← Retour vers "Avis prescrit par l'article 74 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 Par arrêt du 13 juin 2023,
dont l'expédition est parvenue au greffe de la Cour le 11 juillet 2023, la Cour d'appel de Gand a posé
les questions préjudicielles suivantes : « 1. L'article 8, alinéa 3, de la loi spéciale du 6
janvier 1989 sur la Cour constitutionnelle viol(...)"
| Avis prescrit par l'article 74 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 Par arrêt du 13 juin 2023, dont l'expédition est parvenue au greffe de la Cour le 11 juillet 2023, la Cour d'appel de Gand a posé les questions préjudicielles suivantes : « 1. L'article 8, alinéa 3, de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur la Cour constitutionnelle viol(...) | Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij arrest van 13 juni 2023, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 11 juli 2023, heeft het Hof van Beroep te Gent de volgende prejudiciële vrag « 1. Schendt artikel 8, 3e lid van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof d(...) |
|---|---|
| COUR CONSTITUTIONNELLE | GRONDWETTELIJK HOF |
| Avis prescrit par l'article 74 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 | Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 |
| Par arrêt du 13 juin 2023, dont l'expédition est parvenue au greffe de | januari 1989 Bij arrest van 13 juni 2023, waarvan de expeditie ter griffie van het |
| la Cour le 11 juillet 2023, la Cour d'appel de Gand a posé les | Hof is ingekomen op 11 juli 2023, heeft het Hof van Beroep te Gent de |
| questions préjudicielles suivantes : | volgende prejudiciële vragen gesteld : |
| « 1. L'article 8, alinéa 3, de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur | « 1. Schendt artikel 8, 3e lid van de bijzondere wet van 6 januari |
| la Cour constitutionnelle viole-t-il les articles 10, 11, 16 et 172 de | 1989 op het Grondwettelijk Hof de artikelen 10, 11, 16, en 172 van de |
| la Constitution, lus en combinaison avec l'article 14 de la Convention | Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 14 van het Europees Verdrag |
| européenne des droits de l'homme et avec l'article 1er du Premier | voor de rechten van de mens en artikel 1 van het Eerste Aanvullend |
| Protocole additionnel à la Convention européenne des droits de | Protocol van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, |
| l'homme, dans l'interprétation selon laquelle cette disposition permet | geïnterpreteerd in die mate dat deze bepaling toestaat dat de gevolgen |
| que les effets des dispositions annulées par la Cour constitutionnelle | van de door het Grondwettelijk Hof vernietigde bepalingen slechts |
| soient uniquement maintenus pour une période déterminée à charge d'une | gehandhaafd blijven voor een bepaalde termijn lastens een categorie |
| catégorie de personnes, à l'exclusion d'une autre catégorie de | van personen, met uitsluiting van een andere categorie van personen |
| personnes qui se trouvent, au regard de l'objectif de la disposition | die zich, in het licht van de doelstelling van de vernietigde bepaling |
| annulée ainsi qu'au regard de l'objectif de l'article 8, alinéa 3, de | alsook in het licht van de doelstelling van artikel 8, 3e lid van de |
| la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur la Cour constitutionnelle, dans | bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, in |
| la même situation ? | eenzelfde situatie bevonden ? |
| 2. L'article 219ter du CIR 1992, auquel la décision de maintien des | 2. Schendt artikel 219ter WIB92, waaraan door de handhavingsbeslissing |
| effets prise par la Cour constitutionnelle dans son arrêt n° 24/2018 | van het Grondwettelijk Hof in haar arrest van 1 maart 2018 (in het |
| du 1er mars 2018 a conféré une validité temporaire, viole-t-il les | arrest 24/2018) tijdelijk geldigheid werd verleend, de artikelen 10, |
| articles 10, 11, 16 et 172 de la Constitution, lus en combinaison avec l'article 14 de la Convention européenne des droits de l'homme et avec l'article 1er du Premier Protocole additionnel à la Convention européenne des droits de l'homme, dans l'interprétation selon laquelle : - la cotisation distincte prévue dans cet article, telle qu'elle est maintenue pour les exercices d'imposition 2015 et 2016, ne peut être établie que dans le chef des contribuables qui sont soumis à l'impôt des sociétés, - eu égard au fait que la cotisation distincte prévue dans cet article ne peut pas être établie dans le chef des contribuables qui sont soumis à l'impôt des non-résidents, compte tenu de la non-application de l'article 233, alinéa 3, du CIR 1992 - auquel la décision de maintien des effets prise par la Cour constitutionnelle dans son arrêt n° 24/2018 du 1er mars 2018 a conféré une validité temporaire - en raison d'une violation de la liberté d'établissement pour laquelle la décision de maintien des effets ne s'applique pas ? ». Cette affaire est inscrite sous le numéro 8062 du rôle de la Cour. Le greffier, | 11, 16 en 172 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 14 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, wanneer de bepaling zo wordt geïnterpreteerd dat: - de in dit artikel voorziene afzonderlijke aanslag, zoals gehandhaafd voor de aanslagjaren 2015 en 2016, slechts kan worden gevestigd in hoofde van belastingplichtigen die onderworpen zijn aan de vennootschapsbelasting, - in het licht van het feit dat de in dit artikel voorziene afzonderlijke aanslag niet kan worden gevestigd in hoofde van belastingplichtigen die onderworpen zijn aan de belasting van niet-inwoners gelet op het buiten toepassing laten van artikel 233, derde lid WIB92, waaraan door de handhavingsbeslissing van het Grondwettelijk Hof in haar arrest van 1 maart 2018 (in het arrest 24/2018) tijdelijk geldigheid werd verleend, wegens een schending van de vrijheid van vestiging waarvoor de handhavingsbeslissing niet geldt ? ». Die zaak is ingeschreven onder nummer 8062 van de rol van het Hof. De griffier, |
| F. Meersschaut | F. Meersschaut |