Etaamb.openjustice.be
Vue multilingue de Arrêt du --
← Retour vers "Extrait de l'arrêt n° 100/2020 du 25 juin 2020 Numéro du rôle : 7267 En cause : la question préjudicielle relative à l'article 162bis du Code d'instruction criminelle, posée par la Cour d'appel de Liège. La Cour constitutionnelle, compo après en avoir délibéré, rend l'arrêt suivant : I. Objet de la question préjudicielle et procéd(...)"
Extrait de l'arrêt n° 100/2020 du 25 juin 2020 Numéro du rôle : 7267 En cause : la question préjudicielle relative à l'article 162bis du Code d'instruction criminelle, posée par la Cour d'appel de Liège. La Cour constitutionnelle, compo après en avoir délibéré, rend l'arrêt suivant : I. Objet de la question préjudicielle et procéd(...) Uittreksel uit arrest nr. 100/2020 van 25 juni 2020 Rolnummer 7267 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 162bis van het Wetboek van strafvordering, gesteld door het Hof van Beroep te Luik. Het Grondwettelijk Hof, samengest wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging
COUR CONSTITUTIONNELLE GRONDWETTELIJK HOF
Extrait de l'arrêt n° 100/2020 du 25 juin 2020 Uittreksel uit arrest nr. 100/2020 van 25 juni 2020
Numéro du rôle : 7267 Rolnummer 7267
En cause : la question préjudicielle relative à l'article 162bis du In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 162bis van het
Code d'instruction criminelle, posée par la Cour d'appel de Liège. Wetboek van strafvordering, gesteld door het Hof van Beroep te Luik.
La Cour constitutionnelle, Het Grondwettelijk Hof,
composée des présidents F. Daoût et A. Alen, et des juges L. Lavrysen, samengesteld uit de voorzitters F. Daoût en A. Alen, en de rechters L.
J.-P. Moerman, P. Nihoul, T. Giet et J. Moerman, assistée du greffier Lavrysen, J.-P. Moerman, P. Nihoul, T. Giet en J. Moerman, bijgestaan
F. Meersschaut, présidée par le président F. Daoût, door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van voorzitter F. Daoût,
après en avoir délibéré, rend l'arrêt suivant : wijst na beraad het volgende arrest :
I. Objet de la question préjudicielle et procédure I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging
Par arrêt du 9 octobre 2019, dont l'expédition est parvenue au greffe Bij arrest van 9 oktober 2019, waarvan de expeditie ter griffie van
de la Cour le 24 octobre 2019, la Cour d'appel de Liège a posé la het Hof is ingekomen op 24 oktober 2019, heeft het Hof van Beroep te
question préjudicielle suivante : Luik de volgende prejudiciële vraag gesteld :
« L'article 162bis du Code d'instruction criminelle viole-t-il les « Schendt artikel 162bis van het Wetboek van strafvordering de
articles 10 et 11 de la Constitution, combinés ou non avec l'article 6 artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen
de la Convention européenne des droits de l'homme, en tant qu'il ne met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, in
prévoit pas en faveur de la partie civile intimée sur le seul appel zoverre het ten gunste van de geïntimeerde burgerlijke partij wanneer
d'une autre partie civile la condamnation au payement d'une indemnité enkel een andere burgerlijke partij hoger beroep heeft ingesteld, niet
de procédure d'appel à charge de la partie civile succombante alors voorziet in de veroordeling tot de betaling van een
rechtsplegingsvergoeding in hoger beroep ten laste van de in het
que le juge répressif d'appel n'est plus saisi que d'un litige portant ongelijk gestelde burgerlijke partij, terwijl bij de strafrechter in
hoger beroep enkel nog een geschil hangende is met betrekking tot
sur les seuls intérêts civils opposant les parties préjudiciées ? ». alleen de burgerlijke belangen waarbij de benadeelde partijen tegenover elkaar staan ? ».
(...) (...)
III. En droit III. In rechte
(...) (...)
B.1. L'article 162bis du Code d'instruction criminelle, inséré par B.1. Artikel 162bis van het Wetboek van strafvordering, ingevoegd bij
l'article 9 de la loi du 21 avril 2007 « relative à la répétibilité artikel 9 van de wet van 21 april 2007 « betreffende de
verhaalbaarheid van de erelonen en de kosten verbonden aan de bijstand
des honoraires et des frais d'avocat », modifié par l'article 3 de la van een advocaat », gewijzigd bij artikel 3 van de wet van 21 februari
loi du 21 février 2010 « modifiant les articles 1022 du Code 2010 « tot wijziging van de artikelen 1022 van het Gerechtelijk
judiciaire et 162bis du Code d'instruction criminelle » et par Wetboek en 162bis van het Wetboek van strafvordering » en bij artikel
l'article 6 de la loi du 18 mars 2018 « modifiant certaines 6 van de wet van 18 maart 2018 « houdende wijzigingen van diverse
dispositions du droit pénal, de la procédure pénale et du droit bepalingen van het strafrecht, de strafvordering en het gerechtelijk
judiciaire », dispose : recht », bepaalt :
« Tout jugement de condamnation rendu contre le prévenu et les « Ieder veroordelend vonnis, uitgesproken tegen de beklaagde en tegen
personnes civilement responsables de l'infraction les condamnera de personen die voor het misdrijf burgerrechtelijk aansprakelijk zijn,
envers la partie civile à l'indemnité de procédure visée à l'article veroordeelt hen tot het betalen aan de burgerlijke partij van de
1022 du Code judiciaire. rechtsplegingsvergoeding bedoeld in artikel 1022 van het Gerechtelijk Wetboek.
La partie civile qui aura lancé une citation directe ou qui a greffé De burgerlijke partij die rechtstreeks heeft gedagvaard of die zich
met een afzonderlijke vordering heeft aangesloten bij een
une action distincte sur une citation directe lancée par une autre rechtstreekse dagvaarding van een andere burgerlijke partij, of die,
partie civile, ou qui, en l'absence de tout recours du ministère bij ontstentenis van enig beroep van het openbaar ministerie, de
public, du prévenu ou du civilement responsable, aura interjeté appel beklaagde of burgerrechtelijk aansprakelijke persoon, hoger beroep
heeft ingesteld en die in het ongelijk wordt gesteld, kan worden
et qui succombera, pourra être condamnée envers le prévenu ainsi veroordeeld tot het aan de beklaagde en aan de burgerrechtelijke
qu'envers le civilement responsable à l'indemnité visée à l'article aansprakelijke persoon betalen van de vergoeding bedoeld in artikel
1022 du Code judiciaire. L'indemnité sera liquidée par le jugement ». 1022 van het Gerechtelijk Wetboek. De vergoeding wordt bepaald door
B.2. La question préjudicielle porte sur la compatibilité de l'article het vonnis ». B.2. De prejudiciële vraag betreft de bestaanbaarheid van artikel
162bis du Code d'instruction criminelle avec les articles 10 et 11 de 162bis van het Wetboek van strafvordering met de artikelen 10 en 11
la Constitution, lus en combinaison ou non avec l'article 6 de la van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 6 van
Convention européenne des droits de l'homme, en ce que cette het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, in zoverre die
disposition « ne prévoit pas en faveur de la partie civile intimée sur bepaling « ten gunste van de geïntimeerde burgerlijke partij wanneer
le seul appel d'une autre partie civile la condamnation au payement enkel een andere burgerlijke partij hoger beroep heeft ingesteld, niet
d'une indemnité de procédure d'appel à charge de la partie civile voorziet in de veroordeling tot de betaling van een
succombante alors que le juge répressif d'appel n'est plus saisi que rechtsverplegingsvergoeding in hoger beroep ten laste van de in het
d'un litige portant sur les seuls intérêts civils opposant les parties ongelijk gestelde burgerlijke partij, terwijl bij de strafrechter in
hoger beroep enkel nog een geschil hangende is met betrekking tot
alleen de burgerlijke belangen waarbij de benadeelde partijen
préjudiciées ». tegenover elkaar staan ».
B.3.1. L'indemnité de procédure est « une intervention forfaitaire B.3.1. De rechtsplegingsvergoeding is « een forfaitaire tegemoetkoming
dans les frais et honoraires d'avocat de la partie ayant obtenu gain in de kosten en erelonen van de advocaat van de in het gelijk gestelde
de cause » (article 1022, alinéa 1er, du Code judiciaire, inséré par partij » (artikel 1022, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek,
l'article 7 de la loi du 21 avril 2007). B.3.2. L'indemnité de procédure dont il est question dans la disposition en cause ne concerne que l'action civile, soit l'action pour la réparation du dommage causé par une infraction. La disposition en cause vise donc à mettre à charge de la partie civile qui a introduit une telle action par une citation directe devant la juridiction ou qui a greffé une action distincte sur une citation directe lancée par une autre partie civile, ou qui, en l'absence de tout recours du ministère public, du prévenu ou du civilement responsable, a interjeté appel et succombe le paiement de tout ou partie des frais et des honoraires d'avocats exposés par le prévenu ainsi que par le civilement responsable. La disposition en cause ne vise pas, en revanche, les relations entre les parties civiles distinctes présentes dans une même procédure pénale. B.4. Il ressort des éléments de la cause pendante devant la ingevoegd bij artikel 7 van de wet van 21 april 2007). B.3.2. De rechtsplegingsvergoeding waarvan sprake is in de in het geding zijnde bepaling, heeft alleen betrekking op de burgerlijke vordering, namelijk de vordering voor het herstel van de schade veroorzaakt door een misdrijf. De in het geding zijnde bepaling beoogt dus de betaling van alle of een deel van de kosten en honoraria van advocaten die zijn gemaakt door de beklaagde alsook door de burgerrechtelijk aansprakelijke ten laste te leggen van de burgerlijke partij die een dergelijke vordering heeft ingesteld bij rechtstreekse dagvaarding voor het rechtscollege of die zich met een afzonderlijke vordering heeft aangesloten bij een rechtstreekse dagvaarding van een andere burgerlijke partij of die, bij ontstentenis van enig beroep van het openbaar ministerie, van de beklaagde of van de burgerrechtelijk aansprakelijke persoon, hoger beroep heeft ingesteld en in het ongelijk wordt gesteld. De in het geding zijnde bepaling beoogt daarentegen niet de betrekkingen tussen de afzonderlijke burgerlijke partijen die aanwezig zijn in eenzelfde strafprocedure.
juridiction a quo et de l'arrêt de renvoi que la partie civile a fait B.4. Uit de elementen van de zaak die hangende is voor het verwijzende
appel d'un jugement rendu par le tribunal correctionnel et qu'elle rechtscollege en uit het verwijzingsarrest blijkt dat de burgerlijke
entendait remettre en cause la confiscation et l'attribution à une partij hoger beroep heeft ingesteld tegen een vonnis dat werd gewezen
autre partie civile de la totalité du produit de la vente de door de correctionele rechtbank en dat zij de verbeurdverklaring en de
l'immeuble appartenant au prévenu. L'arrêt de renvoi précise que le toewijzing aan een andere burgerlijke partij van de totaliteit van de
produit de cette vente est actuellement cantonné dans les mains de l'Organe central pour la saisie et la confiscation. Ce n'est donc pas contre l'autre partie civile attributaire potentielle de la somme litigieuse que la partie civile a pu ou aurait pu introduire son appel. Par ailleurs, la partie appelante n'a pas sollicité et n'aurait pu solliciter de la juridiction a quo la condamnation de l'autre partie civile à la restitution d'une part d'une somme d'argent que cette dernière ne possédait pas, pas plus qu'elle ne pouvait prétendre et n'a prétendu à l'allocation d'une indemnité réparatrice à charge de cette partie civile. En effet, les parties civiles n'avaient pas de lien d'instance devant le premier juge, aucune condamnation n'ayant d'ailleurs été prononcée à charge de l'une de ces parties au profit de l'autre. En l'espèce, la partie civile qui a fait appel n'est donc pas la partie succombante à l'égard de l'autre partie civile, laquelle n'a pas non plus obtenu gain de cause dans le cadre de cette instance. B.5. Il résulte de l'ensemble de ces éléments qu'eu égard aux circonstances de la cause soumise à la juridiction a quo, la question préjudicielle repose sur une prémisse erronée et que l'article 162bis du Code d'instruction criminelle n'est pas d'application. opbrengst van de verkoop van het onroerend goed dat aan de beklaagde toebehoort, opnieuw in het geding wilde brengen. In het verwijzingsarrest wordt gepreciseerd dat de opbrengst van die verkoop thans gekantonneerd is in handen van het Centraal Orgaan voor de Inbeslagneming en de Verbeurdverklaring. Het is dus niet tegen de andere burgerlijke partij aan wie de betwiste som mogelijk kan worden toegewezen dat de burgerlijke partij haar hoger beroep heeft kunnen indienen of zou kunnen hebben indienen. Bovendien heeft de appellant aan het verwijzende rechtscollege niet de veroordeling gevraagd - en zou hij die niet hebben kunnen vragen - van de andere burgerlijke partij tot de teruggave van een deel van een som geld dat die laatste niet bezat, en kon hij evenmin aanspraak maken en heeft hij geen aanspraak gemaakt op de toewijzing van een schadevergoeding tot herstel ten laste van die burgerlijke partij. De burgerlijke partijen hadden immers geen gerechtelijke band voor de eerste rechter, en er werd overigens geen enkele veroordeling uitgesproken ten laste van een van die partijen ten voordele van de andere. Te dezen is de burgerlijke partij die hoger beroep heeft ingesteld dus niet de in het ongelijk gestelde partij ten aanzien van de andere burgerlijke partij, die evenmin in het gelijk is gesteld in het raam van dit geding. B.5. Uit al die elementen blijkt dat, gezien de omstandigheden van de aan het verwijzende rechtscollege voorgelegde zaak, de prejudiciële vraag op een verkeerd uitgangspunt berust en dat artikel 162bis van het Wetboek van strafvordering niet van toepassing is.
B.6. La question préjudicielle n'appelle pas de réponse. B.6. De prejudiciële vraag behoeft geen antwoord.
Par ces motifs, Om die redenen,
la Cour het Hof
dit pour droit : zegt voor recht :
La question préjudicielle n'appelle pas de réponse. De prejudiciële vraag behoeft geen antwoord.
Ainsi rendu en langue française et en langue néerlandaise, Aldus gewezen in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel
conformément à l'article 65 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof,
la Cour constitutionnelle, le 25 juin 2020. op 25 juni 2020.
Le greffier, De griffier,
F. Meersschaut F. Meersschaut
Le président, De voorzitter,
F. Daoût F. Daoût
^