Etaamb.openjustice.be
Vue multilingue de Arrêt De La Cour Constitutionelle du --
← Retour vers "Avis prescrit par l'article 74 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 Par arrêt du 6 novembre 2007 en cause de l'ASBL « Centre de Conseils et d'Accompagnement Eddy Meeùs », en liquidation, contre la SA « CBC Banque » et autres, dont l'expédition « 1. N'existe-t-il pas une discrimination injustifiée, contraire aux articles 10 et 11 de la Consti(...)"
Avis prescrit par l'article 74 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 Par arrêt du 6 novembre 2007 en cause de l'ASBL « Centre de Conseils et d'Accompagnement Eddy Meeùs », en liquidation, contre la SA « CBC Banque » et autres, dont l'expédition « 1. N'existe-t-il pas une discrimination injustifiée, contraire aux articles 10 et 11 de la Consti(...) Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij arrest van 6 november 2007 in zake de VZW « Centre de Conseils et d'Accompagnement Eddy Meeùs », in vereffening, tegen de NV « CBC Banque » en anderen, waarvan d « 1. Bestaat er een onverantwoorde discriminatie die strijdig is met de artikelen 10 en 11 van de G(...)
COUR CONSTITUTIONNELLE GRONDWETTELIJK HOF
Avis prescrit par l'article 74 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6
Par arrêt du 6 novembre 2007 en cause de l'ASBL « Centre de Conseils januari 1989 Bij arrest van 6 november 2007 in zake de VZW « Centre de Conseils et
et d'Accompagnement Eddy Meeùs », en liquidation, contre la SA « CBC d'Accompagnement Eddy Meeùs », in vereffening, tegen de NV « CBC
Banque » et autres, dont l'expédition est parvenue au greffe de la Banque » en anderen, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is
Cour le 16 novembre 2007, la Cour d'appel de Liège a posé les ingekomen op 16 november 2007, heeft het Hof van Beroep te Luik de
questions préjudicielles suivantes : volgende prejudiciële vragen gesteld :
« 1. N'existe-t-il pas une discrimination injustifiée, contraire aux « 1. Bestaat er een onverantwoorde discriminatie die strijdig is met
articles 10 et 11 de la Constitution, en ce que la loi du 2 juin 2006 de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre de wet van 2 juni
2006 die de bepalingen van het Wetboek van vennootschappen betreffende
qui a modifié les dispositions du Code des sociétés sur la procédure de vereffeningsprocedure heeft gewijzigd, en meer in het bijzonder de
de liquidation et plus particulièrement les articles 184, 189bis, 190, artikelen 184, 189bis, 190, § 1, en 195bis, een gerechtelijke controle
§ 1er, et 195bis, a instauré un contrôle judiciaire de la procédure de op de procedure van vereffening van handelsvennootschappen heeft
liquidation des sociétés commerciales alors qu'aucun contrôle ingevoerd, terwijl in geen enkele soortgelijke controle is voorzien
semblable n'a été prévu pour la liquidation des ASBL ? voor de vereffening van VZW's ?
2. N'existe-t-il pas une discrimination injustifiée, contraire aux 2. Bestaat er een onverantwoorde discriminatie die strijdig is met de
articles 10 et 11 de la Constitution, entre le créancier d'une société artikelen 10 en 11 van de Grondwet, tussen de schuldeiser van een
commerciale en liquidation et le créancier d'une ASBL en liquidation handelsvennootschap in vereffening en de schuldeiser van een vzw in
en ce que le premier, contrairement au second, peut, d'une part, vereffening, in zoverre eerstgenoemde, in tegenstelling tot
saisir le Tribunal de commerce de la demande en homologation ou laatstgenoemde, enerzijds, aan de rechtbank van koophandel de
confirmation de la désignation du liquidateur (article 184, § 1er du Code des sociétés) et d'autre part, peut solliciter le remplacement du liquidateur qui n'aurait pas respecté le prescrit des articles 189bis et 190 du Code des sociétés ? La Cour soumet, également, à la Cour constitutionnelle la question de la constitutionnalité d'une interprétation des dispositions régissant actuellement les associations sans but lucratif en ce que ces dispositions régissant les associations sans but lucratif, et notamment la liquidation des associations sans but lucratif en état de cessation de paiement, sont interprétées comme n'autorisant pas le juge, qui constate une violation flagrante des droits des créanciers, à accorder par analogie aux créanciers d'une association sans but lucratif en état de cessation de paiement et de liquidation, la protection que la loi leur accorde contre tous les autres débiteurs défaillants ayant la forme d'une société en liquidation; en ce que ces dispositions régissant la liquidation des associations sans but lucratif en état de cessation de paiement, sont interprétées comme n'autorisant pas le juge, saisi d'une demande d'un créancier, et qui constate une violation flagrante des droits des créanciers, à décider, par analogie à l'article 190, § 1er, du Code des sociétés tel que modifié par la loi du 2 juin 2006, le remplacement du liquidateur, en ce que ces dispositions régissant la liquidation des associations sans but lucratif en état de cessation de paiement, sont interprétées comme privant les créanciers d'une association sans but lucratif en état de cessation de paiement et de liquidation, de la protection que la loi leur accorde contre tous les autres débiteurs défaillants ayant la forme d'une société en liquidation, en ce que les différences entre les dispositions régissant la liquidation des associations sans but lucratif en état de cessation de paiement et en liquidation, et les dispositions régissant la liquidation des autres sociétés, sont interprétées comme établissant une différence objectivement justifiée et non discriminatoire entre les sociétés en liquidation selon leur forme sociale, en ce que les différences entre les dispositions régissant la liquidation des associations sans but lucratif en état de cessation de paiement, et les dispositions régissant la liquidation des autres sociétés, sont interprétées comme établissant une différence objectivement justifiée et non discriminatoire entre leurs créanciers selon la forme sociale de leur débiteur en état de cessation de paiement et en liquidation ». Cette affaire est inscrite sous le numéro 4339 du rôle de la Cour. Le greffier, homologatie of bevestiging van de aanwijzing van de vereffenaar kan vragen (artikel 184, § 1, van het Wetboek van vennootschappen) en, anderzijds, de vervanging kan vorderen van de vereffenaar die het voorschrift van de artikelen 189bis en 190 van het Wetboek van vennootschappen niet in acht zou hebben genomen ? Het Hof legt tevens aan het Grondwettelijk Hof de vraag voor naar de grondwettigheid van een interpretatie van de bepalingen waarbij thans de verenigingen zonder winstoogmerk worden geregeld, in zoverre die bepalingen waarbij de verenigingen zonder winstoogmerk worden geregeld, en inzonderheid de vereffening van de verenigingen zonder winstoogmerk in staking van betaling, zo worden geïnterpreteerd dat zij de rechter die een flagrante schending van de rechten van de schuldeisers vaststelt, niet toestaan, naar analogie, aan de schuldeisers van een vereniging zonder winstoogmerk in staking van betaling en in staat van vereffening, de bescherming toe te kennen die de wet hun biedt tegen alle andere in gebreke blijvende schuldenaars die de vorm van een vennootschap in vereffening hebben, in zoverre die bepalingen waarbij de vereffening van de verenigingen zonder winstoogmerk in staking van betaling wordt geregeld, zo worden geïnterpreteerd dat zij de rechter bij wie de vordering van een schuldeiser aanhangig is gemaakt en die een flagrante schending vaststelt van de rechten van de schuldeisers, niet toestaan, naar analogie met artikel 190, § 1, van het Wetboek van vennootschappen, zoals gewijzigd bij de wet van 2 juni 2006, te beslissen tot de vervanging van de vereffenaar, in zoverre die bepalingen waarbij de vereffening van de verenigingen zonder winstoogmerk in staking van betaling wordt geregeld, zo worden geïnterpreteerd dat zij de schuldeisers van een vereniging zonder winstoogmerk in staking van betaling en in staat van vereffening de bescherming ontzeggen die de wet hun toekent tegen alle andere in gebreke blijvende schuldenaars met de vorm van een vennootschap in vereffening, in zoverre de verschillen tussen de bepalingen waarbij de vereffening van de verenigingen zonder winstoogmerk in staking van betaling en in staat van vereffening wordt geregeld, en de bepalingen waarbij de vereffening van de andere vennootschappen wordt geregeld, zo worden geïnterpreteerd dat zij een objectief verantwoord en niet-discriminerend verschil in het leven roepen onder de vennootschappen in vereffening naar gelang van hun maatschappelijke vorm, in zoverre de verschillen tussen de bepalingen waarbij de vereffening van de verenigingen zonder winstoogmerk in staking van betaling wordt geregeld, en de bepalingen waarbij de vereffening van de andere vennootschappen wordt geregeld, zo worden geïnterpreteerd dat zij een objectief verantwoord en niet-discriminerend verschil in het leven roepen onder hun schuldeisers naar gelang van de maatschappelijke vorm van hun schuldenaar in staking van betaling en in staat van vereffening ». Die zaak is ingeschreven onder nummer 4339 van de rol van het Hof. De griffier,
P.-Y. Dutilleux. P.-Y. Dutilleux.
^