Etaamb.openjustice.be
Vue multilingue de Arrêt du --
← Retour vers "Extrait de l'arrêt n° 3/2015 du 22 janvier 2015 Numéro du rôle : 5792 En cause : la question préjudicielle relative à l'article 504 du Code civil, posée par le Tribunal de première instance de Courtrai. La Cour constitutionnelle, compos après en avoir délibéré, rend l'arrêt suivant : I. Objet de la question préjudicielle et procédu(...)"
Extrait de l'arrêt n° 3/2015 du 22 janvier 2015 Numéro du rôle : 5792 En cause : la question préjudicielle relative à l'article 504 du Code civil, posée par le Tribunal de première instance de Courtrai. La Cour constitutionnelle, compos après en avoir délibéré, rend l'arrêt suivant : I. Objet de la question préjudicielle et procédu(...) Uittreksel uit arrest nr. 3/2015 van 22 januari 2015 Rolnummer : 5792 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 504 van het Burgerlijk Wetboek, gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg te Kortrijk. Het Grondwettelijk Hof, s wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging
COUR CONSTITUTIONNELLE GRONDWETTELIJK HOF
Extrait de l'arrêt n° 3/2015 du 22 janvier 2015 Uittreksel uit arrest nr. 3/2015 van 22 januari 2015
Numéro du rôle : 5792 Rolnummer : 5792
En cause : la question préjudicielle relative à l'article 504 du Code In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 504 van het
civil, posée par le Tribunal de première instance de Courtrai. Burgerlijk Wetboek, gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg te
La Cour constitutionnelle, Kortrijk. Het Grondwettelijk Hof,
composée des présidents A. Alen et J. Spreutels, et des juges E. De samengesteld uit de voorzitters A. Alen en J. Spreutels, en de
Groot, L. Lavrysen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. Derycke, T. rechters E. De Groot, L. Lavrysen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E.
Merckx-Van Goey, P. Nihoul, F. Daoût, T. Giet et R. Leysen, assistée Derycke, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, F. Daoût, T. Giet en R.
du greffier P.-Y. Dutilleux, présidée par le président A. Alen, Leysen, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter A. Alen,
après en avoir délibéré, rend l'arrêt suivant : wijst na beraad het volgende arrest :
I. Objet de la question préjudicielle et procédure I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging
Par jugement du 24 décembre 2013 en cause de L.D. et autres contre Me Bij vonnis van 24 december 2013 in zake L.D. en anderen tegen Mr. M.
M. Vinckier, en sa qualité de curateur d'une faillite, dont Vinckier, in zijn hoedanigheid van curator van een faillissement,
l'expédition est parvenue au greffe de la Cour le 30 décembre 2013, le waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 30
Tribunal de première instance de Courtrai a posé la question december 2013, heeft de Rechtbank van eerste aanleg te Kortrijk de
préjudicielle suivante : volgende prejudiciële vraag gesteld :
« L'article 504 du Code civil, dans sa version actuelle, interprété en « Schendt artikel 504 BW in zijn huidige vorm de bepalingen van de
ce sens qu'une action en nullité d'un acte juridique d'un défunt, artikelen 10 en 11 van de Grondwet in die zin geïnterpreteerd dat een
intentée par les héritiers pour cause de démence, est recevable vordering van de erfgenamen tot vernietiging van een rechtshandeling
lorsqu'une requête visant à l'interdiction avait été déposée mais ne van een overledene op basis van krankzinnigheid ontvankelijk is
l'est pas lorsqu'une requête visant à la désignation d'un wanneer een verzoekschrift tot onbekwaamverklaring werd neergelegd
administrateur provisoire avait été déposée, viole-t-il les doch niet wanneer een verzoekschrift tot het aanstellen van een
dispositions des articles 10 et 11 de la Constitution, eu égard au voorlopige bewindvoerder werd neergelegd, rekening houdend met het
fait que les deux requêtes tendent, pour ce qui est des actes feit dat beide verzoekschriften, wat de rechtshandelingen betreffen,
juridiques, à faire constater l'incapacité de la personne concernée à dienen tot het vaststellen van de juridische onbekwaamheid van de
accomplir des actes juridiques ? ». betrokken persoon om rechtshandelingen te stellen ? ».
(...) (...)
III. En droit III. In rechte
(...) (...)
B.1. La question préjudicielle concerne l'article 504 du Code civil B.1. De prejudiciële vraag heeft betrekking op artikel 504 van het
qui, dans la version qui était applicable au litige ayant donné lieu à Burgerlijk Wetboek, dat in de versie van toepassing in het
la question préjudicielle, avant son abrogation par l'article 119 de bodemgeschil, vóór de opheffing ervan bij artikel 119 van de wet van
la loi du 17 mars 2013 réformant les régimes d'incapacité et 17 maart 2013 tot hervorming van de regelingen inzake onbekwaamheid en
instaurant un nouveau statut de protection conforme à la dignité tot instelling van een nieuwe beschermingsstatus die strookt met de
humaine (ci-après : la loi du 17 mars 2013), disposait : menselijke waardigheid (hierna : wet van 17 maart 2013), bepaalde :
« Après la mort d'un individu, les actes par lui faits ne pourront « Na iemands dood kunnen de door hem verrichte handelingen niet worden
être attaqués pour cause de démence qu'autant que son interdiction betwist op grond van krankzinnigheid, dan voor zover de
aurait été prononcée ou provoquée avant son décès; à moins que la onbekwaamverklaring was uitgesproken of gevorderd voor zijn
preuve de la démence ne résulte de l'acte même qui est attaqué ». overlijden; tenzij het bewijs van de krankzinnigheid uit de betwiste
handeling zelf voortvloeit ».
Cette disposition doit être mise en relation avec l'article 489 du Die bepaling moet in verband worden gebracht met artikel 489 van het
Code civil qui disposait, avant son remplacement par l'article 33 de Burgerlijk Wetboek, dat, vóór de vervanging ervan bij artikel 33 van
la loi du 17 mars 2013 : de wet van 17 maart 2013 bepaalde :
« Le majeur qui est dans un état habituel d'imbécillité ou de démence, « Een meerderjarige die zich in een aanhoudende staat van onnozelheid
doit être interdit même lorsque cet état présente des intervalles of krankzinnigheid bevindt, moet worden onbekwaam verklaard, zelfs
lucides ». wanneer in die staat heldere tussenpozen voorkomen ».
L'article 503 du Code civil prévoyait avant son abrogation par Artikel 503 van het Burgerlijk Wetboek bepaalde vóór de opheffing
l'article 119 de la loi du 17 mars 2013 : ervan bij artikel 119 van de wet van 17 maart 2013 :
« Les actes antérieurs à l'interdiction pourront être annulés, si la « De handelingen die voor de onbekwaamverklaring verricht zijn, kunnen
cause de l'interdiction existait notoirement à l'époque où ces actes vernietigd worden, indien de oorzaak van de onbekwaamverklaring
ont été faits ». kennelijk bestond ten tijde dat die handelingen zijn verricht ».
B.2. La Cour est interrogée sur la compatibilité de l'ancien article B.2. Het Hof wordt ondervraagd over de bestaanbaarheid van dat
504 du Code civil avec les articles 10 et 11 de la Constitution, dans l'interprétation selon laquelle une action en nullité d'un acte juridique accompli par une personne entretemps décédée, intentée par les héritiers, pour cause de démence, était recevable sur la base de cette disposition si une requête en interdiction avait été déposée, mais ne l'était pas si une requête visant à la désignation d'un administrateur provisoire avait été introduite avant le décès de l'intéressé. B.3. Contrairement à ce qu'allègue le Conseil des ministres en premier lieu, les personnes qui ont déposé une requête en désignation d'un administrateur provisoire et les personnes qui ont introduit une demande d'interdiction sont suffisamment comparables quand il s'agit d'examiner si elles ont le droit de poursuivre la nullité d'actes accomplis par la personne entre-temps décédée, avant son décès lorsqu'elles ont entamé en temps utile des démarches pour faire constater l'incapacité d'exercice de cette personne. vroegere artikel 504 van het Burgerlijk Wetboek met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in de interpretatie dat op basis van die bepaling een vordering van de erfgenamen tot vernietiging van een rechtshandeling van een intussen overleden persoon op basis van diens krankzinnigheid ontvankelijk was wanneer vóór diens overlijden een verzoekschrift tot onbekwaamverklaring was ingediend, maar niet wanneer een verzoekschrift tot het aanstellen van een voorlopig bewindvoerder was ingediend. B.3. In tegenstelling tot wat de Ministerraad in eerste instantie aanvoert, zijn de personen die een verzoekschrift tot het aanstellen van een voorlopig bewindvoerder hebben ingediend en de personen die een verzoekschrift tot onbekwaamverklaring hebben ingediend voldoende vergelijkbaar wanneer het erop aankomt te onderzoeken of zij gerechtigd zijn de vernietiging te vorderen van handelingen die de inmiddels overleden persoon vóór zijn overlijden heeft gesteld wanneer zij tijdig stappen hebben gezet om de handelingsonbekwaamheid van die persoon te doen vaststellen.
B.4. L'ancien article 504 du Code civil répondait à plus d'une B.4. Het vroegere artikel 504 van het Burgerlijk Wetboek beantwoordde
préoccupation du législateur. aan meer dan één zorg van de wetgever.
Le législateur a voulu empêcher qu'après le décès d'une personne, la De wetgever heeft willen verhinderen dat na het overlijden van iemand
validité juridique des actes qu'elle a accomplis de son vivant soit de rechtsgeldigheid van diens handelingen toen hij nog leefde op grond
contestée en arguant de sa démence, dans le but d'éviter toutes les van krankzinnigheid zou worden betwist, teneinde alle moeilijkheden
difficultés d'administration de la preuve a posteriori quant à l'état mental de l'intéressée, ce qui a également pour effet de ne pas laisser planer inutilement des doutes quant à la sécurité juridique desdits actes. Simultanément, le législateur voulait également inciter les héritiers à introduire en temps voulu, si nécessaire, la procédure d'interdiction et les sanctionner, au contraire, s'ils avaient négligé de protéger la sphère juridique des actes d'un malade mental. En outre, le législateur a voulu éviter que les héritiers ne se disent désavantagés quant à leur héritage en mettant en cause l'état mental du défunt, dans l'espoir d'augmenter leur héritage. Compte tenu du fait que la procédure d'interdiction et l'administration de la preuve à cet égard peuvent prendre du temps, le législateur a prévu que ce n'est pas la décision judiciaire finale d'interdiction mais déjà la date de l'introduction de la requête à cet bij de bewijsvoering a posteriori over de geestestoestand van de betrokkene te vermijden, wat het ook mogelijk maakt de rechtszekerheid over diens handelingen niet nodeloos in het ongewisse te laten. Tegelijkertijd wilde de wetgever ook de erfgenamen ertoe aanzetten om indien nodig tijdig de procedure tot onbekwaamverklaring op te starten en hen daarentegen straffen indien zij hadden nagelaten om het rechtsverkeer te beschermen tegen een geesteszieke. Voorts heeft de wetgever willen vermijden dat erfgenamen zouden verklaren dat zij in hun erfdeel benadeeld zijn door de geestestoestand van de inmiddels overleden persoon ter discussie te stellen, in de hoop hun erfdeel alsnog te vergroten. Rekening houdend met het feit dat de procedure tot onbekwaamverklaring, en de bewijsvoering in dat verband, een lange tijd kunnen duren, heeft de wetgever bepaald dat niet de rechterlijke eindbeslissing tot onbekwaamverklaring maar reeds het tijdstip van het indienen van het verzoekschrift daartoe bepalend is voor de
effet qui est déterminante pour la faculté d'introduire encore une mogelijkheid om alsnog een vordering in te stellen tot
action en nullité des actes de la personne entre-temps décédée. nietigverklaring van handelingen van de inmiddels overleden persoon.
B.5. L'interdiction judiciaire (articles 1240 à 1253 du Code B.5. De gerechtelijke onbekwaamverklaring (artikelen 1240 tot 1253 van
judiciaire, avant leur remplacement par la loi du 17 mars 2013) het Gerechtelijk Wetboek, vóór de vervanging ervan bij de wet van 17
pouvait être prononcée lorsque l'intéressé souffrait d'un trouble maart 2013) kon worden uitgesproken wanneer de betrokkene leed aan een
mental grave. Il devait s'agir d'un état « habituel », même si cet ernstige geestesstoornis. Het moest gaan om een « aanhoudende »
toestand, ook al kunnen heldere tussenperiodes voorkomen (oud artikel
état présentait des intervalles lucides (ancien article 489 du Code 489 van het Burgerlijk Wetboek). De gerechtelijke onbekwaamverklaring
civil). L'interdiction judiciaire avait pour effet que l'intéressé had tot gevolg dat de betrokkene als volledig handelingsonbekwaam
devait être considéré comme totalement incapable d'exercer ses droits
et être mis sous tutelle, tant en ce qui concerne sa personne qu'en ce moest worden beschouwd en onder voogdij werd gesteld, zowel wat zijn
qui concerne son patrimoine. persoon als wat zijn vermogen betreft.
B.6. En vertu des articles 488bis et suivants du Code civil, insérés B.6. Krachtens de artikelen 488bis en volgende van het Burgerlijk
par la loi du 18 juillet 1991 relative à la protection des biens des Wetboek, ingevoerd bij de wet van 18 juli 1991 betreffende de
personnes totalement ou partiellement incapables d'en assumer la bescherming van de goederen van personen die wegens hun lichaams- of
gestion en raison de leur état physique ou mental, mais entre-temps geestestoestand geheel of gedeeltelijk onbekwaam zijn die te beheren
abrogés par l'article 27 de la loi du 17 mars 2013, la désignation d'un administrateur provisoire pouvait être demandée pour représenter ou assister un majeur lorsque celui-ci était, en raison de son état de santé, totalement ou partiellement hors d'état de gérer ses biens, fût-ce temporairement. L'état habituel de trouble mental grave n'était pas requis. La représentation ou l'assistance d'un administrateur provisoire portait seulement sur la gestion des biens de l'intéressé et le juge de paix pouvait préciser les actes exigeant une représentation ou une assistance et à quels biens ceux-ci se rapportaient. maar inmiddels opgeheven bij artikel 27 van de wet van 17 maart 2013, kon de aanstelling van een voorlopig bewindvoerder worden gevraagd om een meerderjarige te vertegenwoordigen of bij te staan wanneer die zelf, geheel of gedeeltelijk, zij het tijdelijk, wegens zijn gezondheidstoestand, niet in staat was zijn goederen te beheren. Er was geen aanhoudende toestand van ernstige geestesstoornis vereist. De vertegenwoordiging of bijstand van een voorlopig bewindvoerder had enkel betrekking op het beheer van de goederen van de betrokkene en de vrederechter kon nader bepalen voor welke handelingen die vertegenwoordiging of bijstand vereist was en op welke goederen die betrekking had.
B.7. La loi du 17 mars 2013 prévoit un seul statut de protection pour B.7. De wet van 17 maart 2013 voorziet in één beschermingsstatuut voor
les incapables majeurs, destiné à remplacer les anciens systèmes meerderjarige onbekwamen, ter vervanging van de vroegere stelsels van
d'interdiction judiciaire, de désignation d'un administrateur gerechtelijke onbekwaamverklaring, van aanstelling van een voorlopig
provisoire, de la minorité prolongée et d'assistance par un conseil bewindvoerder, van instelling van de verlengde minderjarigheid en van
judiciaire. bijstand door een gerechtelijk raadsman.
A l'heure actuelle, l'article 493/3 du Code civil, inséré par Thans bepaalt artikel 493/3 van het Burgerlijk Wetboek, ingevoegd bij
l'article 51 de la loi du 17 mars 2013, dispose : artikel 51 van de wet van 17 maart 2013 :
« Après la mort de la personne protégée, les actes accomplis par elle « Na het overlijden van de beschermde persoon kunnen de door hem ten
bezwarende titel verrichte handelingen niet worden betwist op grond
à titre onéreux ne peuvent être attaqués pour cause de son état de van zijn gezondheidstoestand, dan voor zover de rechterlijke
santé qu'autant que la protection judiciaire aurait été prononcée ou bescherming was uitgesproken of gevorderd voor zijn overlijden, tenzij
demandée avant son décès, à moins que la preuve de l'incapacité het bewijs van wilsonbekwaamheid uit de betwiste handeling zelf
d'exprimer sa volonté ne résulte de l'acte même qui est attaqué ». voortvloeit ».
Par conséquent, le législateur maintient en grande partie le régime De wetgever handhaaft derhalve grotendeels de regeling die was
qui était formulé dans l'article 504 du Code civil mais subordonne la uitgedrukt in artikel 504 van het Burgerlijk Wetboek, maar maakt de
possibilité d'introduire une action en nullité à l'introduction en mogelijkheid tot het instellen van een vordering tot nietigverklaring
temps utile d'une demande de protection judiciaire pour la personne afhankelijk van het tijdig instellen van een vordering tot
majeure « qui, en raison de son état de santé, est totalement ou gerechtelijke bescherming van de meerderjarige persoon die « wegens
partiellement hors d'état d'assumer elle-même, comme il se doit, sans zijn gezondheidstoestand geheel of gedeeltelijk, zij het tijdelijk,
assistance ou autre mesure de protection, fût-ce temporairement, la niet in staat is zonder bijstand of andere beschermingsmaatregel zijn
gestion de ses intérêts patrimoniaux ou non patrimoniaux » (article belangen van vermogensrechtelijke of niet-vermogensrechtelijke aard
488/1 combiné avec l'article 492 du Code civil, insérés, zelf behoorlijk waar te nemen » (artikel 488/1juncto artikel 492 van
respectivement, par les articles 30 et 41 de la loi du 17 mars 2013). het Burgerlijk Wetboek, ingevoegd bij de artikelen 30 respectievelijk 41 van de wet van 17 maart 2013).
B.8.1. La distinction entre les héritiers qui ont introduit, du vivant B.8.1. Het onderscheid tussen de erfgenamen die tijdens het leven van
de l'intéressé, une requête d'interdiction et les héritiers qui ont de betrokkene een verzoekschrift tot onbekwaamverklaring hebben
introduit, du vivant de l'intéressé, une requête en désignation d'un ingediend en erfgenamen die tijdens het leven van de betrokkene een
verzoekschrift tot het aanstellen van een voorlopig bewindvoerder
administrateur provisoire est objective. hebben ingediend, is objectief.
B.8.2. L'action en nullité d'un acte pour cause de démence de l'auteur B.8.2. De vordering tot vernietiging van een handeling wegens
intentée après le décès entraîne en effet des difficultés krankzinnigheid na het overlijden leidt immers tot bijzondere
particulières en matière de preuve. Après le décès, il est très bewijsmoeilijkheden. Na het overlijden is het zeer moeilijk en
difficile et spéculatif de démontrer la démence d'une personne. Guidé speculatief om de krankzinnigheid van iemand aan te tonen. Uit die
par cette préoccupation, le législateur pouvait raisonnablement n'admettre l'action que lorsqu'il était déjà établi avant le décès, ou lorsqu'il pouvait à tout le moins être présumé par l'introduction d'une demande d'interdiction, que la personne se trouvait dans un état habituel d'imbécillité ou de démence. Ce n'est que dans ces cas qu'il pouvait être admis avec une grande certitude, après le décès, que la personne était démente au moment où elle avait posé l'acte. B.9.1. L'article 488bis, a), du Code civil n'exigeait pas que la personne placée sous administration provisoire soit démente. Des personnes souffrant d'une déficience physique pouvaient elles aussi être placées sous administration provisoire. B.9.2. Il est dès lors pertinent de ne pas autoriser l'action visée à bezorgdheid vermocht de wetgever redelijkerwijze de vordering alleen toe te laten wanneer vóór het overlijden reeds vaststond, of minstens door het instellen van de vordering tot onbekwaamverklaring kon worden vermoed, dat de persoon zich in een aanhoudende staat van onnozelheid of krankzinnigheid bevond. Alleen dan kon na het overlijden met grote zekerheid aangenomen worden dat de persoon krankzinnig was bij het stellen van de handeling. B.9.1. Artikel 488bis, a), van het Burgerlijk Wetboek vereiste niet dat de onder voorlopig bewind geplaatste persoon krankzinnig was. Ook personen met een fysieke beperking konden onder voorlopig bewind worden geplaatst.
l'article 504 du Code civil si une requête en désignation d'un administrateur provisoire pour cause de déficience physique avait été introduite avant le décès. B.9.3. Il n'est en revanche pas pertinent, compte tenu de l'objectif poursuivi par le législateur, de ne pas autoriser cette action si la requête avait été introduite pour cause de déficience mentale. B.10. Dans la mesure où le législateur voulait inciter les ayants droit à être diligents et éviter des difficultés d'administration de la preuve quant à la faiblesse mentale d'une personne entre-temps décédée, la circonstance de savoir si l'état de faiblesse mentale de l'intéressé était grave ou habituel avant son décès n'a en effet pas d'importance; il suffit que les héritiers aient entamé des démarches avant le décès pour faire protéger l'intéressé contre sa faiblesse mentale et pour que la preuve de celle-ci puisse en principe encore être apportée de son vivant. Dans la mesure où le législateur avait pour but d'éviter que des héritiers s'estimant désavantagés ne remettent en cause l'état mental avant son décès de l'intéressé dans l'espoir d'augmenter ainsi leur part d'héritage, il n'est pas davantage pertinent de faire une distinction sur la base de la circonstance que l'intéressé était en état d'incapacité d'exercice totale ou simplement partielle, étant donné qu'en toute hypothèse, cette incapacité d'exercice - ou du moins l'action visant à la faire reconnaître - concerne à tout le moins les actes patrimoniaux qui ont pu influencer la part successorale. B.9.2. Het is dan ook pertinent om de vordering bedoeld in artikel 504 van het Burgerlijk Wetboek niet toe te laten wanneer vóór het overlijden een verzoekschrift tot aanstelling van een voorlopig bewindvoerder wegens fysieke beperking was ingediend. B.9.3. Het is, rekening houdend met de door de wetgever nagestreefde doelstelling, daarentegen niet pertinent om die vordering niet toe te laten wanneer het verzoekschrift was ingediend wegens geestelijke stoornis. B.10. In zoverre de wetgever beoogde de rechthebbenden tot diligentie aan te zetten en moeilijkheden te vermijden bij de bewijsvoering over de geestestoestand van iemand die inmiddels is overleden, maakt het immers niet uit of de zwakke geestestoestand van de betrokkene vóór diens overlijden ernstig en aanhoudend was of niet; het volstaat dat de erfgenamen vóór het overlijden stappen hebben gezet om de betrokkene wegens zijn zwakke geestestoestand te doen beschermen en het bewijs daarvan nog tijdens diens leven in beginsel mogelijk te maken. In zoverre de wetgever beoogde te voorkomen dat erfgenamen die zich benadeeld achten, de geestestoestand van de betrokkene vóór diens overlijden alsnog ter discussie stellen in de hoop hun erfdeel te vergroten, is het evenmin pertinent een onderscheid te maken op basis van het gegeven dat de betrokkene geheel dan wel slechts beperkt handelingsonbekwaam was, aangezien die handelingsonbekwaamheid - of minstens de vordering daartoe - hoe dan ook minstens betrekking heeft op de vermogensrechtelijke handelingen die het erfdeel hebben kunnen beïnvloeden.
B.11. Dès lors que le constat de lacune qui a été fait en B.9.3 est B.11. Aangezien de in B.9.3 gedane vaststelling van de lacune is
exprimé en des termes suffisamment précis et complets qui permettent uitgedrukt in voldoende nauwkeurige en volledige bewoordingen die
l'application de la disposition en cause dans le respect des normes de toelaten de in het geding zijnde bepaling toe te passen met
référence sur la base desquelles la Cour exerce son contrôle, il inachtneming van de referentienormen op grond waarvan het Hof zijn
appartient au juge a quo de mettre fin à la violation de ces normes. toetsingsbevoegdheid uitoefent, staat het aan de verwijzende rechter
een einde te maken aan de schending van die normen.
B.12. La question préjudicielle appelle une réponse affirmative dans B.12. In de in B.9.3 aangegeven mate dient de prejudiciële vraag
la mesure indiquée en B.9.3. bevestigend te worden beantwoord.
Par ces motifs, Om die redenen,
la Cour het Hof
dit pour droit : zegt voor recht :
L'article 504 du Code civil, avant son abrogation par l'article 119 de Artikel 504 van het Burgerlijk Wetboek, vóór de opheffing ervan bij
la loi du 17 mars 2013 réformant les régimes d'incapacité et artikel 119 van de wet van 17 maart 2013 tot hervorming van de
regelingen inzake onbekwaamheid en tot instelling van een nieuwe
instaurant un nouveau statut de protection conforme à la dignité beschermingsstatus die strookt met de menselijke waardigheid, schendt
humaine, viole les articles 10 et 11 de la Constitution s'il conduit à de artikelen 10 en 11 van de Grondwet indien het ertoe leidt dat een
ce qu'une action en nullité d'un acte d'une personne entre-temps vordering van de erfgenamen tot vernietiging van een handeling van een
décédée, intentée par les héritiers, en raison de sa démence, est inmiddels overleden persoon op basis van diens krankzinnigheid
recevable si une requête en interdiction a été déposée avant son décès ontvankelijk is wanneer vóór diens overlijden een verzoekschrift tot
mais non si une requête en désignation d'un administrateur provisoire onbekwaamverklaring is neergelegd maar niet wanneer een verzoekschrift
pour cause de déficience mentale a été introduite. tot het aanstellen van een voorlopig bewindvoerder wegens geestelijke
stoornis is ingediend.
Ainsi rendu en langue néerlandaise et en langue française, Aldus gewezen in het Nederlands en het Frans, overeenkomstig artikel
conformément à l'article 65 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof,
la Cour constitutionnelle, le 22 janvier 2015. op 22 januari 2015.
Le greffier, De griffier,
P.-Y. Dutilleux P.-Y. Dutilleux
Le président, De voorzitter,
A. Alen A. Alen
^