rationalisant les tâches à | bestuur te verrichten taken. Artikel 32, § 4 van de ordonnantie belast de regering met het vaststellen van de begrotings- en boekhoudkundige regels die van toepassing zijn op de instellingen belast met het beheer van de materiële belangen van de plaatselijke levensbeschouwelijke gemeenschappen. Het ontwerpreglement dat hier voorgesteld wordt aan de regering voorziet daarin met inachtneming van dezelfde drie krachtlijnen. Oud systeem Historisch dienden de kerkfabrieken sinds 1870 en later de andere instellingen belast met het beheer van de erkende plaatselijke levensbeschouwelijke gemeenschappen enkel een gewone kasboekhouding bij te houden. In essentie beschikte elke eredienst over een aangepast boekhoudplan. Elk boekhoudplan omvatte een gewone en een buitengewone dienst. Een hoofdstuk van de gewone dienst toonde de uitgaven die beschouwd werden als noodzakelijk voor de uitoefening van de eredienst. Deze categorie uitgaven viel als zodanig buiten elke controle door de burgerlijke overheid. Een financiële tegemoetkoming van de burgerlijke overheid diende ervoor te zorgen dat elke instelling kon beschikken over voldoende gewone ontvangsten om te voorzien in haar gewone uitgaven. Een eventueel tekort op de gewone dienst werd met andere woorden bijgepast door de burgerlijke overheid. Geen enkele reglementering beperkte de financiële tegemoetkoming van de burgerlijke overheid. Sinds de erkenning van de islamitische eredienst en vervolgens de orthodoxe eredienst werden deze beide erediensten gefinancierd door de provincies, terwijl de voorheen erkende katholieke, protestantse, israëlitische en anglicaanse erediensten gefinancierd werden door de gemeenten, met uitzondering van de katholieke kathedralen, die reeds onder de provinciale bevoegdheden ressorteerden. nieuw systeem Het nieuwe systeem sluit aan bij een strikte gelijke behandeling en administratieve vereenvoudiging, gekoppeld aan een stroomlijning van |
accomplir, le tout dans un contexte de principe de séparation de | de te verrichten taken, dit alles met inachtneming van het principe |
l'Eglise et de l'Etat qu'il convient de respecter. Pour rester simple, il convient de garder la comptabilité de caisse. En effet, l'unique attribution des établissements dont il est ici question est de permettre à la communauté cultuelle d'exercer ses rites et coutumes dans des conditions décentes et favorables. En d'autres termes, chaque établissement doit gérer un bâtiment affecté à l'exercice du culte et procéder à l'acquisition de fournitures plus ou moins spécifiques. La comptabilité de caisse Cette gestion relativement réduite, qui plus est, assumée par des bénévoles, ne justifie pas le recours à une comptabilité en partie double. Le recours à la comptabilité de caisse est donc apparu suffisant. La comptabilité de caisse consiste à constater des recettes et des dépenses. La différence entre les deux montre un résultat, mali ou boni. Dans le cas présent, le mali est interdit au niveau de la prévision budgétaire. En corollaire, en l'absence d'un bilan pour assurer la gestion patrimoniale, il convient de tenir un inventaire du patrimoine mobilier et immobilier qui sera joint sous forme d'annexe au compte annuel ou au compte de fin de gestion. | van scheiding van kerk en staat. Omwille van de eenvoud moet de kasboekhouding behouden blijven. De hier beoogde instellingen hebben immers als enig doel de levensbeschouwelijke gemeenschap in staat te stellen haar rituelen en gebruiken uit te oefenen in betamelijke en gunstige omstandigheden. Elke instelling moet met andere woorden een gebouw beheren dat bestemd is voor de uitoefening van de eredienst en min of meer specifieke benodigdheden aankopen. kasboekhouding Dit vrij eenvoudige beheer, dat bovendien verricht werd door vrijwilligers, rechtvaardigt geen dubbele boekhouding. Het voeren van een kasboekhouding bleek dan ook te volstaan. Een kasboekhouding bestaat erin de ontvangsten en uitgaven te registreren. Het verschil tussen beide vormt het resultaat, een tekort of een overschot. In onderhavig geval is een tekort verboden in de begrotingsraming. Daarnaast en gelet op het ontbreken van een balans voor het vermogensbeheer, moet een inventaris van het roerend en onroerend vermogen bijgehouden worden in de vorm van een jaarrekening of eindebeheersrekening. |
Suppression du niveau communal | Wegvallen van het gemeentelijke niveau |
Par ailleurs, le double système de financement, communal et provincial | Het dubbele - gemeentelijke en provinciale - financieringssysteem kon |
était potentiellement source de différence de traitement et n'était en | overigens leiden tot verschillen in behandeling en werkte in elk geval |
tout état de cause pas de nature à simplifier les rapports entre les établissements et l'autorité civile. Cela était d'autant plus vrai lorsque la définition des circonscriptions géographiques avait pour conséquence le partage des interventions financières entre plusieurs communes ou plusieurs provinces. Dorénavant, tous les établissements auront la même circonscription géographique, la Région de Bruxelles-Capitale et, partant un seul interlocuteur. Le plan comptable Les plans comptables actuels sont spécifiques à chaque culte. Il est apparu opportun de disposer d'un plan comptable unique, utilisable par les communautés de chaque culte reconnu, en ce compris les cultes qui pourraient être reconnus dans le futur, voire par les établissements qui relèvent du non confessionnel dans l'hypothèse de la régionalisation de cette matière. Le plan comptable annexé permet de respecter le principe de spécificité budgétaire tout en permettant d'être utilisé par n'importe quel culte. Les deux services De manière classique un service ordinaire permet d'inscrire les recettes et les dépenses récurrentes. Les recettes et les dépenses plus exceptionnelles seront, elles, inscrites à un service extraordinaire. Chaque service se doit d'être à l'équilibre au niveau de la prévision budgétaire. Dès lors, si anciennement les comptes et budgets ne prévoyaient qu'un résultat pour les deux services, désormais le résultat ordinaire sera distinct du résultat extraordinaire. Cela implique que, conformément au principe de spécificité budgétaire, chaque service doit pouvoir faire face à ses dépenses en les couvrant par des recettes. L'unicité du service ordinaire Anciennement, dans le souci de respecter le principe de séparation de | geen vereenvoudiging in de hand van de betrekkingen tussen de instellingen en de burgerlijke overheid. Dit was des te meer het geval wanneer de geografische indelingen tot gevolg hadden dat de financiële tegemoetkomingen verdeeld werden tussen meerdere gemeenten of meerdere provincies. Voortaan behoren alle instellingen tot eenzelfde geografisch ambtsgebied, met name het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, met bijgevolg ook één gesprekspartner. Boekhoudplan De huidige boekhoudplannen zijn specifiek volgens eredienst. Het is wenselijk gebleken over een enig boekhoudplan te beschikken, dat bruikbaar is voor de gemeenschappen van alle erkende erediensten, met inbegrip van eventuele in de toekomst erkende erediensten of zelfs niet-confessionele instellingen in het geval van een regionalisering van deze materie. Het bijgaande boekhoudplan neemt het principe van de begrotingsspecifiteit in acht maar kan niettemin door ongeacht welke eredienst gebruikt worden. Twee diensten Traditioneel is een gewone dienst bestemd voor het registreren van terugkerende ontvangsten en uitgaven. De meer uitzonderlijke ontvangsten en uitgaven worden ingeschreven op de buitengewone dienst. In de begrotingsraming moet elke dienst in evenwicht zijn. Terwijl de rekeningen en begrotingen voorheen slechts één resultaat gaven voor beide diensten, wordt voortaan een onderscheid gemaakt tussen het gewone en het buitengewone resultaat. Dit houdt in dat voor elke dienst de uitgaven gedekt moeten worden met de ontvangsten van dezelfde dienst, overeenkomstig het principe van de specificiteit van de begroting. Enigheid van de gewone dienst Vanuit een streven om het principe van scheiding van kerk en staat in acht te nemen voorzag de gewone dienst voorheen in een hoofdstuk met uitgaven die als noodzakelijk werden beschouwd voor de uitoefening van |
l'Eglise et de l'Etat, le service ordinaire comportait un chapitre | de eredienst. Dit hoofdstuk viel buiten elke controle door de |
dont les dépenses étaient dites nécessaires à l'exercice du culte. Ce | burgerlijke overheid en hield dus een risico in op budgettaire |
chapitre échappait à tout contrôle des autorités civiles et | conflicten of ontsporingen. Voortaan worden alle uitgaven beschouwd |
constituait dès lors un risque de conflit ou de dérapage budgétaire. | als nodig voor de eredienstuitoefening, aangezien het enige doel van |
Dorénavant, dans la mesure où l'attribution unique des établissements | de beherende instellingen erin bestaat de uitoefening van de eredienst |
est de permettre l'exercice du culte, toutes les dépenses sont | mogelijk te maken. De burgerlijke overheid, in dit geval de |
considérées comme nécessaires à cet exercice. L'autorité civile, en | gewestelijke overheid, onthoudt zich dus van elke inmenging in de |
l'occurrence l'autorité régionale s'interdit donc toute intervention | keuze inzake de verkieslijkheid van de uitgaven. Er moest dus een |
dans les choix de l'opportunité des dépenses. Il fallait donc trouver | systeem gevonden worden dat de gewestelijke financiële tegemoetkoming |
un système qui limite de manière règlementaire l'intervention | op reglementaire wijze beperkt en de instellingen toch de vrijheid |
financière régionale tout en laissant les choix d'opportunité des | laat om zelf te beslissen over de wenselijkheid van de gewone |
dépenses ordinaires aux établissements eux-mêmes. La limitation de | uitgaven. De beperking van de financiële tegemoetkoming tot een |
l'intervention financière au regard d'un pourcentage des dépenses | percentage van de gewone uitgaven, met andere woorden de verplichting |
ordinaires, ou, en d'autres termes, l'obligation d'autofinancement | tot gedeeltelijke zelffinanciering, bleek een gepaste oplossing te |
partiel des dépenses ordinaires est apparu opportun. | bieden. Beperking van de financiële tegemoetkoming |
la limitation de l'intervention financière L'ordonnance, en son article 30, limite l'intervention financière régionale à 30% des dépenses ordinaires. Cette limitation monte à 40% lorsque plusieurs établissements ont décidé de s'associer ainsi que pour les établissements qui gèrent un bâtiment considéré comme emblématique. Dans l'hypothèse où la limite n'est pas atteinte, c'est à chaque établissement qu'il appartient soit de diminuer ses dépenses soit d'augmenter ses recettes. En ce qui concerne les recettes, cette limitation automatique doit inciter chaque établissement à inscrire à son budget toutes les recettes dont il peut disposer. En effet, l'autorité civile ne dispose pas toujours des renseignements nécessaires pour imposer l'inscription de toutes les recettes disponibles. On peut par exemple citer le produit des quêtes qui échappe à tout contrôle, ou encore le produit généré par le bâtiment à l'occasion de manifestations diverses qu'elles soient religieuses ou non, voire même la concession de parties du bâtiment pour assurer un service de cafeteria ou toute autre activité. L'expérience a montré que certains établissements étaient jusqu'ici tentés d'inscrire ces recettes au bénéfice d'une asbl satellite afin d'augmenter de manière artificielle les demandes d'intervention financière des autorités civiles. Les associations En cas d'association de minimum trois établissements, l`intervention | Artikel 30 van de ordonnantie beperkt de gewestelijke financiële tegemoetkoming tot 30% van de gewone uitgaven. Dit aandeel wordt opgetrokken tot 40% wanneer meerdere instellingen beslissen zich te verenigen, alsook voor instellingen die een emblematisch verklaard gebouw beheren. Als de limiet niet bereikt wordt, moet elke instelling ofwel haar uitgaven verminderen ofwel haar ontvangsten verhogen. Wat de ontvangsten betreft, moet deze automatische beperking alle instellingen ertoe aanzetten alle ontvangsten waarover ze kunnen beschikken in hun begroting in te schrijven; De burgerlijke overheid beschikt immers niet altijd over de nodige gegevens om de inschrijving van alle beschikbare ontvangsten op te leggen. Als voorbeeld kan de opbrengst van omhalingen vermeld worden, die niet te controleren valt, of opbrengsten gegenereerd door het gebouw ter gelegenheid van diverse manifestaties, ongeacht of die van religieuze aard zijn, of zelfs concessies op delen van het gebouw met het oog op een cafetariadienst of enige andere activiteit. De ervaring heeft geleerd dat bepaalde instellingen tot nog toe geneigd waren die ontvangsten in te schrijven als winst van een verbonden vzw om zo de van de burgerlijke overheid gevraagde tegemoetkoming artificieel te verhogen. De verenigingen Bij vereniging van minstens drie instellingen kan de gewestelijke |
financière régionale peut monter à 40%. Cela signifie que | tegemoetkoming opgetrokken worden tot 40%. Dit betekent dat een |
potentiellement, un établissement associé qui se serait, seul, | toegetreden vereniging die op zichzelf genoegen had moeten nemen met |
contenté d'une intervention à 30%, voire serait en boni, peut, par un | een tegemoetkoming van 30% of een overschot zou laten optekenen kan |
principe de vases communicants, participer au financement du service | bijdragen tot de financiering van een andere instelling die meer dan |
ordinaire d'un autre établissement qui réclamerait plus de 40% de | 40% overheidsfinanciering zou aanvragen, dankzij dit principe van |
financement public. C'est la raison pour laquelle, en vue d'obtenir | communicerende vaten. Om die reden voorziet de ordonnantie in het |
l'adhésion au système de solidarité, l'ordonnance prévoit le phénomène | oprichten van verenigingen als een mogelijkheid en niet als een |
d'association comme une faculté, pas comme une obligation. Une | verplichting, om zo een draagvlak te scheppen voor het |
obligation, aubaine pour certains, pourrait être ressentie comme une | solidariteitssysteem. Het solidariteitssysteem moet ook een soort |
spoliation par d'autres. Par ailleurs, ce système de solidarité doit | interne controle binnen de eredienstsector mogelijk maken. In verband |
aussi permettre une sorte de contrôle interne au secteur du culte Il | met de vastgestelde neiging van bepaalde instellingen om sommige |
faut à cet égard rappeler que le conseil d'administration d'une association sera composé d'un représentant de chaque associé. En d'autres termes, la répartition de l'intervention financière régionale résultera d'une négociation entre associés. En outre, dans l'hypothèse où il s'avèrerait que la négociation serait trop compliquée, à tout moment un associé peut décider de quitter l'association. Il est évident qu'en vue de favoriser le phénomène d'association, et, partant, de solidarité, il est compté sur la capacité de chaque organe représentatif à organiser le dialogue courtois entre les communautés de son obédience. Le financement du service extraordinaire Le service extraordinaire distingue les investissements qui doivent servir à la conservation du patrimoine privé et les investissements qui visent la conservation du bâtiment ou partie de bâtiment, que la communauté reconnue affecte à la mission de service public qu'est l'exercice du culte. Le financement du service extraordinaire sera multiple et devra relever de la négociation préalable avec l'autorité régionale. En ce qui concerne les investissements destinés au patrimoine privé, il est exclu de les financer par du subside dans le cadre de la législation applicable au financement de l'exercice du culte. Ce point spécifique est abordé ci-après. Les subventions En ce qui concerne le bâtiment affecté à l'exercice du culte, l'établissement de gestion sera invité à explorer le régime potentiel de subventions publiques applicable au moment de la demande. On peut citer, sans être exhaustif, les contrats de quartier, l'embellissement des façades, la protection du patrimoine, l'utilisation rationnelle de l'énergie. La réalisation du patrimoine privé. Comme tout service public, les établissements chargés de la gestion matérielle des communautés cultuelles locales reconnues sont autorisés à percevoir des dons et legs. Accepter un don ou un legs, dans le chef d'une personne morale de droit public ne s'entend uniquement que pour le financement de ses compétences attribuées. En ce qui concerne les établissements visés ici, les dons et legs ne s'entendent dès lors que | ontvangsten niet in te schrijven, zullen de leden van de vereniging er onderling, zonder dwingende tussenkomst van de gewestelijke financieringsoverheid, op toezien dat de nauwgezetheid van de ene niet onterecht de laksheid van de andere ten goede komt. Daarbij valt op te merken dat in de raad van bestuur van een vereniging een vertegenwoordiger van elke toegetreden vereniging moet zetelen. De verdeling van de gewestelijke tegemoetkoming zal met andere woorden tot stand komen via onderhandeling tussen de leden. Ingeval de onderhandelingen te complex blijken, kan een toegetreden instelling bovendien beslissen de vereniging te verlaten. Om de oprichting van verenigingen - en dus ook solidariteit - te bevorderen, wordt er uiteraard op gerekend dat elk representatief orgaan een hoffelijke dialoog kan organiseren tussen de gemeenschappen waarvoor het bevoegd is. financiering van de buitengewone dienst De buitengewone dienst betreft de investeringen met het oog op de instandhouding van het privévermogen evenals de investeringen voor de instandhouding van het gebouw of gedeelte van een gebouw dat de erkende gemeenschap bestemt voor de openbare dienst, met name de uitoefening van een eredienst. De financiering van de buitengewone dienst is divers en dient het voorwerp uit te maken van voorafgaande onderhandeling met de gewestelijke overheid. Investeringen met betrekking tot het privévermogen zijn uitgesloten van financiering in de vorm van subsidie op grond van de regelgeving die geldt voor de financiering van de eredienstuitoefening. Dit specifieke punt komt hierna aan bod. Subsidies Voor het gebouw dat bestemd is voor de uitoefening van de eredienst wordt de beherende instelling verzocht de mogelijke overheidssubsidies op het ogenblik van de aanvraag na te gaan. Zonder volledig te zijn kan het daarbij gaan om wijkcontracten, gevelverfraaiing, erfgoedbescherming en rationeel energieverbruik. Realisatie van het privévermogen. Zoals elke overheidsdienst mogen de instellingen belast met het materiële beheer van de erkende plaatselijke levensbeschouwelijke gemeenschappen schenkingen en legaten in ontvangst nemen. Een publiekrechtelijke rechtspersoon kan enkel schenkingen of legaten aanvaarden voor de financiering van zijn toegewezen bevoegdheden. Voor de hier bedoelde instellingen zijn schenkingen en legaten dus uitsluitend mogelijk om de materiële voorwaarden voor de uitoefening |
pour permettre les conditions matérielles de l'exercice du culte. | van de eredienst te scheppen. Daar het automatisch om buitengewone |
S'agissant par nature de recettes extraordinaires, on peut en conclure | uitgaven gaat, kan besloten worden dat de realisatie van privévermogen |
que la réalisation de patrimoine privé dont l'origine est à trouver | dat resulteert uit schenkingen en legaten gebruikt moet kunnen worden |
dans des dons et legs doit pouvoir servir à financer le service | voor het financieren van de buitengewone dienst, die hoofdzakelijk |
extraordinaire, service principalement consacré aux investissements au | betrekking heeft op investeringen voor het gebouw dat voor de |
bâtiment affecté à l'exercice du culte. | uitoefening van de eredienst bestemd is. |
Tous les établissements ne sont pas égaux en termes de possession de | Er bestaan verschillen tussen de instellingen inzake bezit van |
patrimoine privé. Il est évident que d'un point de vue historique, les | privévermogen. Het spreekt vanzelf dat historisch gezien de katholieke |
fabriques catholiques, dont l'origine remonte au moyen-âge, ont pu | kerkfabrieken, waarvan de oorsprong teruggaat tot de middeleeuwen, een |
accumuler un patrimoine parfois important. Ce patrimoine, entièrement | soms aanzienlijk vermogen konden opbouwen. Dit vermogen, dat volledig |
confisqué par la Révolution française n'a pas pu être restitué dans | in beslag genomen werd ten tijde van de Franse Revolutie, kon niet |
son entièreté au moment de la conclusion du concordat du 15 juillet | volledig teruggegeven worden bij het sluiten van het concordaat van 15 |
1801 entre le Consul Bonaparte et le Pape Pie VII. En compensation, le | juli 1801 tussen consul Bonaparte en paus Pius VII. Ter compensatie |
voorzag het keizerlijk decreet in overheidsfinanciering zonder | |
décret impérial a prévu un financement public sans obligation de | verplichting om het privévermogen te realiseren. Het parlement |
réaliser le patrimoine privé. Le Parlement a considéré la compensation | beschouwt de compensatie als verlopen en staat voortaan toe dat het |
comme prescrite et autorise dorénavant la réalisation du patrimoine | privévermogen aangewend wordt voor het financieren van de buitengewone |
privé afin de financer le service extraordinaire. Ce mode de | dienst. Deze financieringswijze is niet verplicht. Over de |
financement n'est pas obligatoire, il résultera de la négociation en | financiering wordt onderhandeld volgens de behoeften en de |
fonction des besoins et des possibilités d'y faire face. | mogelijkheden om erin te voorzien. |
Le recours à l'emprunt | Aangaan van leningen |
Parmi les possibilités de financement du service extraordinaire, on | Tot de mogelijke financieringswijzen voor de buitengewone dienst |
peut aussi citer le recours à l'emprunt. Ce mode de financement sera | behoren ook leningen. Deze financieringsvorm wordt ook geval per geval |
également examiné au cas par cas au regard notamment de son impact sur | onderzocht, meer bepaald rekening houdend met de toekomstige weerslag |
le service ordinaire des exercices futurs. En effet, dans l'hypothèse | ervan op de gewone dienst. Als een instelling niet over voldoende |
où l'établissement ne dispose pas suffisamment de moyens pour faire | middelen beschikt om te voorzien in haar gewone uitgaven, kan het |
face à ses dépenses ordinaires, une intervention limitée à 30% des | Gewest immers een tegemoetkoming verlenen die beperkt is tot 30% van |
dépenses ordinaires, 40% en cas d'association ou pour les établissements qui gèrent un bâtiment considéré comme emblématique pourra être octroyée par la Région. Toutefois, les remboursements des emprunts qui auront été autorisés pour faire face à un investissement au bâtiment affecté à l'exercice du culte ne rentrent pas dans ce ratio et pourront être pris en charge à 100% par l'intervention financière régionale. En d'autres termes, l'impact financier d'un emprunt contracté par un établissement est susceptible d'être supporté intégralement par la Région. Le mécénat L'exercice du culte est un secteur où le recours au mécénat est plus | de gewone uitgaven en tot 40% in het geval van een vereniging of voor instellingen die een als emblematisch beschouwd gebouw beheren. De terugbetalingen van leningen die toegestaan werden met het oog op investeringen met betrekking tot een gebouw dat bestemd is voor de uitoefening van de eredienst worden daarvoor echter niet meegeteld en kunnen dus volledig ten laste genomen worden via de gewestelijke financiële tegemoetkoming. De financiële impact van een door de instelling aangegane lening kan met andere woorden volledig ten laste genomen worden door het Gewest. Mecenaat In het kader van de uitoefening van een eredienst is een mecenaat een |
que plausible. En soi, cela ne pose pas de problème fondamental. | voor de hand liggende oplossing. Op zich stelt dit geen fundamentele |
Pourtant, il est évident que cette source de financement, en fonction | problemen. Het spreekt niettemin voor zich dat deze financiering |
de sa provenance, peut s'avérer indésirable. Il n'appartient pourtant | naargelang de bron ervan ongewenst kan blijken. In de huidige stand |
pas à l'autorité régionale, en l'état actuel de ses compétences, de se prononcer sur le caractère indésirable de la provenance d'un mécénat. Dans cette hypothèse, et dans la configuration actuelle des compétences, l'avis du Ministre de la Justice, dans le cadre de ces compétences en matière de sureté de l'Etat sera demandé. La subvention extraordinaire Lorsque toutes les autres possibilités de financement auront été explorées, l'autorité régionale pourra octroyer un subside extraordinaire le cas échéant. Ce subside extraordinaire sera soumis au contrôle administratif et budgétaire applicable à l'exécution du budget régional. Le fonds de réserve Comme expliqué ci-dessus, certains établissements gèrent un patrimoine privé pour leur communauté. En théorie, ce patrimoine génère un revenu qui doit alimenter le service ordinaire. Comme tout patrimoine, potentiellement, sa conservation nécessite des investissements. Toutefois, la conservation du patrimoine privé ne peut être considérée comme participant à la compétence attribuée à l'établissement de permettre l'exercice du culte. En conséquence, une subvention extraordinaire dans le cadre du financement de l'exercice du culte est | van zaken behoort het echter niet tot de bevoegdheid van de gewestelijke overheid om te oordelen of het mecenaat van ongewenste oorsprong is. In voorkomend geval moet op grond van de huidige bevoegdheidsverdeling het advies van de minister van Justitie gevraagd worden, die bevoegd is inzake staatsveiligheid. Buitengewone subsidie Wanneer alle andere financieringsmogelijkheden nagegaan werden, kan de gewestelijke overheid indien nodig een buitengewone subsidie toekennen. Op deze buitengewone subsidie is de administratieve en begrotingscontrole van toepassing die geldt in het kader van de uitvoering van de gewestelijke begroting. Reservefonds Zoals toegelicht hierboven beheren sommige instellingen een privévermogen voor hun gemeenschap. Theoretisch genereert dit vermogen een inkomen dat de gewone dienst moet financieren. Zoals bij elk vermogen kunnen investeringen vereist zijn voor de instandhouding ervan. De instandhouding van het privévermogen kan niet beschouwd worden als een onderdeel van de bevoegdheid van de instelling om de uitoefening van de eredienst mogelijk te maken. Bijgevolg is een buitengewone subsidie in het kader van de financiering van de |
totalement exclue en vue de la conservation du patrimoine privé. Dès | uitoefening van de eredienst volledig uitgesloten voor het in stand |
lors, en vue de permettre malgré tout la conservation de ce patrimoine | houden van het privévermogen. Om het desondanks mogelijk te maken het |
dans l'attente d'une éventuelle réalisation, l'ordonnance prévoit de | privévermogen in stand te houden in afwachting van de realisatie |
permettre la constitution d'un fonds de réserve. Ce fonds de réserve doit être alimenté par une partie prélevée des revenus générés par le patrimoine à entretenir. Le règlement prévoit qu'un prélèvement de 30% des recettes générées par le patrimoine privé peuvent être prélevés pour son entretien. Imaginons une habitation dont la valeur serait évaluée à 500.000 euros qui génère un loyer mensuel de 1.000 euros soit un revenu annuel de 12.000 euros. 3.600 euros pourraient alimenter un fonds de réserve. En dix ans, un capital de 36.000 euros devrait permettre des travaux d'entretien à cette habitation. Le calcul du résultat présumé Le calcul du résultat présumé est récupéré du système existant. Anciennement, comme le résultat comptable confondait le service ordinaire et le service extraordinaire, un seul résultat présumé était calculé. Dorénavant, chaque service donnera lieu au calcul d'un résultat présumé. Le principe de ce calcul peut sembler compliqué. Il peut cependant facilement être expliqué. Intégrer dans un compte le résultat des exercices précédents est simple dans la mesure où ce résultat est connu et certain. En revanche, au moment de la rédaction d'un budget pour un exercice N, le compte de l'exercice N-1 n'est pas encore clôturé. Or, l'intervention régionale résultera d'une différence entre les recettes et les dépenses, en ce compris le résultat des exercices précédents. Il est donc primordial de pouvoir estimer ce résultat de la manière la plus arithmétiquement correcte possible. A ce moment, deux chiffres sont disponibles, d'une part le résultat, certain celui-là, du compte | ervan, voorziet de ordonnantie in de mogelijkheid om een reservefonds aan te leggen. Dit reservefonds moet gestijfd worden met een deel van de inkomsten die gegenereerd worden door het te onderhouden vermogen. Het reglement bepaalt dat 30% van de ontvangsten uit het privévermogen bestemd mogen worden voor de instandhouding van dit vermogen. We nemen het voorbeeld van een woning met een geschatte waarde van 500.000 euro die maandelijks 1.000 euro huurgeld genereert, wat neerkomt op een jaarinkomen van 12.000 euro. Daarvan zou 3.600 euro als reserve geboekt kunnen worden. Over een periode van tien jaar zou zo een kapitaal van 36.000 euro beschikbaar zijn voor het onderhoud van deze woning. Berekening van het verwachte resultaat De berekening van het verwachte resultaat is overgenomen uit het bestaande systeem. Voorheen werd er één verwacht resultaat berekend, aangezien er voor het boekhoudkundig resultaat geen onderscheid gemaakt werd tussen de gewone en de buitengewone dienst. Voortaan wordt er een verwacht resultaat berekend voor elke dienst. De berekeningswijze kan complex lijken. Ze valt niettemin gemakkelijk uit te leggen. Het opnemen van het resultaat van de vorige dienstjaren in een resultatenrekening is eenvoudig aangezien dat resultaat gekend is en vaststaat. Bij het opstellen van een begroting voor het jaar N is de rekening van het jaar N-1 echter nog niet afgesloten. De gewestelijke tegemoetkoming berust evenwel op het verschil tussen de ontvangsten en de uitgaven, met inbegrip van het resultaat van de vorige dienstjaren. Het is dus essentieel om dit resultaat te kunnen ramen op een rekenkundig zo correct mogelijke wijze. Op dat ogenblik zijn er twee cijfers beschikbaar: enerzijds het vaststaande resultaat van de |
pénultième, soit le compte de l'exercice N-2. Par ailleurs, le budget | voorlaatste rekening, met name die van het jaar N-2. Voor de begroting |
de l'exercice N-1 a lui aussi fait l'objet du calcul du résultat | van het dienstjaar N-1 werd overigens ook een verwacht resultaat |
estimé, soit une estimation de ce même exercice N-2. La comparaison | berekend, zijnde een raming voor datzelfde jaar N-2. Door het laatste |
entre le dernier résultat certain (N-2) et la manière dont ce résultat | vaststaande resultaat (N-2) te vergelijken met de raming van dit |
a été estimé lors de la rédaction du budget N-1 permet d'estimer au | resultaat bij het opstellen van de begroting N-1 kan voor de begroting |
budget N ce que donnera le résultat du compte au 31 décembre. | N geraamd worden hoeveel het resultaat zal bedragen op 31 december. |
Le tableau montre deux colonnes, à gauche les recettes, soit le boni | De tabel toont twee kolommen met links de ontvangsten, namelijk het |
N-2 et le boni inscrit au budget N-1 au titre de présumé N-2. Une | overschot N-2 en het overschot dat is ingeschreven op de begroting N-1 |
troisième ligne est rajoutée afin de pouvoir y intégrer l'éventuel | als verwacht resultaat N-2. Er is een derde regel toegevoegd om er het |
boni constaté à ce même budget N-1. | eventuele vastgestelde overschot voor diezelfde begroting N-1 te |
A droite, l'équivalent en dépenses en cas de constat de déficit. Imaginons que pour l'élaboration du budget N, le budget N-1 a présenté un mali présumé de 100 que le compte N-2 a lui aussi présenté un mali de 150. Cela signifie que l'on peut présumer un déficit cumulé de 100+150 soit 250 qu'il faudra inscrire en dépenses afin de pouvoir le combler avec des recettes correspondantes. Dans l'hypothèse où le budget N-1 a présenté un mali présumé de 100 mais que le compte N-2 présentait un boni 50, on peut alors présumer qu'il reste un mali de 100-50= 50 à combler. Ce système, sur un cycle de deux ans, permet donc de rectifier les erreurs. En effet, si un boni a été sous-estimé, il rentrera dans les calculs des budgets suivants comme recette ce qui rectifiera le résultat. Les dépenses de personnel A priori, les dépenses de personnel ne devraient pas être financées par une intervention financière régionale. Il est pourtant difficilement concevable d'interdire à un établissement de prendre en charge des dépenses de personnel dans l'hypothèse où il serait capable de le supporter sans intervention régionale. Par ailleurs, auparavant aucune limite n'était fixée pour les interventions financières des autorités civiles. Potentiellement, un établissement pouvait inscrire autant de dépenses de personnel qu'il l'aurait désiré et en faire supporter 100% de la charge à l'autorité civile. En revanche, le système d'autofinancement partiel a pour conséquence que l'établissement qui désire engager du personnel devra obligatoirement veiller à pouvoir en assumer de manière autonome 70% de la charge, 60% en cas d'association. L'établissement qui en constaterait l'impossibilité devrait dès lors abandonner l'idée d'engager du personnel. Dès lors, dans un souci d'égalité de traitement mais aussi de simplification administrative, il est proposé de ne pas limiter les dépenses de personnel. L'inventaire L'inventaire doit permettre de suivre l'évolution du patrimoine tant mobilier qu'immobilier. La conséquence directe est double. D'une part, la tenue correcte de l'inventaire doit permettre de contrôler que les revenus qu'il génère sont correctement inscrits au budget et au compte. D'autre part, en cas d'appauvrissement du patrimoine, l'inventaire doit permettre d'en constater le corolaire au budget puis au compte. Le Ministre-Président chargé des établissements cultuels locaux reconnus, | vermelden. Rechts staat het uitgavenequivalent ingeval er een tekort wordt vastgesteld. Stel dat bij de uitwerking van de begroting N de begroting N-1 een verwacht tekort van 100 vertoonde en dat de rekening N-2 ook met een tekort werd afgesloten dat 150 bedroeg. Dit betekent dat we een gecumuleerd tekort van 100 + 150 of 250 mogen verwachten dat ingeschreven moet worden als uitgave om het te kunnen aanzuiveren met overeenstemmende ontvangsten. Als de begroting N-1 een tekort van 100 vertoonde, maar de rekening N-2 afsloot met een overschot van 50, mag aangenomen worden dat er een tekort van 100 - 50 = 50 aan te zuiveren blijft. Dit systeem, dat een cyclus van twee jaar bestrijkt, biedt dus de mogelijkheid vergissingen recht te zetten. Als een overschot onderschat werd, komt het in de berekeningen voor de volgende begrotingen bij de ontvangsten, waarmee het resultaat gecorrigeerd wordt. Personeelsuitgaven Personeelsuitgaven zouden in principe niet gefinancierd mogen worden met een gewestelijke financiële tegemoetkoming. Het ligt evenwel moeilijk om een instelling te verbieden personeelskosten ten laste te nemen in het geval ze in staat zou zijn die te dragen zonder gewestelijke tegemoetkoming. Voorheen gold er bovendien geen enkele beperking voor de financiële tegemoetkomingen van de burgerlijke overheid. Een instelling kon zoveel personeelsuitgaven inschrijven als ze wenste en die voor 100% ten laste leggen van de burgerlijke overheid. Het systeem met gedeeltelijke zelffinanciering heeft daarentegen tot gevolg dat een instelling die personeel wenst in dienst te nemen genoodzaakt is ervoor te zorgen dat ze 70% van de kosten, of 60% in het geval van een vereniging, zelf ten laste kan nemen. Als de instelling vaststelt dat dit onmogelijk is, moet ze afzien van de indienstneming van personeel. Bijgevolg, met het oog op gelijke behandeling, maar ook administratieve vereenvoudiging, wordt voorgesteld de personeelsuitgaven niet te beperken. Inventaris De inventaris moet het mogelijk maken de evolutie van het roerende en het onroerende vermogen te volgen. Dit heeft een tweeledig rechtstreeks gevolg. Enerzijds moet het correct bijhouden van de inventaris het mogelijk maken te controleren of de inkomsten uit het vermogen correct ingeschreven zijn in de begroting en op de rekening. Anderzijds moet de inventaris het mogelijk maken om bij vermogensverlies de gevolgen ervan vast te stellen in de begroting en op de rekening. De Minister-President bevoegd voor de erkende plaatselijke levensbeschouwelijke instellingen, |
R. VERVOORT | R. VERVOORT |