Etaamb.openjustice.be
Vue multilingue de Arrêt De La Cour Constitutionelle du --
← Retour vers "Avis prescrit par l'article 74 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 Par arrêt du 25 novembre 2014 en cause du ministère public et autres contre la SA « H. », en liquidation, dont l'expédition est parvenue au greffe de la Cour le 1 er d « L'article 203, § 1 er , du Code d'instruction criminelle viole-t-il les articles 10(...)"
Avis prescrit par l'article 74 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 Par arrêt du 25 novembre 2014 en cause du ministère public et autres contre la SA « H. », en liquidation, dont l'expédition est parvenue au greffe de la Cour le 1 er d « L'article 203, § 1 er , du Code d'instruction criminelle viole-t-il les articles 10(...) Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij arrest van 25 november 2014 in zake het openbaar ministerie en anderen tegen de nv « H. », in vereffening, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekom « Schendt artikel 203, § 1, van het Wetboek van Strafvordering de artikelen 10 en 11 van de Gr(...)
COUR CONSTITUTIONNELLE GRONDWETTELIJK HOF
Avis prescrit par l'article 74 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6
Par arrêt du 25 novembre 2014 en cause du ministère public et autres januari 1989 Bij arrest van 25 november 2014 in zake het openbaar ministerie en
contre la SA « H. », en liquidation, dont l'expédition est parvenue au anderen tegen de nv « H. », in vereffening, waarvan de expeditie ter
greffe de la Cour le 1er décembre 2014, la Cour d'appel de Bruxelles a griffie van het Hof is ingekomen op 1 december 2014, heeft het Hof van
posé la question préjudicielle suivante : « L'article 203, § 1er, du Code d'instruction criminelle viole-t-il les articles 10 et 11 de la Constitution en tant qu'il subordonne à un délai de quinze jours à dater du prononcé l'appel du prévenu contre une décision rendue contradictoirement par une juridiction répressive sur les intérêts civils suite à une demande d'indemnisation formée par une partie civile alors qu'en vertu de l'article 1051, § 1er [lire : alinéa 1er], du Code judiciaire, la partie condamnée à l'indemnisation d'un dommage résultant d'une demande d'indemnisation découlant des mêmes faits dispose d'un délai d'un mois à dater de la signification (ou de la notification) de la décision pour former appel de cette dernière ? ». Cette affaire est inscrite sous le numéro 6106 du rôle de la Cour. Le greffier, Beroep te Brussel de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 203, § 1, van het Wetboek van Strafvordering de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in zoverre het het hoger beroep van de beklaagde tegen een beslissing die door een strafgerecht op tegenspraak is gewezen over de burgerlijke belangen naar aanleiding van een vordering van schadevergoeding ingesteld door een burgerlijke partij, aan een termijn van vijftien dagen vanaf de uitspraak onderwerpt, terwijl krachtens artikel 1051, § 1 [lees : eerste lid], van het Gerechtelijk Wetboek, de partij die is veroordeeld tot vergoeding van schade naar aanleiding van een vordering tot schadevergoeding die uit dezelfde feiten voortvloeit, over een termijn van één maand beschikt, vanaf de betekening (of de kennisgeving) van de beslissing, om tegen die laatste hoger beroep aan te tekenen ? ». Die zaak is ingeschreven onder nummer 6106 van de rol van het Hof. De griffier,
P.-Y. Dutilleux P.-Y. Dutilleux
^