← Retour vers "Extrait de l'arrêt n° 65/2021 du 29 avril 2021 Numéro du rôle : 7231 En cause : le
recours en annulation des articles 6 et 49 du décret-programme de la Communauté française du 12 décembre
2018 « portant diverses mesures relatives à l'organisa La Cour constitutionnelle, composée
des présidents F. Daoût et L. Lavrysen, et des juges J.-P. M(...)"
| Extrait de l'arrêt n° 65/2021 du 29 avril 2021 Numéro du rôle : 7231 En cause : le recours en annulation des articles 6 et 49 du décret-programme de la Communauté française du 12 décembre 2018 « portant diverses mesures relatives à l'organisa La Cour constitutionnelle, composée des présidents F. Daoût et L. Lavrysen, et des juges J.-P. M(...) | Uittreksel uit arrest nr. 65/2021 van 29 april 2021 Rolnummer 7231 In zake : het beroep tot vernietiging van de artikelen 6 en 49 van het programmadecreet van de Franse Gemeenschap van 12 december 2018 « houdende verschillende maatregelen inz Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters F. Daoût en L. Lavrysen, en de rechters (...) |
|---|---|
| COUR CONSTITUTIONNELLE | GRONDWETTELIJK HOF |
| Extrait de l'arrêt n° 65/2021 du 29 avril 2021 | Uittreksel uit arrest nr. 65/2021 van 29 april 2021 |
| Numéro du rôle : 7231 | Rolnummer 7231 |
| En cause : le recours en annulation des articles 6 et 49 du | In zake : het beroep tot vernietiging van de artikelen 6 en 49 van het |
| décret-programme de la Communauté française du 12 décembre 2018 « | programmadecreet van de Franse Gemeenschap van 12 december 2018 « |
| portant diverses mesures relatives à l'organisation du Budget et de la | houdende verschillende maatregelen inzake de regeling van de begroting |
| comptabilité, aux Fonds budgétaires, à l'Enseignement supérieur et à | |
| la Recherche, à l'Enfance, à l'Enseignement obligatoire et de | en van de boekhouding, de begrotingsfondsen, hoger onderwijs en |
| promotion sociales, aux Bâtiments scolaires, au financement des | onderzoek, kind, het leerplichtonderwijs en het onderwijs voor sociale |
| Infrastructures destinées à accueillir la Cité des métiers de | promotie, schoolgebouwen, de financiering van infrastructuren voor de |
| Charleroi, à la mise en oeuvre de la réforme de la formation initiale | Cité des métiers van Charleroi, de uitvoering van de hervorming van de |
| des enseignants », introduit par l'ASBL « Université Saint-Louis - | initiële opleiding van de leerkrachten », ingesteld door de vzw « |
| Bruxelles ». | Université Saint-Louis - Bruxelles ». |
| La Cour constitutionnelle, | Het Grondwettelijk Hof, |
| composée des présidents F. Daoût et L. Lavrysen, et des juges J.-P. | samengesteld uit de voorzitters F. Daoût en L. Lavrysen, en de |
| Moerman, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, T. Giet, R. Leysen, J. | rechters J.-P. Moerman, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, T. Giet, R. |
| Moerman, M. Pâques, Y. Kherbache, T. Detienne et D. Pieters, assistée | Leysen, J. Moerman, M. Pâques, Y. Kherbache, T. Detienne en D. |
| du greffier F. Meersschaut, présidée par le président F. Daoût, | Pieters, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van voorzitter F. Daoût, |
| après en avoir délibéré, rend l'arrêt suivant : | wijst na beraad het volgende arrest : |
| I. Objet du recours et procédure | I. Onderwerp van het beroep en rechtspleging |
| Par requête adressée à la Cour par lettre recommandée à la poste le 10 | Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 10 juli 2019 |
| juillet 2019 et parvenue au greffe le 12 juillet 2019, l'ASBL « | ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 12 juli |
| Université Saint-Louis - Bruxelles », assistée et représentée par Me | 2019, heeft de vzw « Université Saint-Louis - Bruxelles », bijgestaan |
| V. Van Troyen, avocat au barreau de Bruxelles, a introduit un recours | en vertegenwoordigd door Mr. V. Van Troyen, advocaat bij de balie te |
| en annulation des articles 6 et 49 du décret-programme de la | Brussel, beroep tot vernietiging ingesteld van de artikelen 6 en 49 |
| Communauté française du 12 décembre 2018 « portant diverses mesures | van het programmadecreet van de Franse Gemeenschap van 12 december |
| relatives à l'organisation du Budget et de la comptabilité, aux Fonds | 2018 « houdende verschillende maatregelen inzake de regeling van de |
| budgétaires, à l'Enseignement supérieur et à la Recherche, à | begroting en van de boekhouding, de begrotingsfondsen, hoger onderwijs |
| l'Enfance, à l'Enseignement obligatoire et de promotion sociales, aux | en onderzoek, kind, het leerplichtonderwijs en het onderwijs voor |
| Bâtiments scolaires, au financement des Infrastructures destinées à | sociale promotie, schoolgebouwen, de financiering van infrastructuren |
| accueillir la Cité des métiers de Charleroi, à la mise en oeuvre de la | voor de Cité des métiers van Charleroi, de uitvoering van de |
| réforme de la formation initiale des enseignants » (publié au Moniteur | hervorming van de initiële opleiding van de leerkrachten » |
| belge du 15 janvier 2019). | (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 15 januari 2019). |
| (...) | (...) |
| II. En droit | II. In rechte |
| (...) | (...) |
| Quant à la recevabilité | Ten aanzien van de ontvankelijkheid |
| B.1.1. Le Gouvernement de la Communauté française et les parties | B.1.1. De Franse Gemeenschapsregering en de tussenkomende partijen |
| intervenantes considèrent que le recours n'est pas recevable, à défaut | zijn van mening dat het beroep niet ontvankelijk is bij gebrek aan het |
| pour la partie requérante de justifier de l'intérêt requis. La | vereiste belang van de verzoekende partij. De bestreden bepaling zou |
| disposition attaquée n'affecterait pas directement et défavorablement | de verzoekende partij niet rechtstreeks en ongunstig raken, aangezien |
| la partie requérante, puisque celle-ci ne remplit pas les conditions | zij niet voldoet aan de voorwaarden om de financiering te genieten |
| pour bénéficier du financement prévu par les dispositions attaquées. | waarin is voorzien bij de bestreden bepalingen. |
| B.1.2. Les dispositions attaquées prévoient, pour les années | B.1.2. De bestreden bepalingen voorzien, voor de academiejaren |
| académiques 2018-2019, 2019-2020 et 2020-2021, l'allocation de | 2018-2019, 2019-2020 en 2020-2021, in de toekenning van specifieke |
| montants spécifiques visant à la promotion de l'accès aux études pour l'activation d'habilitations existantes. Cette allocation est ouverte à certaines institutions universitaires selon différents critères. En l'état actuel, la partie requérante ne prétend pas pouvoir satisfaire à ces critères. B.1.3. Pour que la partie requérante justifie de l'intérêt requis, il n'est toutefois pas nécessaire qu'une éventuelle annulation lui procure un avantage direct. La circonstance que la partie requérante peut obtenir une nouvelle chance de voir sa situation réglée plus favorablement en cas d'annulation des dispositions attaquées suffit à justifier son intérêt à attaquer ces dispositions. | bedragen ter bevordering van de toegang tot de studies voor de activering van bestaande machtigingen. Die toelage staat, volgens verschillende criteria, open voor bepaalde universitaire instellingen. Thans beweert de verzoekende partij niet dat zij aan die criteria kan voldoen. B.1.3. Opdat de verzoekende partij van het vereiste belang doet blijken, is echter niet vereist dat een eventuele vernietiging haar een onmiddellijk voordeel zou opleveren. De omstandigheid dat de verzoekende partij, als gevolg van de vernietiging van de bestreden bepalingen, opnieuw een kans zou kunnen krijgen dat haar situatie in gunstigere zin wordt geregeld, volstaat om haar belang bij het bestrijden van die bepalingen te verantwoorden. |
| B.1.4. L'exception d'irrecevabilité est rejetée. | B.1.4. De exceptie van niet-ontvankelijkheid wordt verworpen. |
| Quant aux dispositions attaquées et à leur portée | Ten aanzien van de bestreden bepalingen en de draagwijdte ervan |
| B.2.1. L'article 6 du décret-programme du 12 décembre 2018 « portant | B.2.1. Bij artikel 6 van het programmadecreet van 12 december 2018 « |
| diverses mesures relatives à l'organisation du Budget et de la | houdende verschillende maatregelen inzake de regeling van de begroting |
| comptabilité, aux Fonds budgétaires, à l'Enseignement supérieur et à | en van de boekhouding, de begrotingsfondsen, hoger onderwijs en |
| la Recherche, à l'Enfance, à l'Enseignement obligatoire et de | onderzoek, kind, het leerplichtonderwijs en het onderwijs voor sociale |
| promotion sociales, aux Bâtiments scolaires, au financement des | promotie, schoolgebouwen, de financiering van infrastructuren voor de |
| Infrastructures destinées à accueillir la Cité des métiers de | Cité des métiers van Charleroi, de uitvoering van de hervorming van de |
| Charleroi, à la mise en oeuvre de la réforme de la formation initiale | initiële opleiding van de leerkrachten » (hierna : het |
| des enseignants » (ci-après : le décret-programme du 12 décembre 2018) | programmadecreet van 12 december 2018) wordt in de wet van 27 juli |
| insère, dans la loi du 27 juillet 1971 « sur le financement et le | 1971 « op de financiering en de controle van de universitaire |
| contrôle des institutions universitaires » (ci-après : la loi du 27 | instellingen » (hierna : de wet van 27 juli 1971) een artikel 36bis/1 |
| juillet 1971), un article 36bis/1, qui dispose : | ingevoegd, dat bepaalt : |
| « § 1er. Pour l'année budgétaire 2018, un montant de 1,2 million euros | « § 1. Voor het begrotingsjaar 2018 wordt een bedrag van 1,2 miljoen |
| euro toegekend voor het bevorderen van de toegang tot studies voor de | |
| est alloué à la promotion de l'accès aux études pour l'activation | activering van bestaande habilitaties, die niet worden vermeld in de |
| d'habilitations existantes, non-reprises dans les listes des cursus | lijsten met georganiseerde studieprogramma's die aan ARES worden |
| organisés transmises à l'ARES en vertu de l'article 121 du Décret | overgemaakt krachtens artikel 121 van het Landschapsdecreet voor de |
| Paysage pour les années 2015 à 2017, permettant l'organisation à | jaren 2015 tot 2017. Dit biedt de mogelijkheid om vanaf het |
| partir de l'année académique 2018-2019 d'un enseignement universitaire | academiejaar 2018-2019 een universitaire bacheloropleiding te |
| de premier cycle, et localisées dans un arrondissement où le déficit | organiseren in een arrondissement waar het tekort aan |
| en étudiants universitaires de première génération, compte tenu du | universiteitsstudenten van de eerste generatie [lees : universitaire |
| taux d'accès à l'enseignement supérieur et de la densité de population | generatiestudenten], rekening houdend met de mate van toegang tot het |
| de l'arrondissement, est inférieur à la moyenne pour l'ensemble des | hoger onderwijs en met de bevolkingsdichtheid van het arrondissement, |
| lager is dan het gemiddelde voor het volledige arrondissement [lees : | |
| arrondissements sur les dix dernières années. | alle arrondissementen] in de laatste tien jaar. |
| Ce montant est fixé à au moins 2,4 millions euros pour l'année 2019 et | Dit bedrag wordt vastgelegd op minstens 2,4 miljoen euro voor 2019 en |
| à au moins 3,6 millions euros pour l'année 2020. A partir de l'année | minstens 3,6 miljoen euro voor 2020. Vanaf 2021 wordt het voor 2020 |
| 2021, le montant prévu pour l'année 2020 est ajouté, après indexation, | |
| à concurrence de 30 % au montant prévu à l'article 29, § 1er, et à | voorziene bedrag, na indexering, voor 30 % aan het bij artikel 29, § 1 |
| concurrence de 70 % au montant prévu à l'article 29, § 2. | voorziene bedrag en voor 70 % aan het bij artikel 29, § 2 voorziene |
| bedrag toegevoegd. | |
| Dans la limite des montants prévus aux alinéas précédents, le | Binnen de limiet van de bij voorgaande leden voorziene bedragen wordt |
| financement alloué par habilitation activée est fixé à 400 000 euros | de toegekende financiering per geactiveerde habilitatie vastgelegd op |
| par bloc d'étude de 60 crédits, pour les années académiques 2018-2019 | 400.000 euro per studieblok van 60 studiepunten voor de academiejaren |
| à 2020-2021. | 2018-2019 tot 2020-2021. |
| Le Gouvernement arrête la liste des habilitations qui bénéficient du | De Regering bepaalt de lijst van habilitaties die een subsidiëring |
| genieten, zoals bedoeld bij de voorgaande leden, door uit de | |
| subventionnement visé aux alinéas précédents en sélectionnant, parmi | habilitaties uit het eerste lid deze te selecteren die worden |
| les habilitations visées au premier alinéa, celles organisées dans le | georganiseerd in het (de) arrondissement(en) waar het tekort aan |
| ou les arrondissements où les déficits d'étudiants universitaires de | universiteitsstudenten van de eerste generatie [lees : universitaire |
| première génération, sur base des critères définis au 1er alinéa, sont | generatiestudenten], op basis van de bij het eerste lid gedefinieerde |
| les plus importants. | criteria, het hoogst is. |
| § 2. Pour le 31 décembre 2021 au plus tard, un rapport d'évaluation de | § 2. Uiterlijk op 31 december 2021 zullen de respectieve |
| l'organisation des habilitations subventionnées, notamment au regard | universiteiten een evaluatierapport inzake de organisatie van |
| de l'objectif de promotion de l'accès à l'enseignement supérieur | gesubsidieerde habilitaties, meer bepaald met het oog op de |
| universitaire, sera transmis au Gouvernement par les universités | doelstelling van het bevorderen van de toegang tot hoger universitair |
| concernées. | onderwijs, aan de Regering overmaken. |
| § 3. Pour l'année budgétaire 2019, un montant de 400 000 euros est | § 3. Voor het begrotingsjaar 2019 wordt een bedrag van 400.000 euro |
| alloué à la promotion de l'accès aux études pour l'activation | toegekend voor het bevorderen van de toegang tot studies voor de |
| d'habilitations permettant l'organisation à partir de l'année | activering van habilitaties. Dit biedt de mogelijkheid om vanaf het |
| académique 2019-2020 d'un enseignement universitaire de premier cycle, | academiejaar 2019-2020 een universitaire bacheloropleiding te |
| et localisées dans un arrondissement où le déficit en étudiants | organiseren in een arrondissement waar het tekort aan |
| universitaires de première génération, compte tenu du taux d'accès à | universiteitsstudenten van de eerste generatie [lees : universitaire |
| l'enseignement supérieur et de la densité de population de | generatiestudenten], rekening houdend met de mate van toegang tot het |
| hoger onderwijs en met de bevolkingsdichtheid van het arrondissement, | |
| l'arrondissement, est inférieur à la moyenne pour l'ensemble des | lager is dan het gemiddelde voor het volledige arrondissement [lees : |
| arrondissements sur les dix dernières années. | alle arrondissementen] in de laatste tien jaar. |
| Ce montant est fixé à au moins 800 000 euros en 2020 et à au moins 1,2 | Dit bedrag wordt vastgelegd op minstens 800.000 euro voor 2020 en |
| million à partir de 2021. A partir de l'année 2022, le montant prévu | minstens 1,2 miljoen euro vanaf 2021. Vanaf 2022 wordt het voor 2021 |
| pour l'année 2021 est ajouté, après indexation, à concurrence de 30 % | voorziene bedrag, na indexering, voor 30 % aan het bij artikel 29, § 1 |
| au montant prévu à l'article 29, § 1er, et à concurrence de 70 % au | voorziene bedrag en voor 70 % aan het bij artikel 29, § 2 voorziene |
| montant prévu à l'article 29, § 2. | bedrag toegevoegd. |
| Dans la limite des montants prévus aux alinéas précédents, le | Binnen de limiet van de bij voorgaande leden voorziene bedragen wordt |
| financement alloué par habilitation est fixé à 400 000 euros par bloc | de toegekende financiering per habilitatie vastgelegd op 400.000 euro |
| d'étude de 60 crédits, pour les années académiques 2019-2020 à | per studieblok van 60 studiepunten voor de academiejaren 2019-2020 tot |
| 2021-2022. | 2021-2022. |
| Le Gouvernement arrête la liste des habilitations qui bénéficient du | De Regering bepaalt de lijst van habilitaties die een subsidiëring |
| subventionnement visé aux alinéas précédents en sélectionnant, parmi | genieten, zoals bij de voorgaande leden wordt bedoeld, door uit de |
| habilitaties uit het eerste lid deze te selecteren die worden | |
| les habilitations visées au premier alinéa, celles organisées dans le | georganiseerd in het (de) arrondissement(en) waar het tekort aan |
| ou les arrondissements où les déficits d'étudiants universitaires de | universiteitsstudenten van de eerste generatie [lees : universitaire |
| première génération, sur base des critères définis au 1er alinéa, sont | generatiestudenten], op basis van de in het eerste lid gedefinieerde |
| les plus importants. | criteria, het hoogst is. |
| § 4. Pour le 31 décembre 2022 au plus tard, un rapport d'évaluation de | § 4. Uiterlijk op 31 december 2022 zullen de respectieve |
| l'organisation des habilitations subventionnées, notamment au regard | universiteiten een evaluatierapport inzake de organisatie van |
| de l'objectif de promotion de l'accès à l'enseignement supérieur | gesubsidieerde habilitaties, meer bepaald met het oog op de |
| universitaire, sera transmis au Gouvernement par les universités | doelstelling van het bevorderen van de toegang tot hoger universitair |
| concernées. | onderwijs, aan de Regering overmaken. |
| § 5. Les étudiants inscrits dans les programmes d'études subventionnés | § 5. Studenten die zijn ingeschreven voor de gesubsidieerde |
| en application du présent article ne sont pas pris en compte dans le | studieprogramma's, overeenkomstig dit artikel, worden niet in |
| aanmerking genomen bij de berekening van de vierjaarlijkse | |
| calcul des moyennes quadriennales visées à l'article 29, § 5, au cours | gemiddeldes, zoals vermeld bij artikel 29, § 5, in de loop van de |
| de la période de subventionnement ». | subsidiëringsperiode ». |
| B.2.2. L'entrée en vigueur de cet article est fixée à l'article 49 du | B.2.2. De inwerkingtreding van dat artikel is vastgelegd in artikel 49 |
| décret-programme du 12 décembre 2018, qui dispose : | van het programmadecreet van 12 december 2018, dat bepaalt : |
| « Le présent décret entre en vigueur le 1er janvier 2019, sauf les | « Dit decreet wordt van kracht op 1 januari 2019, met uitzondering van |
| articles 6 et 48, qui produisent leurs effets au 1er septembre 2018, | de artikelen 6 en 48 die op 1 september 2018 uitwerking hebben en de |
| les articles 16 et 17, qui entrent en vigueur le 1er septembre 2019 et | artikelen 16 en 17 die op 1 september 2019 van kracht worden en de |
| les articles 35 et 41 qui entrent en vigueur au jour de leur adoption | artikelen 35 en 41 die van kracht worden de dag waarop ze aangenomen |
| ». | worden ». |
| B.3. In verband met de bestreden bepalingen wordt in de parlementaire | |
| B.3. Les travaux préparatoires du décret-programme du 12 décembre 2018 | voorbereiding van het programmadecreet van 12 december 2018 |
| précisent, au sujet des dispositions attaquées : | gepreciseerd : |
| « Cet article vise à promouvoir l'organisation de cursus | « Dat artikel strekt ertoe de organisatie te bevorderen van |
| universitaires de premier cycle dans des arrondissements où | universitaire bacheloropleidingen in arrondissementen waar de |
| l'accessibilité à l'enseignement supérieur universitaire est faible, | toegankelijkheid tot universitair hoger onderwijs gering is, |
| évalué en proportion de la population et en nombre d'étudiants | beoordeeld in verhouding tot de bevolking en naar het aantal |
| manquants pour atteindre le taux d'accès moyen en Communauté | ontbrekende studenten om de gemiddelde mate van toegang in de Franse |
| française. Les étudiants considérés sont les étudiants universitaires | Gemeenschap te bereiken. De beschouwde studenten zijn de universitaire |
| generatiestudenten. De voor die berekening noodzakelijke statistieken | |
| de première génération. Les statistiques nécessaires pour ce calcul | zijn onder meer beschikbaar op de website van de Raad van de Rectoren. |
| sont notamment disponibles sur le site du Conseil des Recteurs. | Rekening houdend met het door de Regering vrijgemaakte budget voor de |
| Compte tenu du budget dégagé par le Gouvernement pour les années 2018 | jaren 2018 tot 2020, zullen drie machtigingen geleidelijk aan worden |
| à 2020, trois habilitations seront soutenues progressivement à hauteur | |
| de 400 000 euros par blocs de 60 crédits organisés. Ainsi, en 2020, | ondersteund ten belope van 400 000 euro per ingericht blok van 60 |
| studiepunten. Aldus zal in 2020, wanneer de eerste volledige cyclus | |
| lorsque le premier cycle complet (soit 180 crédits) sera organisé pour | (dat wil zeggen 180 studiepunten) voor een machtiging zal worden |
| une habilitation, celle-ci bénéficiera d'un financement de 1 200 000 | georganiseerd, die cyclus een financiering genieten van 1 200 000 |
| euros. A partir de l'année 2021, ce financement sera reversé dans | euro. Vanaf 2021 zal die financiering opnieuw in de |
| l'enveloppe de financement (parties fixe et variable) des universités. | financieringsenveloppe (het vaste en het variabele gedeelte) van de |
| Dans le cadre du budget 2019, un financement additionnel est par | universiteiten worden gestort. In het kader van de begroting 2019 |
| ailleurs dégagé pour les années 2019 à 2021 afin de permettre le | wordt daarenboven voor de jaren 2019 tot 2021 een aanvullende |
| financiering vrijgemaakt teneinde de ondersteuning van een extra | |
| soutien d'une habilitation supplémentaire, à concurrence de 400 000 | machtiging mogelijk te maken, ten belope van 400 000 euro per |
| euros par blocs de 60 crédits organisés. | ingericht blok van 60 studiepunten. |
| Ces crédits d'impulsion visent à compenser en partie l'effet ' | Die impulskredieten strekken ertoe het ' niet-aansporende ' effect van |
| désincitatif ' des mécanismes de financement des universités, et | de mechanismen voor de financiering van de universiteiten, en |
| notamment de répartition de la partie variable de ce financement, qui engendre un financement des inscriptions avec retard. En effet, la partie variable du financement de l'année ' t ' est répartie en fonction de la moyenne des inscriptions de l'année académique ' t-2/t-1 ' et des trois années académiques précédentes. En conséquence, lorsqu'une université prend l'initiative d'organiser un nouveau cursus, elle ne perçoit un financement complet (tenant compte des quatre années de lissage) que plus de cinq années après le début du cursus. | inzonderheid van de mechanismen voor de verdeling van het variabele gedeelte van die financiering, dat een financiering van de inschrijvingen met vertraging veroorzaakt, gedeeltelijk te compenseren. Het variabele gedeelte van de financiering van het jaar ' t ' wordt immers verdeeld op basis van het gemiddelde van de inschrijvingen van het academiejaar ' t-2/t-1 ' en de drie voorgaande academiejaren. Wanneer een universiteit het initiatief neemt een nieuw studieprogramma in te richten, ontvangt zij bijgevolg pas meer dan vijf jaar na het begin van het studieprogramma een volledige financiering (rekening houdend met de vier jaren van afvlakking). |
| Cette disposition avait initialement été introduite dans | Die bepaling was oorspronkelijk ingevoegd in het voorontwerp van |
| l'avant-projet de décret-programme accompagnant l'ajustement 2018 et | programmadecreet tot begeleiding van de aanpassing 2018 en werd |
| finalement retirée, vu l'absence d'avis de l'ARES sollicité en | uiteindelijk ingetrokken, gelet op het ontbreken van het met spoed |
| urgence. Cette disposition avait ensuite été à nouveau prévue dans un | ingewonnen advies van de ARES. In die bepaling was vervolgens opnieuw |
| avant-projet de décret proposé par le Ministre de l'Enseignement | voorzien in een door de minister van Hoger Onderwijs voorgesteld en |
| supérieur, et adopté par le Gouvernement en première lecture. Dans ce | door de Regering in eerste lezing aangenomen voorontwerp van decreet. |
| cadre, l'ARES a remis un avis (Avis 2018-13 - 09/10/2018) réservé sur | In dat kader heeft de ARES over die bepaling een advies met voorbehoud |
| cette disposition, principalement parce qu'elle ne s'adresse qu'aux | (Advies 2018-13°- 09/10/2018) uitgebracht, hoofdzakelijk omdat zij |
| universités » (Doc. parl., Parlement de la Communauté française, | enkel tot de universiteiten is gericht » (Parl. St., Parlement van de |
| 2018-2019, n° 709/1, pp. 10-11). | Franse Gemeenschap, 2018-2019, nr. 709/1, pp. 10-11). |
| B.4.1. L'annexe 3 du décret du 7 novembre 2013 « définissant le | B.4.1. In bijlage 3 bij het decreet van 7 november 2013 « tot bepaling |
| paysage de l'enseignement supérieur et l'organisation académique des | van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de |
| études » fixe la liste des habilitations de chaque établissement d'enseignement supérieur, c'est-à-dire la liste des programmes d'études que cet établissement peut organiser dans un arrondissement administratif déterminé. Certaines habilitations de cette liste ne sont pas effectivement activées par les établissements d'enseignement supérieur, mais ceux-ci les conservent dans leur portefeuille (ci-après : les habilitations dormantes). B.4.2. En vertu de la loi du 27 juillet 1971, les universités reçoivent une allocation de fonctionnement destinée à couvrir les | studies » is de lijst vastgelegd van de machtigingen van elke instelling voor hoger onderwijs, dat wil zeggen de lijst van de studieprogramma's welke die instelling in een bepaald administratief arrondissement mag organiseren. Sommige machtigingen van die lijst worden door de instellingen voor hoger onderwijs niet daadwerkelijk geactiveerd, maar ze behouden ze wel in hun portefeuille (hierna : de slapende machtigingen). B.4.2. Krachtens de wet van 27 juli 1971 ontvangen de universiteiten een werkingstoelage om de gewone uitgaven inzake administratie, onderwijs en onderzoek te dekken. Die toelage wordt berekend op basis van een algemene enveloppe, die een vast en een variabel gedeelte |
| dépenses ordinaires d'administration, d'enseignement et de recherche. | omvat. Het vaste gedeelte van de algemene enveloppe is een forfaitair |
| Cette allocation est calculée sur la base d'une enveloppe globale, qui | bedrag, dat om de tien jaar wordt herzien. Dat vaste gedeelte wordt |
| comporte une partie fixe et une partie variable. La partie fixe de | onder de universiteiten verdeeld volgens een door de decreetgever |
| l'enveloppe globale est un montant forfaitaire, revu tous les dix ans. | vastgestelde verdeelsleutel. Die sleutel schommelt niet naar gelang |
| Cette partie fixe est répartie entre les universités, selon une clef | van het aantal studenten, maar stemt overeen met een percentage van |
| de répartition établie par le législateur décrétal. Cette clef ne | het forfaitaire bedrag. Het variabele gedeelte van de algemene |
| varie pas en fonction du nombre d'étudiants, mais correspond à un | enveloppe is een bedrag dat wordt geïndexeerd naar gelang van het |
| pourcentage du montant forfaitaire. La partie variable de l'enveloppe | indexcijfer van de consumptieprijzen. Dat variabele gedeelte wordt |
| globale est un montant indexé en fonction de l'indice des prix à la | onder de universiteiten verdeeld op basis van het over vier jaar |
| consommation. Cette partie variable est répartie entre les | afgevlakte, gewogen aantal subsidieerbare studenten van elke |
| universités, en fonction du nombre pondéré d'étudiants subsidiables de | instelling. Alleen de regelmatig ingeschreven studenten die aan de |
| chaque institution, lissé sur quatre ans. Seuls les étudiants | financierbaarheidsvoorwaarden voldoen, worden in aanmerking genomen. |
| régulièrement inscrits qui se trouvent dans les conditions de | De waarde van die studenten wordt gewogen op basis van het |
| finançabilité sont pris en compte. La valeur de ces étudiants est | studieprogramma dat zij volgen : studenten die studies volgen van de |
| pondérée en fonction du cursus qu'ils suivent : les étudiants qui | sector van de menswetenschappen (groep A) zijn één punt waard; |
| suivent des études du secteur des sciences humaines (groupe A) valent | diegenen die studies volgen van de tweede cyclus van studieprogramma's |
| un point; ceux qui suivent des études de deuxième cycle de cursus | uit de gezondheidssector en van de studieprogramma's waarin |
| relevant du secteur de la santé et des cursus formant les ingénieurs, | ingenieurs, landbouwingenieurs en bio-ingenieurs worden opgeleid, |
| ingénieurs agronomes et bio-ingénieurs, ainsi que la dernière année | alsook van het laatste jaar van de eerste cyclus van sommige van die |
| des premiers cycles de certains de ces cursus et les masters de | studieprogramma's en de masters specialisatie uit het domein |
| spécialisation relevant du domaine des sciences médicales (groupe C) | geneeskunde (groep C) zijn drie punten waard; diegenen die een |
| valent trois points; ceux qui suivent un cursus dans le secteur de la | studieprogramma volgen in de gezondheidssector en in de sector |
| santé et dans le secteur des sciences et techniques non repris dans le | wetenschappen en techniek dat niet is opgenomen in de vorige groep |
| groupe précédent (groupe B) valent deux points. Ces coefficients sont | (groep B) zijn twee punten waard. Die coëfficiënten worden verminderd |
| réduits lorsque le nombre d'étudiants régulièrement inscrits dans un | wanneer het aantal regelmatig ingeschreven studenten in een groep het |
| groupe dépasse les nombres-plafonds prévus par la loi, de telle sorte | bij de wet bepaalde maximumaantal overschrijdt, zodat de waarde van de |
| que la valeur des étudiants excédentaires est pondérée à hauteur de 85 | overtallige studenten wordt gewogen ten belope van 85 % . |
| % . B.4.3. L'article 36bis/1 de la loi du 27 juillet 1971 prévoit la | B.4.3. Bij artikel 36bis/1 van de wet van 27 juli 1971 wordt voorzien |
| possibilité d'un financement spécifique pour les habilitations | in de mogelijkheid van een specifieke financiering voor de slapende |
| dormantes mises en oeuvre par les universités à partir de l'année | machtigingen die de universiteiten in werking stellen vanaf het |
| académique 2018-2019, et charge le Gouvernement de la Communauté | academiejaar 2018-2019, en wordt de Franse Gemeenschapsregering ermee |
| française de choisir, parmi les habilitations activées, celles qui | belast uit de geactiveerde machtigingen diegene te kiezen die een |
| constituent un enseignement universitaire de premier cycle et qui sont | universitaire bacheloropleiding vormen en die worden georganiseerd in |
| organisées dans le ou les arrondissements où les déficits d'étudiants | het of de arrondissementen waar de tekorten aan universitaire |
| universitaires de première génération sont les plus importants, compte | generatiestudenten het grootst zijn, rekening houdend met de mate van |
| tenu du taux d'accès à l'enseignement supérieur et de la densité de | toegang tot het hoger onderwijs en de bevolkingsdichtheid van het |
| population de l'arrondissement. Pour être considéré comme déficitaire, | arrondissement. Om als deficitair te worden beschouwd, moet het |
| l'arrondissement doit comporter un nombre d'étudiants universitaires | arrondissement een aantal universitaire generatiestudenten tellen dat |
| de première génération inférieur à la moyenne de l'ensemble des | lager is dan het gemiddelde van alle arrondissementen in de laatste |
| arrondissements sur les dix dernières années. Les données relatives à | tien jaar. De gegevens met betrekking tot dat deficit werden vermeld |
| ce déficit ont été évoquées lors des travaux préparatoires du décret | tijdens de parlementaire voorbereiding van het bestreden decreet |
| attaqué (Doc. parl. Parlement de la Communauté française, 2018-2019, | (Parl. St., Parlement van de Franse Gemeenschap, 2018-2019, nr. 709/1, |
| n° 709/1, p. 11). | p. 11). |
| B.4.4. Pour chaque habilitation dormante activée et choisie par le | B.4.4. Voor elke geactiveerde en door de Franse Gemeenschapsregering |
| Gouvernement de la Communauté française, le financement alloué est un | gekozen slapende machtiging is de toegekende financiering een |
| montant forfaitaire de 400 000 euros par bloc d'étude de 60 crédits, | forfaitair bedrag van 400 000 euro per studieblok van 60 studiepunten, |
| quel que soit le nombre d'étudiants inscrits. Concrètement, | ongeacht het aantal ingeschreven studenten. Concreet ontvangt de |
| l'université qui active une habilitation dormante choisie par le | universiteit die een door de Regering gekozen slapende machtiging |
| Gouvernement reçoit 400 000 euros en 2018-2019 (organisation du bloc | activeert, 400 000 euro in 2018-2019 (organisatie van blok 1), 800 000 |
| 1), 800 000 euros en 2019-2020 (organisation des blocs 1 et 2) et 1 | euro in 2019-2020 (organisatie van de blokken 1 en 2) en 1 200 000 |
| 200 000 euros en 2020-2021 (organisation des blocs 1, 2 et 3). | euro in 2020-2021 (organisatie van de blokken 1, 2 en 3). Artikel |
| L'article 36bis/1 de la loi du 27 juillet 1971 prévoit que trois | 36bis/1 van de wet van 27 juli 1971 bepaalt dat drie slapende |
| habilitations dormantes peuvent être financées intégralement à partir | machtigingen integraal kunnen worden gefinancierd vanaf het |
| de l'année académique 2018-2019, jusqu'à l'année académique 2020-2021, | academiejaar 2018-2019 tot het academiejaar 2020-2021, en dat één |
| et qu'une habilitation dormante peut être financée intégralement à | slapende machtiging integraal kan worden gefinancierd vanaf het |
| partir de l'année académique 2019-2020, jusqu'à l'année académique | academiejaar 2019-2020 tot het academiejaar 2021-2022. Aan het einde |
| 2021-2022. A la fin des trois années de subventionnement, le montant | van de drie jaren van subsidiëring wordt het totale bedrag waarin is |
| total prévu pour la troisième année est ajouté à l'enveloppe globale | voorzien voor het derde jaar toegevoegd aan de algemene enveloppe voor |
| de financement des universités (30 % dans la partie fixe et 70 % dans | de financiering van de universiteiten (30 % in het vaste gedeelte en |
| la partie variable), de telle sorte qu'à terme, 4 800 000 euros | 70 % in het variabele gedeelte), zodat op termijn 4 800 000 euro de |
| doivent renforcer le financement des universités. | financiering van de universiteiten moet versterken. |
| B.4.5. Ce financement temporaire spécifique se distingue du | B.4.5. Die specifieke tijdelijke financiering onderscheidt zich in |
| financement ordinaire des universités sous trois aspects. | drie opzichten van de gewone financiering van de universiteiten. Ten |
| Premièrement, il s'agit d'un financement forfaitaire, qui n'est pas | eerste gaat het om een forfaitaire financiering, die niet evenredig is |
| proportionnel au nombre d'étudiants régulièrement inscrits. | met het aantal regelmatig ingeschreven studenten. Ten tweede, |
| Deuxièmement, durant les trois années de subventionnement spécifique | gedurende de drie jaren van specifieke subsidiëring van de |
| de l'habilitation activée, les étudiants inscrits dans le cursus | geactiveerde machtiging, worden de studenten die in het |
| overeenkomstige studieprogramma zijn ingeschreven, niet in aanmerking | |
| correspondant ne sont pas pris en compte pour le calcul de la partie | genomen voor de berekening van het variabele gedeelte van de |
| variable du financement, et ce, pour éviter le phénomène du « double | financiering, om het fenomeen van de « dubbeltelling » te vermijden. |
| comptage ». Troisièmement, l'université qui active l'habilitation | Ten derde ontvangt de universiteit die de door de Franse |
| dormante choisie par le Gouvernement de la Communauté française | Gemeenschapsregering gekozen slapende machtiging activeert, de |
| perçoit le financement spécifique immédiatement, alors que, dans le | specifieke financiering onmiddellijk, terwijl in het kader van de |
| cadre du financement ordinaire, l'université qui prend l'initiative | gewone financiering, de universiteit die het initiatief neemt om een |
| d'organiser un nouveau cursus ne perçoit un financement complet que | nieuw studieprogramma te organiseren, een volledige financiering pas |
| plus de cinq années après le début du cursus, compte tenu des quatre | meer dan vijf jaar na het begin van het studieprogramma ontvangt, |
| années de lissage. | rekening houdend met de vier jaren van afvlakking. |
| B.5.1. Par son arrêté du 19 décembre 2018 « promouvant l'accès à | B.5.1. Bij haar besluit van 19 december 2018 « ter bevordering van de |
| l'enseignement universitaire de premier cycle », le Gouvernement de la | toegang tot universitair onderwijs van de eerste cyclus » heeft de |
| Communauté française a décidé, pour l'année académique 2018-2019, de | Franse Gemeenschapsregering beslist om, voor het academiejaar |
| financer deux habilitations organisées dans l'arrondissement 52 | 2018-2019, twee machtigingen te financieren die in arrondissement 52 |
| (Charleroi) par l'Université libre de Bruxelles et par l'Université de | (Charleroi) worden georganiseerd door de « Université libre de |
| Mons. Il s'agit d'un bachelier en sciences humaines et sociales et | Bruxelles » en door de « Université de Mons ». Het gaat om een |
| d'un bachelier en sciences biologiques. | bachelor in mens- en sociale wetenschappen en om een bachelor in |
| B.5.2. Dès lors que le budget prévu par le décret-programme du 12 | biologie. B.5.2. Aangezien het budget waarin is voorzien bij het |
| décembre 2018 permet de financer jusqu'à trois habilitations pour | programmadecreet van 12 december 2018 het mogelijk maakt om voor het |
| l'année académique 2018-2019 et que le Gouvernement de la Communauté | academiejaar 2018-2019 tot drie machtigingen te financieren, en de |
| française n'en a retenu que deux, le législateur décrétal a modifié | Franse Gemeenschapsregering er slechts twee in aanmerking heeft |
| l'article 36bis/1 de la loi du 27 juillet 1971 par l'article 62 du | genomen, heeft de decreetgever artikel 36bis/1 van de wet van 27 juli |
| décret du 3 mai 2019 « portant diverses mesures relatives à | 1971 gewijzigd bij artikel 62 van het decreet van 3 mei 2019 « |
| l'Enseignement supérieur et à la Recherche », pour permettre le | houdende diverse maatregelen betreffende het Hoger Onderwijs en het |
| financement de deux habilitations dormantes (au lieu de trois) à | Onderzoek » om de financiering mogelijk te maken van twee slapende |
| partir de l'année 2018-2019, d'une habilitation dormante à partir de | machtigingen (in de plaats van drie) vanaf het jaar 2018-2019, van één |
| l'année 2019-2020 et d'une habilitation dormante à partir de l'année | slapende machtiging vanaf het jaar 2019-2020 en van één slapende |
| 2020-2021. | machtiging vanaf het jaar 2020-2021. |
| Cette disposition modificative fait l'objet d'un recours en annulation | Die wijzigingsbepaling maakt het voorwerp uit van een afzonderlijk |
| distinct devant la Cour, inscrit sous le numéro 7353 du rôle. | beroep tot vernietiging bij het Hof, ingeschreven onder nr. 7353 van de rol. |
| Quant au fond | Ten gronde |
| B.6. Le moyen unique est pris de la violation des articles 10, 11 et | B.6. Het enige middel is afgeleid uit de schending van de artikelen |
| 24 de la Constitution, lus en combinaison ou non avec les principes de | 10, 11 en 24 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met de |
| la non-rétroactivité des lois, de la sécurité juridique et de la | beginselen van de niet-retroactiviteit van de wetten, de |
| confiance légitime. | rechtszekerheid en het gewettigd vertrouwen. |
| B.7. La partie requérante fait grief au législateur décrétal d'avoir | B.7. De verzoekende partij verwijt de decreetgever dat hij onder de |
| fait naître une différence de traitement entre les universités, en ce | universiteiten een verschil in behandeling heeft doen ontstaan wat hun |
| qui concerne leur financement. Elle critique en particulier le | financiering betreft. Zij bekritiseert in het bijzonder het |
| caractère rétroactif du financement forfaitaire des habilitations | retroactieve karakter van de forfaitaire financiering van de |
| activées pour l'année académique 2018-2019 (première branche), | geactiveerde machtigingen voor het academiejaar 2018-2019 (eerste |
| l'absence de pertinence du critère de déficit en étudiants | onderdeel), de niet-relevantie van het criterium van het tekort aan |
| universitaires de première génération, tel qu'il est prévu à l'article | universitaire generatiestudenten zoals het is bepaald in artikel |
| 36bis/1 de la loi du 27 juillet 1971 (deuxième branche), et le caractère disproportionné du financement forfaitaire (troisième branche). Elle reproche enfin au législateur décrétal d'avoir fait naître une différence de traitement entre les universités et les hautes écoles (quatrième branche). La Cour examine ces différentes branches conjointement. B.8. La partie requérante considère tout d'abord que les dispositions attaquées font naître une différence de traitement entre, d'une part, les universités qui bénéficient du financement spécifique prévu par les dispositions attaquées et, d'autre part, les autres universités. Elle estime que ce financement est disproportionné, en ce qu'il est fixé forfaitairement à 400 000 euros par bloc d'étude de 60 crédits, indépendamment du nombre d'étudiants inscrits, ce qui non seulement engendre un financement plus important qu'en cas d'application du critère normalement applicable du nombre d'étudiants inscrits, mais assure en outre un financement immédiat, contrairement au système de lissage normalement applicable. Elle considère également que la différence de traitement n'est pas pertinente pour atteindre le but incitatif du législateur décrétal et qu'elle repose sur un critère insuffisamment précis. B.9.1. Le principe d'égalité et de non-discrimination n'exclut pas qu'une différence de traitement soit établie entre des catégories de personnes, pour autant qu'elle repose sur un critère objectif et qu'elle soit raisonnablement justifiée. L'existence d'une telle justification doit s'apprécier en tenant compte du but et des effets de la mesure critiquée ainsi que de la nature des principes en cause; le principe d'égalité et de non-discrimination est violé lorsqu'il est établi qu'il n'existe pas de rapport raisonnable de proportionnalité entre les moyens employés et le but visé. B.9.2. L'article 24, § 4, de la Constitution réaffirme, en matière d'enseignement, les principes d'égalité et de non-discrimination. Selon cette disposition, tous les établissements d'enseignement, entre autres, sont égaux devant la loi ou le décret. Les universités sont des établissements d'enseignement au sens de l'article 24, § 4, de la Constitution. Elles doivent dès lors toutes être traitées de manière égale, à moins qu'il existe entre elles des différences objectives permettant de justifier raisonnablement une différence de traitement. Inversement, elles doivent être traitées différemment lorsqu'elles se trouvent dans des situations intrinsèquement différentes au regard de la mesure attaquée, sauf s'il existe une justification objective et raisonnable à l'identité de traitement. B.10. En matière d'enseignement, c'est au législateur décrétal qu'il revient de choisir, dans le respect des exigences et des garanties constitutionnelles, les modes les plus appropriés de financement des établissements qui entrent dans le champ de sa compétence. Il n'appartient pas à la Cour d'apprécier l'opportunité de ce choix. B.11. Les dispositions attaquées n'ont pas pour effet de réformer le système de financement global des universités tel qu'il est rappelé en B.4.2, mais elles instaurent un financement spécifique d'un montant fixe, limité dans le temps à trois années académiques. Les dispositions attaquées visent ainsi à apporter une réponse au problème de l'accès inégal à l'enseignement universitaire selon l'origine géographique des étudiants, en raison notamment des coûts liés aux déplacements ou à la location d'un logement étudiant, qui sont nécessaires compte tenu de la distance. Elles poursuivent donc un objectif légitime, à savoir la promotion de l'organisation de cursus universitaires de premier cycle dans les arrondissements où l'accessibilité de l'enseignement supérieur universitaire est faible, en assurant le financement immédiat de ces cursus. B.12. Le choix du législateur décrétal de retenir un critère géographique d'accessibilité de l'enseignement universitaire afin d'identifier les établissements d'enseignement qui doivent faire l'objet d'un soutien particulier en termes de moyens financiers est objectif et n'est pas manifestement déraisonnable. En effet, l'enseignement universitaire occupe une place importante dans l'offre globale d'enseignement supérieur. Compte tenu du faible nombre d'établissements de ce type, comparé au nombre beaucoup plus élevé d'institutions d'enseignement supérieur non universitaire, l'organisation de nouvelles filières de cours est soumise à un risque sensiblement plus élevé dans les zones géographiques à l'accessibilité faible que dans les zones dans lesquelles cette accessibilité est déjà importante. Ce critère ne manque pas de précision puisqu'il peut être évalué au regard des données statistiques et des analyses relatives à l'accessibilité de l'enseignement supérieur, évoquées lors des travaux préparatoires du décret attaqué (Doc. parl., Parlement de la Communauté française, 2018-2019, n° 709/1, p. 11). Pour les mêmes raisons, l'habilitation confiée au Gouvernement est suffisamment balisée par le législateur décrétal. B.13. Par ailleurs, et pour des motifs similaires, le législateur décrétal a raisonnablement pu estimer qu'un financement spécifique et immédiat constitue une mesure pertinente pour les institutions universitaires présentes dans les zones d'accessibilité faible, compte tenu du risque financier plus important que l'activation de nouvelles habilitations engendre et de l'incertitude liée à leur fréquentation. B.14.1. La Cour doit toutefois examiner si les dispositions attaquées sont proportionnées à l'objectif poursuivi et si elles n'ont pas des conséquences disproportionnées eu égard à la situation des autres institutions universitaires. B.14.2. Les dispositions attaquées mettent en place un financement d'un montant total de 4 800 000 euros sur trois années académiques, soit la durée d'un cycle de bachelier. Au regard du budget annuel global de l'enseignement universitaire en Communauté française, la somme allouée par ce système spécifique constitue un montant particulièrement restreint qui, en tant que tel, n'est pas en mesure d'affecter de manière disproportionnée les autres institutions universitaires. Le caractère forfaitaire du montant alloué à certaines institutions universitaires sur la base du critère visé en B.12 est en outre limité dans le temps à trois années académiques, à l'issue desquelles cette somme spécifique est versée au budget global de l'enseignement universitaire. L'impossibilité pour les institutions universitaires qui ne se situent pas dans une zone d'accessibilité faible de bénéficier du financement prévu par les dispositions attaquées est par conséquent contrebalancée par le renforcement à terme du financement global de l'enseignement universitaire, lequel devrait précisément bénéficier à l'ensemble des institutions universitaires et donc à la partie requérante. B.14.3. Il s'ensuit qu'en tant qu'il réserve à certaines institutions universitaires se situant dans des zones d'accessibilité faible l'obtention d'un financement spécifique, restreint et limité dans le temps, le législateur décrétal prend une mesure qui est raisonnablement proportionnée à l'objectif qu'il poursuit. B.15. La partie requérante reproche par ailleurs aux dispositions attaquées d'entrer en vigueur, pour la seule année 2018-2019, quatre mois avant leur publication au Moniteur belge. Il faut toutefois noter que, sans la rétroactivité ainsi conférée, le financement spécifique n'aurait pas couvert l'intégralité de la première année académique au cours de laquelle les habilitations sélectionnées sont mises en oeuvre. En donnant un effet rétroactif à cette disposition, le législateur décrétal vise à ne pas priver les institutions universitaires qui ont pris le risque d'organiser un cursus dans une zone d'accessibilité faible du bénéfice du financement spécifique pour une année académique complète, qui constitue la période de référence dans l'enseignement. Ce régime est donc principalement protecteur pour les institutions concernées et conforme au but légitime poursuivi. Une telle rétroactivité n'a pas pour conséquence de porter atteinte à la confiance légitime ni à la situation juridique de personnes autres que les institutions qui satisfont aux critères établis par les dispositions attaquées. Compte tenu de son caractère limité, la rétroactivité peut être considérée comme justifiée et nécessaire à la réalisation d'un objectif d'intérêt général. B.16. La partie requérante considère que les dispositions attaquées créent en outre une différence de traitement entre, d'une part, les universités qui bénéficient du financement spécifique prévu par les dispositions attaquées et, d'autre part, les hautes écoles. En raison de la place qu'occupent les universités dans l'offre globale d'enseignement supérieur et du nombre d'institutions universitaires par rapport au nombre de hautes écoles, lesquelles sont plus nombreuses et mieux réparties géographiquement, l'absence d'un financement spécifique similaire à destination des hautes écoles est suffisamment justifiée. B.17. Le moyen unique n'est pas fondé. Par ces motifs, la Cour rejette le recours. Ainsi rendu en langue française, en langue néerlandaise et en langue allemande, conformément à l'article 65 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur la Cour constitutionnelle, le 29 avril 2021. Le greffier, Le président, | 36bis/1 van de wet van 27 juli 1971 (tweede onderdeel), en het onevenredige karakter van de forfaitaire financiering (derde onderdeel). Zij verwijt de decreetgever tot slot dat hij een verschil in behandeling heeft doen ontstaan tussen de universiteiten en de hogescholen (vierde onderdeel). Het Hof onderzoekt die verschillende onderdelen gezamenlijk. B.8. De verzoekende partij voert allereerst aan dat de bestreden bepalingen een verschil in behandeling in het leven roepen tussen, enerzijds, de universiteiten die de specifieke financiering genieten waarin is voorzien bij de bestreden bepalingen en, anderzijds, de andere universiteiten. Zij is van mening dat die financiering onevenredig is, doordat zij forfaitair is vastgelegd op 400 000 euro per studieblok van 60 studiepunten, los van het aantal ingeschreven studenten, hetgeen niet alleen een ruimere financiering met zich meebrengt dan in geval van toepassing van het normaal van toepassing zijnde criterium van het aantal ingeschreven studenten, maar bovendien een onmiddellijke financiering verzekert, in tegenstelling tot het systeem van de afvlakking dat normaal van toepassing is. Zij meent bovendien dat het verschil in behandeling niet relevant is om het aansporende doel van de decreetgever te bereiken en dat het op een onvoldoende nauwkeurig criterium berust. B.9.1. Het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie sluit niet uit dat een verschil in behandeling tussen categorieën van personen wordt ingesteld, voor zover dat verschil op een objectief criterium berust en het redelijk verantwoord is. Het bestaan van een dergelijke verantwoording moet worden beoordeeld rekening houdend met het doel en de gevolgen van de betwiste maatregel en met de aard van de ter zake geldende beginselen; het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie is geschonden wanneer vaststaat dat er geen redelijk verband van evenredigheid bestaat tussen de aangewende middelen en het beoogde doel. B.9.2. Artikel 24, § 4, van de Grondwet herbevestigt het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie voor onderwijszaken. Volgens die bepaling zijn onder meer alle onderwijsinstellingen gelijk voor de wet of het decreet. De universiteiten zijn onderwijsinstellingen in de zin van artikel 24, § 4, van de Grondwet. Zij moeten derhalve alle op een gelijke manier worden behandeld, tenzij onderlinge objectieve verschillen een andere behandeling redelijk kunnen verantwoorden. Omgekeerd, moeten zij verschillend worden behandeld wanneer zij zich ten aanzien van de bestreden maatregel in wezenlijk verschillende situaties bevinden, tenzij voor de gelijke behandeling een objectieve en redelijke verantwoording bestaat. B.10. Inzake onderwijs komt het de decreetgever toe, met eerbiediging van de grondwettelijke vereisten en waarborgen, de meest geschikte financieringsmethodes te kiezen met betrekking tot de instellingen die onder zijn bevoegdheidssfeer vallen. Het staat niet aan het Hof over de opportuniteit van die keuze te oordelen. B.11. De bestreden bepalingen hebben niet tot gevolg het systeem van algemene financiering van de universiteiten, zoals het in B.4.2 in herinnering is gebracht, te hervormen maar stellen een specifieke financiering in voor een vast bedrag, dat in de tijd is beperkt tot drie academiejaren. De bestreden bepalingen strekken aldus ertoe een antwoord te bieden op het probleem van de ongelijke toegang tot het universitair onderwijs naar gelang van de geografische herkomst van de studenten, met name wegens de kosten die verbonden zijn aan de verplaatsingen of aan het huren van een studentenkamer en die noodzakelijk zijn, rekening houdend met de afstand. Met die bepalingen wordt dus een legitiem doel nagestreefd, namelijk het bevorderen van de organisatie van universitaire bacheloropleidingen in arrondissementen waar de toegankelijkheid van universitair hoger onderwijs gering is, door de onmiddellijke financiering ervan te verzekeren. B.12. De keuze van de decreetgever om een geografisch criterium van toegankelijkheid van universitair onderwijs in aanmerking te nemen teneinde de onderwijsinstellingen te identificeren die het voorwerp dienen uit te maken van een bijzondere ondersteuning op het vlak van financiële middelen, is objectief en niet kennelijk onredelijk. Het universitair onderwijs neemt immers een belangrijke plaats in in het totale aanbod hoger onderwijs. Rekening houdend met het geringe aantal inrichtingen van dat type, in vergelijking met het veel hogere aantal instellingen voor niet-universitair hoger onderwijs, is de organisatie van nieuwe studierichtingen in de geografische gebieden met geringe toegankelijkheid onderworpen aan een aanzienlijk hoger risico dan in de gebieden waarin die toegankelijkheid reeds groot is. Het ontbreekt dat criterium niet aan nauwkeurigheid, aangezien de beoordeling ervan kan worden uitgevoerd in het licht van de statistische gegevens en de analyses met betrekking tot de toegankelijkheid van het hoger onderwijs die zijn vermeld tijdens de parlementaire voorbereiding van het bestreden decreet (Parl. St., Parlement van de Franse Gemeenschap, 2018-2019, nr. 709/1, p. 11). Om dezelfde redenen is de aan de Regering toevertrouwde machtiging door de decreetgever voldoende afgebakend. B.13. Daarenboven, en om soortgelijke redenen, kon de decreetgever redelijkerwijs oordelen dat een specifieke en onmiddellijke financiering een relevante maatregel vormt voor de universitaire instellingen die aanwezig zijn in gebieden met geringe toegankelijkheid, rekening houdend met het grotere financiële risico dat de activering van nieuwe machtigingen met zich meebrengt en met de onzekerheid die verbonden is aan het studentenaantal ervan. B.14.1. Het Hof dient echter te onderzoeken of de bestreden bepalingen evenredig zijn met het nagestreefde doel en of zij geen onevenredige gevolgen hebben ten aanzien van de situatie van de andere universitaire instellingen. B.14.2. Bij de bestreden bepalingen wordt een financiering ingevoerd voor een totaalbedrag van 4 800 000 euro op drie academiejaren, dat wil zeggen de duur van een bacheloropleiding. In het licht van de totale jaarlijkse begroting van het universitair onderwijs in de Franse Gemeenschap vormt de bij dat specifieke systeem toegekende som een bijzonder beperkt bedrag dat, als dusdanig, de andere universitaire instellingen niet op onevenredige wijze kan raken. Het forfaitaire karakter van het bedrag dat op grond van het in B.12 beoogde criterium aan bepaalde universitaire instellingen wordt toegekend, is bovendien in de tijd beperkt tot drie academiejaren, na afloop waarvan die specifieke som in de algemene begroting van het universitair onderwijs wordt gestort. De onmogelijkheid voor de universitaire instellingen die niet gelegen zijn in een gebied met geringe toegankelijkheid, om de financiering te genieten waarin is voorzien bij de bestreden bepalingen, wordt bijgevolg gecompenseerd door de versterking op termijn van de algemene financiering van het universitair onderwijs, die precies alle universitaire instellingen en dus de verzoekende partij ten goede zou moeten komen. B.14.3. Daaruit volgt dat in zoverre de decreetgever het verkrijgen van een specifieke, begrensde en in de tijd beperkte financiering voorbehoudt aan bepaalde universitaire instellingen die gelegen zijn in gebieden met geringe toegankelijkheid, hij een maatregel neemt die in een redelijk verband van evenredigheid staat met het doel dat hij nastreeft. B.15. De verzoekende partij klaagt daarenboven aan dat de bestreden bepalingen, alleen voor het jaar 2018-2019, vier maanden vóór de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad in werking treden. Opgemerkt dient echter te worden dat zonder de aldus verleende retroactiviteit, de specifieke financiering niet het volledige eerste academiejaar zou hebben gedekt waarin de geselecteerde machtigingen in werking worden gesteld. Door aan die bepaling een retroactieve werking te geven, streeft de decreetgever ernaar de universitaire instellingen die het risico hebben genomen een studieprogramma te organiseren in een gebied met geringe toegankelijkheid, niet het voordeel te ontzeggen van de specifieke financiering voor een volledig academiejaar, dat de referentieperiode in het onderwijs vormt. Die regeling is dus hoofdzakelijk beschermend voor de betrokken instellingen en in overeenstemming met het nagestreefde legitieme doel. Een dergelijke retroactiviteit heeft niet tot gevolg dat afbreuk wordt gedaan aan het gewettigd vertrouwen en aan de juridische situatie van andere personen dan de instellingen die voldoen aan de bij de bestreden bepalingen vastgelegde criteria. Rekening houdend met het beperkte karakter ervan, kan de retroactiviteit als verantwoord en noodzakelijk voor de verwezenlijking van een doelstelling van algemeen belang worden beschouwd. B.16. De verzoekende partij gaat ervan uit dat de bestreden bepalingen bovendien een verschil in behandeling doen ontstaan tussen, enerzijds, de universiteiten die de specifieke financiering genieten waarin is voorzien bij de bestreden bepalingen en, anderzijds, de hogescholen. Wegens de plaats die de universiteiten in het totale aanbod inzake hoger onderwijs innemen en wegens het aantal universitaire instellingen vergeleken met het aantal hogescholen, die talrijker en geografisch beter gespreid zijn, is de ontstentenis van een soortgelijke specifieke financiering voor de hogescholen voldoende verantwoord. B.17. Het enige middel is niet gegrond. Om die redenen, het Hof verwerpt het beroep. Aldus gewezen in het Frans, het Nederlands en het Duits, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, op 29 april 2021. De griffier, De voorzitter, |
| F. Meersschaut F. Daoût | F. Meersschaut F. Daoût |