Etaamb.openjustice.be
Vue multilingue de Arrêt du --
← Retour vers "Extrait de l'arrêt n° 11/2004 du 21 janvier 2004 Numéro du rôle : 2627 En cause : la question préjudicielle relative à l'article 747, § 2, du Code judiciaire, posée par la Cour du travail de Bruxelles. La Cour d'arbitrage, compos après en avoir délibéré, rend l'arrêt suivant : I. Objet de la question préjudicielle et procédu(...)"
Extrait de l'arrêt n° 11/2004 du 21 janvier 2004 Numéro du rôle : 2627 En cause : la question préjudicielle relative à l'article 747, § 2, du Code judiciaire, posée par la Cour du travail de Bruxelles. La Cour d'arbitrage, compos après en avoir délibéré, rend l'arrêt suivant : I. Objet de la question préjudicielle et procédu(...) Uittreksel uit arrest nr. 11/2004 van 21 januari 2004 Rolnummer 2627 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 747, § 2, van het Gerechtelijk Wetboek, gesteld door het Arbeidshof te Brussel. Het Arbitragehof, samengest wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging
COUR D'ARBITRAGE ARBITRAGEHOF
Extrait de l'arrêt n° 11/2004 du 21 janvier 2004 Uittreksel uit arrest nr. 11/2004 van 21 januari 2004
Numéro du rôle : 2627 Rolnummer 2627
En cause : la question préjudicielle relative à l'article 747, § 2, du In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 747, § 2, van het
Code judiciaire, posée par la Cour du travail de Bruxelles. Gerechtelijk Wetboek, gesteld door het Arbeidshof te Brussel.
La Cour d'arbitrage, Het Arbitragehof,
composée des présidents M. Melchior et A. Arts, et des juges L. samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en A. Arts, en de rechters
François, M. Bossuyt, A. Alen, J.-P. Moerman et E. Derycke, assistée L. François, M. Bossuyt, A. Alen, J.-P. Moerman en E. Derycke,
du greffier P.-Y. Dutilleux, présidée par le président M. Melchior, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter M. Melchior,
après en avoir délibéré, rend l'arrêt suivant : wijst na beraad het volgende arrest :
I. Objet de la question préjudicielle et procédure I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging
Par arrêt du 29 janvier 2003 en cause de la s.a. Socatra et de la s.a. Bij arrest van 29 januari 2003 in zake de n.v. Socatra en de n.v.
Sobestel contre la société de droit italien Impregilo SpA et autres, Sobestel tegen de vennootschap naar Italiaans recht Impregilo SpA en
anderen, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is
dont l'expédition est parvenue au greffe de la Cour d'arbitrage le 6 ingekomen op 6 februari 2003, heeft het Arbeidshof te Brussel de
février 2003, la Cour du travail de Bruxelles a posé la question
préjudicielle suivante : volgende prejudiciële vraag gesteld :
« Est-il discriminatoire, au sens des articles 10 et 11 de la « Is het, in de zin van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet,
Constitution, d'interpréter l'article 747, § 2, du Code judiciaire en discriminerend artikel 747, § 2, van het Gerechtelijk Wetboek in die
ce sens que la partie qui n'a pas déposé ses conclusions principales zin te interpreteren dat de partij die haar hoofdconclusies niet
dans le délai imparti et qui, dans l'hypothèse où elle est partie binnen de voorgeschreven termijn heeft neergelegd en die, in het geval
défenderesse ou partie intimée, n'a déposé aucune pièce de procédure, waarin zij verwerende of geïntimeerde partij is, geen enkel
ne peut plus être autorisée à plaider ? » procedurestuk heeft neergelegd, niet meer mag pleiten ? »
(...) (...)
III. En droit III. In rechte
(...) (...)
B.1. La question préjudicielle est libellée en ces termes : B.1. De prejudiciële vraag is gesteld in volgende bewoordingen :
« Est-il discriminatoire, au sens des articles 10 et 11 de la « Is het, in de zin van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet,
Constitution, d'interpréter l'article 747, § 2, du Code judiciaire en discriminerend artikel 747, § 2, van het Gerechtelijk Wetboek in die
ce sens que la partie qui n'a pas déposé ses conclusions principales zin te interpreteren dat de partij die haar hoofdconclusies niet
dans le délai imparti et qui, dans l'hypothèse où elle est partie binnen de voorgeschreven termijn heeft neergelegd en die, in het geval
défenderesse ou partie intimée, n'a déposé aucune pièce de procédure, waarin zij verwerende of geïntimeerde partij is, geen enkel
ne peut plus être autorisée à plaider ? » procedurestuk heeft neergelegd, niet meer mag pleiten ? »
B.2. L'article 747 du Code judiciaire, dont le paragraphe 2 forme B.2. Artikel 747 van het Gerechtelijk Wetboek waarvan paragraaf 2 het
l'objet de la question préjudicielle, dispose : « § 1er. Le défendeur a un mois pour conclure à partir de la communication des pièces. Le demandeur a un mois pour lui répondre. Le défendeur dispose de quinze jours pour sa réplique. Les délais peuvent être modifiés amiablement par les parties. § 2. Les délais pour conclure peuvent être fixés, à la demande d'au moins une des parties, par le président ou par le juge désigné par celui-ci. La demande est adressée au président ou au juge désigné par celui-ci, par une requête contenant le motif pour lequel d'autres délais devraient être fixés et indiquant les délais sollicités. Elle est signée par l'avocat de la partie ou, à son défaut, par celle-ci et déposée au greffe, en autant d'exemplaires qu'il y a de parties en cause. Elle est notifiée par le greffier, sous pli judiciaire, aux autres parties et, le cas échéant, par lettre missive à leurs avocats. Les autres parties peuvent, dans les quinze jours de l'envoi du pli judiciaire et dans les mêmes conditions, adresser leurs observations au président ou au juge désigné par celui-ci. Dans les huit jours qui suivent soit l'expiration du délai prévu à l'alinéa précédent, soit, si la requête émane de toutes les parties à la cause, le dépôt de celle-ci, le président ou le juge désigné par celui-ci statue sur pièces sauf s'il estime nécessaire d'entendre les parties, auquel cas celles-ci sont convoquées par pli judiciaire; onderwerp vormt van de prejudiciële vraag, bepaalt : « § 1. De verweerder beschikt om zijn conclusie te nemen over één maand na overlegging van de stukken. De eiser beschikt over één maand om hem te antwoorden. De verweerder beschikt over vijftien dagen voor zijn wederantwoord. De partijen kunnen de termijnen in der minne wijzigen. § 2. De voorzitter of de door hem aangewezen rechter kan, op verzoek van ten minste een van de partijen, de termijnen om conclusie te nemen bepalen. Het verzoek wordt gericht aan de voorzitter of aan de door hem aangewezen rechter door middel van een verzoekschrift dat de reden bevat waarom hij andere termijnen zou moeten bepalen en dat de gewenste termijnen aangeeft. Het verzoekschrift wordt ondertekend door de advocaat van de partij of, bij diens ontstentenis, door de partijen zelf en het wordt ter griffie neergelegd in zoveel exemplaren als er betrokken partijen zijn. Het wordt door de griffier bij gerechtsbrief aan de andere partijen ter kennis gebracht en, in voorkomend geval, bij gewone brief aan hun advocaten. De andere partijen kunnen, binnen vijftien dagen na de verzending van de gerechtsbrief, op dezelfde wijze hun opmerkingen aan de voorzitter of aan de door hem aangewezen rechter doen toekomen. Binnen acht dagen na het verstrijken van de termijn bedoeld in het voorgaande lid of na de neerlegging van het verzoekschrift wanneer het uitgaat van alle betrokken partijen, doet de voorzitter of de door hem aangewezen rechter uitspraak op stukken, behalve wanneer hij het noodzakelijk acht de partijen te horen, in welk geval zij bij
l'ordonnance est rendue dans les huit jours de l'audience. gerechtsbrief worden opgeroepen; de beschikking wordt binnen acht
dagen na de zitting gewezen.
Le président ou le juge désigné par celui-ci détermine les délais pour De voorzitter of de door hem aangewezen rechter bepaalt de termijnen
conclure et fixe la date de l'audience des plaidoiries. L'ordonnance om conclusie te nemen en de rechtsdag. Tegen de beschikking staat geen
n'est susceptible d'aucun recours. enkel rechtsmiddel open.
Sans préjudice de l'application des exceptions prévues à l'article Onverminderd de toepassing van de uitzonderingen bedoeld in artikel
748, §§ 1er et 2, les conclusions communiquées après l'expiration des 748, §§ 1 en 2, worden de conclusies die zijn overgelegd na het
délais [prévus] à l'alinéa précédent sont d'office écartées des verstrijken van de termijnen bedoeld in het voorgaande lid, ambtshalve
débats. Au jour fixe, la partie la plus diligente peut requérir un uit de debatten geweerd. Op de rechtsdag kan de meest gerede partij
jugement contradictoire. » een op tegenspraak gewezen vonnis vorderen. »
B.3. Il n'appartient pas à la Cour d'examiner une différence de B.3. Het staat niet aan het Hof een verschil in behandeling te
traitement à propos de laquelle elle devrait définir elle-même les onderzoeken waarbij het zelf de te vergelijken categorieën zou moeten
catégories à comparer. omschrijven.
Le libellé de la question préjudicielle n'indique en rien en quoi De bewoordingen van de prejudiciële vraag geven op geen enkele wijze
consiste la différence de traitement, qui résulterait de l'article aan waarin het verschil in behandeling bestaat dat zou volgen uit het
747, § 2, en cause, que le juge a quo soumet à la Cour. En outre, la in het geding zijnde artikel 747, § 2, en dat de verwijzende rechter
motivation de l'arrêt n'indique pas sans équivoque de quelle manière aan het Hof voorlegt. Bovendien geeft de motivering van het arrest
il pourrait être suppléé à cette carence. niet op ondubbelzinnige wijze aan op welke manier dat euvel zou kunnen
worden verholpen.
B.4. La question préjudicielle doit être déclarée irrecevable. B.4. De prejudiciële vraag dient onontvankelijk te worden verklaard.
Par ces motifs, Om die redenen,
la Cour het Hof
dit pour droit : zegt voor recht :
La question préjudicielle est irrecevable. De prejudiciële vraag is onontvankelijk.
Ainsi prononcé en langue française et en langue néerlandaise, Aldus uitgesproken in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig
conformément à l'article 65 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het
la Cour d'arbitrage, à l'audience publique du 21 janvier 2004. Arbitragehof, op de openbare terechtzitting van 21 januari 2004.
Le greffier, De griffier,
P.-Y. Dutilleux. P.-Y. Dutilleux.
Le président, De voorzitter,
M. Melchior. M. Melchior.
^