Etaamb.openjustice.be
Vue multilingue de Arrêt De La Cour Constitutionelle du --
← Retour vers "Avis prescrit par l'article 74 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 Par arrêt du 21 novembre 2017 en cause du ministère public contre P.S., dont l'expédition est parvenue au greffe de la Cour le 23 novembre 2017, la Cour d'appel de Liège a posé « L'article 433terdecies du Code pénal viole-t-il les articles 10 et 11 de la Constitution, lus en (...)"
Avis prescrit par l'article 74 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 Par arrêt du 21 novembre 2017 en cause du ministère public contre P.S., dont l'expédition est parvenue au greffe de la Cour le 23 novembre 2017, la Cour d'appel de Liège a posé « L'article 433terdecies du Code pénal viole-t-il les articles 10 et 11 de la Constitution, lus en (...) Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij arrest van 21 november 2017 in zake het openbaar ministerie tegen P.S., waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 23 november 2017, heeft het H « Schendt artikel 433terdecies van het Strafwetboek de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samen(...)
COUR CONSTITUTIONNELLE GRONDWETTELIJK HOF
Avis prescrit par l'article 74 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6
Par arrêt du 21 novembre 2017 en cause du ministère public contre januari 1989 Bij arrest van 21 november 2017 in zake het openbaar ministerie tegen
P.S., dont l'expédition est parvenue au greffe de la Cour le 23 P.S., waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 23
novembre 2017, la Cour d'appel de Liège a posé la question november 2017, heeft het Hof van Beroep te Luik de volgende
préjudicielle suivante : « L'article 433terdecies du Code pénal viole-t-il les articles 10 et 11 de la Constitution, lus en combinaison avec les articles 6, § 1, de la Convention de sauvegarde des droits de l'homme et des libertés fondamentales et 1er du Premier Protocole additionnel à la Convention de sauvegarde des droits de l'homme et des libertés fondamentales, en ce qu'il impose au juge pénal de prononcer la confiscation spéciale prévue à l'article 42, 1° du Code pénal, même lorsque la propriété des choses sur lesquelles elle porte n'appartient pas au condamné, sans que cette confiscation puisse cependant porter préjudice aux droits des tiers sur les biens susceptibles de faire l'objet de la confiscation, en l'espèce au bien immeuble, lorsque la peine de confiscation est susceptible de porter une atteinte telle à la situation financière de la personne à laquelle [elle] est infligée qu'elle pourrait constituer une mesure disproportionnée par rapport au but légitime que la loi poursuit et constituer une violation du droit au respect des biens garanti par l'article 1er du Premier Protocole additionnel à la Convention de sauvegarde des droits de l'homme et des libertés fondamentales ? ». Cette affaire est inscrite sous le numéro 6780 du rôle de la Cour. Le greffier, prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 433terdecies van het Strafwetboek de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met de artikelen 6.1 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, in zoverre het de strafrechter verplicht om de bijzondere verbeurdverklaring zoals bedoeld in artikel 42, 1°, van het Strafwetboek, uit te spreken, zelfs ingeval de zaken waarop zij betrekking heeft niet het eigendom van de veroordeelde zijn, zonder dat deze verbeurdverklaring evenwel afbreuk kan doen aan de rechten van de derden op de goederen die verbeurd zouden kunnen worden verklaard, te dezen het onroerend goed, wanneer de straf van verbeurdverklaring de financiële situatie van de persoon aan wie zij wordt opgelegd dermate kan aantasten dat zij een maatregel zou kunnen vormen die onevenredig is ten opzichte van het legitieme doel dat de wet nastreeft en dat zij een schending zou kunnen inhouden van het recht op het ongestoord genot van eigendom dat is gewaarborgd bij artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden ? ». Die zaak is ingeschreven onder nummer 6780 van de rol van het Hof. De griffier,
P.-Y. Dutilleux P.-Y. Dutilleux
^