gepubliceerd op 17 oktober 2000
Wet houdende instemming met het Verdrag inzake wederzijdse administratieve bijstand in fiscale aangelegenheden, en met de Bijlagen A, B en C, gedaan te Straatsburg op 25 januari 1988
24 JUNI 2000. - Wet houdende instemming met het Verdrag inzake wederzijdse administratieve bijstand in fiscale aangelegenheden, en met de Bijlagen A, B en C, gedaan te Straatsburg op 25 januari 1988 (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.
Art. 2.Het Verdrag inzake wederzijdse administratieve bijstand in fiscale aangelegenheden, en de Bijlagen A, B en C, gedaan te Straatsburg op 25 januari 1988, zullen volkomen gevolg hebben.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 24 juni 2000.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Buitenlandse Zaken, L. MICHEL De Minister van Finanën, D. REYNDERS Met `s Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN _______ Nota's (1) Zitting 1999-2000. Senaat.
Documenten. - Ontwerp van wet ingediend op 10 januari 2000, nr. 2-267/1. - Verslag, nr. 2-267/2. - Tekst aangenomen door de Commissie, nr. 2-267/3.
Parlementaire Handelingen. - Bespreking, vergadering van 8 februari 2000. Stemming, vergadering van 8 februari 2000. Kamer van volksvertegenwoordigers.
Documenten. - Tekst overgezonden door de Senaat, nr. 50-474/1. Tekst aangenomen in plenaire vergadering en aan de Koning ter bekractiging voorgelegd, nr. 50-474/2.
Parlementaire Handelingen. - Bespreking, vergadering van 25 februari 2000. Stemming, vergadering van 6 april 2000. Verdrag inzake wederzijdse administratieve bijstand in fiscale aangelegenheden Preambule De lidstaten van de Raad van Europa en de lidstaten van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) die dit Verdrag hebben ondertekend, Overwegend dat de ontwikkeling van het internationale verkeer van personen, kapitaal, goederen en diensten - hoewel deze op zich zeer gunstig is - de mogelijkheden tot het ontgaan van belasting en belastingontduiking heeft vergroot, en derhalve toenemende samenwerking tussen de belastingautoriteiten vereist;
Verheugd over de verschillende inspanningen die de laatste jaren zijn verricht, bilateraal dan wel multilateraal, om het ontgaan van belasting en belastingontduiking op internationaal niveau tegen te gaan;
Overwegend dat een gezamenlijke inspanning van de Staten nodig is ter bevordering van alle vormen van administratieve bijstand in fiscale aangelegenheden, voor belastingen van iedere soort, terwijl tegelijkertijd passende bescherming van de rechten van belastingplichtigen wordt verzekerd;
Erkennend dat internationale samenwerking een belangrijke rol kan spelen bij het vergemakkelijken van de juiste vaststelling van de belastingverplichtingen en bij het helpen van de belastingplichtige opdat diens rechten worden geëerbiedigd;
Overwegend dat de fundamentele beginselen, waardoor iedere persoon bij de vaststelling van zijn rechten en verplichtingen aanspraak kan maken op een behoorlijke wettelijke procedure, dienen te worden erkend als van toepassing op fiscale aangelegenheden in alle Staten, en dat de Staten ernaar dienen te streven de legitieme belangen van de belastingplichtige te beschermen, door hem met name passende bescherming te bieden tegen discriminatie en dubbele belasting;
Er derhalve van overtuigd dat Staten geen maatregelen dienen uit te voeren of inlichtingen dienen te verstrekken tenzij dit in overeenstemming is met hun nationale wetgeving en praktijk, gelet op de noodzaak van het beschermen van de vertrouwelijkheid van inlichtingen, en rekening houdend met internationale akten ter bescherming van de privacy en de stromen van persoonlijke gegevens;
Geleid door de wens een verdrag te sluiten inzake wederzijdse administratieve bijstand in fiscale aangelegenheden, Zijn het volgende overeengekomen : HOOFDSTUK I. - Werkingssfeer van het verdrag Artikel 1 Doel van het Verdrag en personen op wie het van toepassing is 1. De Partijen verlenen elkaar, behoudens de bepalingen van Hoofdstuk IV, administratieve bijstand in fiscale aangelegenheden.Deze bijstand kan, indien van toepassing, door rechterlijke instanties genomen maatregelen omvatten. 2. Deze administratieve bijstand omvat: a.uitwisseling van inlichtingen, met inbegrip van gelijktijdige belastingcontrole en deelname aan belastingcontroles in het buitenland; b. bijstand bij invordering met inbegrip van conservatoire maatregelen;en c. betekening van documenten.3. Een Partij verleent administratieve bijstand ongeacht of de betrokkene een inwoner of onderdaan van een Partij of van een andere Staat is. Artikel 2 Belastingen waarop het Verdrag van toepassing is 1. Dit Verdrag is van toepassing op: a) de volgende belastingen: i.belastingen naar het inkomen of naar de winst, ii. belastingen naar vermogenswinst die afzonderlijk van de belasting naar het inkomen of naar de winst worden geheven, iii. belastingen naar het nettovermogen die worden geheven ten behoeve van een Partij; en b) de volgende belastingen: i.belastingen naar het inkomen, naar de winst, naar vermogenswinst of naar het nettovermogen die worden geheven ten behoeve van staatkundige onderdelen of plaatselijke gemeenschappen van een Partij, ii. verplichte premies of bijdragen voor de sociale zekerheid, te betalen aan de centrale overheid of aan publiekrechtelijke instellingen voor sociale zekerheid, en iii. andere categorieën belastingen, behalve douanerechten, die worden geheven ten behoeve van een Partij, te weten: A. successie- en schenkingsrechten, B. belastingen op onroerend goed, C. algemene belastingen op goederen en diensten, zoals belastingen over de toegevoegde waarde of omzetbelasting, D. specifieke belastingen op goederen en diensten, zoals accijnzen, E. belastingen op het gebruik of het bezit van motorrijtuigen, F. belastingen op het gebruik of het bezit van roerende goederen andere dan motorrijtuigen, G. alle andere belastingen. iv. belastingen in de hierboven onder (iii) genoemde categorieën die worden geheven ten behoeve van staatkundige onderdelen of plaatselijke gemeenschappen van een Partij. 2. De bestaande belastingen waarop het Verdrag van toepassing is, zijn in Bijlage A opgesomd volgens de in het eerste lid genoemde categorieën.3. De Partijen stellen de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa of de Secretaris-Generaal van de OESO (hierna te noemen de "Depositarissen") in kennis van iedere wijziging die dient te worden aangebracht in Bijlage A als gevolg van een aanpassing van de in het tweede lid bedoelde lijst.Een zodanige wijziging wordt van kracht op de eerste dag van de maand die volgt op het verstrijken van een tijdvak van drie maanden na de datum van ontvangst van een desbetreffende kennisgeving door de Depositaris. 4. Dit Verdrag is ook van toepassing op alle gelijke of in wezen gelijksoortige belastingen, vanaf de datum waarop zij zijn ingevoerd, die in een Partij na de inwerkingtreding van het Verdrag ten aanzien van die Partij worden geheven naast of in plaats van de in Bijlage A opgesomde bestaande belastingen.In dat geval stelt de betrokken Partij één van de Depositarissen ervan in kennis dat de belasting in kwestie is ingevoerd. HOOFDSTUK II. - Algemene bepalingen Artikel 3 Begripsbepalingen 1. Voor de toepassing van dit Verdrag, tenzij het zinsverband anders vereist : a) betekenen de uitdrukkingen "verzoekende Staat" en "aangezochte Staat": respectievelijk een Partij die verzoekt om administratieve bijstand in fiscale aangelegenheden en een Partij die een verzoek om verlening van zodanige bijstand ontvangt;b) betekent de uitdrukking "belasting": iedere belasting of iedere premie of bijdrage voor de sociale zekerheid waarop het Verdrag van toepassing is ingevolge artikel 2;c) betekent de uitdrukking "belastingvordering" : elk bedrag aan belasting evenals de interest, administratieve boeten en kosten van invordering met betrekking tot die belasting, die zijn verschuldigd en nog niet zijn betaald;d) betekent de uitdrukking "bevoegde autoriteit": de in Bijlage B opgesomde personen en autoriteiten;e) betekent de uitdrukking "onderdanen", met betrekking tot een Partij: i.alle personen die de nationaliteit van die Partij bezitten, en ii. alle rechtspersonen, vennootschappen, verenigingen en andere eenheden die hun rechtspositie als zodanig ontlenen aan de wetgeving die in die Partij van kracht is.
Voor iedere partij die met dat doel een verklaring heeft afgelegd, krijgen de hierboven gebruikte uitdrukkingen de betekenis zoals omschreven in bijlage C. 2. Voor de toepassing van het Verdrag door een Partij heeft, tenzij het zinsverband anders vereist, elke niet erin omschreven uitdrukking de betekenis welke die uitdrukking heeft volgens de wetgeving van die Partij met betrekking tot de belastingen waarop het Verdrag van toepassing is.3. De Partijen stellen één van de Depositarissen in kennis van iedere wijziging die dient te worden aangebracht in de Bijlagen B en C.Een zodanige wijziging wordt van kracht op de eerste dag van de maand die volgt op het verstrijken van een tijdvak van drie maanden na de datum van ontvangst van een zodanige kennisgeving door de desbetreffende Depositaris. HOOFDSTUK III. - Vormen van bijstand Deel I. - Uitwisseling van inlichtingen Artikel 4 Algemene bepaling 1. De Partijen wisselen alle inlichtingen uit, met name zoals voorzien in dit Deel, waarvan te voorzien is dat zij van belang zijn voor: a) de heffing en inning van belasting, de invordering van belastingvorderingen en de daarop betrekking hebbende uitvoeringsmiddelen, en b) administratiefrechtelijke vervolging of het initiëren van strafrechtelijke vervolging. Inlichtingen waarvan het niet waarschijnlijk is dat zij van belang zijn voor deze doeleinden worden niet uitgewisseld krachtens dit Verdrag. 2. Een Partij kan de krachtens dit Verdrag verkregen inlichtingen slechts als bewijsmateriaal voor een strafrechter gebruiken indien hiertoe vooraf toestemming is verleend door de Partij die de inlichtingen heeft verstrekt.Twee of meer Partijen kunnen echter overeenkomen af te zien van de voorwaarde van voorafgaande toestemming. 3. Door middel van een verklaring aan één van de Depositarissen kan iedere Partij erop wijzen dat, in overeenstemming met haar interne wetgeving, haar autoriteiten een inwoner of onderdaan van die Partij op de hoogte kunnen brengen vooraleer zij de inlichtingen betreffende deze persoon, in overeenstemming met de artikelen 5 en 7, verstrekken. Artikel 5 Uitwisseling van inlichtingen op verzoek 1. Op verzoek van de verzoekende Staat verstrekt de aangezochte Staat aan de verzoekende Staat alle in artikel 4 bedoelde inlichtingen die betrekking hebben op bepaalde personen of transacties.2. Indien de inlichtingen die voorhanden zijn in de belastingdossiers van de aangezochte Staat niet voldoende zijn om deze in staat te stellen aan het verzoek om inlichtingen te voldoen, neemt die Staat alle passende maatregelen om de verzoekende Staat de gevraagde inlichtingen te verstrekken. Artikel 6 Automatische uitwisseling van inlichtingen Ten aanzien van categorieën van gevallen en in overeenstemming met procedures die zij in onderlinge overeenstemming vaststellen, wisselen twee of meer Partijen automatisch de in artikel 4 bedoelde inlichtingen uit.
Artikel 7 Spontane uitwisseling van inlichtingen 1. Een partij deelt, zonder voorafgaand verzoek, inlichtingen waarvan zij kennis draagt mee aan een andere Partij, in de volgende situaties : a) de eerstbedoelde Partij heeft redenen om te vermoeden dat in de andere Partij een abnormale vrijstelling of vermindering van belasting bestaat;b) een belastingplichtige verkrijgt een belastingvermindering of een vrijstelling van belasting in de eerstbedoelde Partij die voor hem een verhoging van belasting of belastingheffing zou moeten meebrengen in de andere Partij;c) transacties tussen een belastingplichtige in de ene Partij en een belastingplichtige in de andere Partij worden over één of meer andere landen geleid op zodanige wijze dat hieruit een belastingbesparing kan voortvloeien in één van beide of in beide Partijen;d) een Partij heeft redenen om te vermoeden dat belastingbesparing kan ontstaan door kunstmatige winstverschuivingen binnen groepen van ondernemingen;e) inlichtingen, verstrekt aan een Partij door een andere Partij, hebben het mogelijk gemaakt dat inlichtingen worden verkregen die van nut kunnen zijn bij het vaststellen van de belastingschuld in de laatstbedoelde Partij.2. Elke Partij neemt de maatregelen en legt de procedures ten uitvoer die noodzakelijk zijn om te verzekeren dat de in het eerste lid beschreven inlichtingen beschikbaar worden gesteld om aan een andere Partij te worden toegezonden. Artikel 8 Gelijktijdige belastingcontroles 1. Op verzoek van één van hen plegen twee of meer Partijen onderling overleg ten einde te bepalen welke gevallen worden onderworpen aan gelijktijdige belastingcontroles en de daartoe te volgen procedures vast te leggen.Elke betrokken Partij beslist per geval of zij al dan niet deelneemt aan een gelijktijdige belastingcontrole. 2. Voor de toepassing van dit Verdrag wordt onder een gelijktijdige belastingcontrole verstaan een regeling tussen twee of meer Partijen om gelijktijdig, elke Partij op haar eigen grondgebied, de fiscale toestand van een persoon of personen te onderzoeken waarbij zij een gemeenschappelijk belang of verwante belangen hebben, ten einde alle van belang zijnde inlichtingen die zij aldus verkrijgen, uit te wisselen. Artikel 9 Belastingcontroles in het buitenland 1. Op verzoek van de bevoegde autoriteit van de verzoekende Staat kan de bevoegde autoriteit van de aangezochte Staat vertegenwoordigers van de bevoegde autoriteit van de verzoekende Staat toestaan aanwezig te zijn bij het voor die Staat van belang zijnde gedeelte van een belastingcontrole in de aangezochte Staat.2. Indien het verzoek wordt ingewilligd, stelt de bevoegde autoriteit van de aangezochte Staat de bevoegde autoriteit van de verzoekende Staat zo spoedig mogelijk in kennis van het tijdstip en de plaats van de controle, de autoriteit of de ambtenaar die is aangewezen om de controle te verrichten, evenals van de te volgen procedures en de voorwaarden gesteld door de aangezochte Staat voor het verrichten van de controle.Alle beslissingen met betrekking tot het verrichten van de belastingcontrole worden genomen door de aangezochte Staat. 3. Een Partij kan de Depositarissen haar voornemen meedelen om verzoeken zoals bedoeld in het eerste lid in de regel niet te aanvaarden.Een zodanige verklaring kan te allen tijde worden afgelegd of ingetrokken.
Artikel 10 Tegenstrijdige inlichtingen Indien een Partij van een andere Partij inlichtingen over de fiscale toestand van een persoon ontvangt die klaarblijkelijk in strijd zijn met inlichtingen waarover zij beschikt, deelt zij dit mede aan de Partij die de inlichtingen heeft verstrekt.
Deel II. - Invorderingsbijstand Artikel 11 De invordering van belastingvorderingen 1. Op verzoek van de verzoekende Staat onderneemt de aangezochte Staat, onder voorbehoud van de bepalingen van de artikelen 14 en 15, de nodige stappen om de belastingvordering van de eerstbedoelde Staat in te vorderen alsof het zijn eigen belastingvorderingen betrof.2. De bepalingen van het eerste lid zijn slechts van toepassing op de belastingvorderingen die in de verzoekende Staat het onderwerp uitmaken van een uitvoerbare titel en, tenzij anders overeengekomen tussen de betrokken Partijen, niet worden betwist. Indien de vordering echter een persoon betreft die geen inwoner van de verzoekende Staat is, is het eerste lid slechts van toepassing indien de vordering niet langer kan worden betwist, tenzij anders overeengekomen tussen de betrokken Partijen. 3. De verplichting om bijstand te verlenen bij het invorderen van de belastingvorderingen betreffende een overledene of zijn nalatenschap is beperkt tot de waarde van de nalatenschap of van de goederen verkregen door iedere begunstigde van de nalatenschap, naargelang de belastingvordering dient te worden ingevorderd uit de nalatenschap of bij de erfgenamen. Artikel 12 Conservatoire maatregelen Op verzoek van de verzoekende Staat neemt de aangezochte Staat, met het oog op de invordering van een belastingbedrag, conservatoire maatregelen zelfs indien de vordering wordt betwist of nog geen onderwerp uitmaakt van een uitvoerbare titel.
Artikel 13 Documenten waarvan het verzoek vergezeld gaat 1. Het verzoek om administratieve bijstand krachtens dit Deel gaat vergezeld van: a) een verklaring dat de belastingvordering een belasting betreft waarop dit Verdrag van toepassing is en onder voorbehoud van artikel 11, tweede lid, zij geen voorwerp uitmaakt van een betwisting met betrekking tot de invordering;b) een officieel afschrift van de uitvoerbare titels, en c) ieder ander document dat vereist is voor invordering of conservatoire maatregelen.2. De uitvoerbare titel in de verzoekende Staat wordt, indien passend en in overeenstemming met de in de aangezochte Staat van kracht zijnde bepalingen, zo spoedig mogelijk na de datum van ontvangst van het verzoek om bijstand aanvaard, erkend of aangevuld, dan wel vervangen door een uitvoerbare titel in de aangezochte Staat. Artikel 14 Termijnen 1. Vragen betreffende de verjaringstermijn inzake invordering vallen onder de wetgeving van de verzoekende Staat.Het verzoek om bijstand geeft bijzonderheden aangaande deze verjaringstermijn. 2. De daden van invordering die ten gevolge van een vraag om bijstand door de aangezochte Staat zijn gesteld, en overeenkomstig de wetgeving van die Staat de schorsing of stuiting van de verjaringstermijn tot gevolg zouden hebben, hebben dezelfde uitwerking met betrekking tot de wetgeving van de verzoekende Staat.De aangezochte Staat stelt de verzoekende Staat in kennis van de daartoe genomen maatregelen. 3. De aangezochte Staat is in geen enkel geval verplicht te voldoen aan een verzoek om bijstand dat wordt ingediend na het verstrijken van een periode van 15 jaar vanaf de datum van de uitvoerbare titel. Artikel 15 Voorrechten De belastingvordering waarvoor een invorderingsbijstand wordt verleend, geniet in de aangezochte staat geen enkel voorrecht dat in deze Staat speciaal verbonden is aan belastingvorderingen, zelfs indien de toegepaste invorderingsprocedure deze is die van toepassing is met betrekking tot zijn eigen belastingvorderingen.
Artikel 16 Uitstel van betaling De aangezochte Staat kan uitstel van betaling of betaling in termijnen toestaan indien zijn wetgeving of zijn administratieve praktijk dit toestaat in soortgelijke omstandigheden, echter niet zonder de verzoekende Staat hiervan eerst mededeling te doen.
Deel III. - Betekening van documenten Artikel 17 Betekening van documenten 1. Op verzoek van de verzoekende Staat betekent de aangezochte Staat documenten aan de geadresseerde, met inbegrip van documenten betreffende rechterlijke beslissingen, die afkomstig zijn van de verzoekende Staat en verband houden met een belasting waarop dit Verdrag van toepassing is.2. De aangezochte Staat betekent documenten : a) volgens een door zijn nationale wetgeving voorgeschreven methode voor betekening van documenten van in wezen soortgelijke aard;b) voor zover mogelijk, volgens een bepaalde door de verzoekende Staat verzochte methode of volgens een krachtens zijn eigen wetgeving bestaande methode die de verzochte methode het dichtst benadert.3. Een Partij kan documenten rechtstreeks per post betekenen aan een persoon die zich op het grondgebied van een andere Partij bevindt.4. Geen enkele bepaling van dit Verdrag mag zodanig worden uitgelegd dat deze de betekening van documenten door een Partij in overeenstemming met haar wetgeving ongeldig maakt.5. Wanneer een document wordt betekend in overeenstemming met dit artikel, behoeft het niet vergezeld te gaan van een vertaling.Indien echter met zekerheid is vastgesteld dat de geadresseerde de taal van het document niet begrijpt, treft de aangezochte Staat regelingen om het te doen vertalen of samenvatten in zijn officiële taal of één van zijn officiële talen. Een andere mogelijkheid is dat de aangezochte Staat de verzoekende Staat vraagt het document te doen vertalen in of vergezeld te doen gaan van een samenvatting in één van de officiële talen van de aangezochte Staat, de Raad van Europa of de OESO. HOOFDSTUK IV. - Bepalingen betreffende alle vormen van bijstand Artikel 18 Inlichtingen die dienen te worden verstrekt door de verzoekende Staat 1. Een verzoek om bijstand preciseert voorzover dat nodig is : a) de autoriteit of instantie waarvan het door de bevoegde autoriteit ingediende verzoek afkomstig is;b) de naam, het adres en overige bijzonderheden die bijdragen aan de identificatie van de persoon op wie het verzoek betrekking heeft;c) in geval van een verzoek om inlichtingen, de vorm waarin de verzoekende Staat de inlichtingen bij voorkeur wenst te ontvangen;d) in geval van een verzoek om bijstand met het oog op invordering of conservatoire maatregelen, de aard van de belastingvordering, de bestanddelen van de belastingvordering en de activa waarop de belastingvordering kan worden verhaald;e) in geval van een verzoek om betekening van documenten, de aard en het onderwerp van het het te betekenen document;f) of het verzoek in overeenstemming is met de wetgeving en de administratieve praktijk van de verzoekende Staat en of het verzoek gerechtvaardigd is gezien de vereisten van artikel 19.2. Zodra de verzoekende Staat andere inlichtingen verkrijgt die verband houden met het verzoek om bijstand, zendt de verzoekende Staat deze aan de aangezochte Staat. Artikel 19 De mogelijkheid een verzoek af te wijzen De aangezochte Staat is niet verplicht een verzoek in te willigen indien de verzoekende Staat niet alle op zijn eigen grondgebied beschikbare middelen heeft aangewend, tenzij aanwending van die middelen zou leiden tot onevenredige moeilijkheden.
Artikel 20 Antwoord op het verzoek om bijstand 1. Indien het verzoek om bijstand wordt ingewilligd, doet de aangezochte Staat de verzoekende Staat zo spoedig mogelijk mededeling van de genomen maatregelen en van het resultaat van de bijstand.2. Indien het verzoek wordt afgewezen, doet de aangezochte Staat de verzoekende Staat zo spoedig mogelijk mededeling van deze beslissing en de reden daarvan.3. Indien de verzoekende Staat ten aanzien van een verzoek om inlichtingen heeft aangegeven in welke vorm hij de inlichtingen wenst te ontvangen, en indien de aangezochte Staat in staat is hieraan te voldoen, verstrekt de aangezochte Staat de inlichtingen in de gevraagde vorm. Artikel 21 Bescherming van personen en grenzen aan de verplichting tot het verlenen van bijstand 1. Geen enkele bepaling van dit Verdrag tast de rechten en waarborgen aan die personen hebben volgens de wetgeving of de administratieve praktijk van de aangezochte Staat.2. Behalve in het geval van artikel 14 kunnen de bepalingen van dit Verdrag niet zodanig worden uitgelegd dat zij de aangezochte Staat de verplichting opleggen: a) maatregelen te nemen die afwijken van zijn eigen wetgeving of administratieve praktijk of van de wetgeving of de administratieve praktijk van de verzoekende Staat;b) maatregelen te nemen die hij strijdig acht met de openbare orde of met zijn wezenlijke belangen;c) inlichtingen te verstrekken die niet verkrijgbaar zijn volgens zijn eigen wetgeving of administratieve praktijk of krachtens de wetgeving of administratieve praktijk van de verzoekende Staat;d) inlichtingen te verstrekken die een handels-, bedrijfs-, nijverheids- of beroepsgeheim of een fabrieks- of handelswerkwijze zouden onthullen, of inlichtingen waarvan het verstrekken in strijd zou zijn met de openbare orde of met zijn wezenlijke belangen;e) administratieve bijstand te verlenen indien en voor zover hij de belastingheffing in de verzoekende Staat in strijd acht met algemeen aanvaarde beginselen van belastingheffing of met de bepalingen van een overeenkomst tot vermijding van dubbele belasting of van enige andere overeenkomst die de aangezochte Staat heeft gesloten met de verzoekende Staat;f) bijstand te verlenen indien de toepassing van dit Verdrag zou leiden tot discriminatie van een onderdaan van de aangezochte Staat ten opzichte van de onderdanen van de verzoekende Staat in dezelfde omstandigheden. Artikel 22 Geheimhouding 1. Alle door een Partij krachtens dit Verdrag verkregen inlichtingen worden op dezelfde wijze geheim gehouden als inlichtingen die krachtens de nationale wetgeving van die Partij zijn verkregen, of krachtens de voorwaarden inzake geheimhouding die van toepassing zijn in de Partij die de inlichtingen heeft verstrekt, indien die voorwaarden meer beperkend zijn.2. Zodanige gegevens worden in ieder geval slechts ter kennis gebracht van personen of autoriteiten (met inbegrip van rechterlijke instanties en bestuurlijke instanties of lichamen) die betrokken zijn bij de vestiging, de heffing of invordering van belastingen van die Partij, of bij de tenuitvoerlegging, of de vervolging ter zake van of de beslissing in beroepszaken met betrekking tot belastingen van die Partij.Alleen de bovenbedoelde personen of autoriteiten mogen van die inlichtingen gebruik maken en dan slechts voor die doeleinden. Zij mogen van deze inlichtingen, niettegenstaande de bepalingen van het eerste lid, melding maken in openbare rechtszittingen of in rechterlijke beslissingen aangaande die belastingen, onder voorbehoud van de voorafgaande toestemming van de bevoegde autoriteit van de Partij die de inlichtingen heeft verstrekt; twee of meer Partijen kunnen echter onderling overeenkomen af te zien van de voorwaarde van voorafgaande toestemming. 3. Indien een Partij een voorbehoud heeft gemaakt als bedoeld in artikel 30, eerste lid, letter a, kan geen enkele andere Partij die inlichtingen van die Partij verkrijgt, gebruik maken van deze inlichtingen ten aanzien van een belasting opgenomen in een categorie waarop het voorbehoud van toepassing is.Zelfs de Partij die het voorbehoud heeft geformuleerd kan geen gebruik maken van de krachtens dit Verdrag verkregen inlichtingen ten aanzien van een belasting opgenomen in een categorie waarop het voorbehoud van toepassing is. 4. Niettegenstaande de bepalingen van het eerste, tweede en derde lid kunnen inlichtingen die een Partij heeft ontvangen, gebruikt worden voor andere doeleinden, indien die inlichtingen voor die andere doeleinden kunnen worden gebruikt krachtens de wetgeving van de Partij die de inlichtingen heeft verstrekt en indien de bevoegde autoriteit van die Partij toestemming voor dat gebruik verleent.De inlichtingen door een Partij aan een andere Partij verstrekt kunnen door de laatstbedoelde worden doorgegeven aan een derde Partij, mits de voorafgaande toestemming van de bevoegde autoriteit van de eerstbedoelde Partij.
Artikel 23 Rechtsgedingen 1. Rechtsgedingen betreffende door de aangezochte Staat krachtens dit Verdrag genomen maatregelen worden slechts aanhangig gemaakt bij de daartoe bevoegde instantie van die Staat.2. Rechtsgedingen betreffende door de verzoekende Staat krachtens dit Verdrag genomen maatregelen, met name die welke, op het vlak van invordering, het bestaan of het bedrag van de belastingvordering, of de uitvoerbare titel betreffen, worden slechts aanhangig gemaakt bij de daartoe bevoegde instantie van die Staat.Indien zodanige rechtsgedingen aanhangig worden gemaakt, doet de verzoekende Staat de aangezochte Staat daarvan mededeling en deze schorst de procedure in afwachting van de beslissing van die instantie. De aangezochte Staat neemt echter, indien daarom wordt verzocht door de verzoekende Staat, conservatoire maatregelen om de invordering van de belastingvordering te waarborgen.
Ook betrokkenen kunnen de aangezochte Staat mededeling doen van zodanige rechtsgedingen; na ontvangst van een zodanige mededeling pleegt de aangezochte Staat, indien nodig, met de verzoekende Staat overleg over de aangelegenheid. 3. Zodra een definitieve beslissing in het rechtsgeding is gegeven, stelt de aangezochte Staat of de verzoekende Staat, al naar gelang, de andere Staat in kennis van de beslissing en van de gevolgen daarvan voor het verzoek om bijstand. HOOFDSTUK V. - Bijzondere bepalingen Artikel 24 Tenuitvoerlegging van het Verdrag 1. De Partijen stellen zich met elkaar in verbinding voor de tenuitvoerlegging van dit Verdrag door tussenkomst van hun onderscheiden bevoegde autoriteiten;deze kunnen zich rechtstreeks met elkaar in verbinding stellen en kunnen ondergeschikte autoriteiten machtigen namens hen op te treden. De bevoegde autoriteiten van twee of meer Partijen kunnen onderling overeenstemming bereiken over de wijze van toepassing van het Verdrag tussen hen. 2. Indien de aangezochte Staat van mening is dat de toepassing van dit Verdrag in een bepaald geval ernstige en onwenselijke gevolgen zou hebben, raadplegen de bevoegde autoriteiten van de aangezochte en van de verzoekende Staat elkaar en trachten zij de situatie in onderling overleg op te lossen.3. Een coördinerend lichaam, samengesteld uit vertegenwoordigers van de bevoegde autoriteiten van de Partijen, ziet toe op de tenuitvoerlegging van de verdragsbepalingen en het functioneren van dit Verdrag, onder auspiciën van de OESO.Hiertoe beveelt het coördinerend lichaam iedere maatregel aan die kan bijdragen tot de verwezenlijking van de algemene doeleinden van het Verdrag. In het bijzonder treedt het op als forum voor het bestuderen van nieuwe methoden en procedures om de internationale samenwerking in fiscale aangelegenheden te vergroten, en het kan, indien nodig, herzieningen van of wijzigingen aan het Verdrag aanbevelen. Staten die het Verdrag hebben ondertekend maar nog niet bekrachtigd, aanvaard of goedgekeurd, hebben het recht als waarnemer vertegenwoordigd te zijn bij de vergaderingen van het coördinerend lichaam. 4. Een Partij kan het coördinerend lichaam vragen adviezen te geven over de interpretatie van de bepalingen van het Verdrag.5. Indien zich moeilijkheden of twijfels voordoen tussen twee of meer Partijen aangaande de tenuitvoerlegging en interpretatie van het Verdrag, trachten de bevoegde autoriteiten van die Partijen de aangelegenheid in onderling overleg op te lossen.De bereikte oplossing wordt medegedeeld aan het coördinerend lichaam. 6. De Secretaris-Generaal van de OESO doet de Partijen en de Ondertekenende Staten die het Verdrag nog niet hebben bekrachtigd, aanvaard of goedgekeurd, mededeling van de adviezen die door het coördinerend lichaam zijn gegeven overeenkomstig de bepalingen van het vierde lid hierboven en van de akkoorden die krachtens het vijfde lid hierboven, door onderlinge overeenstemming zijn bereikt. Artikel 25 Talen Verzoeken om bijstand en antwoorden daarop worden gesteld in één van de officiële talen van de OESO en van de Raad van Europa of in iedere andere taal waarover de betrokken Verdragsluitende Staten bilateraal overeenstemming hebben bereikt.
Artikel 26 Kosten Tenzij door de Partijen bilateraal anders overeengekomen : a) worden gewone kosten, gemaakt in verband met het verlenen van bijstand, gedragen door de aangezochte Staat;b) worden buitengewone kosten, gemaakt in verband met het verlenen van bijstand, gedragen door de verzoekende Staat. HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen Artikel 27 Andere internationale overeenkomsten of regelingen 1. De mogelijkheden van bijstand voorzien in dit Verdrag scheppen geen beperking voor en worden evenmin beperkt door mogelijkheden vervat in bestaande of toekomstige internationale overeenkomsten of andere regelingen tussen de betrokken Partijen of in andere akten die verband houden met samenwerking in fiscale aangelegenheden.2. Niettegenstaande de bepalingen van dit Verdrag passen Partijen die lid zijn van de Europese Economische Gemeenschap in hun onderlinge betrekkingen de gemeenschappelijke regels toe die van kracht zijn binnen die Gemeenschap. Artikel 28 Ondertekening en inwerkingtreding van het Verdrag 1. Dit Verdrag staat ter ondertekening open voor de lidstaten van de Raad van Europa en de lidstaten van de OESO.Het dient te worden bekrachtigd, aanvaard of goedgekeurd. Akten van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring worden neergelegd bij één van de Depositarissen. 2. Dit Verdrag treedt in werking op de eerste dag van de maand die volgt op een tijdvak van drie maanden na de datum waarop vijf Staten hun instemming door dit Verdrag te worden gebonden tot uitdrukking hebben gebracht overeenkomstig de bepalingen van het eerste lid.3. Ten aanzien van iedere lidstaat van de Raad van Europa of iedere lidstaat van de OESO die later zijn instemming door dit Verdrag te worden gebonden tot uitdrukking brengt, treedt het Verdrag in werking op de eerste dag van de maand die volgt op het verstrijken van een tijdvak van drie maanden na de datum van neerlegging van de akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring. Artikel 29 Territoriale toepassing van het Verdrag 1. Iedere Staat kan bij ondertekening of bij neerlegging van zijn akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring aangeven op welk grondgebied of welke grondgebieden dit Verdrag van toepassing zal zijn.2. Iedere Staat kan te allen tijde daarna door middel van een aan één van de Depositarissen gerichte verklaring de toepasselijkheid van dit Verdrag uitbreiden tot ieder ander in de verklaring genoemd grondgebied.Het Verdrag treedt ten aanzien van dit grondgebied in werking op de eerste dag van de maand die volgt op het verstrijken van een tijdvak van drie maanden na de datum van ontvangst van de verklaring door de Depositaris. 3. Iedere krachtens het bepaalde in de twee voorgaande leden afgelegde verklaring kan, ten aanzien van ieder in die verklaring genoemd grondgebied, worden ingetrokken door middel van een aan één van de Depositarissen gerichte kennisgeving.De intrekking wordt van kracht op de eerste dag van de maand die volgt op het verstrijken van een tijdvak van drie maanden na de datum van ontvangst van de kennisgeving door de Depositaris.
Artikel 30 Voorbehoud 1. Een Staat kan bij ondertekening of bij neerlegging van zijn akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring of op iedere datum daarna verklaren zich het recht voor te behouden: a) geen enkele vorm van bijstand te verlenen ten aanzien van de belastingen van de andere Partijen, opgesomd in artikel 2, eerste lid, letter b, op voorwaarde dat hij geen enkele nationale belasting in die categorie heeft opgenomen in Bijlage A bij het Verdrag;b) geen bijstand te verlenen bij de invordering van een belastinginvordering, of bij de invordering van een administratieve boete, voor alle belastingen of slechts voor belastingen in één of meer van de categorieën opgesomd in artikel 2, eerste lid;c) geen bijstand te verlenen ten aanzien van belastingen die reeds verschuldigd waren op de datum van inwerkingtreding van het Verdrag ten aanzien van die Staat, of, indien eerder een voorbehoud is gemaakt krachtens letter a of letter b hierboven, op de datum van intrekking van een zodanig voorbehoud ten aanzien van belastingen in de desbetreffende categorie;d) geen bijstand te verlenen bij de betekening van documenten voor alle belastingen of slechts voor belastingen in één of meer van de categorieën opgesomd in artikel 2, eerste lid;e) de betekening van documenten per post, zoals voorzien in artikel 17, derde lid, niet toe te staan.2. Geen enkel ander voorbehoud kan worden gemaakt.3. Na de inwerkingtreding van het Verdrag ten aanzien van een Partij kan die Partij één of meer van de in het eerste lid opgesomde reserves maken die zij niet heeft gemaakt bij de bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring.Die reserves worden van kracht op de eerste dag van de maand die volgt op het verstrijken van een tijdvak van drie maanden na de datum van ontvangst van het voorbehoud door één van de Depositarissen. 4. Een Partij die een voorbehoud heeft gemaakt krachtens het eerste en het derde lid kan dit geheel of gedeeltelijk intrekken door middel van een aan één van de Depositarissen gerichte kennisgeving.De intrekking wordt van kracht op de datum van ontvangst van de kennisgeving door de desbetreffende Depositaris. 5. Een Partij die een voorbehoud heeft gemaakt ten aanzien van een bepaling van dit Verdrag kan niet van een andere Partij verlangen dat zij die bepaling toepast;zij kan echter, indien het voorbehoud gedeeltelijk is, verlangen dat de bepaling wordt toegepast voor zover zijzelf deze heeft aanvaard.
Artikel 31 Opzegging 1. Een Partij kan dit Verdrag te allen tijde opzeggen door middel van een aan één van de Depositarissen gerichte kennisgeving.2. De opzegging wordt van kracht op de eerste dag van de maand die volgt op het verstrijken van een tijdvak van drie maanden na de datum van ontvangst van de kennisgeving door de Depositaris.3. Een Partij die het Verdrag opzegt, blijft gebonden door de bepalingen van artikel 22 zolang zij krachtens het Verdrag verkregen documenten of inlichtingen in haar bezit houdt. Artikel 32 De Depositarissen en hun functies 1. De Depositaris bij wie een akte is neergelegd dan wel een kennisgeving of mededeling is gedaan, stelt de lidstaten van de Raad van Europa en de lidstaten van de OESO in kennis van: a) iedere ondertekening;b) de neerlegging van iedere akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring;c) de datum van inwerkingtreding van dit Verdrag in overeenstemming met de bepalingen van de artikelen 28 en 29;d) iedere verklaring afgelegd ingevolge de bepalingen van artikel 4, derde lid, of artikel 9, derde lid, en de intrekking van iedere zodanige verklaring;e) ieder voorbehoud dat wordt gemaakt ingevolge de bepalingen van artikel 30 en de intrekking van ieder voorbehoud ingevolge de bepalingen van artikel 30, vierde lid;f) iedere kennisgeving ontvangen ingevolge de bepalingen van artikel 2, derde of vierde lid, artikel 3, derde lid, artikel 29 of artikel 31, eerste lid;g) iedere andere handeling, kennisgeving of mededeling betrekking hebbende op dit Verdrag.2. De Depositaris die een mededeling ontvangt of een kennisgeving doet ingevolge de bepalingen van het eerste lid, doet daarvan onmiddellijk mededeling aan de andere Depositaris. Ten blijke waarvan de ondergetekenden, daartoe behoorlijk gemachtigd, dit Verdrag hebben ondertekend.
Gedaan te Straatsburg, op 25 januari 1988, in de Engelse en de Franse taal, zijnde beide teksten gelijkelijk authentiek, in twee exemplaren, waarvan er één zal worden neergelegd in het archief van de Raad van Europa en het andere in het archief van de OESO. De Secretarissen-Generaal van de Raad van Europa en van de OESO doen een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift toekomen aan iedere lidstaat van de Raad van Europa en aan iedere lidstaat van de OESO. BIJLAGE A Belastingen waarop de Overeenkomst van toepassing is : BELGIE I.- Artikel 2, § 1, (a), (i) : de personenbelasting, de vennootschapsbelasting, de rechtspersonenbelasting, de belasting van niet-inwoners, roerende voorheffing, bedrijfsvoorheffing, Opcentiemen op de belasting van niet-inwoners.
II.- Artikel 2, § 1, (b), (i) : opcentiemen en aanvullende belastingen op de personenbelasting, Onroerende voorheffing en opcentiemen op die voorheffing.
III.- Artikel 2, § 1, (b), (iii) : Onder de rubriek A : Registratierechten op schenkingen onder levenden Onder de rubriek C : Belasting over de toegevoegde waarde Onder de rubriek D : Accijns Bijzondere Accijns Jaarlijkse taks op de verzekeringscontracten Jaarlijkse taks op de winstdeelnemingen IV.- Artikel 2, § 1, (b), (iv) : Onder de rubriek A : De rechten van successie en van overgang bij overlijden VOORBEHOUD DOOR BELGIE I.- Ad artikel 30, § 1, (a), van de Overeenkomst België behoudt zich het recht voor om geen enkele vorm van bijstand te verlenen voor belastigen van andere Partijen die horen in de volgende categorieën zoals vermeld in artikel 2, §1,(b) : - (ii) : verplichte premies of bijdragen voor de sociale zekerheid, te betalen aan de centrale overheid of aan publiekrechtelijke instellingen voor sociale zekerheid; - (iii), B : belastingen op onroerend goed; - (iii), E : belastingen op het gebruik of het bezit van motorrijtuigen; - (iii), F : belastingen op het gebruik of het bezit van roerende goederen andere dan motorrijtuigen; - (iii), G : alle andere belastingen; - (iv), B : belastingen op onroerend goed; - (iv), C : algemene belastingen op goederen en diensten, zoals belastingen over de toegevoegde waarde of omzetbelasting; - (iv), D : specifieke belastingen op goederen en diensten, zoals accijnzen; - (iv), E: belastingen op het gebruik of het bezit van motorrijtuigen; - (iv), F: belastingen op het gebruik of het bezit van roerende goederen andere dan motorrijtuigen; - (iv), G : alle andere belastingen.
II.- Ad artikel 30, § 1, (c), van de Overeenkomst België behoudt zich het recht voor geen bijstand te verlenen met betrekking tot belastingvorderingen : - die reeds bestaan op de dag dat de Overeenkomst voor België in werking treedt; - die het voorwerp uitmaken van een voorbehoud wegens België op basis van artikel 30,§1, (a), van de Overeenkomst en zouden bestaan op de dag dat België een dergelijk voorbehoud intrekt.
BIJLAGE B Bevoegde autoriteiten BELGIE De Minister van Financiën of zijn bevoegde vertegenwoordiger BIJLAGE C Voor de toepassing van de Overeenkomst betekent de uitdrukking "onderdaan" BELGIE Geen definitie.
Lijst met de Gebonden Staten Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld