← Retour vers "Arrêt n° 79/99 du 30 juin 1999 Numéro du rôle : 1456 En cause : la question préjudicielle
relative à l'article 17, § 3, alinéa 1 er , des lois coordonnées sur le Conseil
d'Etat, posée par le Conseil d'Etat. La Cour d'arbitrag composée des présidents M.
Melchior et L. De Grève, et des juges H. Boel, L. François, J. Delruelle(...)"
Arrêt n° 79/99 du 30 juin 1999 Numéro du rôle : 1456 En cause : la question préjudicielle relative à l'article 17, § 3, alinéa 1 er , des lois coordonnées sur le Conseil d'Etat, posée par le Conseil d'Etat. La Cour d'arbitrag composée des présidents M. Melchior et L. De Grève, et des juges H. Boel, L. François, J. Delruelle(...) | Arrest nr. 79/99 van 30 juni 1999 Rolnummer 1456 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 17, § 3, eerste lid, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, gesteld door de Raad van State. Het Arbitragehof, samenges wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag Bij arrest van 2(...) |
---|---|
COUR D'ARBITRAGE | ARBITRAGEHOF |
Arrêt n° 79/99 du 30 juin 1999 | Arrest nr. 79/99 van 30 juni 1999 |
Numéro du rôle : 1456 | Rolnummer 1456 |
En cause : la question préjudicielle relative à l'article 17, § 3, | In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 17, § 3, eerste |
alinéa 1er, des lois coordonnées sur le Conseil d'Etat, posée par le | lid, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, gesteld door |
Conseil d'Etat. | de Raad van State. |
La Cour d'arbitrage, | Het Arbitragehof, |
composée des présidents M. Melchior et L. De Grève, et des juges H. | samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en L. De Grève, en de |
Boel, L. François, J. Delruelle, H. Coremans et M. Bossuyt, assistée | rechters H. Boel, L. François, J. Delruelle, H. Coremans en M. |
du greffier L. Potoms, présidée par le président M. Melchior, | Bossuyt, bijgestaan door de griffier L. Potoms, onder voorzitterschap van voorzitter M. Melchior, |
après en avoir délibéré, rend l'arrêt suivant : | wijst na beraad het volgende arrest : |
I. Objet de la question préjudicielle | I. Onderwerp van de prejudiciële vraag |
Par arrêt du 23 octobre 1998 en cause de V. Lescot contre la Région | Bij arrest van 23 oktober 1998 in zake V. Lescot tegen het Waalse |
wallonne, dont l'expédition est parvenue au greffe de la Cour | Gewest, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is |
d'arbitrage le 3 novembre 1998, le Conseil d'Etat a posé la question | ingekomen op 3 november 1998, heeft de Raad van State de volgende |
préjudicielle suivante : « L'article 17, § 3, alinéa 1er, des lois coordonnées sur le Conseil d'Etat, modifié par la loi du 4 août 1996, viole-t-il les articles 10 et 11 de la Constitution en ce qu'il prévoit qu'une demande de suspension peut être introduite au plus tard en même temps que le recours en annulation dont elle est l'accessoire, mais interdit qu'elle soit introduite postérieurement à ce recours, traitant ainsi différemment, d'une part, le requérant pour qui le risque de préjudice grave difficilement réparable est apparu postérieurement au dépôt de la requête en annulation, et, d'autre part, celui pour qui ce risque existait déjà au jour du dépôt de la requête en annulation, le premier étant mis, à la différence du second, dans l'impossibilité d'agir en | prejudiciële vraag gesteld : « Worden de artikelen 10 en 11 van de Grondwet geschonden door artikel 17, paragraaf 3, eerste lid, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996, doordat daarin bepaald wordt dat de vordering tot schorsing kan worden ingesteld uiterlijk samen met het beroep tot nietigverklaring waarvan ze het accessorium is, en daarin verboden wordt dat ze na dat beroep wordt ingesteld, waardoor een verschil in behandeling wordt ingesteld tussen, enerzijds, de verzoeker voor wie het gevaar voor een moeilijk te herstellen ernstig nadeel pas gebleken is nadat hij het verzoekschrift tot nietigverklaring heeft ingediend, en, anderzijds, de verzoeker voor wie dat gevaar reeds bestond de dag waarop hij het verzoekschrift tot nietigverklaring heeft ingediend, doordat de eerstgenoemde in tegenstelling tot de laatstgenoemde in de onmogelijkheid gesteld wordt om bij de Raad van State een kort geding |
référé devant le Conseil d'Etat ? » | aan te spannen ? » |
II. Les faits et la procédure antérieure | II. De feiten en de rechtspleging in het bodemgeschil |
Le requérant devant le Conseil d'Etat a demandé, le 20 août 1998, | De verzoeker voor de Raad van State heeft op 20 augustus 1998 de |
l'annulation d'un permis de bâtir. Les travaux pour lesquels ce permis | nietigverklaring van een bouwvergunning gevorderd. De werken waarvoor |
était requis ont débuté le 31 août 1998. Le requérant a postulé le 4 | die vergunning was vereist, zijn op 31 augustus 1998 van start gegaan. |
septembre 1998 la suspension du permis attaqué. | De verzoeker heeft op 4 september 1998 de schorsing van de bestreden |
vergunning gevorderd. | |
Aangezien de vordering tot schorsing na het beroep tot | |
La demande de suspension étant postérieure au recours en annulation, | nietigverklaring is ingesteld, concludeert de auditeur bij de Raad van |
l'auditeur au Conseil d'Etat, se référant à l'article 17, § 3, alinéa | State, op grond van artikel 17, § 3, eerste lid, van de gecoördineerde |
1er, des lois coordonnées, conclut à l'irrecevabilité manifeste de la demande. Le requérant fait valoir que les travaux n'avaient pas commencé lorsqu'il a introduit son recours en annulation et que le préjudice grave et difficilement réparable qui justifie la demande de suspension n'est survenu que lorsque lesdits travaux ont été entamés. Il soutient par ailleurs que la disposition précitée contient une discrimination entre requérants, suivant que le préjudice grave et difficilement réparable survient avant ou après l'introduction du recours en annulation. A la demande du requérant, la question préjudicielle reproduite ci-dessus a été adressée à la Cour. | wetten, tot klaarblijkelijke onontvankelijkheid van de vordering. De verzoeker voert aan dat de werken nog niet van start waren gegaan op het ogenblik dat hij zijn beroep tot nietigverklaring heeft ingesteld en dat het moeilijk te herstellen ernstig nadeel dat de vordering tot schorsing verantwoordt, pas is opgetreden toen die werken een aanvang hebben genomen. Hij stelt overigens dat de voormelde bepaling een discriminerend onderscheid maakt tussen verzoekers, naargelang er vóór of na het indienen van het beroep tot nietigverklaring sprake is van een moeilijk te herstellen ernstig nadeel. Op verzoek van de verzoeker werd de voormelde prejudiciële vraag aan het Hof gesteld. |
III. La procédure devant la Cour | III. De rechtspleging voor het Hof |
Par ordonnance du 3 novembre 1998, le président en exercice a désigné | Bij beschikking van 3 november 1998 heeft de voorzitter in functie de |
les juges du siège conformément aux articles 58 et 59 de la loi | rechters van de zetel aangewezen overeenkomstig de artikelen 58 en 59 |
spéciale du 6 janvier 1989 sur la Cour d'arbitrage. | van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof. |
Les juges-rapporteurs ont estimé n'y avoir lieu de faire application | De rechters-verslaggevers hebben geoordeeld dat er geen aanleiding was |
des articles 71 ou 72 de la loi organique. | om artikel 71 of 72 van de organieke wet toe te passen. |
La décision de renvoi a été notifiée conformément à l'article 77 de la | Van de verwijzingsbeslissing is kennisgegeven overeenkomstig artikel |
loi organique, par lettres recommandées à la poste le 13 novembre | 77 van de organieke wet bij op 13 november 1998 ter post aangetekende |
1998. | brieven. |
L'avis prescrit par l'article 74 de la loi organique a été publié au | Het bij artikel 74 van de organieke wet voorgeschreven bericht is |
Moniteur belge du 28 novembre 1998. | bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 28 november 1998. |
Des mémoires ont été introduits par : | Memories zijn ingediend door : |
- le Conseil des ministres, rue de la Loi 16, 1000 Bruxelles, par | - de Ministerraad, Wetstraat 16, 1000 Brussel, bij op 21 december 1998 |
lettre recommandée à la poste le 21 décembre 1998; | ter post aangetekende brief; |
- V. Lescot, faisant élection de domicile à 7000 Mons, rue de la Terre | - V. Lescot, woonplaats kiezend te 7000 Bergen, rue de la Terre du |
du Prince 17, par lettre recommandée à la poste le 29 décembre 1998; | Prince 17, bij op 29 december 1998 ter post aangetekende brief; |
- le collège des bourgmestre et échevins de la ville de Mons, dont les | - het college van burgemeester en schepenen van de stad Bergen, |
bureaux sont établis à 7000 Mons, Grand-Place, par lettre recommandée | waarvan de kantoren gevestigd zijn te 7000 Bergen, Grand-Place, bij op |
à la poste le 30 décembre 1998. | 30 december 1998 ter post aangetekende brief. |
Ces mémoires ont été notifiés conformément à l'article 89 de la loi | Van die memories is kennisgegeven overeenkomstig artikel 89 van de |
organique, par lettres recommandées à la poste le 21 janvier 1999. | organieke wet bij op 21 januari 1999 ter post aangetekende brieven. |
Le collège des bourgmestre et échevins de la ville de Mons a introduit | Het college van burgemeester en schepenen van de stad Bergen heeft een |
un mémoire en réponse, par lettre recommandée à la poste le 22 février | memorie van antwoord ingediend bij op 22 februari 1999 ter post |
1999. | aangetekende brief. |
Par ordonnance du 28 avril 1999, la Cour a prorogé jusqu'au 3 novembre | Bij beschikking van 28 april 1999 heeft het Hof de termijn waarbinnen |
1999 le délai dans lequel l'arrêt doit être rendu. | het arrest moet worden gewezen, verlengd tot 3 november 1999. |
Par ordonnance du 5 mai 1999, la Cour a déclaré l'affaire en état et | Bij beschikking van 5 mei 1999 heeft het Hof de zaak in gereedheid |
fixé l'audience au 9 juin 1999. | verklaard en de dag van de terechtzitting bepaald op 9 juni 1999. |
Cette ordonnance a été notifiée aux parties ainsi qu'à leurs avocats | Van die beschikking is kennisgegeven aan de partijen en hun advocaten |
par lettres recommandées à la poste le 6 mai 1999. | bij op 6 mei 1999 ter post aangetekende brieven. |
A l'audience publique du 9 juin 1999 : | Op de openbare terechtzitting van 9 juni 1999 : |
- ont comparu : | - zijn verschenen : |
. Me P. Marleghem, avocat au barreau de Mons, pour V. Lescot; | . Mr. P. Marleghem, advocaat bij de balie te Bergen, voor V. Lescot; |
. Me F. Daout, avocat au barreau de Mons, pour le collège des | . Mr. F. Daout, advocaat bij de balie te Bergen, voor het college van |
bourgmestre et échevins de la ville de Mons; | burgemeester en schepenen van de stad Bergen; |
. Me M. Mahieu, avocat à la Cour de cassation, pour le Conseil des | . Mr. M. Mahieu, advocaat bij het Hof van Cassatie, voor de |
ministres; | Ministerraad; |
- les juges-rapporteurs L. François et H. Coremans ont fait rapport; | - hebben de rechters-verslaggevers L. François en H. Coremans verslag uitgebracht; |
- les avocats précités ont été entendus; | - zijn de voornoemde advocaten gehoord; |
- l'affaire a été mise en délibéré. | - is de zaak in beraad genomen. |
La procédure s'est déroulée conformément aux articles 62 et suivants | De rechtspleging is gevoerd overeenkomstig de artikelen 62 en volgende |
de la loi organique, relatifs à l'emploi des langues devant la Cour. | van de organieke wet, die betrekking hebben op het gebruik van de talen voor het Hof. |
IV. En droit | IV. In rechte |
- A - | - A - |
A.1.1. La ville de Mons observe que les travaux que conteste le requérant devant le Conseil d'Etat ont déjà fait l'objet d'un permis de bâtir en 1996, lequel a fait l'objet d'un recours en annulation en 1997. Le risque étant un « événement dommageable dont la survenance est incertaine, quant à sa réalisation ou à la date de cette réalisation; se dit aussi bien de l'éventualité d'un tel événement en général que de l'événement spécifié dont la survenance est envisagée » (Cornu), l'intéressé ne peut soutenir, comme il tente implicitement de le faire, que le risque de préjudice grave et difficilement réparable dont il se prévaut ne serait apparu que postérieurement au dépôt de | A.1.1. De stad Bergen voert aan dat de werken die de verzoeker voor de Raad van State betwist, reeds in 1996 het voorwerp hebben uitgemaakt van een bouwvergunning, waartegen in 1997 een beroep tot nietigverklaring is ingesteld. Aangezien het risico wordt gedefinieerd als een « schadelijk voorval waarvan men niet zeker is dat het zich ook werkelijk zal voordoen of waarvan men de datum waarop het zich werkelijk voordoet, niet kan voorspellen; wordt ook gezegd zowel van de eventualiteit van zulk een voorval in het algemeen, als van een welbepaald voorval waarvan men aanneemt dat het zich kan voordoen » (Cornu, vrije vertaling), kan de betrokkene niet stellen, zoals hij impliciet probeert te doen, dat het risico van een moeilijk te herstellen ernstig nadeel waarop hij zich beroept, pas zou zijn |
son recours en annulation du 20 août 1998. Bien que la Cour ne puisse | gebleken nadat hij op 20 augustus 1998 zijn beroep tot |
statuer sur la pertinence de la question posée, ces éléments de fait montrent que l'intéressé souhaite en réalité « reculer » au stade du « risque du risque » de préjudice grave et difficilement réparable; cette démarche sort naturellement du champ d'application du texte soumis à la Cour. A.1.2. Selon le Conseil des ministres et la ville de Mons, la disposition en cause, qui a été assouplie par rapport à sa version initiale en ce sens que l'introduction d'une demande de suspension ne doit plus être simultanée à celle du recours en annulation, crée une différence de traitement qui repose sur une justification objective et raisonnable. A.1.3. Il faut en effet tenir compte, selon le Conseil des ministres et la ville de Mons, de ce que la procédure en suspension a un caractère accessoire par rapport à la procédure en annulation (elle est rejetée si la requête en annulation est irrecevable ou si les moyens invoqués sont insuffisants à fonder une décision d'annulation) : la Cour ne pourrait, sans statuer en opportunité, remettre en cause ce caractère accessoire compte tenu duquel l'article 17, § 3, alinéa 1er, des lois sur le Conseil d'Etat a effectivement prévu l'exigence en cause. La circonstance que pour certains requérants le risque de préjudice grave et difficilement réparable ne pourrait se déclarer qu'après l'introduction du recours en annulation, alors que le délai pour agir au Conseil d'Etat n'est pas expiré, ne justifie pas de remettre en cause la jurisprudence du Conseil d'Etat déclarant irrecevables des demandes de suspension introduites après un recours en annulation. A.1.4. Celui qui désire agir au Conseil d'Etat s'interrogera le plus souvent sur ses possibilités d'action non seulement en annulation, mais également en suspension, de telle sorte que, selon le Conseil des ministres, la demande de suspension précédera le recours en annulation ou sera concomitante à celui-ci. Il n'est en effet pas fréquent qu'un risque de préjudice grave et difficilement réparable que causerait l'exécution immédiate d'un acte administratif apparaisse après le délai de soixante jours dans lequel doit être introduit un recours en annulation. Autrement dit, en autorisant une dissociation relative des recours en annulation et en suspension, c'est-à-dire en permettant que le recours en suspension soit introduit antérieurement, mais non postérieurement, au recours en annulation, l'article 17, § 3, alinéa 1er, des lois coordonnées sur le Conseil d'Etat offre des possibilités d'action qui correspondent au quod plerumque fit. La Cour a régulièrement admis qu'il fallait apprécier la réglementation au regard des situations les plus fréquentes. | nietigverklaring heeft ingediend. Hoewel het Hof de pertinentie van de gestelde vraag niet vermag te beoordelen, tonen die feitelijke gegevens aan dat de betrokkene in werkelijkheid wil « teruggaan » tot het stadium van het « risico van het risico » van een moeilijk te herstellen ernstig nadeel; die stap valt uiteraard buiten de werkingssfeer van de tekst die aan het Hof is voorgelegd. A.1.2. Volgens de Ministerraad en de stad Bergen geeft de in het geding zijnde bepaling, die ten opzichte van haar oorspronkelijke versie is versoepeld in die zin dat een vordering tot schorsing niet meer gelijktijdig met het beroep tot nietigverklaring moet worden ingesteld, aanleiding tot een verschil in behandeling dat op een objectieve en redelijke verantwoording berust. A.1.3. Volgens de Ministerraad en de stad Bergen moet immers rekening worden gehouden met het feit dat de procedure tot schorsing ondergeschikt is aan de procedure tot nietigverklaring (zij wordt verworpen indien het verzoekschrift tot nietigverklaring onontvankelijk is of indien de aangevoerde middelen ontoereikend zijn om een beslissing tot nietigverklaring te gronden) : het Hof zou dat ondergeschikte karakter op grond waarvan artikel 17, § 3, eerste lid, van de wetten op de Raad van State daadwerkelijk in de desbetreffende vereiste heeft voorzien, niet opnieuw in het geding kunnen brengen zonder een opportuniteitsoordeel te vellen. Het feit dat voor sommige verzoekers het risico van een moeilijk te herstellen ernstig nadeel pas zou kunnen blijken nadat het beroep tot nietigverklaring is ingesteld, terwijl de termijn om voor de Raad van State in rechte te treden niet is verstreken, is geen reden om de rechtspraak van de Raad van State die vorderingen tot schorsing die na een beroep tot nietigverklaring zijn ingesteld, onontvankelijk verklaart, opnieuw in het geding te brengen. A.1.4. De persoon die voor de Raad van State in rechte wenst te treden, zal meestal niet alleen zijn actiemogelijkheden tot nietigverklaring, maar ook die tot schorsing onderzoeken zodat, volgens de Ministerraad, de vordering tot schorsing vóór of samen met het beroep tot nietigverklaring wordt ingesteld. Het komt immers niet vaak voor dat het risico van een moeilijk te herstellen ernstig nadeel dat het gevolg is van de onmiddellijke tenuitvoerlegging van een administratieve handeling, pas blijkt na de termijn van zestig dagen waarin een beroep tot nietigverklaring moet worden ingesteld. Anders gezegd, doordat artikel 17, § 3, eerste lid, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State een relatieve loskoppeling van het beroep tot nietigverklaring en de vordering tot schorsing toestaat, met andere woorden dat het toestaat dat de vordering tot schorsing vóór, maar niet na het beroep tot nietigverklaring wordt ingesteld, biedt het actiemogelijkheden die beantwoorden aan het quod plerumque fit. Het Hof heeft geregeld beslist dat de regelgeving moest worden geïnterpreteerd met betrekking tot de meest voorkomende situaties. |
A.1.5. Selon le Conseil des ministres et la ville de Mons, la possibilité d'obtenir la suspension d'un acte administratif n'est qu'un tempérament - non un abandon - du privilège du préalable : le législateur a fixé un point d'équilibre raisonnable entre la nécessité de garantir l'efficacité d'une action administrative, d'une part, et le respect de droits ou intérêts concurrents qui seraient méconnus ou mis en péril par cette action administrative, d'autre part. L'administré dispose en effet d'un délai suffisant pour apprécier s'il y a lieu d'agir non seulement en annulation, mais également en suspension. A.1.6. La situation, plutôt extraordinaire, dans laquelle la menace de préjudice apparaît après l'introduction du recours en annulation peut, d'après le Conseil des ministres et la ville de Mons, être rencontrée par d'autres possibilités d'actions juridiques. A.1.7. D'une part, le référé civil, étant entendu qu'il ne s'agit pas d'apprécier si, durant le délai de soixante jours pour agir au Conseil d'Etat, ainsi que lorsque le Conseil d'Etat a été saisi en suspension, le juge des référés peut également être saisi : la question préjudicielle portant sur une disposition qui exclut de pouvoir encore agir en suspension devant le Conseil d'Etat puisque celui-ci a déjà été saisi d'un recours en annulation, il s'agit d'apprécier quelles autres possibilités d'action sont encore offertes. A cet égard, nul ne conteste que, lorsque le Conseil d'Etat n'est plus compétent, soit par expiration du délai pour agir, soit parce qu'il a été saisi d'une requête en annulation mais non d'une requête en suspension, il est toujours loisible d'agir devant le juge des référés de l'ordre judiciaire. Le référé civil constitue une action d'une efficacité équivalente à celle qui s'attache à l'action qui n'a pas été intentée avant ou concomitamment au recours en annulation et obéit à des conditions similaires à celles requises pour obtenir une suspension - voire plus favorables que celles-ci -, le risque de préjudice grave et difficilement réparable ne devant pas être établi. A.1.8. D'autre part, parce qu'il a été indiqué que la possibilité existait, lorsque le délai prévu pour introduire un recours en annulation n'est pas expiré, d'introduire un nouveau recours en annulation, avec la mention que le premier recours doit être considéré comme nul et non avenu, et de joindre au second recours en annulation une demande en suspension qui ne pourra pas être considérée comme irrecevable. Cette solution n'a pas été condamnée par la jurisprudence. A.2.1. V. Lescot, requérant devant le Conseil d'Etat, fait valoir qu'il n'existait, lors de l'introduction de son recours en annulation, aucun risque de préjudice grave difficilement réparable (une demande de suspension introduite à ce moment eût été irrecevable) et qu'il disposait encore d'un temps suffisant avant l'expiration du délai de soixante jours. Mais la limitation fixée par la disposition en cause met le requérant dans l'impossibilité d'agir en suspension en le traitant de manière discriminatoire par rapport à celui qui, au jour | A.1.5. Volgens de Ministerraad en de stad Bergen is de mogelijkheid om de schorsing van een administratieve handeling te verkrijgen slechts een tempering niet een opgeven van het beginsel van het « privilège du préalable » : de wetgever heeft een redelijk evenwichtspunt vastgelegd tussen, enerzijds, de noodzaak om de doeltreffendheid van een administratieve handeling te verzekeren en, anderzijds, de inachtneming van concurrerende rechten of belangen die door die administratieve handeling zouden zijn miskend of in gevaar gebracht. De bestuurde beschikt immers over een voldoende lange termijn om te onderzoeken of er geen reden bestaat, niet alleen om een beroep tot nietigverklaring in te stellen, maar ook een vordering tot schorsing. A.1.6. De veeleer buitengewone situatie waarbij het gevaar voor een nadeel pas blijkt nadat het beroep tot nietigverklaring is ingesteld, kan volgens de Ministerraad en de stad Bergen door andere juridische actiemogelijkheden worden opgevangen. A.1.7. Enerzijds, het kort geding voor de gewone rechtbank, met dien verstande dat het er niet om gaat te oordelen of, gedurende de termijn van zestig dagen om voor de Raad van State in rechte te treden, en wanneer bij de Raad van State een vordering tot schorsing aanhangig is gemaakt, de vordering ook bij de gewone rechter in kort geding aanhangig kan worden gemaakt : aangezien de prejudiciële vraag betrekking heeft op een bepaling die de mogelijkheid uitsluit om nog een vordering tot schorsing bij de Raad van State in te stellen omdat bij deze reeds een beroep tot nietigverklaring aanhangig is gemaakt, gaat het erom te onderzoeken welke andere actiemogelijkheden nog bestaan. In dat opzicht wordt door niemand betwist dat, wanneer de Raad van State niet meer bevoegd is, hetzij doordat de termijn om in rechte te treden verstreken is, hetzij omdat bij de Raad van State een verzoekschrift tot nietigverklaring, maar geen verzoekschrift tot schorsing is ingediend, nog steeds de mogelijkheid bestaat om voor de gewone rechter in kort geding in rechte te treden. Het kort geding voor de gewone rechtbank is een rechtsvordering die even doeltreffend is als de rechtsvordering die niet vóór of samen met het beroep tot nietigverklaring is ingesteld. De voorwaarden ervan lijken op die welke vereist zijn om een schorsing te verkrijgen ze zijn zelfs gunstiger dan die laatste -, omdat het gevaar voor een moeilijk te herstellen ernstig nadeel niet moet worden aangetoond. A.1.8. Anderzijds, omdat reeds erop werd gewezen dat de mogelijkheid bestond om, wanneer de termijn waarin is voorzien om een beroep tot nietigverklaring in te stellen, niet is verstreken, een nieuw beroep tot nietigverklaring in te stellen, met de vermelding dat het eerste beroep als nietig en niet ontvangen moet worden beschouwd, en om een vordering tot schorsing die niet als onontvankelijk kan worden beschouwd, bij het tweede beroep tot nietigverklaring te voegen. Die oplossing werd door de rechtspraak niet veroordeeld. A.2.1. V. Lescot, verzoeker voor de Raad van State, argumenteert dat er op het ogenblik dat hij een beroep tot nietigverklaring instelde, geen enkel risico van een moeilijk te herstellen ernstig nadeel bestond (een vordering tot schorsing zou op dat ogenblik onontvankelijk zijn geweest) en dat hij nog over voldoende tijd beschikte vóór het verstrijken van de termijn van zestig dagen. De beperking die in de betwiste bepaling is vastgelegd, maakt het de verzoeker echter onmogelijk een vordering tot schorsing in te stellen doordat hij discriminerend wordt behandeld ten aanzien van de persoon |
de l'introduction du recours, peut se prévaloir d'un préjudice grave | die zich de dag waarop hij een beroep instelt, op een moeilijk te |
difficilement réparable. Les exigences du procès équitable sont | herstellen ernstig nadeel kan beroepen. De vereisten voor een eerlijke |
méconnues alors que, dans les deux hypothèses, une demande de | behandeling van de zaak worden miskend, terwijl in beide gevallen een |
suspension pouvait être introduite dans le délai de recours de | vordering tot schorsing kon worden ingesteld binnen de beroepstermijn |
soixante jours, qui est un délai de forclusion mettant toutes les | van zestig dagen, die een vervaltermijn is die alle partijen |
parties sur pied d'égalité. | gelijkstelt. |
A.2.2. Le législateur a présumé que les requérants redoutant | A.2.2. De wetgever is ervan uitgegaan dat de verzoekers die een |
l'exécution immédiate de l'acte attaqué veilleront à en demander simultanément la suspension. Mais la menace peut n'apparaître qu'ensuite, même après l'expiration du délai de recours. Un recours devant le juge des référés serait voué à l'échec, soit parce que la demande de suspension introduite par le requérant aurait été rejetée et que l'on voit mal le juge des référés ordonner une suspension dans cette hypothèse, soit parce que, si une telle demande n'avait pas été introduite, le défaut d'urgence serait opposé au requérant, à qui il serait reproché de n'avoir pas assorti son recours en annulation d'une demande de suspension. A.2.3. Les impératifs économiques liés aux frais de défense et au coût, pour un particulier, du droit de timbre de 7.000 francs à apposer à la fois sur le recours en annulation et la demande de suspension amènent à ce que cette dernière soit bien pensée et réfléchie. Une appréciation du préjudice grave et difficilement réparable peut, comme en l'espèce, n'être possible que lors de la mise en uvre de l'acte attaqué; le risque peut croître en intensité après | onmiddellijke tenuitvoerlegging van de bestreden handeling vrezen, niet zullen nalaten tegelijkertijd de schorsing ervan te vorderen. De bedreiging kan echter daarna pas blijken, zelfs na het verstrijken van de beroepstermijn. Een beroep voor de gewone rechter in kort geding zou tot mislukking gedoemd zijn, hetzij omdat de vordering tot schorsing die door de verzoeker is ingesteld, werd verworpen en de gewone rechter in kort geding in dat geval moeilijk een schorsing kan bevelen, hetzij omdat, indien een dergelijke vordering niet werd ingesteld, het gebrek aan dringendheid aan de verzoeker zou worden tegengeworpen, aan wie men zou verwijten dat hij niet gelijktijdig met zijn beroep tot nietigverklaring een vordering tot schorsing heeft ingesteld. A.2.3. De economische vereisten die verbonden zijn met de kosten van de verdediging en met de voor een particulier geldende kostprijs van het zegelrecht van 7.000 frank dat zowel voor het beroep tot nietigverklaring als voor de vordering tot schorsing is vereist, leiden ertoe dat die laatste goed wordt gewikt en gewogen. Het is mogelijk dat, zoals in deze zaak, het moeilijk te herstellen ernstig nadeel pas kan worden ingeschat bij de inwerkingstelling van de bestreden handeling; het risico kan nog vergroten nadat het beroep tot |
le moment du dépôt du recours en annulation. | nietigverklaring is ingediend. |
Aucun motif légitime ne dicte qu'un requérant soit privé du droit de | Er is geen enkele wettige reden om een verzoeker het recht te |
déposer un recours en suspension après un recours en annulation, pour | ontzeggen om na een beroep tot nietigverklaring een beroep tot |
autant qu'il se trouve toujours dans le délai de soixante jours à | schorsing in te dienen, voor zover hij zich nog steeds bevindt binnen |
compter de la prise de connaissance de l'acte attaqué. | de termijn van zestig dagen vanaf de kennisneming van de bestreden |
A.3.1. Contrairement à ce que défend V. Lescot (A.2.2), la ville de | handeling. A.3.1. In tegenstelling tot wat V. Lescot verdedigt (A.2.2), is de |
Mons considère qu'un arrêt du Conseil d'Etat rejetant une demande de | stad Bergen van mening dat een arrest van de Raad van State dat een |
vordering tot schorsing verwerpt, geen enkel gezag van gewijsde heeft | |
suspension n'a aucune autorité de chose jugée devant le juge des | voor de gewone rechter in kort geding bij wie de zaak nadien aanhangig |
référés qui serait saisi ultérieurement : le Conseil d'Etat ne saurait être considéré comme s'étant prononcé sur le caractère grave difficilement réparable d'un risque qui n'existait pas encore au moment où il fut saisi. Le juge des référés peut donc ordonner la suspension d'un acte administratif s'il s'avère que le risque de préjudice grave difficilement réparable est apparu après le dépôt du recours en annulation devant le Conseil d'Etat contre cet acte. A.3.2. L'appréciation des impératifs économiques liés au droit de timbre faite par V. Lescot procède, selon la ville de Mons, d'une | zou zijn gemaakt : men zou niet kunnen stellen dat de Raad van State zich heeft uitgesproken over de moeilijk te herstellen en ernstige aard van een risico dat nog niet bestond op het ogenblik dat de zaak bij hem aanhangig werd gemaakt. De gewone rechter in kort geding kan dus de schorsing van een administratieve handeling bevelen, wanneer blijkt dat het risico van een moeilijk te herstellen ernstig nadeel zich pas heeft voorgedaan nadat het beroep tot nietigverklaring tegen die handeling bij de Raad van State is ingediend. A.3.2. De beoordeling van V. Lescot van de economische vereisten die met het zegelrecht verbonden zijn, vloeit volgens de stad Bergen voort uit een verkeerde interpretatie van de bepalingen van het besluit van |
lecture erronée des dispositions de l'arrêté du Régent du 23 août 1948 | de Regent van 23 augustus 1948 tot regeling van de rechtspleging voor |
déterminant la procédure devant la section d'administration du Conseil | de afdeling administratie van de Raad van State, waarvan artikel 70, |
d'Etat, dont l'article 70, tel qu'il était en vigueur lors de | zoals het van kracht was toen te dezen het beroep werd ingesteld, |
l'introduction du recours en cause, prévoit le paiement du droit de | alleen voor de vordering tot schorsing in de betaling van een recht |
7.000 francs pour la seule demande de suspension, celui afférent à la | van 7.000 frank voorziet. Het recht dat verbonden is aan de vordering |
demande d'annulation ne devant être acquitté que si la procédure est | tot nietigverklaring moet slechts worden betaald indien de procedure |
poursuivie. Ces impératifs économiques ne justifient donc nullement | wordt voortgezet. Die economische vereisten vormen dus geenszins een |
l'abstention d'introduire une demande de suspension concomitante au | verantwoording om een vordering tot schorsing niet gelijktijdig met |
recours en annulation. | het beroep tot nietigverklaring in te stellen. |
- B - | - B - |
B.1. L'article 17, § 3, alinéa 1er, des lois sur le Conseil d'Etat, | B.1. Artikel 17, § 3, eerste lid, van de wetten op de Raad van State, |
coordonnées par l'arrêté royal du 12 janvier 1973, dispose : | gecoördineerd bij het koninklijk besluit van 12 januari 1973, bepaalt |
« § 3. La demande de suspension est introduite par un acte distinct de | : « § 3. De vordering tot schorsing wordt ingesteld bij een |
afzonderlijke akte die geen deel uitmaakt van het verzoekschrift tot | |
la requête en annulation et au plus tard avec celle-ci. » | nietigverklaring en uiterlijk samen met dat verzoekschrift. » |
B.2. En exigeant que la demande de suspension soit introduite antérieurement ou simultanément au recours en annulation dont cette demande est l'accessoire, la disposition en cause établit une différence de traitement entre les requérants suivant que le risque de préjudice grave et difficilement réparable a été aperçu avant ou après l'introduction du recours en annulation. B.3. Les règles constitutionnelles de l'égalité et de la non-discrimination n'excluent pas qu'une différence de traitement soit établie entre des catégories de personnes, pour autant qu'elle repose sur un critère objectif et qu'elle soit raisonnablement justifiée. L'existence d'une telle justification doit s'apprécier en tenant compte du but et des effets de la mesure critiquée ainsi que de la nature des principes en cause; le principe d'égalité est violé lorsqu'il est établi qu'il n'existe pas de rapport raisonnable de proportionnalité entre les moyens employés et le but visé. B.4. La suspension n'a d'utilité que si elle est rapide. Dès lors | B.2. Door te eisen dat de vordering tot schorsing wordt ingesteld vóór of gelijktijdig met het beroep tot nietigverklaring waarvan die vordering het accessorium is, stelt de in het geding zijnde bepaling een verschil in behandeling in tussen verzoekers naargelang het risico van een moeilijk te herstellen ernstig nadeel gebleken is voordat of nadat het beroep tot nietigverklaring is ingesteld. B.3. De grondwettelijke regels van de gelijkheid en de niet-discriminatie sluiten niet uit dat een verschil in behandeling tussen categorieën van personen wordt ingesteld, voor zover dat verschil op een objectief criterium berust en het redelijk verantwoord is. Het bestaan van een dergelijke verantwoording moet worden beoordeeld rekening houdend met het doel en de gevolgen van de betwiste maatregel en met de aard van de ter zake geldende beginselen; het gelijkheidsbeginsel is geschonden wanneer vaststaat dat er geen redelijk verband van evenredigheid bestaat tussen de aangewende middelen en het beoogde doel. B.4. De schorsing is slechts nuttig indien ze snel plaatsvindt. |
qu'il mettait en place une procédure supposant que le Conseil d'Etat | Vermits de wetgever een procedure heeft ingesteld in de |
agisse avec diligence, le législateur pouvait considérer que des | veronderstelling dat de Raad van State die met bekwame spoed zou |
délais pouvaient, de même, être impartis au demandeur (Doc. parl., | afhandelen, kon hij stellen dat er ook termijnen aan de verzoeker |
Sénat, 1990-1991, n° 1300-2, p. 11). | konden worden opgelegd (Parl. St., Senaat, 1990-1991, nr. 1300-2, p. |
B.5.1. Lorsqu'il supprima, par la loi du 19 juillet 1991, l'exigence | 11). B.5.1. Toen de wetgever bij de wet van 19 juli 1991 de eis liet vallen |
de la simultanéité de l'introduction de la demande de suspension et du | om de vordering tot schorsing en het beroep tot nietigverklaring |
recours en annulation que formulait la disposition en cause dans sa | gelijktijdig in te stellen, zoals die in de oorspronkelijke versie van |
rédaction initiale, le législateur se rangea à l'avis du Conseil | de in het geding zijnde bepaling was geformuleerd, heeft hij zich |
aangesloten bij het advies van de Raad van State volgens hetwelk het | |
d'Etat selon lequel une mesure de suspension devait pouvoir être prise | mogelijk moest zijn een maatregel tot schorsing te nemen tijdens de |
pendant le délai de soixante jours dont le requérant dispose pour | termijn van zestig dagen waarover de verzoeker beschikt om met de |
rédiger avec tout le soin nécessaire son recours en annulation (Doc. | nodige zorg zijn beroep tot nietigverklaring op te stellen (Parl. St., |
parl., Sénat, 1990-1991, n° 1300-1, p. 39). La disposition en cause | Senaat, 1990-1991, nr. 1300-1, p. 39). De in het geding zijnde |
permet en conséquence que la demande de suspension précède le recours | bepaling maakt het bijgevolg mogelijk dat de vordering tot schorsing |
en annulation. Le législateur n'en a pas moins refusé d'admettre que | het beroep tot nietigverklaring voorafgaat. De wetgever heeft echter |
la demande de suspension puisse être introduite après le recours en | geweigerd toe te staan dat de vordering tot schorsing na het beroep |
annulation; un amendement qui le proposait fut rejeté à l'unanimité en | tot nietigverklaring kan worden ingesteld; een amendement met dat |
voorstel werd in de Senaatscommissie met eenparigheid van stemmen | |
commission du Sénat (Doc. parl., Sénat, 1990-1991, n° 1300-2, p. 11). | verworpen (Parl. St., Senaat, 1990-1991, nr. 1300-2, p. 11). |
B.5.2. S'il est vrai qu'un préjudice grave et difficilement réparable, | B.5.2. Ook al is het mogelijk dat een moeilijk te herstellen ernstig |
issu de l'acte attaqué, peut ne survenir qu'après l'introduction du | nadeel dat het gevolg is van de bestreden handeling, zich pas voordoet |
recours, il y a lieu d'observer que la loi ne subordonne pas la | nadat het beroep is ingesteld, toch moet worden opgemerkt dat de wet |
suspension à la réalisation mais au risque d'un préjudice grave et | de schorsing niet afhankelijk maakt van de verwezenlijking, maar wel |
difficilement réparable et que le requérant est normalement à même | van het risico van een moeilijk te herstellen ernstig nadeel, en dat |
d'apprécier l'existence de ce risque dès qu'il se dispose à demander | de verzoeker normalerwijze in staat is om het bestaan van dat risico |
l'annulation de l'acte qui lui fait grief. | in te schatten zodra hij zich heeft voorgenomen de nietigverklaring |
En outre, sans compter les possibilités qui s'offrent de recourir au | van de voor hem griefhoudende handeling te vorderen. |
juge des référés, il y a lieu de relever que le requérant qui n'a pas | Bovendien en buiten beschouwing gelaten de mogelijkheden zich tot de |
mesuré ledit risque au moment de l'introduction du recours peut, si le | gewone rechter in kort geding te wenden, moet worden opgemerkt dat de |
délai n'est pas expiré, introduire un nouveau recours et y joindre une | verzoeker die bovenvermeld risico niet heeft ingeschat op het ogenblik |
demande de suspension. | dat hij het beroep instelde, indien de termijn niet is verstreken, een |
nieuw beroep kan instellen en er een vordering tot schorsing kan bijvoegen. | |
B.5.3. La question appelle une réponse négative. | B.5.3. De vraag moet ontkennend worden beantwoord. |
Par ces motifs, | Om die redenen, |
la Cour | het Hof |
dit pour droit : | zegt voor recht : |
L'article 17, § 3, alinéa 1er, des lois sur le Conseil d'Etat, | Artikel 17, § 3, eerste lid, van de wetten op de Raad van State, |
coordonnées par l'arrêté royal du 12 janvier 1973, ne viole pas les | gecoördineerd bij het koninklijk besluit van 12 januari 1973, schendt |
articles 10 et 11 de la Constitution en ce qu'il prévoit qu'une | de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet doordat het bepaalt dat een |
demande de suspension peut être introduite au plus tard en même temps | vordering tot schorsing kan worden ingesteld uiterlijk samen met het |
que le recours en annulation dont elle est l'accessoire. | beroep tot nietigverklaring waarvan zij het accessorium is. |
Ainsi prononcé en langue française et en langue néerlandaise, | Aldus uitgesproken in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig |
conformément à l'article 65 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur | artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het |
la Cour d'arbitrage, à l'audience publique du 30 juin 1999. | Arbitragehof, op de openbare terechtzitting van 30 juni 1999. |
Le greffier, | De griffier, |
L. Potoms. | L. Potoms. |
Le président, | De voorzitter, |
M. Melchior. | M. Melchior. |