gepubliceerd op 18 december 2009
Wet tot verhoging van de werknemerspensioenen
FEDERALE OVERHEIDSDIENST BINNENLANDSE ZAKEN
24 JUNI 1969. - Wet tot verhoging van de werknemerspensioenen
Officieuze coördinatie in het Duits De hierna volgende tekst is de officieuze coördinatie in het Duits van de wet van 24 juni 1969 tot verhoging van de werknemerspensioenen (Belgisch Staatsblad van 5 juli 1969), zoals ze achtereenvolgens werd gewijzigd bij : -de wet van 27 juli 1971 tot wijziging van sommige bepalingen inzake pensioenen voor arbeiders, bedienden, mijnwerkers, zeelieden varend onder Belgische vlag, werknemers, inzake gewaarborgd inkomen voor bejaarden en inzake aanvullende tegemoetkoming voor minder-validen (Belgisch Staatsblad van 11 augustus 1971); - de wet van 3 maart 1972 tot verhoging van de werknemerspensioenen (Belgisch Staatsblad van 4 maart 1972); - de wet van 28 maart 1973 tot verhoging van de werknemerspensioenen en tot invoering van een mechanisme waardoor het bedrag van de pensioenen wordt aangepast aan de evolutie van het algemeen welzijn (Belgisch Staatsblad van 30 maart 1973).
Deze officieuze coördinatie in het Duits is opgemaakt door de Centrale dienst voor Duitse vertaling in Malmedy.
MINISTERIUM DER SOZIALFÜRSORGE 24. JUNI 1969 - Gesetz zur Erhöhung der Pensionen für Lohnempfänger Artikel 1 - § 1 - [Ab dem 1.Juli 1971 werden folgende Beträge um 14,66 Prozent erhöht: 1. Beträge der Ruhestands- und Hinterbliebenenpensionen, die aufgrund des Königlichen Erlasses Nr.50 vom 24. Oktober 1967 über die Ruhestands- und Hinterbliebenenpension für Lohnempfänger gewährt werden, 2. Grenzbeträge, die in diesem Erlass vorgesehen sind, 3.Beträge der Ruhestands-, Hinterbliebenen- und Witwenpensionen, die zu Lasten der Pensionsregelung für Lohnempfänger ausgezahlt werden und deren Einsetzungsdatum vor dem 1. Januar 1968 liegt, mit Ausnahme der in folgendem Absatz erwähnten Pensionsbeträge, 4. Grenzbeträge, die an Pensionsbeträge gebunden sind und in Pensionsregelungen für Arbeiter, Angestellte, Bergarbeiter und Seeleute der Handelsmarine vorgesehen sind, mit Ausnahme der Grenzbeträge, die sich auf die in folgendem Absatz erwähnten Pensionsbeträge beziehen.] [Für die Hinterbliebenenpension zu Lasten der Pensionsregelung für Arbeiter, Angestellte beziehungsweise Seeleute der Handelsmarine beziehungsweise für die Witwenpension zu Lasten der Pensionsregelung für Bergarbeiter, die einer Witwe, die für denselben Ehemann ebenfalls Anspruch auf eine Hinterbliebenenpension oder einen anderen als Hinterbliebenenpension geltenden Vorteil zu Lasten einer anderen Regelung hat, wird der Betrag der am 31. Dezember 1969 auszuzahlenden Pension ab dem 1. Juli 1971 um 14,66 Prozent erhöht, ohne dass die infolge der Anwendung des vorliegenden Gesetzes am 1. Juli 1969 erfolgte Erhöhung berücksichtigt wird.] [Ab dem 1. Januar 1972 wird der in vorliegendem Paragraphen erwähnte Erhöhungsprozentsatz von 14,66 Prozent auf 20,393 Prozent erhöht.] [Am 1. Januar 1973 werden die in Anwendung des vorhergehenden Absatzes erhöhten Beträge um 7,96 Prozent erhöht. In Abweichung von Artikel 2 wendet die Nationale Ruhestands- und Hinterbliebenenpensionskasse diese Erhöhung von Amts wegen an.
Die Bestimmungen des vorliegenden Paragraphen finden keine Anwendung auf Pensionen, die frühestens am 1. Januar 1973 zum ersten Mal einsetzen.] § 2 - Die aufgrund der früheren Gesetzes- und Verordnungsbestimmungen erworbenen Vorteile, die beibehalten wurden und zu Lasten des Landesamtes für Pensionen zugunsten von Lohnempfängern aus der Nationalen Ruhestands- und Hinterbliebenenpensionskasse ausgezahlt werden, werden unter denselben wie den in § 1 vorgesehenen Bedingungen und in demselben wie dem in § 1 vorgesehenen Verhältnis erhöht. [Art. 1 § 1 Abs. 1 ersetzt durch Art. 13 des G. vom 27. Juli 1971(B.S. vom 11. August 1971); Abs. 2 eingefügt durch Art. 13 des G. vom 27.
Juli 1971(B.S. vom 11. August 1971); Abs. 3 eingefügt durch Art. 1 des G. vom 3. März 1972 (B.S. vom 4. März 1972); Abs. 4 eingefügt durch Art. 1 des G. vom 28. März 1973 (B.S. vom 30. März 1973] Art. 2 - [Das Landesamt für Pensionen zugunsten von Lohnempfängern wendet die in Artikel 1 erwähnten Erhöhungen von Amts wegen auf die Beträge der Vorteile an, über die es nach dem 31. August 1971 beschliesst. Die Nationale Ruhestands- und Hinterbliebenenpensionskasse wendet diese Erhöhungen von Amts wegen in allen anderen Fällen an.] [Art. 2 ersetzt durch Art. 14 des G. vom 27. Juli 1971 (B.S. vom 11.
August 1971] Art. 3 - 7 - [Abänderungsbestimmungen] Art. 8 - [Aufhebungsbestimmungen] Art. 9 - Vorliegendes Gesetz tritt am 1. Juli 1969 in Kraft.