← Retour vers "Extrait de l'arrêt n° 15/2018 du 7 février 2018 Numéro du rôle : 6670 En cause : la
question préjudicielle concernant l'article 25, § 2, b), de la loi du 17 mai 2006 relative au
statut juridique externe des personnes condamnées à une pei La
Cour constitutionnelle, composée des présidents J. Spreutels et E. De Groot, et des juges L. (...)"
Extrait de l'arrêt n° 15/2018 du 7 février 2018 Numéro du rôle : 6670 En cause : la question préjudicielle concernant l'article 25, § 2, b), de la loi du 17 mai 2006 relative au statut juridique externe des personnes condamnées à une pei La Cour constitutionnelle, composée des présidents J. Spreutels et E. De Groot, et des juges L. (...) | Uittreksel uit arrest nr. 15/2018 van 7 februari 2018 Rolnummer 6670 In zake : de prejudiciële vraag over artikel 25, § 2, b), van de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters J. Spreutels en E. De Groot, en de recht(...) |
---|---|
COUR CONSTITUTIONNELLE | GRONDWETTELIJK HOF |
Extrait de l'arrêt n° 15/2018 du 7 février 2018 | Uittreksel uit arrest nr. 15/2018 van 7 februari 2018 |
Numéro du rôle : 6670 | Rolnummer 6670 |
En cause : la question préjudicielle concernant l'article 25, § 2, b), | In zake : de prejudiciële vraag over artikel 25, § 2, b), van de wet |
de la loi du 17 mai 2006 relative au statut juridique externe des | van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de |
personnes condamnées à une peine privative de liberté et aux droits | veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer |
reconnus à la victime dans le cadre des modalités d'exécution de la | toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten, |
peine, posée par la Cour de cassation. | gesteld door het Hof van Cassatie. |
La Cour constitutionnelle, | Het Grondwettelijk Hof, |
composée des présidents J. Spreutels et E. De Groot, et des juges L. | samengesteld uit de voorzitters J. Spreutels en E. De Groot, en de |
Lavrysen, A. Alen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. Derycke, T. | rechters L. Lavrysen, A. Alen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. |
Merckx-Van Goey, P. Nihoul, F. Daoût, T. Giet et R. Leysen, assistée | Derycke, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, F. Daoût, T. Giet en R. |
du greffier F. Meersschaut, présidée par le président J. Spreutels, | Leysen, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van voorzitter J. Spreutels, |
après en avoir délibéré, rend l'arrêt suivant : | wijst na beraad het volgende arrest : |
I. Objet de la question préjudicielle et procédure | I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging |
Par arrêt du 31 mai 2017 en cause de M.S., dont l'expédition est | Bij arrest van 31 mei 2017 in zake M.S., waarvan de expeditie ter |
parvenue au greffe de la Cour le 7 juin 2017, la Cour de cassation a | griffie van het Hof is ingekomen op 7 juni 2017, heeft het Hof van |
posé la question préjudicielle suivante : | Cassatie de volgende prejudiciële vraag gesteld : |
« L'article 25, § 2, b, de la loi du 17 mai 2006 relative au statut | « Schendt artikel 25, § 2, b), van de wet van 17 mei 2006 betreffende |
juridique externe des personnes condamnées [à une peine privative de | de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf |
liberté] et aux droits reconnus à la victime dans le cadre des | en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de |
modalités d'exécution de la peine, lu en combinaison avec les articles | strafuitvoeringsmodaliteiten, in samenhang gelezen met de artikelen |
25, 56, alinéas 2 et 3, et 80 du Code pénal et 2 de la loi du 4 | 25, 56, tweede en derde lid, en 80 van het Strafwetboek en met artikel |
octobre 1867 sur les circonstances atténuantes, viole-t-il les | 2 van de wet van 4 oktober 1867 op de verzachtende omstandigheden, de |
articles 10 et 11 de la Constitution, en tant qu'il a pour effet qu'une personne qui est condamnée par une juridiction correctionnelle à une peine d'emprisonnement du chef d'un crime correctionnalisé punissable, avant sa correctionnalisation, de la peine de réclusion de vingt à trente ans et commis en état de récidive légale peut prétendre à une libération conditionnelle après avoir subi un tiers de sa peine, alors qu'une personne qui est condamnée par une juridiction correctionnelle, en état de récidive légale, à une peine d'emprisonnement du chef d'un autre crime correctionnalisé ou d'un délit ne peut prétendre à une libération conditionnelle qu'après avoir | artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre het tot gevolg heeft dat een persoon die door een correctioneel rechtscollege is veroordeeld tot een gevangenisstraf wegens een in staat van wettelijke herhaling gepleegde, gecorrectionaliseerde misdaad die, vóór de correctionalisering ervan, strafbaar was met opsluiting van twintig tot dertig jaar, aanspraak kan maken op een voorwaardelijke invrijheidstelling nadat hij een derde van zijn straf heeft ondergaan, terwijl een persoon die, in staat van wettelijke herhaling, door een correctioneel rechtscollege is veroordeeld tot een gevangenisstraf wegens een andere gecorrectionaliseerde misdaad of een wanbedrijf, pas op een voorwaardelijke invrijheidstelling aanspraak kan maken na twee |
subi les deux tiers de sa peine ? ». | derde van zijn straf te hebben ondergaan ? ». |
(...) | (...) |
III. En droit | III. In rechte |
(...) | (...) |
Quant à la disposition en cause et aux dispositions liées à celle-ci | Ten aanzien van de in het geding zijnde bepaling en de daarmee verbonden bepalingen |
B.1. La Cour est interrogée sur la compatibilité, avec les articles 10 | B.1. Aan het Hof wordt een vraag gesteld over de bestaanbaarheid, met |
et 11 de la Constitution, de l'article 25, § 2, b, de la loi du 17 mai | de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, van artikel 25, § 2, b), van de |
2006 relative au statut juridique externe des personnes condamnées à | wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de |
veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer | |
une peine privative de liberté et aux droits reconnus à la victime | toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten |
dans le cadre des modalités d'exécution de la peine (ci-après : la loi | (hierna : de wet van 17 mei 2006), in samenhang gelezen met de |
du 17 mai 2006), lu en combinaison avec les articles 25, 56, alinéas 2 | artikelen 25, 56, tweede en derde lid, en 80 van het Strafwetboek en |
et 3, et 80 du Code pénal et 2 de la loi du 4 octobre 1867 sur les | met artikel 2 van de wet van 4 oktober 1867 op de verzachtende |
circonstances atténuantes. | omstandigheden. |
B.2. L'article 23, § 1er, 1°, de la loi du 17 mai 2006 dispose : | B.2. Artikel 23, § 1, 1°, van de wet van 17 mei 2006 bepaalt : |
« La détention limitée et la surveillance électronique peuvent être | « De beperkte detentie en het elektronisch toezicht kunnen worden |
accordées au condamné qui : | toegekend aan de veroordeelde die : |
1° se trouve, à six mois près, dans les conditions de temps pour | 1° zich, op zes maanden na, in de tijdsvoorwaarden bevindt voor de |
l'octroi d'une libération conditionnelle; [...] ». | toekenning van de voorwaardelijke invrijheidstelling, [...] ». |
L'article 25, § 2, de la même loi dispose, dans sa version applicable | Artikel 25, § 2, van dezelfde wet bepaalt, in de versie ervan die van |
devant le juge a quo : | toepassing is voor de verwijzende rechter : |
« La libération conditionnelle est octroyée à tout condamné à une ou | « De voorwaardelijke invrijheidstelling wordt toegekend aan elke |
plusieurs peines privatives de liberté dont la partie à exécuter | veroordeelde tot één of meer vrijheidsstraffen waarvan het uitvoerbaar |
s'élève à plus de trois ans, pour autant que le condamné ait : | gedeelte meer dan drie jaar bedraagt voor zover de veroordeelde : |
a) soit, subi un tiers de ces peines; | a) hetzij één derde van deze straffen heeft ondergaan; |
b) soit, si le jugement ou l'arrêt de condamnation a constaté que le | b) hetzij, indien in het vonnis of in het arrest van veroordeling is |
condamné se trouvait en état de récidive, subi les deux tiers de ces | vastgesteld dat de veroordeelde zich in staat van herhaling bevond, |
peines, sans que la durée des peines déjà subies excède quatorze ans; | twee derden van die straffen heeft ondergaan, zonder dat de duur van |
de reeds ondergane straffen meer dan veertien jaar bedraagt; | |
[...] ». | [...] ». |
L'article 25 du Code pénal fixe la durée de l'emprisonnement | Bij artikel 25 van het Strafwetboek wordt de duur van de correctionele |
correctionnel, notamment pour les crimes correctionnalisés. | gevangenisstraf vastgesteld, met name voor gecorrectionaliseerde |
L'article 56, alinéa 2, du Code pénal prévoit que le tribunal | misdaden. Artikel 56, tweede lid, van het Strafwetboek bepaalt dat de |
correctionnel peut prononcer une peine plus lourde lorsqu'il constate | correctionele rechtbank een zwaardere straf kan uitspreken wanneer zij |
que le condamné se trouve en état de récidive légale, parce qu'il a | vaststelt dat de veroordeelde zich in staat van wettelijke herhaling |
commis un nouveau délit avant l'expiration de cinq ans depuis qu'il a | bevindt doordat hij een nieuw wanbedrijf heeft gepleegd voordat vijf |
subi une peine d'emprisonnement d'un an au moins ou depuis que cette | jaren zijn verlopen sinds hij een gevangenisstraf van ten minste één |
peine est prescrite. | jaar heeft ondergaan of sinds die straf verjaard is. |
L'article 56, alinéa 3, du Code pénal, introduit par l'article 14 de | Artikel 56, derde lid, van het Strafwetboek, zoals ingevoegd bij |
la loi du 5 février 2016 « modifiant le droit pénal et la procédure | artikel 14 van de wet van 5 februari 2016 « tot wijziging van het |
pénale et portant des dispositions diverses en matière de justice », | strafrecht en de strafvordering en houdende diverse bepalingen inzake |
dispose : | justitie », bepaalt : |
« [...] si le nouveau délit est un crime qui a été correctionnalisé ou | « [...] indien het nieuwe wanbedrijf een misdaad is die werd |
pour lequel la cour d'assises a admis l'existence de circonstances | gecorrectionaliseerd of waarvoor het hof van assisen het bestaan van |
atténuantes, la durée de la peine d'emprisonnement ne pourra excéder | verzachtende omstandigheden heeft aanvaard, mag de gevangenisstraf de |
celle de la peine de réclusion maximale prévue par la loi pour ce | maximumduur van de opsluiting waarin de wet voorziet voor die misdaad |
crime ou quarante ans si ladite peine est la réclusion à perpétuité ». | of veertig jaar indien het om levenslange opsluiting gaat, niet te boven gaan ». |
L'article 80 du Code pénal prévoit comment, s'il existe des | Artikel 80 van het Strafwetboek bepaalt hoe de criminele straffen |
circonstances atténuantes, les peines criminelles peuvent être | kunnen worden verminderd indien er verzachtende omstandigheden |
réduites. | aanwezig zijn. |
L'article 2 de la loi du 4 octobre 1867 sur les circonstances atténuantes permet de correctionnaliser des crimes en raison de circonstances atténuantes ou d'une cause d'excuse. B.3. En vertu de l'article 1er du Code pénal, la peine (criminelle, correctionnelle ou de police) prononcée par le juge en dernier ressort détermine la nature de l'infraction (crime, délit ou contravention). Un crime correctionnalisé est une infraction punie normalement d'une peine criminelle qui est commuée en une peine correctionnelle en raison de l'admission de circonstances atténuantes ou d'une cause d'excuse. Le crime correctionnalisé est assimilé à un délit et se voit appliquer, en principe, le régime applicable aux délits, notamment en matière de récidive. B.4.1. Au stade du prononcé de la peine, la récidive de crime correctionnalisé sur délit (ou sur crime correctionnalisé) est assimilée à une récidive de délit sur délit et est régie par l'article 56, alinéas 2 et 3, du Code pénal. | Artikel 2 van de wet van 4 oktober 1867 op de verzachtende omstandigheden maakt het mogelijk misdaden te correctionaliseren wegens verzachtende omstandigheden of om reden van verschoning. B.3. Krachtens artikel 1 van het Strafwetboek bepaalt de door de rechter in laatste aanleg uitgesproken straf (criminele, correctionele of politiestraf) de aard van het misdrijf (misdaad, wanbedrijf of overtreding). Een gecorrectionaliseerde misdaad is een misdrijf dat normaal gezien wordt bestraft met een criminele straf die wordt omgezet in een correctionele straf wegens verzachtende omstandigheden of om reden van verschoning. De gecorrectionaliseerde misdaad wordt gelijkgesteld met een wanbedrijf, waarop in beginsel de op de wanbedrijven toepasselijke regeling, met name inzake herhaling, wordt toegepast. B.4.1. In het stadium van de uitspraak van de straf wordt de herhaling van een gecorrectionaliseerde misdaad na wanbedrijf (of na gecorrectionaliseerde misdaad) gelijkgesteld met een herhaling van een wanbedrijf na wanbedrijf en wordt zij geregeld bij artikel 56, tweede |
B.4.2. Le Code pénal ne prévoit pas d'aggravation de la peine en cas | en derde lid, van het Strafwetboek. |
de récidive de crime sur délit. | B.4.2. Het Strafwetboek voorziet niet in de verzwaring van de straf |
ingeval van herhaling van misdaad na wanbedrijf. | |
B.4.3. Par ses arrêts nos 193/2011 (B.7.1), 199/2011 (B.6.1), 185/2014 | B.4.3. Bij zijn arresten nrs. 193/2011 (B.7.1), 199/2011 (B.6.1), |
(B.9), et 102/2017 (B.5), la Cour a jugé à propos de l'article 56, | 185/2014 (B.9) en 102/2017 (B.5.) heeft het Hof met betrekking tot |
alinéa 2, du Code pénal : | artikel 56, tweede lid, van het Strafwetboek geoordeeld : |
« L'article 56, alinéa 2, du Code pénal fait partie d'un ensemble de | « Artikel 56, tweede lid, van het Strafwetboek maakt deel uit van een |
dispositions visant à sanctionner la récidive, c'est-à-dire le cas | geheel van bepalingen die ertoe strekken de herhaling te bestraffen, |
dans lequel ' l'auteur d'une première infraction, puni à raison de ce | met andere woorden het geval waarin « de dader van een eerste |
misdrijf, die wegens dat feit is gestraft, er een tweede pleegt » | |
fait, en commet une seconde ' (Doc. parl., Sénat, 1851-1852, n° 70, p. | (eigen vertaling) (Parl. St., Senaat, 1851-1852, nr. 70, p. 28). |
28). Parce qu'elle est une ' circonstance aggravante ' et parce | Aangezien zij een « verzwarende omstandigheid » is en aangezien zij |
qu'elle témoigne de l'inefficacité de la première peine à ' engager | getuigt van de ondoeltreffendheid van de eerste straf om « [de |
veroordeelde] ertoe aan te sporen de wet na te leven » (eigen | |
[le condamné] à respecter la loi ', la récidive justifie l'application | vertaling), verantwoordt de herhaling de toepassing van een strengere |
d'une peine plus sévère (ibid., p. 29). | straf (ibid., p. 29). |
La faculté laissée au juge de prononcer le double du maximum de la | De aan de rechter gelaten mogelijkheid om het dubbele van het maximum |
peine correctionnelle prévue par la loi pour ce second fait est une | van de correctionele straf uit te spreken waarin bij de wet voor dat |
garantie utile dans l'intérêt de la société (ibid., p. 30). | tweede feit is voorzien, is een nuttige waarborg in het belang van de samenleving (ibid., p. 30). |
L'impossibilité pour le juge de prendre une telle décision lorsqu'un | De onmogelijkheid voor de rechter om een dergelijke beslissing te |
crime succède à une condamnation à une peine correctionnelle fut | nemen wanneer een misdaad volgt op een veroordeling tot een |
justifiée par le fait que ' la peine criminelle [...] est pourvue | correctionele straf, werd verantwoord door het feit dat « de criminele |
d'une force suffisante et laisse au juge assez de latitude pour | straf [...] voldoende zwaar is en aan de rechter genoeg ruimte laat om |
satisfaire à tous les besoins d'aggravation que cette récidive a fait | in alle behoeften van verzwaring te voorzien welke die herhaling heeft |
surgir ', l'' inefficacité de la première condamnation trouv [ant] | doen ontstaan », waarbij « de ondoeltreffendheid van de eerste |
alors son remède dans la sévérité nécessaire de la deuxième ' (Doc. | veroordeling dan wordt verholpen door de noodzakelijke strengheid van |
parl., Chambre, 1850-1851, n° 245, pp. 41-42) ». | de tweede » (eigen vertaling) (Parl. St., Kamer, 1850-1851, nr. 245, pp. 41-42) ». |
B.5. Au stade de l'exécution des peines, les conditions de temps pour | B.5. In het stadium van de tenuitvoerlegging van de straffen zijn de |
tijdsvoorwaarden om in aanmerking te komen voor de voorwaardelijke | |
l'admission à la libération conditionnelle sont moins favorables en | invrijheidstelling minder gunstig in geval van veroordeling in staat |
cas de condamnation en état de récidive : lorsque le jugement ou | van herhaling : wanneer het vonnis of arrest van veroordeling heeft |
l'arrêt de condamnation a constaté que le condamné à une peine ou | vastgesteld dat de veroordeelde tot een of meer vrijheidsstraffen |
plusieurs peines privatives de liberté dont la partie à exécuter | waarvan het uit te voeren deel meer dan drie jaar bedraagt, in staat |
s'élève à plus de trois ans se trouvait en état de récidive, celui-ci | van herhaling verkeerde, dan dient die laatste in beginsel twee derde |
doit avoir subi, en principe, les deux tiers de ces peines, sans que | van die straffen te hebben ondergaan, zonder dat de duur van de reeds |
la durée des peines déjà subies excède quatorze ans, pour être | ondergane straffen meer dan veertien jaar bedraagt, om in aanmerking |
admissible à la libération conditionnelle (article 25, § 2, b), de la | te komen voor de voorwaardelijke invrijheidstelling (artikel 25, § 2, |
loi du 17 mai 2006), au lieu d'un tiers de ces peines en cas de | b), van de wet van 17 mei 2006), in plaats van een derde van die |
condamnation sans état de récidive (article 25, § 2, a), de la même loi). | straffen in geval van veroordeling zonder staat van herhaling (artikel 25, § 2, a), van dezelfde wet). |
La circonstance que le condamné a atteint la date d'admissibilité à la | De omstandigheid dat de veroordeelde de datum van toelaatbaarheid tot |
libération conditionnelle ne rend toutefois pas celle-ci automatique. | de voorwaardelijke invrijheidstelling heeft bereikt, houdt evenwel |
Outre les conditions de temps, des conditions de fond sont requises | niet in dat die laatste automatisch wordt toegekend. Naast de |
pour permettre au condamné de bénéficier d'une libération | tijdsvoorwaarden zijn grondvoorwaarden vereist om de veroordeelde toe |
conditionnelle : avant d'octroyer une modalité d'exécution de la | te laten een voorwaardelijke invrijheidstelling te genieten : alvorens |
peine, les tribunaux d'application des peines vérifient l'absence de | een strafuitvoeringsmodaliteit toe te kennen, gaan de |
strafuitvoeringsrechtbanken na of er tegenaanwijzingen bestaan | |
contre-indications (soit notamment « l'absence de perspectives de | (namelijk onder meer « de afwezigheid van vooruitzichten op sociale |
réinsertion sociale », « le risque de perpétration de nouvelles | reclassering », « het risico van het plegen van nieuwe ernstige |
infractions graves » et « le risque que le condamné importune les | strafbare feiten » en « het risico dat de veroordeelde de slachtoffers |
victimes ») ainsi que la rédaction d'un plan de réinsertion sociale | zou lastigvallen »), alsook of een sociaal reclasseringsplan is |
indiquant les perspectives de réinsertion du condamné (articles 25, § | opgesteld waaruit de perspectieven op reclassering van de veroordeelde |
2, 47, § 1er, et 48 de la loi du 17 mai 2006). | blijken (artikelen 25, § 2, 47, § 1, en 48 van de wet van 17 mei 2006). |
Quant à la question préjudicielle | Ten aanzien van de prejudiciële vraag |
B.6. Le juge a quo demande si la disposition en cause est compatible | B.6. De verwijzende rechter vraagt of de in het geding zijnde bepaling |
avec les articles 10 et 11 de la Constitution, en ce qu'elle « a pour effet qu'une personne qui est condamnée par une juridiction correctionnelle à une peine d'emprisonnement du chef d'un crime correctionnalisé punissable, avant sa correctionnalisation, de la peine de réclusion de vingt à trente ans et commis en état de récidive légale peut prétendre à une libération conditionnelle après avoir subi un tiers de sa peine, alors qu'une personne qui est condamnée par une juridiction correctionnelle, en état de récidive légale, à une peine d'emprisonnement du chef d'un autre crime correctionnalisé ou d'un délit ne peut prétendre à une libération conditionnelle qu'après avoir subi les deux tiers de sa peine ». | bestaanbaar is met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre zij « tot gevolg heeft dat een persoon die door een correctioneel rechtscollege is veroordeeld tot een gevangenisstraf wegens een in staat van wettelijke herhaling gepleegde, gecorrectionaliseerde misdaad die, vóór de correctionalisering ervan, strafbaar was met opsluiting van twintig tot dertig jaar, aanspraak kan maken op een voorwaardelijke invrijheidstelling nadat hij een derde van zijn straf heeft ondergaan, terwijl een persoon die, in staat van wettelijke herhaling, door een correctioneel rechtscollege is veroordeeld tot een gevangenisstraf wegens een andere gecorrectionaliseerde misdaad of een wanbedrijf, pas op een voorwaardelijke invrijheidstelling aanspraak kan maken na twee derde van zijn straf te hebben ondergaan ». |
La Cour examine la question préjudicielle en tant qu'elle porte sur | Het Hof onderzoekt de prejudiciële vraag in zoverre zij betrekking |
l'article 25, § 2, b), de la loi du 17 mai 2006, tel qu'il était en | heeft op artikel 25, § 2, b), van de wet van 17 mei 2006, zoals het |
vigueur avant sa modification par l'article 4 de la loi du 21 décembre | van kracht was vóór de wijziging ervan bij artikel 4 van de wet van 21 |
2017 « modifiant diverses dispositions en vue d'instaurer une période | december 2017 « tot wijziging van diverse bepalingen met het oog op de |
invoering van een beveiligingsperiode en tot wijziging van de wet van | |
de sécurité et modifiant la loi du 20 juillet 1990 relative à la | 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis voor wat de |
détention préventive en ce qui concerne l'arrestation immédiate ». | onmiddellijke aanhouding betreft ». |
B.7. Dans sa décision de renvoi, le juge a quo constate qu'il résulte | B.7. In zijn verwijzingsbeslissing stelt de verwijzende rechter vast |
de l'arrêt de la Cour constitutionnelle no 185/2014 qu'« une personne condamnée par le tribunal correctionnel à une peine d'emprisonnement du chef d'un crime correctionnalisé, punissable avant sa correctionnalisation de la peine de réclusion de vingt à trente ans, commis moins de cinq ans après qu'elle a subi ou prescrit une peine d'emprisonnement d'au moins un an, est admissible à la libération conditionnelle après avoir subi un tiers de sa peine ». Le juge a quo en déduit que les deux catégories de personnes suivantes sont soumises à un régime différent d'admissibilité à la libération conditionnelle : - les personnes condamnées par le tribunal correctionnel ou par la cour d'appel à une peine d'emprisonnement du chef d'un crime correctionnalisé commis en état de récidive légale, punissable, avant sa correctionnalisation, de la réclusion de vingt à trente ans, qui sont admissibles à cette modalité, en application de l'arrêt précité de la Cour constitutionnelle, après avoir subi un tiers de leur peine, et - les personnes qui, comme le demandeur, sont condamnées par le tribunal correctionnel ou par la cour d'appel à une peine d'emprisonnement du chef d'un autre crime correctionnalisé ou d'un délit commis en état de récidive légale, qui ne sont admissibles à la libération conditionnelle qu'après avoir subi deux tiers de leur peine. B.8.1. Par son arrêt n° 193/2011 du 15 décembre 2011, la Cour a jugé : | dat uit het arrest van het Grondwettelijk Hof nr. 185/2014 blijkt dat « een persoon die door de correctionele rechtbank wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf wegens een gecorrectionaliseerde misdaad, strafbaar vóór de correctionalisering ervan met de straf van opsluiting van twintig tot dertig jaar, gepleegd minder dan vijf jaar nadat hij een gevangenisstraf van minder dan een jaar heeft ondergaan of nadat die straf is verjaard, in aanmerking komt voor de voorwaardelijke invrijheidstelling na een derde van zijn straf te hebben ondergaan ». De verwijzende rechter leidt hieruit af dat de volgende twee categorieën van personen zijn onderworpen aan een verschillende regeling inzake toelaatbaarheid tot de voorwaardelijke invrijheidstelling : - de personen die door de correctionele rechtbank of door het hof van beroep zijn veroordeeld tot een gevangenisstraf wegens een gecorrectionaliseerde misdaad gepleegd in staat van wettelijke herhaling, strafbaar, vóór de correctionalisering ervan, met opsluiting van twintig tot dertig jaar, die in aanmerking komen voor die modaliteit, met toepassing van het voormelde arrest van het Grondwettelijk Hof, na een derde van hun straf te hebben ondergaan, en - de personen die, zoals de eiser, door de correctionele rechtbank of door het hof van beroep zijn veroordeeld tot een gevangenisstraf wegens een andere gecorrectionaliseerde misdaad of wegens een wanbedrijf gepleegd in staat van wettelijke herhaling, die pas in aanmerking komen voor de voorwaardelijke invrijheidstelling na twee derde van hun straf te hebben ondergaan. B.8.1. Bij zijn arrest nr. 193/2011 van 15 december 2011 heeft het Hof geoordeeld : |
« L'article 56, alinéa 2, du Code pénal, lu en combinaison avec | « Artikel 56, tweede lid, van het Strafwetboek, in samenhang gelezen |
l'article 25 du même Code et avec l'article 2, alinéas 1er et 3, de la | met artikel 25 van hetzelfde Wetboek en met artikel 2, eerste lid en |
loi du 4 octobre 1867 sur les circonstances atténuantes, viole les | derde lid, van de wet van 4 oktober 1867 op de verzachtende |
articles 10 et 11 de la Constitution, mais uniquement dans la mesure où il autorise la condamnation de l'inculpé renvoyé au tribunal correctionnel du chef d'un crime correctionnalisé commis moins de cinq ans après qu'il a subi ou prescrit une peine d'emprisonnement d'au moins un an, à une peine supérieure à celle qui peut être prononcée à l'égard de l'inculpé renvoyé à la cour d'assises du chef du même crime commis dans cette même circonstance ». B.8.2. Par son arrêt n° 199/2011 du 22 décembre 2011, la Cour a jugé : « L'article 56, alinéa 2, du Code pénal, lu en combinaison avec | omstandigheden, schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, doch enkel in zoverre het toelaat de inverdenkinggestelde die naar de correctionele rechtbank is verwezen wegens een gecorrectionaliseerde misdaad die is gepleegd minder dan vijf jaar nadat hij een gevangenisstraf van minstens één jaar heeft ondergaan of nadat die straf is verjaard, te veroordelen tot een hogere straf dan die welke kan worden uitgesproken ten aanzien van de inverdenkinggestelde die wegens dezelfde misdaad die in diezelfde omstandigheid is gepleegd, naar het hof van assisen is verwezen ». B.8.2. Bij zijn arrest nr. 199/2011 van 22 december 2011 heeft het Hof geoordeeld : « Artikel 56, tweede lid, van het Strafwetboek, in samenhang gelezen |
l'article 25 du même Code, avec l'article 216novies du Code | met artikel 25 van hetzelfde Wetboek, met artikel 216novies van het |
d'instruction criminelle et avec l'article 2, alinéas 1er et 3, de la | Wetboek van strafvordering en met artikel 2, eerste lid en derde lid, |
loi du 4 octobre 1867 sur les circonstances atténuantes, viole les | van de wet van 4 oktober 1867 op de verzachtende omstandigheden, |
articles 10 et 11 de la Constitution, mais uniquement dans la mesure | schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, doch enkel in zoverre |
où il autorise la condamnation de l'inculpé renvoyé au tribunal | het toelaat de inverdenkinggestelde die naar de correctionele |
correctionnel du chef d'un crime correctionnalisé commis moins de cinq | rechtbank is verwezen wegens een gecorrectionaliseerde misdaad die is |
ans après qu'il a subi ou prescrit une peine d'emprisonnement d'au | gepleegd minder dan vijf jaar nadat hij een gevangenisstraf van |
moins un an, à une peine supérieure à celle qui peut être prononcée à | minstens één jaar heeft ondergaan of nadat die straf is verjaard, te |
veroordelen tot een hogere straf dan die welke kan worden uitgesproken | |
l'égard de l'inculpé renvoyé du chef du même crime commis dans cette | ten aanzien van de inverdenkinggestelde die wegens dezelfde misdaad |
même circonstance à la cour d'assises ayant constaté l'existence de | die in diezelfde omstandigheid is gepleegd, verwezen is naar het hof |
circonstances atténuantes ». | van assisen dat verzachtende omstandigheden in aanmerking neemt ». |
B.8.3. Par son arrêt n° 185/2014 du 18 décembre 2014, la Cour a jugé : | B.8.3. Bij zijn arrest nr. 185/2014 van 18 december 2014 heeft het Hof |
« - L'article 56, alinéa 2, du Code pénal, lu en combinaison avec | geoordeeld : « - Artikel 56, tweede lid, van het Strafwetboek, in samenhang gelezen |
l'article 25 du même Code, avec l'article 2 de la loi du 4 octobre | met artikel 25 van hetzelfde Wetboek, met artikel 2 van de wet van 4 |
1867 sur les circonstances atténuantes et avec l'article 25, § 2, b), | oktober 1867 op de verzachtende omstandigheden en met artikel 25, § 2, |
de la loi du 17 mai 2006 relative au statut juridique externe des | b), van de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie |
personnes condamnées à une peine privative de liberté et aux droits | van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer |
reconnus à la victime dans le cadre des modalités d'exécution de la | toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten, |
peine, viole les articles 10 et 11 de la Constitution, mais uniquement en ce qu'il a pour conséquence d'exclure plus longtemps une personne qui, pour une tentative d'assassinat, a été condamnée par le tribunal correctionnel du chef d'un crime correctionnalisé commis moins de cinq ans après qu'elle a subi ou prescrit une peine d'emprisonnement d'au moins un an, de la possibilité d'une libération conditionnelle, que la personne qui est condamnée à une peine criminelle par la cour d'assises du chef du même crime commis dans la même circonstance. - Les effets de cette disposition législative sont maintenus jusqu'à l'entrée en vigueur d'une loi qui met fin à cette discrimination et au | schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, doch enkel in zoverre het tot gevolg heeft de persoon die voor een poging tot moord is veroordeeld door de correctionele rechtbank wegens een gecorrectionaliseerde misdaad die is gepleegd minder dan vijf jaar nadat hij een gevangenisstraf van minstens één jaar heeft ondergaan of nadat die straf is verjaard, langer uit te sluiten van de mogelijkheid van een voorwaardelijke invrijheidstelling dan de persoon die door het hof van assisen tot een criminele straf is veroordeeld wegens dezelfde misdaad die in diezelfde omstandigheid is gepleegd. - De gevolgen van die wetsbepaling worden gehandhaafd tot de inwerkingtreding van een wet die aan die discriminatie een einde maakt |
plus tard jusqu'au 31 juillet 2015 ». | en uiterlijk tot 31 juli 2015 ». |
Jusqu'à ce jour, le législateur n'a toutefois pas remédié à | Tot op heden heeft de wetgever de in het arrest nr. 185/2014 |
l'inconstitutionnalité constatée dans l'arrêt n° 185/2014. | vastgestelde ongrondwettigheid evenwel niet verholpen. |
B.8.4. Par son arrêt n° 102/2017 du 26 juillet 2017, la Cour a jugé | B.8.4. Bij zijn arrest nr. 102/2017 van 26 juli 2017 heeft het Hof |
que le constat de violation contenu dans l'arrêt n° 185/2014 précité, | geoordeeld dat de in het voormelde arrest nr. 185/2014 vervatte |
en ce qui concerne la date d'admissibilité à la libération | vaststelling van een schending, met betrekking tot de datum waarop men |
conditionnelle, est transposable à l'égard d'un crime punissable de la | voor de voorwaardelijke invrijheidstelling in aanmerking kan komen, |
peine de réclusion de quinze à vingt ans qui a été correctionnalisé. | ook geldt ten aanzien van een met opsluiting van vijftien tot twintig |
jaar strafbare misdaad die is gecorrectionaliseerd. | |
B.9. Par un arrêt du 19 octobre 2016 (P.16.0837.F), la Cour de | B.9. Bij een arrest van 19 oktober 2016 (P.16.0837.F) heeft het Hof |
van Cassatie geoordeeld dat, met toepassing van het arrest nr. | |
cassation a jugé qu'en application de l'arrêt n° 185/2014, l'état de | 185/2014, met de staat van wettelijke herhaling vastgesteld in het |
récidive légale constaté au stade du prononcé de la peine ne peut pas | stadium van de uitspraak van de straf, geen rekening kan worden |
être pris en considération, au stade de l'exécution de la peine, pour | gehouden in het stadium van de strafuitvoering om de duur van de te |
déterminer la durée de la détention à subir avant d'être accessible à | ondergane hechtenis te bepalen alvorens voor voorwaardelijke |
la libération conditionnelle dans le chef d'une personne condamnée à | invrijheidstelling in aanmerking te komen ten aanzien van een persoon |
die is veroordeeld tot een gevangenisstraf wegens een | |
une peine d'emprisonnement du chef d'un crime correctionnalisé | gecorrectionaliseerde misdaad die oorspronkelijk strafbaar was met |
initialement punissable du même taux de peine que celui visé dans | dezelfde strafmaat als die welke wordt beoogd in het arrest van het |
l'arrêt de la Cour constitutionnelle n° 185/2014 (soit une peine de | Grondwettelijk Hof nr. 185/2014 (namelijk een gevangenisstraf van |
réclusion de vingt à trente ans). | twintig tot dertig jaar). |
Par un arrêt du 2 août 2017 (P.17.0766.N), la Cour de cassation a jugé | Bij een arrest van 2 augustus 2017 (P.17.0766.N) heeft het Hof van |
Cassatie geoordeeld dat uit het arrest nr. 102/2017, voortvloeide dat | |
qu'il ressortait de l'arrêt n° 102/2017 que le constat | de vaststelling van ongrondwettigheid vervat in het arrest nr. |
d'inconstitutionnalité contenu dans l'arrêt n° 185/2014 n'était pas | 185/2014 niet beperkt was tot de misdaden die strafbaar zijn met een |
limité aux crimes punissables d'une peine de réclusion de vingt à | straf van opsluiting van twintig tot dertig jaar. |
trente ans. Par un arrêt du 27 septembre 2017 (P.17.0461.F) rendu dans le litige | Bij een arrest van 27 september 2017 (P.17.0461.F) gewezen in een |
ayant donné lieu à l'arrêt n° 102/2017, la Cour de cassation a jugé que le tribunal d'application des peines avait décidé à bon droit que le condamné était admissible à la libération conditionnelle après avoir subi un tiers de sa peine, nonobstant la circonstance que le jugement de condamnation a constaté que le défendeur se trouvait en état de récidive. B.10. Les deux arrêts nos 193/2011 et 199/2011 précités portaient sur une différence quant au taux de la peine, selon qu'une personne est condamnée par la cour d'assises ou par le tribunal correctionnel. Les deux arrêts nos 185/2014 et 102/2017 précités portaient sur une différence quant à l'exécution de la peine, selon qu'une personne est condamnée par la cour d'assises ou par le tribunal correctionnel. La présente question préjudicielle porte sur une différence de traitement quant à l'exécution de la peine, entre personnes condamnées par une juridiction correctionnelle, selon le type d'infraction qui est en cause. B.11.1. Les personnes condamnées à une peine d'emprisonnement du chef d'un délit commis en état de récidive légale ne sont admissibles à la libération conditionnelle qu'après avoir subi deux tiers de leur peine. Il en est de même pour celles condamnées du chef d'un crime punissable de la réclusion de cinq à dix ans qui a été correctionnalisé. En effet, dans cette hypothèse, la peine qui peut être prononcée est un emprisonnement de cinq ans au plus, c'est-à-dire une peine correctionnelle. B.11.2. Il appartient au législateur, et non à la Cour, de déterminer à quel moment des personnes qui ont été condamnées et qui se trouvent en état de récidive légale entrent en ligne de compte pour une | geschil dat aanleiding heeft gegeven tot het arrest nr. 102/2017, heeft het Hof van Cassatie geoordeeld dat de strafuitvoeringsrechtbank terecht had beslist dat de veroordeelde in aanmerking kwam voor de voorwaardelijke invrijheidstelling na een derde van zijn straf te hebben ondergaan, niettegenstaande dat het vonnis van veroordeling heeft vastgesteld dat de verweerder zich in staat van herhaling bevond. B.10. De twee voormelde arresten nrs. 193/2011 en 199/2011 hadden betrekking op een verschil in strafmaat naargelang een persoon wordt veroordeeld door het hof van assisen dan wel door de correctionele rechtbank. De twee voormelde arresten nrs. 185/2014 en 102/2017 hadden betrekking op een verschil ten aanzien van de strafuitvoering, naargelang een persoon wordt veroordeeld door het hof van assisen of door de correctionele rechtbank. De onderhavige prejudiciële vraag heeft betrekking op een verschil in behandeling ten aanzien van de strafuitvoering, tussen personen die door een correctioneel rechtscollege zijn veroordeeld, naar gelang van het in het geding zijnde type misdrijf. B.11.1. De personen die zijn veroordeeld tot een gevangenisstraf wegens een wanbedrijf dat in staat van wettelijke herhaling is gepleegd, komen pas voor de voorwaardelijke invrijheidstelling in aanmerking nadat zij twee derden van hun straf hebben ondergaan. Hetzelfde geldt voor de personen die zijn veroordeeld wegens een met opsluiting van vijf tot tien jaar strafbare misdaad die is gecorrectionaliseerd. In dat geval is de straf die kan worden uitgesproken, immers een gevangenisstraf van ten hoogste vijf jaar, met andere woorden een correctionele straf. B.11.2. Het komt aan de wetgever en niet aan het Hof toe om te bepalen op welk ogenblik personen die zijn veroordeeld en zich in een staat van wettelijke herhaling bevinden, voor een voorwaardelijke invrijheidstelling in aanmerking kunnen komen. In het licht van de |
libération conditionnelle. A la lumière des articles 10 et 11 de la | artikelen 10 en 11 van de Grondwet dient het Hof echter erover te |
Constitution, la Cour doit toutefois veiller à ce que des personnes | waken dat personen die zich in een vergelijkbare situatie bevinden |
qui se trouvent dans une situation comparable ne soient pas traitées | niet ongelijk worden behandeld zonder dat daarvoor een redelijke |
de manière inégale sans qu'existe pour ce faire une justification | verantwoording bestaat. Indien het Hof daarbij een discriminatie |
raisonnable. Si la Cour constate à cet égard une discrimination, il | vaststelt, komt het aan de wetgever toe om te bepalen in welke zin |
appartient au législateur de décider comment il doit y être mis fin. | daaraan een einde dient te worden gesteld. In afwachting van een |
Dans l'attente d'une intervention du législateur, les dispositions en | optreden van de wetgever dienen de in het geding zijnde bepalingen |
cause doivent cependant être appliquées en conformité avec la Constitution. | evenwel in overeenstemming met de Grondwet te worden toegepast. |
B.11.3. Pour des motifs analogues à ceux énoncés dans les arrêts nos | B.11.3. Om redenen die analoog zijn aan die welke in de voormelde |
185/2014 et 102/2017 précités, la disposition en cause est affectée d'une même inconstitutionnalité. B.12. La différence de traitement en cause qui consiste à retenir un seuil d'admissibilité à la libération conditionnelle plus sévère pour les personnes condamnées par une juridiction correctionnelle, en état de récidive légale, à une peine d'emprisonnement du chef d'un crime punissable de la peine de réclusion de cinq à dix ans correctionnalisé ou d'un délit, est dépourvue de justification raisonnable. En effet, elle a pour conséquence qu'il n'est pas garanti que l'échelle des peines est respectée au stade de l'exécution des peines dès lors que les condamnés en état de récidive légale à une peine d'emprisonnement pour un fait puni plus sévèrement par la loi sont susceptibles d'être admissibles à la libération conditionnelle plus tôt que les condamnés en état de récidive légale à une peine d'emprisonnement pour un fait puni moins sévèrement par la loi. B.13. La question préjudicielle appelle une réponse positive. | arresten nrs. 185/2014 en 102/2017 zijn vermeld, is de in het geding zijnde bepaling aangetast door eenzelfde ongrondwettigheid. B.12. Het in geding zijnde verschil in behandeling, dat erin bestaat te kiezen voor een strengere drempel van toelaatbaarheid tot de voorwaardelijke invrijheidstelling voor de personen die, in staat van wettelijke herhaling, door een correctioneel rechtscollege zijn veroordeeld tot een gevangenisstraf wegens een met opsluiting van vijf tot tien jaar strafbare misdaad die is gecorrectionaliseerd of wegens een wanbedrijf, is niet redelijk verantwoord. Het heeft immers tot gevolg dat niet wordt gewaarborgd dat de strafmaat in acht wordt genomen in het stadium van de strafuitvoering daar de personen die in staat van wettelijke herhaling worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor een bij de wet strenger bestraft feit, eerder in aanmerking kunnen komen voor de voorwaardelijke invrijheidstelling dan de personen die in staat van wettelijke herhaling worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor een bij de wet minder zwaar bestraft feit. B.13. De prejudiciële vraag dient bevestigend te worden beantwoord. |
Par ces motifs, | Om die redenen, |
la Cour | het Hof |
dit pour droit : | zegt voor recht : |
L'article 25, § 2, b, de la loi du 17 mai 2006 « relative au statut | Artikel 25, § 2, b), van de wet van 17 mei 2006 « betreffende de |
juridique externe des personnes condamnées à une peine privative de | externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en |
liberté et aux droits reconnus à la victime dans le cadre des | de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de |
modalités d'exécution de la peine », dans sa version applicable devant | strafuitvoeringmodaliteiten », in de versie ervan die van toepassing |
is voor de verwijzende rechter, in samenhang gelezen met de artikelen | |
le juge a quo, lu en combinaison avec les articles 25, 56, alinéas 2 | 25, 56, tweede en derde lid, en 80 van het Strafwetboek en met artikel |
et 3, et 80 du Code pénal et avec l'article 2 de la loi du 4 octobre | 2 van de wet van 4 oktober 1867 op de verzachtende omstandigheden, |
1867 sur les circonstances atténuantes, viole les articles 10 et 11 de | schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre het tot |
la Constitution, en ce qu'il a pour effet qu'une personne condamnée | gevolg heeft dat een persoon die, in staat van wettelijke herhaling, |
par une juridiction correctionnelle, en état de récidive légale, à une | door een correctioneel rechtscollege wordt veroordeeld tot een |
peine d'emprisonnement du chef d'un délit ou d'un crime correctionnalisé initialement punissable, avant sa correctionnalisation, de la peine de réclusion de cinq à dix ans, est admissible à la libération conditionnelle après avoir subi deux tiers de sa peine alors qu'une personne condamnée par une juridiction correctionnelle, en état de récidive légale, à une peine d'emprisonnement du chef d'un crime correctionnalisé initialement punissable, avant sa correctionnalisation, d'une autre peine de réclusion est admissible à la libération conditionnelle après avoir subi un tiers de cette peine. | gevangenisstraf wegens een wanbedrijf of een gecorrectionaliseerde misdaad die oorspronkelijk, vóór de correctionalisering ervan, strafbaar was met de straf van opsluiting van vijf tot tien jaar, in aanmerking komt voor de voorwaardelijke invrijheidstelling na twee derde van zijn straf te hebben ondergaan, terwijl een persoon die, in staat van wettelijke herhaling, door een correctioneel rechtscollege wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf wegens een gecorrectionaliseerde misdaad die oorspronkelijk, vóór de correctionalisering ervan, strafbaar was met een andere straf van opsluiting, in aanmerking komt voor de voorwaardelijke invrijheidstelling na een derde ervan te hebben ondergaan. |
Ainsi rendu en langue française et en langue néerlandaise, | Aldus gewezen in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel |
conformément à l'article 65 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur | 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, |
la Cour constitutionnelle, le 7 février 2018. | op 7 februari 2018. |
Le greffier, | De griffier, |
F. Meersschaut | F. Meersschaut |
Le président, | De voorzitter, |
J. Spreutels | J. Spreutels |