gepubliceerd op 18 augustus 1999
Examens waarbij de licentiaten in het notariaat in de gelegenheid worden gesteld te bewijzen dat zij in staat zijn de voorschriften van de wet op het gebruik der talen in gerechtszaken na te leven. - Gewone zittijd van oktober 1999 Het Ministeri De aanvragen tot inschrijving moeten vóór 15 september 1999 bij aangetekend schrijven gericht worde(...)
MINISTERIE VAN JUSTITIE
Examens waarbij de licentiaten in het notariaat in de gelegenheid worden gesteld te bewijzen dat zij in staat zijn de voorschriften van de wet op het gebruik der talen in gerechtszaken na te leven. - Gewone zittijd van oktober 1999 Het Ministerie van Justitie zal binnenkort taalexamens organiseren ten behoeve van licentiaten in het notariaat (grondige kennis of voldoende kennis van de Nederlandse taal of van de Franse taal), overeenkomstig de bepalingen van de wet van 15 juni 1935 betreffende het gebruik der talen in gerechtszaken.
De aanvragen tot inschrijving moeten vóór 15 september 1999 bij aangetekend schrijven gericht worden aan de heer Minister van Justitie, Algemene Diensten, Algemene Zaken, Taalexamens, Waterloolaan 115, 1000 Brussel. Zij dienen, naast de volledige identiteit van de examinandus (geboorteplaats en -datum, telefoonnummer en een fotokopie, recto-verso, van de identiteitskaart), melding te maken van de taal over de grondige kennis of over de voldoende kennis waarvan hij ondervraagd wenst te worden, alsook van het diploma dat hij bezit.
Het examengeld bedraagt 200 frank. Dit bedrag dient bij de inschrijving gestort te worden op prk. 679-2005505-30 van het Ministerie van Justitie, Algemene Diensten, Taalexamens.
Het examen over de grondige kennis of over de voldoende kennis van één van vorenvermelde talen omvat een mondeling en een schriftelijk gedeelte. Het mondeling gedeelte geschiedt in het openbaar en gaat het schriftelijk gedeelte vooraf.
I. Het mondeling gedeelte van het examen over de grondige kennis van de ene of de andere van die talen bestaat in : 1° het luidop lezen van één of meer wetteksten, gesteld in de taal waarover het examen loopt.Die teksten kunnen betrekking hebben op het notarieel recht, het burgerlijk recht en het handelsrecht; 2° een ondervraging in dezelfde taal over die teksten;3° een onderhoud over een onderwerp in verband met het dagelijks leven. Het schriftelijk gedeelte van hetzelfde examen bestaat in : 1° het opstellen van een notariële akte en van een uiteenzetting van ongeveer dertig regels betreffende een actueel vraagstuk in verband met het notarisambt;2° het schriftelijk beantwoorden van een vraag : a) over burgerlijk recht;b) over notarieel recht; c) over handelsrecht; d) over bestuurlijk recht; e) over burgerlijke rechtsvordering in verband met het notarisambt.
II. Het mondeling gedeelte van het examen over de voldoende kennis van de ene of van de andere van die talen bestaat in : 1° een onderhoud over een onderwerp uit het dagelijks leven;2° het luidop lezen van een dagelijks toegepaste tekst betreffende het notarieel recht, het burgerlijk recht of het handelsrecht, gevolgd door een ondervraging betreffende die tekst. Het schriftelijk gedeelte van hetzelfde examen bestaat in : 1° een opstel van ongeveer dertig regels waarvan het onderwerp aan de dagelijkse praktijk van het notarisambt is ontleend;2° het beantwoorden van één of meer vragen welke betrekking hebben op de gewone praktijk inzake het notarisambt. De examinandi mogen zich van juridische boeken en woordenboeken alsmede van wetboeken bedienen. (De pers wordt verzocht dit bericht op te nemen.)