Etaamb.openjustice.be
Wet van 23 juni 2008
gepubliceerd op 30 maart 2011

Wet houdende instemming met het Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed , gedaan te Valletta op 16 januari 1992 (1) (2)

bron
federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking
numac
2008015121
pub.
30/03/2011
prom.
23/06/2008
ELI
eli/wet/2008/06/23/2008015121/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)Kamer (parl. doc.)Senaat (fiche)
Document Qrcode

23 JUNI 2008. - Wet houdende instemming met het Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed (herzien), gedaan te Valletta op 16 januari 1992 (1) (2)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

Art. 2.Het Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed (herzien), gedaan te Valletta op 16 januari 1992, zal volkomen gevolg hebben.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 23 juni 2008.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Buitenlandse Zaken, K. DE GUCHT De Minister van K.M.O.'s, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid, Mevr. S. LARUELLE Gezien en met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, J. VANDEURZEN _______ Nota's (1) Zitting 2007-2008. Senaat Documenten. - Ontwerp van wet ingediend op 30 januari 2008, nr. 4-540/1. Verslag, nr. 4-540/2.

Parlementaire Handelingen. - Bespreking, vergadering van 13 maart 2008. - Stemming, vergadering van 13 maart 2008. Kamer van volksvertegenwoordigers Documenten. - Ontwerp overgezonden door de Senaat, nr. 52-986/1. - Tekst aangenomen in plenaire vergadering en aan de Koning ter bekrachtiging voorgelegd, nr. 59-986/2.

Parlementaire Handelingen. - Bespreking, vergadering van 15 mei 2008. - Stemming, vergadering van 15 mei 2008. (2) Zie het decreet van de Vlaamse Gemeenschap/het Vlaamse Gewest van 11 juni 2010 (Belgisch Staatsblad van 19 juli 2010), het decreet van de Franse Gemeenschap van 17 december 2003 (Belgisch Staatsblad van 21 januari 2004 - Ed.2), het decreet van de Duitstalige Gemeenschap van 28 januari 2008 (Belgisch Staatsblad van 22 februari 2008 - Ed. 4), het decreet van het Waalse Gewest van 10 april 2003 (Belgisch Staatsblad van 4 maart 2004 en van 5 maart 2004) en de ordonnantie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 20 mei 1994 (Belgisch Staatsblad van 3 oktober 2002 - Ed. 2).

Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed (herzien) Preambule De lidstaten van de Raad van Europa en de andere staten die partij zijn bij het Europees Cultureel Verdrag en die dit Verdrag hebben ondertekend, Overwegende dat het doel van de Raad van Europa het tot stand brengen van een grotere eenheid tussen zijn leden is, ten einde met name de idealen en beginselen die hun gemeenschappelijk erfgoed zijn, te beschermen en te verwezenlijken;

Gelet op het Europees Cultureel Verdrag, ondertekend in Parijs op 19 december 1954, in het bijzonder de artikelen 1 en 5 daarvan;

Gelet op het Verdrag inzake het behoud van het architectonische erfgoed van Europa, ondertekend in Granada op 3 oktober 1985;

Gelet op het Europees Verdrag inzake delicten met betrekking tot cultuurgoederen, ondertekend in Delphi op 23 juni 1985;

Gelet op de aanbevelingen van de Parlementaire Vergadering met betrekking tot de archeologie, in het bijzonder Aanbevelingen 848 (1978), 921 (1981) en 1072 (1988);

Gelet op Aanbeveling nr. R (89) 5 inzake de bescherming en het beter tot zijn recht doen komen van het archeologische erfgoed in het kader van de stedenbouw en de landinrichting;

Eraan herinnerend dat het archeologische erfgoed van wezenlijk belang is voor de kennis van de geschiedenis van de mensheid;

Erkennend dat het Europese archeologische erfgoed, dat getuigt van de oude geschiedenis, ernstig met aantasting wordt bedreigd door het toenemende aantal grote ruimtelijkeordeningsprojecten, risico's van natuurlijke aard, clandestiene of onwetenschappelijke opgravingen en onvoldoende besef onder het publiek;

Bevestigend dat het van belang is, daar waar deze nog niet bestaan, passende bestuurlijke en wetenschappelijke toezichtprocedures in te stellen, en dat de noodzaak het archeologische erfgoed te beschermen tot uitdrukking behoort te komen in het beleid inzake stedenbouw en landinrichting en culturele ontwikkeling;

Onderstrepend dat de verantwoordelijkheid voor de bescherming van het archeologische erfgoed niet alleen dient te berusten bij de rechtstreeks betrokken staat, maar bij alle landen in Europa, met het oog op het beperken van het risico van aantasting en het bevorderen van het behoud, door het stimuleren van uitwisseling van deskundigen en ervaring;

Vaststellend de noodzaak de beginselen vervat in het Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologische erfgoed, ondertekend in Londen op 6 mei 1969 aan te vullen in verband met de evolutie van het ruimtelijkeordeningsbeleid in de landen in Europa, Zijn als volgt overeengekomen : Omschrijving van het archeologische erfgoed Artikel 1 1. Dit (herziene) Verdrag heeft tot doel het archeologische erfgoed te beschermen als bron van het Europese gemeenschappelijke geheugen en als middel voor geschiedkundige en wetenschappelijke studie.2. Hiertoe worden als bestanddelen van het archeologische erfgoed beschouwd alle overblijfselen, voorwerpen en andere sporen van de mens uit het verleden : i.waarvan het behoud en de bestudering bijdragen tot het reconstrueren van de bestaansgeschiedenis van de mensheid en haar relatie tot de natuurlijke omgeving; ii. ten aanzien waarvan opgravingen of ontdekkingen en andere methoden van onderzoek betreffende de mensheid en haar omgeving de voornaamste bronnen van informatie zijn; iii. die zijn gelegen in een gebied vallende onder de rechtsmacht van de Partijen. 3. Tot het archeologische erfgoed behoren bouwwerken, gebouwen, complexen, aangelegde terreinen, roerende zaken, monumenten van andere aard, alsmede hun context, ongeacht of zij op het land of onder water zijn gelegen. Aanduiding van het erfgoed en beschermingsmaatregelen Artikel 2 Iedere Partij verplicht zich ertoe, op een wijze die eigen is aan de betrokken staat, een rechtsstelsel in te stellen voor de bescherming van het archeologische erfgoed dat voorziet in : i. het bijhouden van een inventarislijst van haar culturele erfgoed en de aanwijzing van beschermde monumenten en gebieden; ii. de vorming van archeologische reservaten, zelfs op plaatsen waar geen zichtbare overblijfselen zijn op de grond of onder water, ter wille van het behoud van tastbaar bewijs voor bestudering door toekomstige generaties; iii. de verplichting voor de vinder om de toevallige ontdekking van bestanddelen van het archeologische erfgoed te melden aan de bevoegde autoriteiten en deze ter beschikking te stellen voor onderzoek.

Artikel 3 Met het oog op het behoud van het archeologische erfgoed en het waarborgen van de wetenschappelijke betekenis van het archeologische onderzoek, verplicht iedere Partij zich ertoe : i. procedures toe te passen voor de verlening van vergunningen voor en het toezicht op opgravingen en andere archeologische activiteiten, ten einde : a.het illegaal opgraven of verwijderen van bestanddelen van het archeologische erfgoed te voorkomen; b. te waarborgen dat archeologische opgravingen en onderzoeken op wetenschappelijke wijze worden verricht, met dien verstande dat : - zoveel mogelijk non-destructieve onderzoeksmethodes worden toegepast; - bestanddelen van het archeologische erfgoed gedurende of na de opgravingen niet blootgelegd en onafgeschermd blijven liggen zonder dat deugdelijke voorzieningen zijn getroffen voor het behoud, de conservering of het beheer daarvan; ii. te waarborgen dat opgravingen en andere mogelijk tot vernietiging leidende technieken uitsluitend worden uitgevoerd door bekwame en speciaal daartoe bevoegde personen; iii. het gebruik van metaaldetectors en andere detectieapparatuur of werkwijzen voor archeologisch onderzoek te onderwerpen aan speciale voorafgaande machtiging wanneer het nationale recht van de staat daarin voorziet.

Artikel 4 Iedere Partij verplicht zich ertoe maatregelen toe te passen voor de fysieke bescherming van het archeologische erfgoed door, naar gelang de omstandigheden, zorg te dragen voor : i. de verwerving of de bescherming door middel van andere passende middelen, door de overheid van gebieden bestemd om archeologische reservaten te vormen; ii. de conservering en instandhouding van het archeologische erfgoed, bij voorkeur in situ; iii. de inrichting van passende bewaarplaatsen voor archeologische overblijfselen die van de oorspronkelijke vindplaats zijn verwijderd.

Geïntegreerd behoud van het archeologische erfgoed Artikel 5 Iedere Partij verplicht zich ertoe : i. te streven naar afstemming en overeenstemming tussen de onderscheiden behoeften van de archeologie en de ruimtelijke ordening door erop toe te zien dat archeologen worden betrokken bij : a.het planningsbeleid, ten einde te komen tot evenwichtige strategieën voor de bescherming, het behoud en het beter tot hun recht doen komen van plaatsen van archeologisch belang; b. de verschillende fasen van ontwikkelingsprojecten; ii. te waarborgen dat archeologen, stedenbouwkundige en planologen stelselmatig met elkaar overleggen ten einde te komen tot : a. wijziging van ontwikkelingsplannen die het archeologische erfgoed zouden kunnen aantasten;b. toewijzing van voldoende tijd en middelen om passend wetenschappelijk onderzoek van de vindplaatsen te verrichten om de resultaten daarvan te publiceren; iii. te waarborgen dat milieueffectrapportages en de daaruit voortvloeiende beslissingen ten volle rekening houden met archeologische vindplaatsen en hun context; iv. zorg te dragen, wanneer bestanddelen van het archeologische erfgoed zijn gevonden gedurende bouwwerkzaamheden, voor het behoud ervan, zo mogelijk in situ; v. te waarborgen dat de openstelling van archeologische vindplaatsen voor het publiek, met name de nodige voorzieningen voor het opvangen van grote aantallen bezoekers, het archeologische en wetenschappelijke karakter van die plaatsen en hun omgeving aantast. De financiering van archeologisch onderzoek en behoud Artikel 6 Iedere Partij verplicht zich ertoe : i. te zorgen voor financiële steun voor archeologisch onderzoek van nationale, regionale en plaatselijke overheden overeenkomstig hun onderscheiden bevoegdheden; ii. de materiële middelen voor archeologisch noodonderzoek te doen toenemen : a. door passende maatregelen te treffen om ervoor te zorgen dat bij grote particuliere of openbare ontwikkelingsprojecten de totale kosten van eventuele noodzakelijke daarmee verband houdende archeologische verrichtingen worden gedekt door gelden afkomstig uit de overheids- of de privé-sector, al naar gelang;b. door in de begroting voor deze projecten een post op te nemen - op dezelfde wijze als voor onderzoeken naar de effecten, noodzakelijk uit zorg voor het milieu en de ruimtelijke ordening - voor voorafgaande archeologische studies en onderzoeken, voor beknopte wetenschappelijke verslagen, alsmede voor de volledige publicatie en registratie van de bevindingen. Verzameling en verspreiding van wetenschappelijke informatie Artikel 7 Ter vergemakkelijking van de bestudering van, en de verspreiding van de kennis over, archeologische vondsten, verplicht iedere Partij zich ertoe : i. onderzoeken, inventarisaties en kaarten betreffende archeologische vindplaatsen in de onder haar rechtsmacht vallende gebieden tot stand te brengen of bij te werken; ii. alle praktische maatregelen te treffen gericht op de opstelling, na afloop van de archeologische verrichtingen, van een publiceerbaar beknopt wetenschappelijk verslag, voorafgaand aan de noodzakelijke volledige publicatie van de specialistische studies.

Artikel 8 Iedere Partij verplicht zich ertoe : i. de uitwisseling van bestanddelen van het archeologische erfgoed op nationale en internationale schaal te bevorderen voor vakwetenschappelijke doeleinden, daarbij passende maatregelen nemend om te waarborgen dat dit verkeer de culturele en wetenschappelijke waarde van die bestanddelen op generlei wijze aantast; ii. de uitwisseling van informatie betreffende lopende archeologische onderzoeken en opgravingen te stimuleren en bij te dragen tot het organiseren van internationale onderzoeksprogramma's.

Bewustmaking van het publiek Artikel 9 Iedere Partij verplicht zich ertoe : i. voorlichtingscampagnes te voeren om bij het publiek besef te kweken en te ontwikkelen van de waarde van het archeologische erfgoed voor het begrip van het verleden en de bedreigingen voor dit erfgoed; ii. de toegang van het publiek tot belangrijke bestanddelen van het archeologische erfgoed, met name vindplaatsen, te bevorderen en het tentoonstellen aan het publiek van geselecteerde archeologische voorwerpen te stimuleren.

Voorkoming van illegaal verkeer van bestanddelen van het archeologische erfgoed Artikel 10 Iedere Partij verplicht zich ertoe : i. te regelen dat de desbetreffende overheden en wetenschappelijke instellingen informatie uitwisselen over ontdekte illegale opgravingen; ii. de bevoegde instanties in de staat van oorsprong die Partij is bij het (herziene) Verdrag, in kennis te stellen van elk verdacht aanbod dat vermoedelijk afkomstig is uit illegale opgravingen of verduistering bij officiële opgravingen, en daarbij alle noodzakelijke bijzonderheden te verstrekken; iii. de noodzakelijke stappen te ondernemen om te waarborgen dat musea en soortgelijke instellingen waarvan het aankoopbeleid aan staatstoezicht is onderworpen, geen bestanddelen van het archeologische erfgoed aankopen waarvan wordt vermoed dat deze afkomstig zijn uit ongecontroleerde vondsten, illegale opgravingen of verduistering bij officiële opgravingen; iv. ten aanzien van musea en soortgelijke instellingen op het grondgebied van een Partij waarvan het aankoopbeleid niet aan staatstoezicht is onderworpen : a. de tekst van dit (herziene) Verdrag aan hen te doen toekomen;b. alles in het werk te stellen om te waarborgen dat genoemde musea en instellingen de in het derde lid hierboven verwoorde beginselen eerbiedigen;v. de overdracht van bestanddelen van het archeologische erfgoed afkomstig uit ongecontroleerde vondsten, illegale opgravingen of verduistering bij officiële opgravingen zoveel mogelijk te beperken door middel van voorlichting, informatie, waakzaamheid en samenwerking. Artikel 11 Geen enkele bepaling van dit (herziene) Verdrag doet afbreuk aan bestaande of toekomstige bilaterale of multilaterale verdragen tussen Partijen inzake illegaal verkeer van bestanddelen van het archeologische erfgoed of teruggave daarvan aan de rechtmatige eigenaar.

Wederzijdse technische en wetenschappelijke bijstand Artikel 12 De Partijen verplichten zich ertoe : i. wederzijdse technische en wetenschappelijke bijstand te verlenen door middel van uitwisseling van ervaringen en deskundigen op gebieden die verband houden met het archeologische erfgoed; ii. overeenkomstig de desbetreffende nationale wetgeving of internationale overeenkomsten waardoor zij zijn gebonden, de uitwisseling te stimuleren van specialisten op het gebied van het behoud van het archeologische erfgoed, met inbegrip van specialisten op het gebied van de nascholing.

Toetsing van de toepassing van dit (herziene) Verdrag Artikel 13 Ten behoeve van dit (herziene) Verdrag wordt een commissie van deskundigen ingesteld door het Comité van Ministers van de Raad van Europa ingevolge artikel 17 van het Statuut van de Raad van Europa, belast met toetsing van de toepassing van dit (herziene) Verdrag. Zij doet in het bijzonder : i. regelmatig verslag aan het Comité van Ministers van de Raad van Europa over de stand van zaken met betrekking tot het beleid inzake de bescherming van het archeologische erfgoed van de staten die Partij zijn bij dit (herziene) Verdrag en met betrekking tot de toepassing van de in dit (herziene) Verdrag neergelegde beginselen; ii. voorstellen van maatregelen aan het Comité van Ministers van de Raad van Europa, gericht op de uitvoering van de bepalingen van dit (herziene) Verdrag, waaronder multilaterale activiteiten, herziening of wijziging van dit (herziene) Verdrag en voorlichting aan het publiek over het doel van dit (herziene) Verdrag; iii. aanbevelingen aan het Comité van Ministers van de Raad van Europa betreffende uitnodigingen aan staten die geen lid zijn van de Raad van Europa, om tot dit (herziene) Verdrag toe te treden.

Slotbepalingen Artikel 14 1. Dit (herziene) Verdrag staat open voor ondertekening door de lidstaten van de Raad van Europa en de andere staten die Partij zijn bij het Europees Cultureel Verdrag. Het dient te worden bekrachtigd, aanvaard of goedgekeurd. De akten van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring worden neergelegd bij de secretaris-generaal van de Raad van Europa. 2. Geen enkele staat die Partij is bij het Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologische erfgoed, ondertekend in Londen op 6 mei 1969, kan zijn akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring neerleggen indien die staat niet eerst genoemd Verdrag heeft opgezegd of dit tegelijkertijd opzegt.3. Dit (herziene) Verdrag treedt in werking zes maanden na de datum waarop vier staten, waaronder ten minste drie lidstaten van de Raad van Europa, hun instemming door dit (herziene) Verdrag te worden gebonden, tot uitdrukking hebben gebracht in overeenstemming met de bepalingen van de voorgaande leden.4. Wanneer ingevolge de twee voorgaande leden de opzegging van het Verdrag van 6 mei 1969 niet tegelijkertijd van kracht wordt met de inwerkingtreding van dit (herziene) Verdrag, kan een Verdragsluitende staat bij de neerlegging van zijn akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring verklaren dat hij het Verdrag van 6 mei 1969 zal blijven toepassen tot de inwerkingtreding van dit (herziene) Verdrag.5. Ten aanzien van een staat die dit (herziene) Verdrag heeft ondertekend en die zijn instemming hierdoor te worden gebonden later tot uitdrukking brengt, treedt het in werking zes maanden na de datum van neerlegging van de akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring. Artikel 15 1. Na de inwerkingtreding van dit (herziene) Verdrag kan het Comité van Ministers van de Raad van Europa iedere andere staat die geen lid is van de Raad van Europa, alsmede de Europese Economische Gemeenschap, uitnodigen tot dit (herziene) Verdrag toe te treden, zulks bij een besluit genomen met de meerderheid voorzien in artikel 20, letter d, van het statuut van de Raad van Europa en met algemene stemmen van de vertegenwoordigers van de Verdragsluitende staten die het recht hebben in het Comité van Ministers zitting te hebben.2. Ten aanzien van een toetredende staat of de Europese Economische Gemeenschap mocht deze toetreden, treedt dit (herziene) Verdrag in werking zes maanden na de datum van neerlegging van de akte van toetreding bij de secretaris-generaal van de Raad van Europa. Artikel 16 1. Iedere staat kan op het tijdstip van ondertekening of bij de neerlegging van zijn akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding het gebied of de gebieden aangeven waarop dit (herziene) Verdrag van toepassing zal zijn.2. Iedere staat kan te allen tijde daarna, door middel van een verklaring gericht aan de secretaris-generaal van de Raad van Europa, de toepassing van dit (herziene) Verdrag uitbreiden tot een ander in die verklaring genoemd gebied.Ten aanzien van dat gebied treedt het (herziene) Verdrag in werking zes maanden na de datum van ontvangst van die verklaring door de secretaris-generaal. 3. Een krachtens de twee voorgaande leden afgelegde verklaring kan, ten aanzien van een in die verklaring genoemd gebied, worden ingetrokken door middel van een kennisgeving gericht aan de secretaris-generaal.De intrekking wordt van kracht zes maanden na de datum van ontvangst van de kennisgeving door de secretaris-generaal.

Artikel 17 1. Een Partij kan dit (herziene) Verdrag te allen tijde opzeggen door middel van een kennisgeving gericht aan de secretaris-generaal van de Raad van Europa.2. De opzegging wordt van kracht zes maanden na de datum van ontvangst van de kennisgeving door de secretaris-generaal. Artikel 18 De secretaris-generaal van de Raad van Europa stelt de lidstaten van de Raad van Europa, de andere staten die Partij zijn bij het Europees Cultureel Verdrag en iedere staat of de Europese Economische Gemeenschap, die tot dit (herziene) Verdrag is toegetreden of is uitgenodigd daartoe toe te treden in kennis van : i. iedere ondertekening; ii. de neerlegging van iedere akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding; iii. iedere datum van inwerkingtreding van dit (herziene) Verdrag, overeenkomstig de artikelen 14, 15 en 16; iv. iedere andere handeling, kennisgeving of mededeling die betrekking heeft op dit (herziene) Verdrag.

Ten blijke waarvan de ondergetekenden, daartoe naar behoren gemachtigd, dit (herziene) Verdrag hebben ondertekend.

Gedaan te Valletta op 16 januari 1992 in de Engelse en de Franse taal, zijnde beide teksten gelijkelijk authentiek, in één exemplaar, dat zal worden neergelegd in het archief van de Raad van Europa. De secretaris-generaal van de Raad van Europa doet voor eensluidend gewaarmerkte afschriften toekomen aan alle lidstaten van de Raad van Europa, de andere staten die Partij zijn bij het Europees Cultureel Verdrag, en aan iedere staat die geen lid is, dan wel de Europese Economische Gemeenschap, die is uitgenodigd tot dit (herziene) Verdrag toe te treden.

Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed (herzien), gedaan te Valletta op 16 januari 1992

Staten/Organisatie

Datum authentificatie

Type instemming

Datum instemming

Datum interne inwerkingtreding

ALBANIE

06/02/2008

Bekrachtiging

19/02/2008

20/08/2008

ANDORRA

10/03/1998

Bekrachtiging

26/06/1998

27/12/1998

ARMENIE

26/05/2000

Bekrachtiging

17/12/2004

18/06/2005

AZERBEIDZJAN

Toetreding

28/03/2000

29/09/2000

België

30/01/2002

Bekrachtiging

08/10/2010

09/04/2011

BOSNI" EN HERZEGOVINA

15/10/2008

Beckarchtiging

14/12/2010

15/06/2011

BULGARIJE

16/01/1992

Bekrachtiging

02/06/1993

25/05/1995

CYPRUS

08/04/1998

Bekrachtiging

26/04/2000

27/10/2000

DENEMARKEN

16/01/1992

Bekrachtiging

16/11/2005

17/05/2006

DUITSLAND

16/01/1992

Bekrachtiging

22/01/2003

23/07/2003

ESTLAND

03/05/1996

Bekrachtiging

15/11/1996

16/05/1997

FINLAND

15/09/1994

Bekrachtiging

15/09/1994

25/05/1995

FRANKRIJK

16/01/1992

Bekrachtiging

10/07/1995

11/01/1996

GEORGIE

17/09/1999

Bekrachtiging

13/04/2000

14/10/2000

GRIEKENLAND

16/01/1992

Bekrachtiging

10/07/2006

11/01/2007

HEILIGE STOEL

09/02/1994

Bekrachtiging

07/05/1999

08/11/1999

HONGARIJE

16/01/1992

Bekrachtiging

09/02/1993

25/05/1995

IERLAND

16/01/1992

Bekrachtiging

18/03/1997

19/09/1997

ITALIE

16/01/1992

Onbepaald


KROATIE

02/10/2001

Bekrachtiging

06/08/2004

07/02/2005

LETLAND

28/02/2003

Bekrachtiging

29/07/2003

30/01/2004

LIECHTENSTEIN

02/05/1996

Bekrachtiging

01/07/1996

02/01/1997

LITOUWEN

26/01/1998

Bekrachtiging

07/12/1999

08/06/2000

LUXEMBURG

16/01/1992

Onbepaald


MACEDONIE (VOORMALIGE JOEGOSLAVISCHE REP.)

06/02/2006

Bekrachtiging

06/02/2006

07/08/2006

MALTA

16/01/1992

Bekrachtiging

24/11/1994

25/05/1995

MOLDAVI"

04/05/1998

Bekrachtiging

21/12/2001

22/06/2002

MONACO

21/10/1998

Bekrachtiging

21/10/1998

22/04/1999

NEDERLAND

16/01/1992

Bekrachtiging

11/06/2007

12/12/2007

NOORWEGEN

24/08/1995

Bekrachtiging

20/09/1995

21/03/1996

OEKRAINE

02/07/1998

Bekrachtiging

26/02/2004

27/08/2004

POLEN

16/01/1992

Bekrachtiging

30/01/1996

31/07/1996

PORTUGAL

16/01/1992

Bekrachtiging

05/08/1998

06/02/1999

ROEMENIE

22/07/1996

Bekrachtiging

20/11/1997

21/05/1998

RUSLAND

16/01/1992

Onbepaald


SAN MARINO

16/01/1992

Onbepaald


SERVI"

21/09/2007

Bekrachtiging

14/09/2009

15/03/2010

SLOVAKIJE

30/06/1993

Bekrachtiging

31/10/2000

01/05/2001

SLOVENIE

15/11/1996

Bekrachtiging

07/05/1999

08/11/1999

SPANJE

16/01/1992

Onbepaald


TSJECHISCHE REP.

17/12/1998

Bekrachtiging

22/03/2000

23/09/2000

TURKIJE

16/01/1992

Bekrachtiging

29/11/1999

30/05/2000

VERENIGD KONINKRIJK

16/01/1992

Bekrachtiging

19/09/2000

20/03/2001

ZWEDEN

16/01/1992

Bekrachtiging

11/10/1995

12/04/1996

ZWITSERLAND

16/01/1992

Bekrachtiging

27/03/1996

28/09/1996

^