Etaamb.openjustice.be
Vue multilingue de Arrêt du --
← Retour vers "Extrait de l'arrêt n° 157/2021 du 28 octobre 2021 Numéro du rôle : 7434 En cause : la question préjudicielle relative à l'article 1 er de la loi du 6 avril 1847 « portant répression des offenses envers le Roi », posée par la chambr La Cour constitutionnelle, composée des présidents L. Lavrysen et P. Nihoul, des juges J.-P. Moe(...)"
Extrait de l'arrêt n° 157/2021 du 28 octobre 2021 Numéro du rôle : 7434 En cause : la question préjudicielle relative à l'article 1 er de la loi du 6 avril 1847 « portant répression des offenses envers le Roi », posée par la chambr La Cour constitutionnelle, composée des présidents L. Lavrysen et P. Nihoul, des juges J.-P. Moe(...) Uittreksel uit arrest nr. 157/2021 van 28 oktober 2021 Rolnummer 7434 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 1 van de wet van 6 april 1847 « tot bestraffing van de beleedigingen aan den Koning », gesteld door de kamer van inbesc Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters L. Lavrysen en P. Nihoul, de rechters J.(...)
COUR CONSTITUTIONNELLE GRONDWETTELIJK HOF
Extrait de l'arrêt n° 157/2021 du 28 octobre 2021 Uittreksel uit arrest nr. 157/2021 van 28 oktober 2021
Numéro du rôle : 7434 Rolnummer 7434
En cause : la question préjudicielle relative à l'article 1er de la In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 1 van de wet van 6
loi du 6 avril 1847 « portant répression des offenses envers le Roi », april 1847 « tot bestraffing van de beleedigingen aan den Koning »,
posée par la chambre des mises en accusation de la Cour d'appel de gesteld door de kamer van inbeschuldigingstelling van het Hof van
Gand. Beroep te Gent.
La Cour constitutionnelle, Het Grondwettelijk Hof,
composée des présidents L. Lavrysen et P. Nihoul, des juges J.-P. samengesteld uit de voorzitters L. Lavrysen en P. Nihoul, de rechters
Moerman, T. Giet, R. Leysen, J. Moerman, M. Pâques, Y. Kherbache, T. J.-P. Moerman, T. Giet, R. Leysen, J. Moerman, M. Pâques, Y.
Detienne, D. Pieters et S. de Bethune, et, conformément à l'article Kherbache, T. Detienne, D. Pieters en S. de Bethune, en,
60bis de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur la Cour overeenkomstig artikel 60bis van de bijzondere wet van 6 januari 1989
constitutionnelle, du président émérite F. Daoût, assistée du greffier op het Grondwettelijk Hof, emeritus voorzitter F. Daoût, bijgestaan
F. Meersschaut, présidée par le président L. Lavrysen, door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van voorzitter L. Lavrysen,
après en avoir délibéré, rend l'arrêt suivant : wijst na beraad het volgende arrest :
I. Objet de la question préjudicielle et procédure I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging
Par arrêt du 15 septembre 2020, dont l'expédition est parvenue au Bij arrest van 15 september 2020, waarvan de expeditie ter griffie van
greffe de la Cour le 18 septembre 2020, la chambre des mises en het Hof is ingekomen op 18 september 2020, heeft de kamer van
accusation de la Cour d'appel de Gand a posé la question préjudicielle inbeschuldigingstelling van het Hof van Beroep te Gent de volgende
suivante : prejudiciële vraag gesteld :
« L'article 1er de la loi du 6 avril 1847 portant répression des « Schendt artikel 1 van de Wet van 6 april 1847 tot bestraffing van de
offenses envers le Roi, qui réprime notamment les discours, cris ou beleedigingen aan den Koning, dat onder meer in het openbaar
menaces publics constituant une offense ' envers la personne du Roi ', uitgedrukte beledigende uitlatingen, kreten of bedreigingen aan ' den
viole-t-il l'article 19 de la Constitution, lu en combinaison avec persoon van den Koning ' strafbaar stelt, artikel 19 van de Grondwet
l'article 10 de la Convention européenne des droits de l'homme ? ». in samenhang gelezen met artikel 10 EVRM ? ».
(...) (...)
III. En droit III. In rechte
(...) (...)
B.1. L'article 1er de la loi du 6 avril 1847 « portant répression des B.1. Artikel 1 van de wet van 6 april 1847 « tot bestraffing van de
offenses envers le Roi » (ci-après : la loi du 6 avril 1847) dispose : beleedigingen aan den Koning » (hierna : de wet van 6 april 1847)
« Quiconque, soit dans des lieux ou réunions publics, par discours, bepaalt : « Al wie, hetzij in openbare plaatsen of bijeenkomsten, door
cris ou menaces, soit par des écrits, des imprimés, des images ou uitlatingen, kreten of bedreigingen, hetzij door welke geschriften,
emblèmes quelconques, qui auront été affichés, distribués ou vendus, drukwerken, prenten of zinnebeelden ook, die aangeslagen, rondgedeeld
of verkocht, te koop of voor de oogen van het publiek ten toon gesteld
mis en vente ou exposés aux regards du public, se sera rendu coupable worden, zich schuldig maakt aan beleediging van den persoon van den
d'offense envers la personne du Roi, sera puni d'un emprisonnement de Koning, wordt gestraft met gevangenisstraf van zes maanden tot drie
six mois à trois ans, et d'une amende de 300 à 3.000 fr. ». jaar en met geldboete van 300 tot 3.000 frank ».
B.2. Il est demandé à la Cour d'examiner si cette disposition est B.2. Het Hof wordt gevraagd te onderzoeken of die bepaling bestaanbaar
compatible avec l'article 19 de la Constitution, lu en combinaison is met artikel 19 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 10
avec l'article 10 de la Convention européenne des droits de l'homme. van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens.
B.3. L'affaire qui est pendante devant la juridiction a quo porte sur B.3. De zaak die hangende is voor het verwijzende rechtscollege heeft
l'exécution d'un mandat d'arrêt européen délivré par le betrekking op de tenuitvoerlegging van een door de
magistrat-président de la chambre pénale, deuxième section, de la Cour magistraat-voorzitter van de strafkamer, tweede sectie, van het
nationale (Audiencia Nacional) à Madrid à l'encontre d'une personne de Nationaal Hof (Audiencia Nacional) te Madrid uitgevaardigd Europees
aanhoudingsbevel ten aanzien van een persoon van Spaanse nationaliteit
nationalité espagnole résidant en Belgique qui a été condamnée en die in België verblijft en die in Spanje werd veroordeeld wegens smaad
aan en ernstige beledigingen van de Spaanse Kroon.
Espagne pour outrage et offenses graves envers la Couronne espagnole. De gestelde prejudiciële vraag past in het kader van het onderzoek van
La question préjudicielle posée s'inscrit dans le cadre de l'examen, het verwijzende rechtscollege naar het al dan niet voldaan zijn aan de
par la juridiction a quo, du respect ou non de la condition de la aan de tenuitvoerlegging van een Europees aanhoudingsbevel verbonden
double incrimination liée à l'exécution d'un mandat d'arrêt européen, voorwaarde betreffende de dubbele strafbaarstelling, vervat in artikel
contenue dans l'article 5, § 1er, de la loi du 19 décembre 2003 « 5, § 1, van de wet van 19 december 2003 « betreffende het Europees
relative au mandat d'arrêt européen ». En vertu de cette disposition, aanhoudingsbevel ». Volgens die bepaling wordt de tenuitvoerlegging
l'exécution d'un mandat d'arrêt européen est refusée « si le fait qui van een Europees aanhoudingsbevel geweigerd « ingeval het feit waarop
est à la base du mandat d'arrêt européen ne constitue pas une het Europees aanhoudingsbevel betrekking heeft, krachtens het
infraction au regard du droit belge ». Belgische recht niet strafbaar is ».
Quant à la recevabilité Ten aanzien van de ontvankelijkheid
B.4. Le Conseil des ministres allègue que la question préjudicielle B.4. De Ministerraad voert aan dat de prejudiciële vraag geen antwoord
n'appelle pas de réponse, en ce qu'une réponse à cette question n'est behoeft, omdat een antwoord op die vraag volgens hem klaarblijkelijk
manifestement pas utile, selon lui, à la solution du litige qui est niet nuttig is voor de oplossing van het geschil dat hangende is voor
pendant devant la juridiction a quo. Il estime que, même si la Cour het verwijzende rechtscollege. Hij meent dat, zelfs wanneer het Hof
jugeait que la disposition en cause est inconstitutionnelle, il est van oordeel zou zijn dat de in het geding zijnde bepaling
satisfait à la condition de la double incrimination dans l'affaire qui ongrondwettig is, in de zaak die hangende is voor het verwijzende
est pendante devant la juridiction a quo, compte tenu du fait que les rechtscollege voldaan is aan de voorwaarde van de dubbele
articles 443 et 448 du Code pénal répriment la calomnie, la diffamation et les injures. B.5.1. C'est en règle à la juridiction a quo qu'il appartient d'apprécier si la réponse à la question préjudicielle est utile à la solution du litige. Ce n'est que lorsque tel n'est manifestement pas le cas que la Cour peut décider que la question n'appelle pas de réponse. B.5.2. Il suffit, comme c'est le cas en l'espèce, qu'une juridiction ait des doutes quant à la constitutionnalité de dispositions pénales qu'elle estime devoir appliquer pour qu'une question préjudicielle qui vise à écarter ces doutes ne puisse pas être considérée comme manifestement dénuée de pertinence pour la solution du litige. Il appartient en outre à la juridiction a quo, et non à la Cour, d'apprécier, dans le cadre de l'examen du respect ou non de la condition de la double incrimination, si les faits qui sont à la base du mandat d'arrêt européen constituent une infraction ou non au regard du droit belge. Il ressort de la décision de renvoi que la juridiction a quo considère « qu'elle devra, en ce qui concerne l'existence d'une double incrimination pour le fait d'outrage et d'offenses graves strafbaarstelling, gelet op het feit dat de artikelen 443 en 448 van het Strafwetboek laster, eerroof en beledigingen strafbaar stellen. B.5.1. In de regel komt het de verwijzende rechter toe te oordelen of het antwoord op de prejudiciële vraag nuttig is voor het oplossen van het geschil. Alleen indien dat klaarblijkelijk niet het geval is, kan het Hof beslissen dat de vraag geen antwoord behoeft. B.5.2. Het is voldoende, zoals te dezen het geval is, dat een rechtscollege twijfels heeft over de grondwettigheid van de strafbepalingen die het meent te moeten toepassen, opdat een prejudiciële vraag die ertoe strekt die twijfels weg te nemen niet als klaarblijkelijk irrelevant voor de oplossing van het geschil kan worden beschouwd. Het staat bovendien aan het verwijzende rechtscollege, en niet aan het Hof, om in het kader van het onderzoek naar het al dan niet voldaan zijn aan de voorwaarde betreffende de dubbele strafbaarstelling, te beoordelen of de feiten waarop het Europees aanhoudingsbevel betrekking heeft, al dan niet krachtens het Belgische recht strafbaar zijn. Uit de verwijzingsbeslissing blijkt dat het verwijzende rechtscollege van oordeel is « dat het in zijn oordeel omtrent het bestaan van een dubbele strafbaarheid voor het feit van smaad en ernstige beledigingen aan de (Spaanse) Kroon gebruik zal moeten maken
envers la Couronne (espagnole), appliquer la loi belge du 6 avril 1847 van de Belgische Wet van 6 april 1847 tot bestraffing van
' portant répression des offenses envers le Roi ' ». beleedigingen aan den Koning ».
La réponse à la question préjudicielle n'est donc pas manifestement inutile à la solution du litige qui est pendant devant la juridiction a quo. B.6.1. Le Conseil des ministres soutient également que, compte tenu de l'objet de l'affaire qui est pendante devant la juridiction a quo, il est exclusivement demandé à la Cour si l'incrimination des offenses envers le Roi sous la forme de menaces est compatible avec les normes de référence mentionnées dans cette question, et qu'il ne lui est donc pas demandé si les peines prévues par la disposition en cause sont constitutionnelles. Het antwoord op de prejudiciële vraag is aldus niet klaarblijkelijk onnuttig voor het oplossen van het geschil dat hangende is voor het verwijzende rechtscollege. B.6.1. De Ministerraad voert eveneens aan dat, rekening houdend met het voorwerp van de zaak die hangende is voor het verwijzende rechtscollege, het Hof uitsluitend wordt gevraagd of de strafbaarstelling van belediging van de Koning in de vorm van bedreigingen bestaanbaar is met de in die vraag vermelde referentienormen, en bijgevolg niet of de straffen waarin de in het geding zijnde bepaling voorziet, grondwettig zijn.
B.6.2. Il n'appartient pas aux parties devant la Cour de modifier la B.6.2. Het staat niet aan de partijen voor het Hof de draagwijdte van
portée d'une question préjudicielle. een prejudiciële vraag te wijzigen.
La question préjudicielle et la motivation de la décision de renvoi ne De prejudiciële vraag en de motivering van de verwijzingsbeslissing
contiennent aucun élément faisant apparaître qu'il serait bevatten geen elementen waaruit blijkt dat het Hof uitsluitend zou
exclusivement demandé à la Cour de contrôler l'incrimination contenue worden gevraagd de in de in het geding zijnde bepaling vervatte
dans la disposition en cause, indépendamment des peines que cette
dernière prévoit, au regard des normes de référence mentionnées dans strafbaarstelling, losgekoppeld van de in die bepaling voorgeschreven
cette question. Une appréciation de la peine prévue par une straffen, te toetsen aan de in die vraag vermelde referentienormen.
disposition pénale constitue par ailleurs un élément essentiel du Een beoordeling van de in een strafbepaling opgenomen straffen maakt
contrôle d'une telle disposition au regard de la liberté d'expression, overigens een essentieel onderdeel uit van de toetsing van zulk een
telle qu'elle est garantie par l'article 19 de la Constitution, lu en bepaling aan de vrijheid van meningsuiting, zoals gewaarborgd bij
combinaison avec l'article 10 de la Convention européenne des droits artikel 19 van de Grondwet, in samenhang gelezen bij artikel 10 van
de l'homme. het Europees Verdrag voor de rechten van de mens.
B.7. Les exceptions sont rejetées. B.7. De excepties worden verworpen.
B.8. En ce que J. A.B. soutient que la disposition en cause n'est pas B.8. In zoverre J. A.B. aanvoert dat de in het geding zijnde bepaling
compatible avec le principe de légalité en matière pénale ni avec le niet bestaanbaar is met het wettigheidsbeginsel in strafzaken en met
principe d'égalité et de non-discrimination, tels qu'ils sont garantis het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie, zoals onder meer
notamment par les articles 10, 11, 12, alinéa 2, et 14 de la gewaarborgd bij de artikelen 10, 11, 12, tweede lid, en 14 van de
Constitution, ces griefs sont irrecevables, comme le Conseil des ministres le soutient. Il n'appartient effectivement pas aux parties d'étendre la portée d'une question préjudicielle posée à la Cour. Quant au fond B.9.1. Aux termes de la disposition en cause, l'offense envers la personne du Roi constitue une infraction, lorsqu'elle se manifeste soit dans des lieux ou réunions publics, au moyen de discours, de cris ou de menaces, soit par des écrits, des imprimés, des images ou emblèmes quelconques, qui auront été affichés, distribués ou vendus, mis en vente ou exposés aux regards du public. L'infraction porte exclusivement sur l'offense envers « la personne » du Roi des Belges et ne concerne donc pas la critique de la monarchie en tant qu'institution ni d'actes accomplis par le Roi sous la responsabilité des ministres. B.9.2. Il ressort des travaux préparatoires qu'en employant le terme « offense », le législateur a voulu donner une interprétation large à l'infraction. Les travaux préparatoires indiquent : « Dans l'art. 1er on a employé le mot offense en remplacement des expressions de calomnie et d'injure, qui se trouvent dans le décret sur la presse; le mot offense [...] a sur les autres termes l'avantage d'être applicable par sa généralité à tout délit de diffamation, d'injure ou d'outrage, commis publiquement envers la Couronne. Mais afin d'éloigner toute interprétation arbitraire, on a dû fixer le sens dans lequel il devait être entendu et le caractériser dans tous ses degrés d'application. C'est ainsi qu'il a été dit que l'offense aurait lieu aussi bien par des gestes menaçants que par toutes paroles ou tous discours prononcés dans des lieux ou des réunions publics, par des écrits, des imprimés, des images ou emblèmes quelconques qui auront été affichés, distribués ou vendus, mis en vente ou exposés aux regards du public. Avec cette définition aussi claire, aussi précise, le mot offense offrant toutes les applications possibles, a obtenu la préférence sur toute autre expression quelconque » (Doc. parl., Sénat, Grondwet, zijn die grieven, zoals de Ministerraad aanvoert, niet ontvankelijk. Het staat immers niet aan de partijen om de draagwijdte van een aan het Hof gestelde prejudiciële vraag uit te breiden. Ten gronde B.9.1. Volgens de in het geding zijnde bepaling is het beledigen van de persoon van de Koning een misdrijf, wanneer de belediging gebeurt hetzij in openbare plaatsen of bijeenkomsten, door middel van uitlatingen, kreten of bedreigingen, hetzij door geschriften, drukwerken, prenten of zinnebeelden, die aangeplakt, rondgedeeld of verkocht, te koop of voor de ogen van het publiek tentoon worden gesteld. Het misdrijf heeft uitsluitend betrekking op het beledigen van « de persoon » van de Koning der Belgen, en aldus niet op het bekritiseren van de monarchie als instituut of van handelingen die de Koning onder de verantwoordelijkheid van de ministers stelt. B.9.2. Uit de parlementaire voorbereiding blijkt dat de wetgever met het gebruik van het woord « belediging » een ruime invulling heeft willen geven aan het misdrijf. De parlementaire voorbereiding vermeldt : « In artikel 1 heeft men het woord ' belediging ' gebruikt ter vervanging van de uitdrukkingen ' laster ' en ' smaad ', die in het persdecreet staan; het woord ' belediging ' [....] heeft tegenover de andere termen het voordeel dat het door de algemeenheid ervan kan worden toegepast op elk misdrijf van eerroof, smaad of grove belediging dat in het openbaar tegen de Kroon wordt gepleegd. Maar teneinde elke willekeurige interpretatie af te wenden, diende men de betekenis vast te leggen waarin het moest worden begrepen en het te karakteriseren in alle graden van toepassing ervan. Aldus is gesteld dat van belediging sprake zou zijn zowel bij dreigende gebaren als bij alle woorden of alle uitlatingen die worden uitgesproken in openbare plaatsen of bijeenkomsten, bij welke geschriften, drukwerken, prenten of zinnebeelden ook, die aangeplakt, rondgedeeld of verkocht, te koop of voor de ogen van het publiek tentoongesteld worden. Met die zo duidelijke, zo nauwkeurige definitie heeft het woord ' belediging ', dat alle mogelijke toepassingen biedt, de voorkeur verkregen boven
séance du 30 mars 1847, n° 197, p. 3). elke andere uitdrukking dan ook » (Parl. St., Senaat, zitting van 30
maart 1847, nr. 197, p. 3; eigen vertaling).
De minister van Justitie verklaarde in de Kamer van
Le ministre de la Justice a déclaré à la Chambre des représentants « volksvertegenwoordigers « dat om het even welke oneerbiedigheid moet
que toute irrévérence quelconque doit être punie, et que le mot le worden bestraft, en dat het ruimste woord dat men kan gebruiken,
plus large qu'on puisse employer est nécessairement celui qu'il faut noodzakelijkerwijs dat is dat dient te worden gekozen » (Hand., Kamer,
choisir » (Ann., Chambre, séance du 22 mars 1847, p. 1257). zitting van 22 maart 1847, p. 1257; eigen vertaling).
La notion d'« offense » couvre donc tous les propos qui portent Onder het begrip « belediging » vallen aldus alle uitingen die de eer
atteinte à l'honneur ou à la réputation du Roi ou qui expriment une of de goede naam van de Koning aantasten of die een oneerbiedigheid
irrévérence à Son égard, et dont la publicité est donnée de la manière ten aanzien van Hem tot uitdrukking brengen, waaraan openbaarheid is
décrite dans la disposition en cause. verleend op de wijze omschreven in de in het geding zijnde bepaling.
B.9.3. Il ressort également des travaux préparatoires que l'infraction B.9.3. De parlementaire voorbereiding doet eveneens ervan blijken dat
ne requiert pas qu'il y ait une intention de méchanceté, de sorte het misdrijf geen kwaadwillig opzet vereist, zodat een algemeen opzet
qu'une intention générale suffit : volstaat :
« On conçoit difficilement une offense dans laquelle ne se rencontre « Men kan zich moeilijk een belediging indenken waarin niet een zekere
pas un certain degré de méchanceté; mais, quel que soit le mobile de l'offense, celui qui se la permet à l'égard du Roi ne peut pas échapper à la peine. On soutiendra peut-être une thèse contraire pour les délits ordinaires, mais lorsqu'il s'agit de délits exceptionnels résultant de la position exceptionnelle de la personne à laquelle l'offense s'adresse, on reconnaîtra sans doute qu'il convient d'introduire des règles spéciales. La personne du Roi est inviolable; comment admettre qu'on puisse impunément porter atteinte à cette inviolabilité en alléguant qu'il y a eu absence d'intention méchante ? Pour maintenir intact ce principe mate van boosaardigheid zit; maar wat ook de beweegreden van de belediging is, diegene die zich haar ten aanzien van de Koning veroorlooft, mag niet aan straf ontsnappen. Voor gewone misdrijven zal men misschien een tegengestelde stelling verdedigen, maar wanneer het gaat om uitzonderlijke misdrijven die het gevolg zijn van de uitzonderlijke positie van de persoon tegen wie de belediging is gericht, zal men wellicht erkennen dat speciale regels dienen te worden ingevoerd. De persoon van de Koning is onschendbaar; hoe aanvaarden dat men straffeloos afbreuk kan doen aan die onschendbaarheid door aan te voeren dat er geen kwade bedoeling was ? Is het, om dat zo belangrijke
constitutionnel si important de l'inviolabilité royale, n'est-il pas grondwettelijke beginsel van de koninklijke onschendbaarheid
nécessaire de mettre la personne du Roi à l'abri de toute offense sans ongeschonden te handhaven, niet noodzakelijk de persoon van de Koning
devoir rechercher le caractère de l'intention autrement que pour te behoeden voor elke belediging, zonder het karakter van de bedoeling
déterminer la hauteur de la peine ? » (Doc. parl., Chambre, séance du te moeten zoeken, behalve om de hoogte van de straf te bepalen ? »
18 février 1847, n° 163, p. 1). (Parl. St., Kamer, zitting van 18 februari 1847, nr. 163, p. 1; eigen
B.9.4. L'infraction est un délit politique et, le cas échéant, un vertaling). B.9.4. Het misdrijf is een politiek misdrijf en, in voorkomend geval
délit de presse, de sorte que son appréciation relève en principe de een drukpersmisdrijf, zodat de beoordeling ervan in beginsel behoort
la compétence de la cour d'assises (article 150 de la Constitution). tot de bevoegdheid van het hof van assisen (artikel 150 van de Grondwet).
Selon l'article 8 de la loi du 6 avril 1847, les « poursuites à raison Volgens artikel 8 van de wet van 6 april 1847 worden de « vervolgingen
des délits prévus par la présente loi seront intentées d'office ». Les wegens de door deze wet voorziene wanbedrijven [...] ambtshalve
poursuites ne sont donc pas subordonnées à l'introduction d'une ingesteld ». De vervolgingen zijn aldus niet afhankelijk van het
plainte. indienen van een klacht.
B.9.5. Aux termes de la disposition en cause, les personnes qui se B.9.5. Personen die zich schuldig maken aan het misdrijf van het
rendent coupables d'offense envers la personne du Roi peuvent être beledigen van de persoon van de Koning kunnen, krachtens de in het
punies d'un « emprisonnement de six mois à trois ans et d'une amende geding zijnde bepaling, worden gestraft met « gevangenisstraf van zes
de 300 à 3 000 francs » et être en outre, en vertu de l'article 3 de maanden tot drie jaar en met geldboete van 300 tot 3.000 frank » en
la loi du 6 avril 1847, interdites de l'exercice de certains droits kunnen, krachtens artikel 3 van de wet van 6 april 1847, bovendien van
de uitoefening van bepaalde rechten worden ontzet gedurende een
tijdsverloop van twee tot vijf jaar.
pendant un intervalle de deux à cinq ans. Wat de in de in het geding zijnde bepaling opgenomen geldboete
En ce qui concerne l'amende prévue par la disposition en cause, il betreft, dient rekening te worden gehouden met artikel 2 van de wet
convient de tenir compte de l'article 2 de la loi du 26 juin 2000 « van 26 juni 2000 « betreffende de invoering van de euro in de
relative à l'introduction de l'euro dans la législation concernant les wetgeving die betrekking heeft op aangelegenheden als bedoeld in
matières visées à l'article 78 de la Constitution », selon lequel « artikel 78 van de Grondwet », volgens hetwelk « de bedragen van de
les montants des sommes d'argent auxquelles les décimes additionnels
visés par la loi du 5 mars 1952 ' relative aux décimes additionnels geldsommen waarop de opdeciemen bedoeld in de wet van 5 maart 1952
betreffende de opdeciemen op de strafrechtelijke geldboeten worden
sur les amendes pénales ' sont appliqués, sont censés être exprimés toegepast, worden geacht rechtstreeks te zijn uitgedrukt in euro,
directement en euro sans conversion ». La disposition en cause prévoit zonder omrekening ». De in het geding zijnde bepaling voorziet aldus
donc une amende de 300 à 3 000 euros, avant application des décimes in een geldboete van 300 tot 3 000 euro, vóór de toepassing van de
additionnels. opdeciemen.
B.10.1. Il ressort des travaux préparatoires cités en B.9.3 que la B.10.1. Uit de in B.9.3 aangehaalde parlementaire voorbereiding blijkt
dat de in het geding zijnde bepaling mede is ingegeven door het
disposition en cause est aussi dictée par le statut constitutionnel du grondwettelijk statuut van de Koning, zoals thans geregeld in de
Roi, tel qu'il est actuellement réglé aux articles 88 et 106 de la artikelen 88 en 106 van de Grondwet, die bepalen :
Constitution, qui disposent : «

Art. 88.La personne du Roi est inviolable; ses ministres sont

«

Art. 88.De persoon des Konings is onschendbaar; zijn ministers zijn

responsables ». «

Art. 106.Aucun acte du Roi ne peut avoir d'effet, s'il n'est contresigné par un ministre, qui, par cela seul, s'en rend responsable ». L'inviolabilité et l'irresponsabilité du Roi garanties par ces dispositions constitutionnelles ont pour conséquence qu'il n'est pas possible d'exercer une action contre la personne du Roi, que le Roi ne peut pas être appelé à se justifier politiquement, que les ministres sont responsables des actes du Roi qui ont une incidence politique directe ou indirecte et que les actes du Roi qui ont une telle incidence doivent avoir été contresignés par un ministre. Les actes que le Roi accomplit en tant que personne privée et qui n'ont pas d'incidence politique ne relèvent toutefois pas de la règle du

verantwoordelijk ». «

Art. 106.Geen akte van de Koning kan gevolg hebben, wanneer zij niet medeondertekend is door een minister, die daardoor alleen reeds, ervoor verantwoordelijk wordt ». De door die grondwetsbepalingen gewaarborgde onschendbaarheid en onverantwoordelijkheid van de Koning brengen met zich mee dat het niet mogelijk is tegen de persoon van de Koning een rechtsgeding te voeren, dat de Koning niet politiek ter verantwoording kan worden geroepen, dat de ministers verantwoordelijk zijn voor de handelingen van de Koning die rechtstreeks of onrechtstreeks een politieke weerslag hebben en dat de akten van de Koning die een dergelijke weerslag hebben, medeondertekend moeten worden door een minister. Handelingen die de Koning als privaat persoon stelt en die geen politieke weerslag hebben, vallen evenwel niet onder de regel van de medeondertekening

contreseing par un ministre ni de la responsabilité ministérielle. door een minister, noch onder de ministeriële verantwoordelijkheid.
B.10.2. Il ne saurait être déduit de la circonstance que la B.10.2. Uit de omstandigheid dat de in het geding zijnde bepaling mede
disposition en cause est aussi dictée par le statut constitutionnel du is ingegeven door het grondwettelijk statuut van de Koning, kan niet
Roi que cette disposition résulte d'un choix du Constituant lui-même. worden afgeleid dat die bepaling voortvloeit uit een keuze van de
Les principes constitutionnels de l'inviolabilité et de Grondwetgever zelf. De grondwettelijke beginselen van de
l'irresponsabilité du Roi n'exigent en effet pas, en soi, que onschendbaarheid en onverantwoordelijkheid van de Koning vereisen
immers op zich niet dat het beledigen van de persoon van de Koning
l'offense envers la personne du Roi soit réprimée selon les modalités strafbaar wordt gesteld onder de in de in het geding zijnde bepaling
contenues dans la disposition en cause en ce qui concerne la portée de vervatte modaliteiten betreffende de draagwijdte van het misdrijf, het
l'infraction, la condition de l'intention et le taux de la peine. vereiste opzet en de strafmaat.
B.10.3. La Cour est dès lors compétente pour examiner si la B.10.3. Het Hof is bijgevolg bevoegd te onderzoeken of de in het
disposition en cause est compatible avec l'article 19 de la geding zijnde bepaling bestaanbaar is met artikel 19 van de Grondwet,
Constitution, lu en combinaison avec l'article 10 de la Convention in samenhang gelezen met artikel 10 van het Europees Verdrag voor de
européenne des droits de l'homme. rechten van de mens.
B.11.1. L'article 19 de la Constitution dispose : B.11.1. Artikel 19 van de Grondwet bepaalt :
« La liberté des cultes, celle de leur exercice public, ainsi que la « De vrijheid van eredienst, de vrije openbare uitoefening ervan,
liberté de manifester ses opinions en toute matière, sont garanties, alsmede de vrijheid om op elk gebied zijn mening te uiten, zijn
sauf la répression des délits commis à l'occasion de l'usage de ces gewaarborgd, behoudens bestraffing van de misdrijven die ter
libertés ». gelegenheid van het gebruikmaken van die vrijheden worden gepleegd ».
L'article 10 de la Convention européenne des droits de l'homme dispose Artikel 10 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens
: bepaalt :
« 1. Toute personne a droit à la liberté d'expression. Ce droit « 1. Eenieder heeft recht op vrijheid van meningsuiting. Dit recht
comprend la liberté d'opinion et la liberté de recevoir ou de communiquer des informations ou des idées sans qu'il puisse y avoir ingérence d'autorités publiques et sans considération de frontière. Le présent article n'empêche pas les Etats de soumettre les entreprises de radiodiffusion, de cinéma ou de télévision à un régime d'autorisations. 2. L'exercice de ces libertés comportant des devoirs et des responsabilités peut être soumis à certaines formalités, conditions, restrictions ou sanctions prévues par la loi, qui constituent des mesures nécessaires, dans une société démocratique, à la sécurité nationale, à l'intégrité territoriale ou à la sûreté publique, à la omvat de vrijheid een mening te koesteren en de vrijheid om inlichtingen of denkbeelden te ontvangen of door te geven, zonder inmenging van overheidswege en ongeacht grenzen. Dit artikel belet niet dat Staten radio-omroep-, bioscoop- of televisie-ondernemingen kunnen onderwerpen aan een systeem van vergunningen. 2. Daar de uitoefening van deze vrijheden plichten en verantwoordelijkheden met zich brengt, kan zij worden onderworpen aan bepaalde formaliteiten, voorwaarden, beperkingen of sancties, welke bij de wet worden voorzien en die in een democratische samenleving noodzakelijk zijn in het belang van 's lands veiligheid, de
défense de l'ordre et à la prévention du crime, à la protection de la bescherming van de openbare orde en het voorkomen van strafbare
santé ou de la morale, à la protection de la réputation ou des droits feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden, de
d'autrui, pour empêcher la divulgation d'informations confidentielles bescherming van de goede naam of de rechten van anderen om de
ou pour garantir l'autorité et l'impartialité du pouvoir judiciaire ». verspreiding van vertrouwelijke mededelingen te voorkomen of om het
B.11.2. En ce qu'il reconnaît le droit à la liberté d'expression, gezag en de onpartijdigheid van de rechterlijke macht te waarborgen ».
l'article 10 de la Convention européenne des droits de l'homme a une B.11.2. In zoverre artikel 10 van het Europees Verdrag voor de rechten
van de mens het recht op vrije meningsuiting erkent, heeft het een
portée analogue à celle de l'article 19 de la Constitution, qui draagwijdte die analoog is aan die van artikel 19 van de Grondwet, dat
reconnaît la liberté de manifester ses opinions en toute matière. de vrijheid om op elk gebied zijn mening te uiten, erkent.
Dès lors, les garanties fournies par ces dispositions forment, dans De bij die bepalingen geboden waarborgen vormen derhalve, in die mate,
cette mesure, un ensemble indissociable. een onlosmakelijk geheel.
B.12.1. La liberté d'expression consacrée par ces articles constitue B.12.1. De in die artikelen gewaarborgde vrijheid van meningsuiting is
l'un des fondements essentiels d'une société démocratique. Elle vaut één van de pijlers van een democratische samenleving. Zij geldt niet
non seulement pour les « informations » ou « idées » accueillies avec alleen voor de « informatie » of de « ideeën » die gunstig worden
faveur ou considérées comme inoffensives ou indifférentes, mais aussi onthaald of die als onschuldig of onverschillig worden beschouwd, maar
pour celles qui « choquent, inquiètent ou heurtent » l'Etat ou une ook voor die welke de Staat of een of andere groep van de bevolking «
fraction de la population. Ainsi le veulent le pluralisme, la schokken, verontrusten of kwetsen ». Zo willen het het pluralisme, de
tolérance et l'esprit d'ouverture sans lesquels il n'est pas de verdraagzaamheid en de geest van openheid, zonder welke er geen
société démocratique (CEDH, 7 décembre 1976, Handyside c. Royaume-Uni, democratische samenleving kan bestaan (EHRM, 7 december 1976,
§ 49, 23 septembre 1998, Lehideux et Isorni c. France, § 55, et 28 Handyside t. Verenigd Koninkrijk, § 49; 23 september 1998, Lehideux en
septembre 1999, Öztürk c. Turquie, § 64; grande chambre, 13 juillet Isorni t. Frankrijk, § 55; 28 september 1999, Öztürk t. Turkije, § 64;
2012, Mouvement raëlien suisse c. Suisse, § 48). grote kamer, 13 juli 2012, Mouvement raëlien suisse t. Zwitserland, §
B.12.2. Ainsi qu'il ressort des termes de l'article 10, paragraphe 2, 48). B.12.2. Niettemin brengt de uitoefening van de vrijheid van
de la Convention européenne des droits de l'homme, l'exercice de la meningsuiting, zoals blijkt uit de bewoordingen van artikel 10, lid 2,
liberté d'expression implique néanmoins certaines obligations et van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, bepaalde
responsabilités (CEDH, 4 décembre 2003, Gündüz c. Turquie, § 37), plichten en verantwoordelijkheden met zich mee (EHRM, 4 december 2003,
notamment le devoir de principe de ne pas franchir certaines limites « Gündüz t. Turkije, § 37), onder meer de principiële plicht bepaalde
tenant notamment à la protection de la réputation et aux droits grenzen « die meer bepaald de bescherming van de goede naam en de
d'autrui » (CEDH, 24 février 1997, De Haes et Gijsels c. Belgique, § rechten van anderen nastreven » niet te overschrijden (EHRM, 24
37; 21 janvier 1999, Fressoz et Roire c. France, § 45; 15 juillet februari 1997, De Haes en Gijsels t. België, § 37; 21 januari 1999,
2003, Ernst e.a. c. Belgique, § 92). La liberté d'expression peut, en Fressoz en Roire t. Frankrijk, § 45; 15 juli 2003, Ernst e.a. t.
België, § 92). De vrijheid van meningsuiting kan, krachtens artikel
vertu de l'article 10, paragraphe 2, de la Convention européenne des 10, lid 2, van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, onder
droits de l'homme, être soumise, sous certaines conditions, à bepaalde voorwaarden worden onderworpen aan formaliteiten,
certaines formalités, conditions, restrictions ou sanctions, en vue, voorwaarden, beperkingen of sancties, met het oog op, onder meer, de
notamment, de la protection de la réputation ou des droits d'autrui. bescherming van de goede naam of de rechten van anderen. De
Les exceptions dont elle est assortie appellent toutefois « une uitzonderingen waarmee zij gepaard gaat, dienen echter « eng te worden
interprétation étroite, et le besoin de la restreindre doit se trouver geïnterpreteerd, en de noodzaak om haar te beperken moet op
établi de manière convaincante » (CEDH, grande chambre, 20 octobre overtuigende wijze worden aangetoond » (EHRM, grote kamer, 20 oktober
2015, Pentikäinen c. Finlande, § 87). 2015, Pentikäinen t. Finland, § 87).
L'article 19 de la Constitution interdit que la liberté d'expression Artikel 19 van de Grondwet verbiedt dat de vrijheid van meningsuiting
soit soumise à des restrictions préventives, mais non que les aan preventieve beperkingen wordt onderworpen, maar niet dat
infractions qui sont commises à l'occasion de la mise en oeuvre de misdrijven die ter gelegenheid van het gebruikmaken van die vrijheid
cette liberté soient sanctionnées. worden gepleegd, worden bestraft.
B.13.1. En ce qu'il réprime les offenses envers la personne du Roi B.13.1. Door in het openbaar geuite beledigingen van de persoon van de
exprimées publiquement, l'article 1er de la loi du 6 avril 1847 constitue une ingérence dans le droit à la liberté d'expression. B.13.2. Pour respecter la liberté d'expression, une telle ingérence doit satisfaire aux conditions définies par l'article 10, paragraphe 2, de la Convention européenne des droits de l'homme, selon lequel l'ingérence doit être prévue par la loi, poursuivre un ou plusieurs des objectifs mentionnés dans cet article et être nécessaire dans une société démocratique, ce qui suppose qu'elle réponde à un besoin social impérieux et qu'elle soit proportionnée aux objectifs poursuivis. B.14. Il ressort de ce qui est mentionné en B.9.1 à B.9.5 que l'ingérence dans la liberté d'expression est prévue par une loi suffisamment accessible et précise : l'infraction concerne toute offense envers la personne du Roi des Belges dans les circonstances prévues par la disposition en cause, étant entendu que la notion d'« Koning strafbaar te stellen, vormt artikel 1 van de wet van 6 april 1847 een inmenging in het recht op vrije meningsuiting. B.13.2. Om in overeenstemming te zijn met de vrijheid van meningsuiting moet een dergelijke inmenging voldoen aan de bij artikel 10, lid 2, van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens bepaalde voorwaarden, volgens welke de inmenging dient te zijn bepaald bij wet, zij een of meerdere van de in dat artikel vermelde doelstellingen dient na te streven en zij noodzakelijk dient te zijn in een democratische samenleving, wat veronderstelt dat zij beantwoordt aan een dwingende maatschappelijke behoefte en evenredig is met de nagestreefde doelstellingen. B.14. Uit wat is vermeld in B.9.1 tot B.9.5, blijkt dat de inmenging in de vrijheid van meningsuiting is bepaald bij een voldoende toegankelijke en nauwkeurige wet : het misdrijf betreft het beledigen van de persoon van de Koning der Belgen in de in het geding zijnde bepaling omschreven omstandigheden, waarbij het begrip « belediging »
offense » porte sur tous les propos qui portent atteinte à l'honneur slaat op alle uitingen die de eer of de goede naam van de Koning
ou à la réputation du Roi ou qui expriment une irrévérence à Son aantasten of die een oneerbiedigheid ten aanzien van Hem tot
égard, sans qu'il y ait nécessairement une intention de méchanceté de uitdrukking brengen, en waarbij geen kwaadwillig opzet vanwege de
la part de l'auteur. La circonstance que le législateur a voulu dader is vereist. De omstandigheid dat de wetgever aan het misdrijf
conférer une portée très large à l'infraction ne porte pas, en soi, een zeer ruime draagwijdte heeft willen verlenen, doet op zich geen
atteinte au constat que l'ingérence dans la liberté d'expression est afbreuk aan de vaststelling dat de inmenging in de vrijheid van
prévue par la loi. meningsuiting is bepaald bij wet.
B.15.1. Il peut être admis que l'ingérence dans la liberté B.15.1. Er kan worden aangenomen dat de door de in het geding zijnde
d'expression occasionnée par la disposition en cause poursuit bepaling veroorzaakte inmenging in de vrijheid van meningsuiting de in
l'objectif de « protection de la réputation ou des droits d'autrui », artikel 10, lid 2, van het Europees Verdrag voor de rechten van de
en l'occurrence du Roi, mentionné dans l'article 10, paragraphe 2, de mens vermelde doelstelling betreffende de « bescherming van de goede
la Convention européenne des droits de l'homme. Cet objectif est naam of de rechten van anderen », te dezen van de Koning, nastreeft.
légitime. Die doelstelling is wettig.
B.15.2. Il peut être déduit des travaux préparatoires que le B.15.2. Uit de parlementaire voorbereiding kan worden afgeleid dat de
législateur poursuivait également d'autres objectifs. Les travaux wetgever nog andere doelstellingen heeft nagestreefd. De parlementaire
préparatoires indiquent : voorbereiding vermeldt :
« La nécessité de mettre le chef de l'Etat à l'abri des attaques de la « De noodzaak om het staatshoofd te behoeden voor kwaadwillige
malveillance a été reconnue par tous les peuples, et les mesures aanvallen is door alle volkeren erkend, en de daartoe genomen
prises à cette fin, loin d'être dictées par l'adulation, sont maatregelen, verre van te zijn ingegeven door ophemelarij, zijn
impérieusement commandées par les intérêts sociaux. Partout où la absoluut geboden door de maatschappelijke belangen. Overal waar het
Royauté s'est trouvée impunément outragée, le mépris a fini par Koningschap straffeloos zwaar is beledigd, heeft het misprijzen zich
atteindre les autres institutions dont elle est le complément et la uiteindelijk tegen de andere instellingen gericht waarvan het de
sauvegarde; partout où l'ordre s'est rétabli après de violentes aanvulling en de bescherming is; overal waar de orde is hersteld na
secousses politiques, le point de départ a été la garantie de hevige politieke schokken, is het startpunt de waarborg van de
l'inviolabilité royale et l'on peut en général mesurer la stabilité koninklijke onschendbaarheid geweest en men kan over het algemeen de
constitutionnelle d'une nation sur le respect qu'inspire le pouvoir grondwettelijke stabiliteit van een natie afmeten aan het respect dat
de macht die de leiding heeft over de uitvoering van de wetten,
qui préside à l'exécution de lois » (Doc. parl., Sénat, séance du 30 inboezemt » (Parl. St., Senaat, zitting van 30 maart 1847, nr. 197, p.
mars 1847, n° 197, p. 1). 1; eigen vertaling).
Daaruit blijkt dat de wetgever met de in het geding zijnde bepaling
Il en ressort que, par la disposition en cause, le législateur a voulu eveneens de onschendbaarheid van de Koning en de stabiliteit van het
garantir également l'inviolabilité du Roi et la stabilité du système grondwettelijk bestel heeft willen waarborgen. Rekening houdend met de
constitutionnel. Compte tenu du contexte historique dans lequel la historische context waarin de in het geding zijnde bepaling werd
disposition en cause a été adoptée, il pourrait être admis que les aangenomen, zou kunnen worden aanvaard dat de aldus nagestreefde
objectifs ainsi poursuivis cadrent avec les objectifs de « sécurité doelstellingen passen in het kader van de in artikel 10, lid 2, van
nationale », d'« intégrité territoriale » ou de « sûreté publique » et het Europees Verdrag voor de rechten van de mens vermelde
de « prévention du crime » mentionnés dans l'article 10, paragraphe 2, de la Convention européenne des droits de l'homme. Bien qu'une ingérence dans la liberté d'expression qui est dictée par des motifs touchant à la sécurité nationale, à l'intégrité territoriale, à la sûreté publique ou à la prévention du crime poursuive en principe un objectif légitime, il y a lieu de tenir compte, en l'espèce, d'une part, du fait que la disposition en cause a été adoptée dans un contexte historique fondamentalement différent du contexte actuel et, d'autre part, de l'évolution des conceptions sur ce qui peut être jugé nécessaire dans une société démocratique. L'examen du caractère légitime des objectifs poursuivis qui sont mentionnés plus haut coïncide, pour cette raison, avec l'examen de la doelstellingen betreffende « 's lands veiligheid, de bescherming van de openbare orde » en betreffende het « voorkomen van strafbare feiten ». Hoewel met een inmenging in de vrijheid van meningsuiting die is ingegeven door redenen van 's lands veiligheid, de bescherming van de openbare orde of het voorkomen van strafbare feiten, in beginsel een wettig doel wordt nagestreefd, dient te dezen rekening te worden gehouden met, enerzijds, het feit dat de in het geding zijnde bepaling werd aangenomen in een historische context die fundamenteel verschilt van de huidige context en met, anderzijds, de evolutie van de opvattingen over wat noodzakelijk kan worden geacht in een democratische samenleving. Het onderzoek van het wettig karakter van de voormelde nagestreefde doelstellingen valt om die reden samen met
nécessité de l'ingérence dans une société démocratique. het onderzoek naar de noodzakelijkheid van de inmenging in een
B.16.1. Pour apprécier si une ingérence dans la liberté d'expression democratische samenleving. B.16.1. Bij de beoordeling van de vraag of een inmenging in de
est nécessaire et répond à un besoin social impérieux, les Etats vrijheid van meningsuiting noodzakelijk is en beantwoordt aan een
jouissent en principe, selon la jurisprudence de la Cour européenne dwingende maatschappelijke behoefte, beschikken de Staten volgens de
des droits de l'homme, d'une certaine marge d'appréciation, même si rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in
cette marge est limitée lorsqu'il s'agit d'opinions exprimées dans le beginsel over een bepaalde appreciatiemarge, zij het dat die marge
cadre d'un débat politique ou d'un débat sur des matières d'intérêt beperkt is wanneer het gaat om meningen die worden geuit in het kader
van een politiek debat of in het kader van een debat over
général (CEDH, 15 mars 2011, Otegi Mondragon c. Espagne, § § 49-50; 13 aangelegenheden van algemeen belang (EHRM, 15 maart 2011, Otegi
mars 2018, Stern Taulats en Roura Capellera c. Espagne, § § 31-32). Mondragon t. Spanje, §§ 49-50; 13 maart 2018, Stern Taulats en Roura Capellera t. Spanje, § § 31-32).
B.16.2. L'expression d'opinions critiques à l'encontre d'institutions B.16.2. Kritische meningsuitingen over openbare instellingen of
ou de personnalités publiques, parmi lesquelles le Roi, ou à persoonlijkheden, waaronder de Koning, of over het grondwettelijk
l'encontre du système constitutionnel d'un Etat, même si elles bestel van een Staat, vallen, ook wanneer zij schokkend, verontrustend
choquent, inquiètent, heurtent ou s'inscrivent dans un débat politique of kwetsend zijn, als deel uitmakend van een politiek debat of van een
ou dans un débat sur des matières d'intérêt général, relève, en debat over aangelegenheden van algemeen belang in beginsel onder de
principe, de la protection de la liberté d'expression, sauf lorsqu'il bescherming van de vrijheid van meningsuiting, behoudens wanneer het
s'agit de propos qui incitent à la violence ou qui constituent un gaat om uitingen die aanzetten tot geweld of die een haatdiscours
discours de haine, auquel cas ce dernier terme « doit être compris vormen, waarbij die laatste term « in die zin moet worden begrepen dat
comme couvrant toutes formes d'expression qui propagent, incitent à, hij alle uitdrukkingsvormen dekt die rassenhaat, xenofobie,
promeuvent ou justifient la haine raciale, la xénophobie, antisemitisme of andere op onverdraagzaamheid gestoelde vormen van
l'antisémitisme ou d'autres formes de haine fondées sur l'intolérance haat propageren, ertoe aanzetten, bevorderen of verantwoorden " (EHRM,
» (CEDH, 13 mars 2018, Stern Taulats et Roura Capellera c. Espagne, § 13 maart 2018, Stern Taulats en Roura Capellera t. Spanje, § 41).
41). Dans ce contexte, la Cour européenne des droits de l'homme a également In dit kader heeft het Europees Hof voor de Rechten van de Mens
eveneens geoordeeld dat « een gevangenisstraf die wordt opgelegd voor
jugé qu'« une peine de prison infligée pour une infraction commise een misdrijf dat is gepleegd op het gebied van het politieke discours,
dans le domaine du discours politique n'est compatible avec la liberté slechts in uitzonderlijke omstandigheden verenigbaar is met de bij
d'expression garantie par l'article 10 de la Convention que dans des artikel 10 van het Verdrag gewaarborgde vrijheid van meningsuiting,
circonstances exceptionnelles, notamment lorsque d'autres droits met name wanneer andere grondrechten ernstig zijn geschonden, zoals in
fondamentaux ont été gravement atteints, comme dans l'hypothèse, par het geval van, bijvoorbeeld, het verspreiden van een haatdiscours of
exemple, de la diffusion d'un discours de haine ou d'incitation à la
violence » (CEDH, 22 juin 2010, Bingöl c. Turquie, § 41; 15 mars 2011, van het aanzetten tot geweld » (EHRM, 22 juni 2010, Bingöl t. Turkije,
Otegi Mondragon c. Espagne, § 59). § 41; 15 maart 2011, Otegi Mondragon t. Spanje, § 59).
B.17. L'exercice de la liberté d'expression, même dans le cadre d'un B.17. De uitoefening van de vrijheid van meningsuiting brengt
niettemin, ook in het kader van een politiek debat of van een debat
débat politique ou d'un débat sur des matières d'intérêt général, over aangelegenheden van algemeen belang, bepaalde plichten en
implique néanmoins certaines obligations et responsabilités, notamment verantwoordelijkheden met zich mee, onder meer de principiële plicht
l'obligation de principe de ne pas franchir certaines limites censées bepaalde grenzen die de bescherming van de goede naam en de rechten
protéger la réputation et les droits d'autrui. van anderen nastreven, niet te overschrijden.
B.18.1. En ce qui concerne les dispositions pénales qui prévoient un B.18.1. Met betrekking tot strafbepalingen die voorzien in een
régime spécifique en ce qui concerne l'offense envers un chef d'Etat, specifieke regeling voor het beledigen van een staatshoofd, heeft het
la Cour européenne des droits de l'homme a jugé : Europees Hof voor de Rechten van de Mens geoordeeld :
« En matière d'offense envers un chef d'Etat, la Cour a déjà déclaré « Inzake belediging van een staatshoofd heeft het Hof reeds verklaard
qu'une protection accrue par une loi spéciale en matière d'offense dat een uitgebreidere bescherming door een bijzondere wet inzake
n'est, en principe, pas conforme à l'esprit de la Convention belediging in principe niet conform is met de geest van het Verdrag
(Colombani et autres c. France, n° 51279/99, § § 66-69, CEDH 2002-V, (Colombani e.a. t. Frankrijk, nr. 51279/99, § § 66-69, EHRM 2002-V,
Pakdemirli c. Turquie, n° 35839/97, § § 51-52, 22 février 2005, Artun Pakdemirli t. Turkije, nr. 35839/97, § § 51-52, 22 februari 2005,
et Güvener c. Turquie, no 75510/01, § 31, 26 juin 2007, et Otegi Artun en Güvener t. Turkije, nr. 75510/01, § 31, 26 juni 2007, en
Mondragon c. Espagne, n° 2034/07, § § 55-56, CEDH 2011). En effet, Otegi Mondragon t. Spanje, nr. 2034/07, § § 55-56, EHRM 2011).
l'intérêt d'un Etat de protéger la réputation de son propre chef Inderdaad, het belang van een Staat om de reputatie van zijn eigen
staatshoofd te beschermen, kan het feit om aan die laatste een
d'Etat ne peut justifier de conférer à ce dernier un privilège ou une voorrecht of een bijzondere bescherming toe te kennen tegenover het
protection spéciale vis-à-vis du droit d'informer et d'exprimer des recht op het verspreiden van informatie en op vrije meningsuiting over
opinions à son sujet (Otegi Mondragon, précité, § 55) » (CEDH, 13 mars het staatshoofd niet verantwoorden (Otegi Mondragon, voormeld, § 55) »
2018, Stern Taulats et Roura Capellera c. Espagne, § 35). (EHRM, 13 maart 2018, Stern Taulats en Roura Capellera t. Spanje, §
Bien qu'un chef d'Etat ait, en tant que personne, comme toute autre 35). Hoewel een staatshoofd als persoon, net als andere personen, recht
personne, droit à ce que sa réputation soit protégée, il n'est donc en heeft op bescherming van zijn reputatie, is het aldus in beginsel niet
principe pas justifié de prévoir pour ce chef d'Etat une protection verantwoord om voor dat staatshoofd te voorzien in een bescherming die
supérieure à celle qui est prévue à l'égard d'autres personnes et ce, verder gaat dan die waarin is voorzien voor andere personen, en dit
qu'il s'agisse d'un chef d'Etat d'un régime républicain (CEDH, 22 ongeacht of het gaat om een staatshoofd van een republiek (EHRM, 22
février 2005, Pakdemirli c. Turquie, § 52; 26 juin 2007, Artun et februari 2005, Pakdemirli t. Turkije, § 52; 26 juni 2007, Artun en
Güvener c. Turquie, § 31) ou d'un chef d'Etat d'un régime monarchique Güvener t. Turkije, § 31), dan wel om een staatshoofd van een
(CEDH, 15 mars 2011, Otegi Mondragon c. Espagne, § § 55-56; 13 mars monarchie (EHRM, 15 maart 2011, Otegi Mondragon t. Spanje, § § 55-56;
2018, Stern Taulats et Roura Capellera c. Espagne, § 35). 13 maart 2018, Stern Taulats en Roura Capellera t. Spanje, § 35).
B.18.2. Dès lors que, selon la jurisprudence précitée de la Cour européenne des droits de l'homme, l'intérêt que pourrait avoir un Etat à protéger la réputation du chef d'Etat ne saurait justifier l'octroi à celui-ci d'un privilège ou d'une protection particulière en ce qui concerne les opinions exprimées à son encontre, les objectifs, mentionnés en B.15.2, qui consistent à garantir l'inviolabilité du Roi et la stabilité du système constitutionnel ne sauraient justifier l'ingérence dans la liberté d'expression occasionnée par la disposition en cause, en ce que cette disposition offrirait au Roi une protection plus large que celle qui est offerte à d'autres personnes. B.18.3. La Cour européenne des droits de l'homme a en outre jugé : « La Cour estime que le fait que le roi occupe une position de neutralité dans le débat politique, une position d'arbitre et de symbole de l'unité de l'Etat, ne saurait le mettre à l'abri de toute B.18.2. Daar het belang dat een Staat erbij zou kunnen hebben om de reputatie van het staatshoofd te beschermen, volgens de voormelde rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, geen verantwoording kan vormen voor het verlenen aan het staatshoofd van een voorrecht of van een bijzondere bescherming tegen de hem betreffende meningsuitingen, zouden de in B.15.2 vermelde doelstellingen betreffende het waarborgen van de onschendbaarheid van de Koning en van de stabiliteit van het grondwettelijk bestel, de door de in het geding zijnde bepaling veroorzaakte inmenging in de vrijheid van meningsuiting niet kunnen verantwoorden, in zoverre die bepaling aan de Koning een ruimere bescherming zou bieden dan die welke aan andere personen wordt geboden. B.18.3. Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens heeft bovendien geoordeeld : « Het Hof is van mening dat het feit dat de Koning in het politieke debat een neutrale positie inneemt, een positie als scheidsrechter en symbool van de eenheid van de Staat, hem niet kan behoeden voor elke
critique dans l'exercice de ses fonctions officielles ou - comme en kritiek bij de uitoefening van zijn officiële functies of - zoals te
l'espèce - en tant que représentant de l'Etat, qu'il symbolise, dezen - als vertegenwoordiger van de Staat, waarvan hij het symbool
notamment de la part de ceux qui contestent légitimement les is, met name vanwege diegenen die de grondwettelijke structuren van
structures constitutionnelles de cet Etat, y compris son régime die Staat wettig betwisten, inclusief het monarchale stelsel ervan.
monarchique. [...] En outre, elle estime que le fait que le roi soit ' [...] Bovendien is het Hof van mening dat het feit dat de Koning
irresponsable ' en vertu de la Constitution espagnole, notamment sur krachtens de Spaanse Grondwet ' onverantwoordelijk ' is, met name op
le plan pénal, ne saurait faire obstacle en soi au libre débat sur son strafrechtelijk gebied, op zich niet in de weg kan staan aan het vrije
éventuelle responsabilité institutionnelle, voire symbolique, à la debat over zijn eventuele institutionele, en zelfs symbolische,
tête de l'Etat, dans les limites du respect de sa réputation en tant verantwoordelijkheid aan het hoofd van de Staat, binnen de grenzen van
que personne » (CEDH, 15 mars 2011, Otegi Mondragon c. Espagne, § 56). Ni l'irresponsabilité du Roi ni la position de symbole qu'Il occupe dans l'Etat ne sauraient justifier que la réputation du Roi soit davantage protégée que la réputation d'autres personnes. La circonstance que le Roi est dans l'impossibilité d'introduire une plainte sans l'accord d'un ministre, lorsque cette plainte peut avoir une incidence politique directe ou indirecte, pourrait, le cas échéant, justifier l'adoption de règles de procédure particulières, mais elle ne saurait justifier l'ingérence dans la liberté d'expression occasionnée par la disposition en cause, en ce que cette disposition offrirait au Roi une protection plus large que celle qui est offerte à d'autres personnes. B.19. Dès lors que la disposition en cause prévoit que les personnes qui se rendent coupables de l'infraction qu'elle définit peuvent être punies d'une peine d'emprisonnement de six mois à trois ans, cette disposition prévoit une peine particulièrement lourde qui, compte tenu de ce qui est mentionné en B.16.2, est en principe incompatible en soi avec la liberté d'expression lorsqu'elle est infligée en raison d'opinions exprimées dans le cadre d'un débat politique ou d'un débat sur des matières d'intérêt général. En ce qu'elle prévoit une peine d'emprisonnement de six mois à trois ans, la disposition en cause offre par ailleurs au Roi une protection plus large que celle qui est de eerbiediging van zijn reputatie als persoon » (EHRM, 15 maart 2011, Otegi Mondragon t. Spanje, § 56). Noch de onverantwoordelijkheid van de Koning, noch de symbolische positie die Hij inneemt in de Staat, kunnen een verantwoording vormen voor het installeren van een bescherming van de reputatie van de Koning die verder gaat dan de bescherming van de reputatie van andere personen. De omstandigheid dat de Koning niet in de mogelijkheid is om zonder akkoord van een minister een klacht in te dienen wanneer die klacht rechtstreeks of onrechtstreeks een politieke weerslag kan hebben, zou in voorkomend geval een verantwoording kunnen vormen voor het aannemen van bijzondere procedureregels, maar zou de door de in het geding zijnde bepaling veroorzaakte inmenging in de vrijheid van meningsuiting niet kunnen verantwoorden, in zoverre die bepaling aan de Koning een ruimere bescherming zou bieden dan de bescherming die aan andere personen wordt geboden. B.19. Doordat de in het geding zijnde bepaling erin voorziet dat personen die zich schuldig maken aan het erin omschreven misdrijf, kunnen worden gestraft met een gevangenisstraf van zes maanden tot drie jaar, bevat die bepaling een bijzonder zware straf die, rekening houdend met wat is vermeld in B.16.2, op zich in beginsel onbestaanbaar is met de vrijheid van meningsuiting wanneer ze wordt opgelegd naar aanleiding van een in het kader van een politiek debat of van een debat over aangelegenheden van algemeen belang geuite meningen. Door te voorzien in een gevangenisstraf van zes maanden tot drie jaar biedt de in geding zijnde bepaling bovendien een bescherming aan de Koning die verder gaat dan de bescherming die door de artikelen
offerte par les articles 275, 276, 277, 444, 445, 448 et 449 du Code pénal, qui comprennent des peines d'emprisonnement sensiblement moins lourdes, à d'autres personnes contre toute atteinte à leur honneur ou à leur réputation. En ce qui concerne l'amende pénale aussi, la disposition en cause prévoit des peines plus lourdes que celles qui sont prévues aux articles précités du Code pénal. La protection du chef d'Etat est en outre plus large que la protection qui est offerte à d'autres personnes, dès lors que l'infraction de l'offense envers la personne du Roi a une portée plus large que les infractions définies aux articles précités du Code pénal et qu'elle ne requiert pas qu'il y ait une intention de méchanceté. B.20. Il découle de ce qui précède que, tant en ce qui concerne la 275, 276, 277, 444, 445, 448 en 449 van het Strafwetboek, die voorzien in merkelijk minder zware gevangenisstraffen, wordt geboden aan andere personen op het vlak van de aanranding van hun eer of goede naam. Ook wat de strafrechtelijke geldboete betreft, bevat de in het geding zijnde bepaling straffen die zwaarder zijn dan die welke zijn bepaald in de voormelde artikelen van het Strafwetboek. De bescherming van het staatshoofd gaat bovendien verder dan de bescherming geboden aan andere personen, doordat het misdrijf van het beledigen van de persoon van de Koning een ruimere draagwijdte heeft dan de in de voormelde artikelen van het Strafwetboek omschreven misdrijven en geen kwaadwillig opzet vereist. B.20. Uit het voorgaande volgt dat de in het geding zijnde bepaling, zowel op het vlak van de draagwijdte van het misdrijf als op het vlak
portée de l'infraction que le taux de la peine, la disposition en van de strafmaat, voorziet in een bescherming van de reputatie van de
cause prévoit une protection de la réputation de la personne du Roi persoon van de Koning die verder gaat dan de bescherming van de
plus large que la protection de la réputation d'autres personnes. reputatie van anderen. Die bepaling beantwoordt niet aan een dwingende
Cette disposition ne répond pas à un besoin social impérieux et est maatschappelijke behoefte en is onevenredig ten aanzien van de
disproportionnée à l'objectif de protéger la réputation de la personne doelstelling de reputatie van de persoon van de Koning te beschermen.
du Roi. B.21. La disposition en cause n'est pas compatible avec l'article 19 B.21. De in het geding zijnde bepaling is niet bestaanbaar met artikel
de la Constitution, lu en combinaison avec l'article 10 de la 19 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 10 van het
Convention européenne des droits de l'homme. Europees Verdrag voor de rechten van de mens.
Par ces motifs, Om die redenen,
la Cour het Hof
dit pour droit : zegt voor recht :
L'article 1er de la loi du 6 avril 1847 « portant répression des Artikel 1 van de wet van 6 april 1847 « tot bestraffing van de
offenses envers le Roi » viole l'article 19 de la Constitution, lu en beleedigingen aan den Koning » schendt artikel 19 van de Grondwet, in
combinaison avec l'article 10 de la Convention européenne des droits samenhang gelezen met artikel 10 van het Europees Verdrag voor de
de l'homme. rechten van de mens.
Ainsi rendu en langue néerlandaise et en langue française, Aldus gewezen in het Nederlands en het Frans, overeenkomstig artikel
conformément à l'article 65 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof,
la Cour constitutionnelle, le 28 octobre 2021. op 28 oktober 2021.
Le greffier, De griffier,
F. Meersschaut F. Meersschaut
Le président, De voorzitter,
L. Lavrysen L. Lavrysen
^