← Retour vers "Avis prescrit par l'article 74 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 Par arrêt du 11 décembre
2023, dont l'expédition est parvenue au greffe de la Cour le 19 décembre 2023, la Cour d'appel d'Anvers
a posé les questions préjudicielles suivantes :"
Avis prescrit par l'article 74 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 Par arrêt du 11 décembre 2023, dont l'expédition est parvenue au greffe de la Cour le 19 décembre 2023, la Cour d'appel d'Anvers a posé les questions préjudicielles suivantes : | Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij arrest van 11 december 2023, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 19 december 2023, heeft het Hof van Beroep te Antwerpen de volgende prej « 1. Schendt artikel 31 van het Rechtspositiedecreet van 27 maart 1991 (decreet betreffende de rech(...) |
---|---|
COUR CONSTITUTIONNELLE | GRONDWETTELIJK HOF |
Avis prescrit par l'article 74 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 | Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 |
Par arrêt du 11 décembre 2023, dont l'expédition est parvenue au | januari 1989 Bij arrest van 11 december 2023, waarvan de expeditie ter griffie van |
greffe de la Cour le 19 décembre 2023, la Cour d'appel d'Anvers a posé | het Hof is ingekomen op 19 december 2023, heeft het Hof van Beroep te |
les questions préjudicielles suivantes : | Antwerpen de volgende prejudiciële vragen gesteld : |
« 1. L'article 31 du décret de la Communauté flamande du 27 mars 1991 | « 1. Schendt artikel 31 van het Rechtspositiedecreet van 27 maart 1991 |
relatif au statut de certains membres du personnel de l'enseignement | (decreet betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van |
subventionné et des centres subventionnés d'encadrement des élèves | het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor |
viole-t-il les articles 10 et 11 de la Constitution et la Charte des | leerlingenbegeleiding) de artikelen 10 en 11 van de Grondwet en het |
droits fondamentaux, dans l'interprétation selon laquelle des | Handvest van de Grondrechten, in die interpretatie dat opeenvolgende |
désignations temporaires successives à durée déterminée peuvent être | tijdelijke aanstellingen van bepaalde duur onbeperkt kunnen verlengd |
prolongées indéfiniment, si bien que, même après un service | |
ininterrompu de 1992 au 1er mars 2021 mais avec des missions | worden, waardoor er zelfs na een ononderbroken dienst van 1992 tot 1 |
d'enseignement variables, aucun droit à une nomination à titre | maart 2021 maar met wisselende leeropdrachten geen recht op een vaste |
définitif ne naît, alors qu'un même état de services ininterrompu mais | benoeming ontstaat, terwijl een zelfde ononderbroken staat van dienst |
avec une même mission d'enseignement aurait donné lieu à une | maar met een zelfde leeropdracht wel aanleiding zou hebben gegeven tot |
nomination à titre définitif ? »; | een vaste benoeming ? »; |
« 2. L'article 6 du décret de la Communauté flamande du 27 mars 1991 relatif au statut de certains membres du personnel de l'enseignement subventionné et des centres subventionnés d'encadrement des élèves viole-t-il les articles 10 et 11 de la Constitution et la Charte des droits fondamentaux, dans l'interprétation selon laquelle le nombre de jours de prestations rendues dans un emploi ne comptant pas la moitié du nombre d'heures requis pour un emploi à prestations complètes est diminué de moitié pour calculer l'ancienneté de service suffisante pour pouvoir prétendre à une nomination à titre définitif, si bien que, pour l'obtention d'une nomination à titre définitif, les prestations à temps partiel représentant moins de la moitié d'un emploi à prestations complètes doivent durer plus de deux fois plus longtemps que dans le cas d'un emploi représentant davantage qu'un mi-temps ? ». Cette affaire est inscrite sous le numéro 8122 du rôle de la Cour. Le greffier, | « 2. Schendt artikel 6 van het Rechtspositiedecreet van 27 maart 1991 (decreet betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding) de artikelen 10 en 11 van de Grondwet en het Handvest van de Grondrechten, in die interpretatie dat het aantal dagen gepresteerd in een betrekking die niet de helft bedraagt van het aantal uren, vereist voor een betrekking met volledige dienstprestaties, met de helft wordt verminderd, om te komen tot voldoende dienstanciënniteit om in aanmerking te komen voor een vaste benoeming, waardoor deeltijdse dienstprestaties van minder dan de helft van een volledige betrekking, meer dan dubbel zoveel tijd in beslag nemen als in het geval van een meer dan halftijdse betrekking, om tot een vaste benoeming te kunnen komen ? ». Die zaak is ingeschreven onder nummer 8122 van de rol van het Hof. De griffier, |
F. Meersschaut | F. Meersschaut |