gepubliceerd op 22 februari 2017
Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering. - Interpretatieregels betreffende de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen Op voorstel van de Technische geneeskundige raad van 6 december 2016 en in uitvoering van artikel 22, Interpretatieregels betreffende de verstrekkingen van artikel 14, k) (Orthopedie) van de nomenclatu(...)
FEDERALE OVERHEIDSDIENST SOCIALE ZEKERHEID
Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering. - Interpretatieregels betreffende de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen Op voorstel van de Technische geneeskundige raad van 6 december 2016 en in uitvoering van artikel 22, 4° bis, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, heeft het Comité van de Verzekering voor geneeskundige verzorging op 16 januari 2017 de hiernagaande interpretatieregel vastgesteld : Interpretatieregels betreffende de verstrekkingen van artikel 14, k) (Orthopedie) van de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen : Interpretatieregel 18 wordt vervangen door de volgende bepalingen : INTERPRETATIEREGEL 18 VRAAG Hoe moet in de volgende gevallen worden getarifeerd : 1) breuk van de onderarm met zeer uitgesproken hoekstand : aangezien de patiënt niet nuchter is, maakt men met de onderarm een korte, droge beweging zodat een gepolsterd gipsverband kan worden aangelegd van de bovenarm tot de hand.'s Anderdaags blijkt die vorm van repositie ontoereikend en verricht men een repositie onder algemene anesthesie en T.V.-controle; 2) een patiënt heeft een splinterbreuk van de humeruscondylus.Daar de elleboog zeer gezwollen is, wordt een gepolsterd gipsverband aangelegd van de oksel tot de vingers zonder anesthesie om de verdere verschuiving en de wrijving van de fragmenten te voorkomen. Na vijf dagen wordt de osteosynthese verricht met aanleggen van een nieuw gipstoestel; 3) een patiënt is behandeld wegens een breuk van de pols door repositie onder narcose en immobilisatie door een gipsverband.Bij de controle, drie weken later, wordt een lichte secundaire verplaatsing radiaalwaarts vastgesteld. De breuk schijnt noch klinisch noch radiologisch geconsolideerd en er wordt een nieuw gipsverband aangelegd om de radiale afwijking tijdens het hard worden van het gips, te verminderen, maar die ingreep is niet uitgevoerd onder narcose. 4) een niet-verplaatste fractuur wordt met een gipsverband behandeld en er wordt dus een behandeling van fractuur zonder repositie aangerekend. Ondanks deze immobilisatie verplaatst de fractuur zich toch in de loop van de eerste weken na het trauma. Om een osteosynthese te vermijden (vooral bij kinderen) wordt geopteerd voor een reductie onder algemene narcose. Kan in dit geval een behandeling van fractuur met repositie geattesteerd worden ? ANTWOORD 1) Het aanleggen van een voorlopig gipsverband in afwachting van een latere repositie, moet worden geattesteerd onder de rubriek "Gipstoestellen".In het uiteengezette geval moet het voorlopig gipsverband worden geattesteerd onder nr. 297172 - 297183 ° Gipstoestel : van elleboog N 65.
De repositie die 's anderdaags is verricht onder algemene anesthesie en T.V.-controle, moet worden geattesteerd onder nr. 296376 - 296380 Diafysaire fractuur van onderarm : twee beenderen N 250. 2) Het aanleggen van een voorlopig gipsverband in afwachting van een latere osteosynthese, moet worden getarifeerd onder de rubriek : "Gipstoestellen".In het beschreven geval moet de eerste verstrekking derhalve worden geattesteerd onder nr. 297194 - 297205 ° Gipstoestel : van arm N 65.
De osteosynthese met aanleggen van een gipstoestel, verricht tijdens de tweede bewerking, moet worden geattesteerd onder nr. 283894 - 283905 Bloedige behandeling van fractuur van humeruspalet N 350, plus 297194 - 297205 ° Gipstoestel : van arm N65/2. 3) Als na een orthopedische behandeling van een breuk met repositie, in de loop van de behandeling een nieuw gipsverband wordt aangelegd, moet dat worden aangezien als het aanleggen van een gipstoestel, zelfs indien bij die gelegenheid een ascorrectie wordt aangebracht. In het beschreven geval moet de eerste ingreep worden geattesteerd onder nr. 296391 - 296402 Fractuur van het distale uiteinde van één of van beide beenderen van de onderarm N 150.
De latere ingreep moet worden geattesteerd onder nr. 297135 - 297146 Gipstoestellen : van pols en/of hand N 40. 4) bij laattijdige verplaatsing van een fractuur, wanneer gekozen wordt voor een gesloten reductie onder narcose in plaats van voor een osteosynthese, kan toch een behandeling van fractuur met repositie worden aangerekend ondanks de toepassingsregel : bij de behandelingen van een zelfde fractuur mogen de omschrijvingen "Behandelingen van fracturen zonder repositie" en "Behandelingen van fracturen met repositie" niet na elkaar worden aangerekend. De hiervoren vermelde wijziging heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2014.
De Leidend ambtenaar, H. DE RIDDER De Voorzitter, J. VERSTRAETEN