← Retour vers "Extrait de l'arrêt n° 30/2005 du 9 février 2005 Numéro du rôle : 2929 En cause :
la question préjudicielle relative à l'article 841, alinéa 2, du Code judiciaire, posée par la Cour d'appel
de Liège. La Cour d'arbitrage, composée des p après en avoir délibéré, rend l'arrêt suivant : I.
Objet de la question préjudicielle et procédu(...)"
Extrait de l'arrêt n° 30/2005 du 9 février 2005 Numéro du rôle : 2929 En cause : la question préjudicielle relative à l'article 841, alinéa 2, du Code judiciaire, posée par la Cour d'appel de Liège. La Cour d'arbitrage, composée des p après en avoir délibéré, rend l'arrêt suivant : I. Objet de la question préjudicielle et procédu(...) | Uittreksel uit arrest nr. 30/2005 van 9 februari 2005 Rolnummer 2929 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 841, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek, gesteld door het Hof van Beroep te Luik. Het Arbitragehof, samenge wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging |
---|---|
COUR D'ARBITRAGE | ARBITRAGEHOF |
Extrait de l'arrêt n° 30/2005 du 9 février 2005 | Uittreksel uit arrest nr. 30/2005 van 9 februari 2005 |
Numéro du rôle : 2929 | Rolnummer 2929 |
En cause : la question préjudicielle relative à l'article 841, alinéa | In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 841, tweede lid, |
2, du Code judiciaire, posée par la Cour d'appel de Liège. | van het Gerechtelijk Wetboek, gesteld door het Hof van Beroep te Luik. |
La Cour d'arbitrage, | Het Arbitragehof, |
composée des présidents M. Melchior et A. Arts, et des juges P. | samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en A. Arts, en de rechters |
Martens, R. Henneuse, M. Bossuyt, E. De Groot et J.-P. Moerman, | P. Martens, R. Henneuse, M. Bossuyt, E. De Groot en J.-P. Moerman, |
assistée du greffier L. Potoms, présidée par le président M. Melchior, | bijgestaan door de griffier L. Potoms, onder voorzitterschap van voorzitter M. Melchior, |
après en avoir délibéré, rend l'arrêt suivant : | wijst na beraad het volgende arrest : |
I. Objet de la question préjudicielle et procédure | I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging |
Par arrêt du 11 février 2004 en cause de la société de droit | Bij arrest van 11 februari 2004 in zake de vennootschap naar |
néerlandais « SARA LEE/DE N.V. » et en présence du ministère public, | Nederlands recht « SARA LEE/DE N.V. » en in aanwezigheid van het |
openbaar ministerie, waarvan de expeditie ter griffie van het | |
dont l'expédition est parvenue au greffe de la Cour d'arbitrage le 17 | Arbitragehof is ingekomen op 17 februari 2004, heeft het Hof van |
février 2004, la Cour d'appel de Liège a posé la question préjudicielle suivante : | Beroep te Luik de volgende prejudiciële vraag gesteld : |
« L'article 841, alinéa 2, du Code judiciaire ne viole-t-il pas les | « Schendt artikel 841, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek de |
articles 10 et 11 de la Constitution en ce qu'il porte que le juge qui | artikelen 10 en 11 van de Grondwet doordat het bepaalt dat de rechter |
a refusé de s'abstenir est condamné aux dépens alors que seules les ' | die geweigerd heeft zich van de zaak te onthouden, in de kosten wordt |
parties ' à la procédure peuvent y être condamnées conformément à | verwezen, terwijl enkel de ' partijen ' bij het geding daarin kunnen |
l'article 1017 du Code judiciaire et que, n'étant pas ' partie ' au | worden verwezen overeenkomstig artikel 1017 van het Gerechtelijk |
procès selon l'enseignement de la Cour de cassation, le magistrat dont | Wetboek en terwijl de magistraat van wie de wraking wordt gevorderd, |
la récusation est demandée ne jouit pas des mêmes droits que toute ' | vermits hij volgens de lering van het Hof van Cassatie geen ' partij ' |
bij het geding is, niet dezelfde rechten geniet als gelijk welke | |
partie ', notamment celui de pouvoir bénéficier d'une procédure | andere ' partij ', met name het recht op een volkomen contradictoire |
parfaitement contradictoire ? » | rechtspleging ? » |
(...) | (...) |
III. En droit | III. In rechte |
(...) | (...) |
B.1. La Cour d'appel de Liège interroge la Cour sur la compatibilité | B.1. Het Hof van Beroep te Luik vraagt het Hof naar de |
avec les articles 10 et 11 de la Constitution de l'article 841, alinéa | bestaanbaarheid, met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, van |
artikel 841, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek in zoverre het | |
2, du Code judiciaire en ce qu'il porte que le juge qui a refusé de | stelt dat de rechter die geweigerd heeft zich van de zaak te |
s'abstenir est condamné aux dépens alors que seules les « parties » à | onthouden, in de kosten wordt verwezen terwijl enkel « de partijen » |
bij het geding daarin kunnen worden verwezen overeenkomstig artikel | |
la procédure peuvent y être condamnées conformément à l'article 1017 | 1017 van het Gerechtelijk Wetboek en terwijl de magistraat van wie de |
du Code judiciaire et que, n'étant pas « partie » au procès selon | |
l'enseignement de la Cour de cassation, le magistrat dont la | wraking wordt gevorderd, vermits hij volgens de lering van het Hof van |
récusation est demandée ne jouit pas des mêmes droits que toute « | Cassatie geen « partij » bij het geding is, niet dezelfde rechten |
partie », notamment celui de pouvoir bénéficier d'une procédure | geniet als gelijk welke andere « partij », met name het recht op een |
parfaitement contradictoire. | volkomen contradictoire rechtspleging. |
B.2.1. La disposition litigieuse fait partie des règles relatives à la | B.2.1. De in het geding zijnde bepaling maakt deel uit van de regels |
inzake de wraking van een rechter, zoals bepaald in de artikelen 828 | |
récusation d'un juge, qui sont inscrites aux articles 828 à 847 du | tot 847 van het Gerechtelijk Wetboek. De vordering tot wraking wordt |
Code judiciaire. La demande en récusation est déposée au greffe de la | neergelegd op de griffie van het rechtscollege waartoe de te wraken |
juridiction dont relève le juge récusé (article 835). Le greffier | rechter behoort (artikel 835). Binnen de vierentwintig uur wordt de |
remet l'acte de récusation au juge récusé dans les 24 heures, ce | akte van wraking door de griffier overhandigd aan de gewraakte rechter |
dernier étant tenu de donner au bas dudit acte, dans les deux jours, | die ertoe gehouden is om binnen de twee dagen onderaan op die akte een |
une déclaration portant son acquiescement à la récusation ou son refus | verklaring te stellen luidens welke hij in de wraking berust dan wel |
de s'abstenir, avec ses réponses aux moyens de récusation (article | weigert zich van de zaak te onthouden, met zijn antwoord op de |
836). Si le juge récusé convient des faits qui ont motivé sa récusation, il est ordonné qu'il s'abstiendra (article 841, alinéa 1er). En revanche, s'il refuse de s'abstenir ou à défaut de réponse dans les trois jours, le greffier envoie l'acte de récusation et la déclaration du juge récusé au chef du parquet de la juridiction supérieure ou, lorsqu'il s'agit d'un membre de la Cour de cassation, au procureur général près la Cour de cassation (article 838, alinéa 1er). La récusation est jugée dans les huit jours, en dernier ressort, les parties ayant été dûment convoquées pour être entendues en leurs observations (article 838, alinéa 2). Si le récusant n'apporte preuve par écrit ou commencement de preuve des causes de la récusation, le tribunal peut rejeter la récusation sur la simple déclaration du juge ou ordonner la preuve testimoniale (article 839). Par ailleurs, une amende peut être infligée pour requête manifestement irrecevable | middelen van wraking (artikel 836). Erkent de gewraakte rechter de feiten waarop zijn wraking is gegrond, dan wordt hem het bevel gegeven zich van de zaak te onthouden (artikel 841, eerste lid). Weigert hij zich daarentegen van de zaak te onthouden of bij gebreke van antwoord binnen de drie dagen, dan zendt de griffier de akte van wraking samen met de verklaring van de te wraken rechter, aan het hoofd van het parket van het onmiddellijk hogere gerecht of, wanneer het een lid van het Hof van Cassatie betreft, aan de procureur-generaal bij het Hof van Cassatie (artikel 838, eerste lid). Binnen de acht dagen wordt in laatste aanleg uitspraak gedaan over de wraking, nadat de partijen behoorlijk zijn opgeroepen om hun opmerkingen te horen (artikel 838, tweede lid). Indien de wrakende partij geen bewijs door geschrift of geen begin van bewijs levert van de wrakingsgronden, kan de rechtbank de wraking verwerpen op de eenvoudige verklaring van de rechter dan wel een getuigenbewijs bevelen (artikel 839). Daarnaast is een geldboete mogelijk wegens |
(article 838, alinéa 3). | kennelijk onontvankelijk verzoek (artikel 838, derde lid). |
B.2.2. L'article 841 du Code judiciaire dispose : | B.2.2. Artikel 841 van het Gerechtelijk Wetboek bepaalt : |
« Art. 841.Si le juge récusé convient des faits qui ont motivé sa |
« Erkent de gewraakte rechter de feiten waarop zijn wraking gegrond |
récusation, ou si ces faits sont prouvés, il est ordonné qu'il | is, of worden die feiten bewezen, dan wordt hem bevel gegeven zich van |
s'abstiendra. | de zaak te onthouden. |
Si la récusation est admise, le juge qui a refusé de s'abstenir est | Indien de wraking wordt toegestaan, wordt de rechter die geweigerd |
condamné aux dépens. » | heeft zich van de zaak te onthouden, verwezen in de kosten. » |
B.3. Le Conseil des Ministres fait valoir en ordre principal que la | B.3. De Ministerraad werpt in hoofdorde op dat de prejudiciële vraag |
question préjudicielle ne porte pas sur des catégories comparables et | geen betrekking heeft op vergelijkbare categorieën en bijgevolg |
est dès lors irrecevable. | onontvankelijk is. |
Il ne faut pas confondre différence et non-comparabilité. Même si le | Verschil en niet-vergelijkbaarheid mogen niet met elkaar worden |
juge récusé se trouve dans une situation juridique fondamentalement | verward. Ook al bevindt de gewraakte rechter zich in een rechtspositie |
différente par rapport aux parties en cause et s'il ne peut être | die fundamenteel verschillend is van partijen in het geding en kan hij |
considéré, dans une procédure en récusation, comme une partie au sens | in een wrakingsprocedure niet worden beschouwd als een partij in de |
de l'article 1017 du Code judiciaire, il n'empêche que, s'agissant de la condamnation aux dépens, la procédure en récusation d'un juge implique que soit le récusant, soit le juge récusé puisse être condamné aux dépens. L'exception du Conseil des Ministres est rejetée. B.4.1. Les règles constitutionnelles de l'égalité et de la non-discrimination n'excluent pas qu'une différence de traitement soit établie entre des catégories de personnes, pour autant qu'elle repose sur un critère objectif et qu'elle soit raisonnablement justifiée. Les mêmes règles s'opposent, par ailleurs, à ce que soient traitées de manière identique, sans qu'apparaisse une justification raisonnable, des catégories de personnes se trouvant dans des situations qui, au regard de la mesure considérée, sont essentiellement différentes. L'existence d'une telle justification doit s'apprécier en tenant compte du but et des effets de la mesure critiquée ainsi que de la nature des principes en cause; le principe d'égalité est violé lorsqu'il est établi qu'il n'existe pas de rapport raisonnable de proportionnalité entre les moyens employés et le but visé. B.4.2. Le fait que le juge récusé refuse de s'abstenir dans une | zin van artikel 1017 van het Gerechtelijk Wetboek, toch verhindert dit niet dat, op vlak van de toewijzing van de gerechtskosten, de procedure tot wraking van een rechter ertoe leidt dat hetzij diegene die de wraking vordert, hetzij de gewraakte rechter tot die kosten kan worden veroordeeld. De exceptie van de Ministerraad wordt verworpen. B.4.1. De grondwettelijke regels van de gelijkheid en de niet-discriminatie sluiten niet uit dat een verschil in behandeling tussen bepaalde categorieën van personen wordt ingesteld, voor zover dat verschil op een objectief criterium berust en het redelijk verantwoord is. Dezelfde regels verzetten er zich overigens tegen dat categorieën van personen, die zich ten aanzien van de aangevochten maatregel in wezenlijk verschillende situaties bevinden, op identieke wijze worden behandeld, zonder dat daarvoor een redelijke verantwoording bestaat. Het bestaan van een dergelijke verantwoording moet worden beoordeeld rekening houdend met het doel en de gevolgen van de betwiste maatregel en met de aard van de ter zake geldende beginselen; het gelijkheidsbeginsel is geschonden wanneer vaststaat dat geen redelijk verband van evenredigheid bestaat tussen de aangewende middelen en het beoogde doel. B.4.2. Het feit dat de gewraakte rechter in een schriftelijke verklaring weigert om zich van de zaak te onthouden, en antwoordt op |
déclaration écrite et réponde aux moyens de récusation n'implique pas | de middelen van wraking, maakt van die rechter geen partij in het |
que ce juge soit partie à la cause (Cass., 20 janvier 1966, Pas. 1966, | geding (Cass, 20 januari 1966, Pas. 1966, I, 651). Het arrest dat |
I, p. 651). L'arrêt statuant sur le pourvoi en cassation contre le | uitspraak doet over de voorziening in cassatie tegen de afwijzing van |
rejet d'une demande en récusation n'est pas déclaré commun à l'égard | een verzoek tot wraking, wordt niet bindend verklaard ten aanzien van |
de ce juge (Cass., 20 janvier 1966, Pas. 1966, I, p. 651; Cass., 12 | die rechter (Cass., 20 januari 1966, Pas. 1966, I, 651; Cass., 12 |
décembre 1997, Pas., I, 1427 et Arr. Cass. 1997, 1355). Il en va de | december 1997, Pas., I, 1427 en Arr. Cass., 1997, 1355). Hetzelfde |
même lorsqu'il s'agit d'un pourvoi en cassation contre la décision | geldt wanneer het gaat om een voorziening in cassatie tegen de |
accédant à la demande en récusation (Cass., 4 avril 1986, Pas., 1986, | uitspraak die het verzoek tot wraking toestaat (Cass., 4 april 1986, |
I, p. 945 et Arr. Cass., 1985-1986, p. 1047). | Pas., 1986, I, 945 en Arr. Cass., 1985-1986, 1047). |
Dans le cadre de la procédure de récusation dont il fait l'objet, le | De rechter heeft dus in de procedure van wraking, waarvan hij het |
juge n'a donc pas de droit d'initiative spécifique ou de moyen de | voorwerp is, geen specifiek initiatiefrecht noch verweermiddel, noch |
défense et il n'est pas prévu qu'il puisse être entendu, comme le | is erin voorzien dat hij kan worden gehoord zoals de wrakende partij |
récusant lui-même et les parties adverses dans l'instance principale. | zelf en de tegenpartijen in het bodemgeschil. |
L'article 841, alinéa 2, du Code judiciaire prévoit une condamnation | Artikel 841, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek bepaalt dat de |
automatique aux dépens du juge qui a refusé à tort de s'abstenir. Ce | rechter die ten onrechte heeft geweigerd zich van de zaak te onthouden |
juge est dès lors traité comme s'il était une partie à un litige. En | automatisch in de kosten wordt verwezen. Aldus wordt die rechter |
traitant de la même manière un juge et une partie au litige, la disposition en cause traite de la même manière des personnes qui se trouvent dans des situations essentiellement différentes. Ce traitement identique n'est conforme aux règles d'égalité et de non-discrimination que pour autant qu'apparaisse une justification objective et raisonnable. B.4.3. Selon le Conseil des Ministres, la disposition en cause serait une mesure de bonne administration de la justice et de bonne gestion du Trésor. Ces deux objectifs ne permettent pas de justifier l'identité de traitement dénoncée. D'une part, il est contraire au principe d'indépendance et d'impartialité du juge d'assimiler dans le courant de la procédure de récusation un juge à une partie. D'autre part, la bonne gestion du Trésor ne peut justifier qu'il soit porté atteinte à une garantie juridictionnelle essentielle, même si la condamnation aux dépens ne met en jeu que des montants relativement peu élevés. B.5. La question préjudicielle appelle une réponse positive. Par ces motifs, la Cour dit pour droit : l'article 841, alinéa 2, du Code judiciaire viole les articles 10 et 11 de la Constitution. Ainsi prononcé en langue française et en langue néerlandaise, conformément à l'article 65 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur la Cour d'arbitrage, à l'audience publique du 9 février 2005. Le greffier, L. Potoms. Le président, | behandeld alsof hij een partij was in het geding. Doordat de in het geding zijnde bepaling een rechter en een partij in het geding op dezelfde wijze behandelt, behandelt ze personen die zich in fundamenteel verschillende situaties bevinden op dezelfde wijze. Die identieke behandeling is slechts in overeenstemming met de regels van gelijkheid en niet-discriminatie voor zover er een objectieve en redelijke verantwoording blijkt. B.4.3. Volgens de Ministerraad zou de in het geding zijnde bepaling een maatregel van behoorlijke rechtsbedeling en goed beheer van de Schatkist zijn. De aangeklaagde identieke behandeling kan echter niet worden verantwoord door die beide doelstellingen. Enerzijds, is het strijdig met het beginsel van onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter om in de loop van de procedure tot wraking een rechter gelijk te stellen met een partij. Anderzijds, kan het goed beheer van de Schatkist niet verantwoorden dat afbreuk wordt gedaan aan een essentiële jurisdictionele waarborg, ook al gaat het bij verwijzing in de kosten slechts om vrij geringe bedragen. B.5. De prejudiciële vraag dient bevestigend te worden beantwoord. Om die redenen, het Hof zegt voor recht : Artikel 841, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet. Aldus uitgesproken in het Nederlands en het Frans, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, op de openbare terechtzitting van 9 februari 2005. De griffier, L. Potoms. De voorzitter, |
M. Melchior. | M. Melchior. |