Etaamb.openjustice.be
Wet van 21 september 2004
gepubliceerd op 03 februari 2022

Wet houdende instemming met het Verdrag nr. 130 betreffende de geneeskundige verzorging en de uitkeringen bij ziekte, en met de Bijlage, aangenomen te Genève op 25 juni 1969 (2) (3)

bron
federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking
numac
2004015194
pub.
03/02/2022
prom.
21/09/2004
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

21 SEPTEMBER 2004. - Wet houdende instemming met het Verdrag nr. 130 betreffende de geneeskundige verzorging en de uitkeringen bij ziekte, en met de Bijlage, aangenomen te Genève op 25 juni 1969 (1) (2) (3)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

Art. 2.Het Verdrag nr. 130 betreffende de geneeskundige verzorging en de uitkeringen bij ziekte, en de Bijlage, aangenomen te Genève op 25 juni 1969, zullen volkomen gevolg hebben.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 21 september 2004.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Buitenlandse Zaken, K. DE GUCHT De Minister van Sociale Zaken, R. DEMOTTE De Minister van Werk, F. VAN DEN BOSSCHE Gezien en met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, L. ONKELINX _______ Nota's (1) Zitting 2003-2004. Senaat : Documenten. - Ontwerp van wet ingediend op 23 maart 2004, nr. 3-582/1. - Verslag, nr. 3-582/2.

Parlementaire Handelingen. - Bespreking, vergadering van 27 mei 2004. - Stemming, vergadering van 27 mei 2004.

Kamer : Document. - Ontwerp overgezonden door de Senaat, nr. 51-1179/1. - Tekst aangenomen in plenaire vergadering en aan de Koning ter bekrachtiging voorgelegd, nr. 51-1179/2.

Parlementaire Handelingen. - Bespreking, vergadering van 24 juni 2004. - Stemming, vergadering van 24 juni 2004. (2) Zie Decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 4 juli 2008 (Belgisch Staatsblad van 29 augustus 2008 (Ed.2)), Decreet van de Franse Gemeenschap van 19 juli 2011 (Belgisch Staatsblad van 16 augustus 2011), Decreet van de Duitstalige Gemeenschap van 22 november 2010 (Belgisch Staatsblad van 10 december 2010 (Ed. 2)), Decreet van het Waalse Gewest van 1 december 2011 (Belgisch Staatsblad van 13 december 2011), Ordonnantie van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van 27 juli 2017 (Belgisch Staatsblad van 12 september 2017). (3) Lijst gebonden staten

Verdrag nr.130 betreffende de geneeskundige verzorging en de uitkeringen bij ziekte De Algemene Conferentie van de Internationale Arbeidsorganisatie, Door de Raad van Beheer van het Internationale Arbeidsbureau bijeengeroepen te Genève, en aldaar bijeengekomen op 4 juni 1969 in haar drieënvijftigste zitting;

Besloten hebbende tot het aanvaarden van bepaalde voorstellen betreffende de herziening van het Verdrag betreffende de ziekteverzekering van arbeiders in de industrie en de handel en van huispersoneel, 1927 en het Verdrag betreffende de ziekteverzekering van landarbeiders, 1927, welk onderwerp het vijfde punt vormt van de agenda der zitting;

Besloten hebbende, dat deze voorstellen de vorm zullen aannemen van een internationaal verdrag, neemt heden, de 25ste juni 1969, het volgende Verdrag aan, hetwelk kan worden aangehaald als « Verdrag betreffende geneeskundige verzorging en uitkeringen bij ziekte, 1969 » : DEEL I. - ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1 Voor de toepassing van dit Verdrag wordt verstaan onder : (a) « wetgeving » of « wettelijke regeling » : de wetten en regelingen, alsmede de statutaire bepalingen inzake sociale zekerheid;(b) « voorgeschreven » : vastgesteld bij of krachtens de nationale wetgeving;(c) « industriële onderneming » : alle ondernemingen in de volgende takken van economische bedrijvigheid : mijnbouw en ontginning van steengroeven;fabricage; constructie; elektriciteit, gas en water; vervoer, goederenopslag en communicatie; (d) « woonplaats » : de normale verblijfplaats op het grondgebied van het Lid en onder « ingezetene » : degene, die gewoonlijk op het grondgebied van het Lid verblijf houdt;(e) « ten laste » : de in de voorgeschreven gevallen veronderstelde toestand van afhankelijkheid;(f) « echtgenote » : een vrouw die ten laste van haar echtgenoot komt;(g) « kind » : (i) een kind, dat jonger is dan de hoogste van de volgende leeftijden : de leeftijd, waarop de leerplicht eindigt, of de leeftijd van 15 jaar.Een Lid dat echter een verklaring als bedoeld in artikel 2 heeft afgelegd, kan zolang deze verklaring van kracht is het verdrag toepassen alsof onder « kind » slechts verstaan wordt een kind dat jonger is dan de leeftijd waarop de leerplicht eindigt of dat jonger is dan 15 jaar; en (ii) een kind, dat onder de voorgeschreven voorwaarden een leeftijd, die hoger is dan de leeftijd vermeld in sub-alinea (i) nog niet heeft bereikt wanneer het wordt opgeleid voor een beroep, zijn studie voortzet, of lijdende is aan een chronische ziekte of een gebrek, waardoor het niet geschikt is tot het verrichten van welke beroepsarbeid dan ook, tenzij de definitie van « kind » in de nationale wetgeving ieder kind omvat, dat een leeftijd die aanzienlijk hoger is dan die vermeld in sub-alinea (i), nog niet heeft bereikt; (h) « gerechtigde volgens standaard » : een man met vrouw en twee kinderen;(i) « wachttijd » : een tijdvak van premiebetaling, arbeid of verblijf, of een combinatie van deze tijdvakken, al naar gelang is voorgeschreven;(j) « ziekte » : elke pathologische toestand, uit welke oorzaak ook;(k) « geneeskundige verzorging » : de geneeskundige zorg met alle daaraan verbonden diensten. Artikel 2 1. Een Lid dat op economisch en medisch gebied nog niet voldoende tot ontwikkeling is gekomen kan door een bij de akte van bekrachtiging gevoegde gemotiveerde verklaring zich het recht voorbehouden tot tijdelijke toepassing van de afwijkende bepalingen, voorzien in artikel 1, alinea (g), (i), artikel 11, artikel 14, artikel 20, en artikel 26, lid 2.2. Elk Lid dat een verklaring heeft afgelegd overeenkomstig het voorgaande lid, moet in de verslagen over de toepassing van dit Verdrag, die het ingevolge artikel 22 van het statuut van de Internationale Arbeidsorganisatie moet uitbrengen, ten aanzien van elk der afwijkende bepalingen die het toepast, vermelden : (a) dat de redenen voor de toepassing nog steeds bestaan;of (b) dat het met ingang van een bepaalde datum afziet van zijn recht tot toepassing van de betrokken afwijkende bepaling.3. Elk Lid dat een verklaring heeft afgelegd overeenkomstig het eerste lid van dit artikel, moet al naar gelang het onderwerp van zijn verklaring, wanneer de omstandigheden dit toelaten : (a) het aantal beschermde personen verhogen;(b) de mate waarop geneeskundige verzorging verleend wordt, uitbreiden;(c) de duur van het verlenen van uitkeringen bij ziekte verlengen. Artikel 3 1. Elk Lid wiens wetgeving werknemers beschermt, kan door een bij de akte van bekrachtiging gevoegde verklaring tijdelijk van de toepassing van dit Verdrag uitzonderen de werknemers in de agrarische sector, die ten tijde van bedoelde bekrachtiging nog niet door een wettelijke regeling overeenkomstig de normen van dit Verdrag beschermd zijn.2. Elk Lid dat een verklaring heeft afgelegd overeenkomstig het eerste lid van dit artikel moet in de verslagen over de toepassing van dit Verdrag, die ingevolge artikel 22 van het statuut van de Internationale Arbeidsorganisatie moeten worden uitgebracht, aangeven in welke mate uitvoering is gegeven of welke uitvoering men zich voorstelt te geven aan de bepalingen van het verdrag met betrekking tot de werknemers in de agrarische sector, alsmede elke vooruitgang welke geboekt is met het oog op de toepassing van het Verdrag op zodanige werknemers, of, als er geen verandering te melden is, een verklaring daarvan verstrekken.3. Elk Lid dat een verklaring heeft afgelegd overeenkomstig het eerste lid van dit artikel moet, naar mate de omstandigheden dit toelaten, het aantal beschermde werknemers in de agrarische sector verhogen. Artikel 4 1. Elk Lid dat dit Verdrag bekrachtigt, kan door een bij de akte van bekrachtiging gevoegde verklaring van de toepassing van het Verdrag uitsluiten : (a) zeevarenden, met inbegrip van zeevissers;en (b) overheidsdienaren, wanneer deze categorieën beschermd worden door bijzondere regelingen, die, over het geheel genomen, voorzien in uitkeringen en verstrekkingen welke ten minste gelijkwaardig zijn aan de uitkeringen en verstrekkingen, die door dit Verdrag worden voorgeschreven.2. Wanneer een ingevolge het vorige lid afgelegde verklaring van kracht is, kan het Lid : (a) de personen, die in deze verklaring zijn bedoeld uitzonderen van het aantal personen, dat in aanmerking moet worden genomen voor de berekening van de percentages bedoeld in artikel 5, alinea (c); artikel 10, alinea (b); artikel 11; artikel 19, alinea (b) en artikel 20; (b) deze zelfde personen, alsmede hun echtgenoten en kinderen uitzonderen van het aantal personen, dat in aanmerking moet worden genomen voor de berekening van het percentage bedoeld in artikel 10, alinea (c).3. Elk Lid dat een verklaring ingevolge lid 1 van dit artikel heeft afgelegd, kan later de Directeur-Generaal van het Internationale Arbeidsbureau ervan in kennis stellen, dat het de verplichtingen van dit Verdrag aanvaardt met betrekking tot de categorie of categorieën personen die het bij zijn bekrachtiging heeft uitgesloten. Artikel 5 Elk Lid wiens wetgeving werknemers beschermt, kan indien nodig, van de toepassing van dit Verdrag uitzonderen : (a) personen, die gelegenheidswerk verrichten;(b) inwonende gezinsleden van de werkgever voor zover zij voor hem werken;(c) andere categorieën werknemers, waarvan het aantal niet meer mag bedragen dan 10 % van het totaal der werknemers, ongerekend zij die door toepassing van de alinea's (a) en (b) van dit artikel zijn uitgezonderd. Artikel 6 Voor de toepassing van dit Verdrag mag een Lid rekening houden met de bescherming, voortvloeiende uit een verzekering die op de datum van de bekrachtiging krachtens zijn wetgeving niet verplicht is voor de beschermde personen, wanneer deze verzekering : (a) onder toezicht staat van de overheid of volgens voorgeschreven regels door werkgevers en werknemers gezamenlijk wordt beheerd;(b) een belangrijk aantal personen omvat wier inkomen niet hoger is dan dat van de geschoolde mannelijke arbeider, nader omschreven in artikel 22, lid 6;(c) voldoet aan de bepalingen van het Verdrag, indien nodig te zamen met andere vormen van bescherming. Artikel 7 De verzekerde eventualiteiten moeten omvatten : (a) de noodzaak tot geneeskundige verzorging van genezende aard en, onder bepaalde voorwaarden, de noodzaak tot geneeskundige verzorging van de preventieve aard;(b) arbeidsongeschiktheid als gevolg van een ziekte welke derving van inkomsten met zich medebrengt zoals die door de nationale wettelijke regeling wordt bepaald. DEEL II. - GENEESKUNDIGE VERZORGING Artikel 8 Elk Lid moet met betrekking tot de in alinea (a) van artikel 7 bedoelde eventualiteit overeenkomstig de voorgeschreven bepalingen aan de beschermde personen geneeskundige verzorging van genezende of preventieve aard waarborgen.

Artikel 9 De geneeskundige verzorging, als bedoeld in artikel 8, moet verleend worden om de gezondheid van de beschermde persoon, alsmede zijn arbeidsgeschiktheid in stand te houden, te herstellen of te verbeteren en om in zijn persoonlijke behoeften te voorzien.

Artikel 10 Met betrekking tot de in alinea (a) van artikel 7 bedoelde eventualiteit moeten tot de beschermde personen worden gerekend : (a) alle loontrekkenden met inbegrip van de leerlingen, alsmede hun echtgenoten en hun kinderen;of (b) voorgeschreven groepen van het economisch actieve deel der bevolking welke ten minste 75 % uitmaken van het gehele economisch actieve deel der bevolking, alsmede de echtgenoten en de kinderen van de tot de bedoelde groepen behorende personen;of (c) voorgeschreven groepen ingezetenen, welke ten minste 75 % uitmaken van alle ingezetenen. Artikel 11 Wanneer een krachtens artikel 2 afgelegde verklaring van kracht is, moeten met betrekking tot de in alinea (a) van artikel 7 bedoelde eventualiteit tot de beschermde personen worden gerekend : (a) voorgeschreven groepen van loontrekkenden, welke ten minste 25 % uitmaken van het totale aantal loontrekkenden, alsmede de vrouwen en kinderen van de tot de bedoelde groepen behorende loontrekkenden;of (b) voorgeschreven groepen van loontrekkenden in industriële ondernemingen, welke ten minste 50 % uitmaken van het totale aantal loontrekkenden, werkzaam in industriële ondernemingen, alsmede de echtgenoten en de kinderen van de tot de bedoelde groepen behorende loontrekkenden. Artikel 12 Personen die een sociale zekerheidsuitkering ontvangen wegens invaliditeit, ouderdom, overlijden van de kostwinner, of werkloosheid en in voorkomend geval, de echtgenoten en de kinderen van deze personen, moeten onder de voorgeschreven voorwaarden, met betrekking tot de in alinea (a) van artikel 7 bedoelde eventualiteit tot de beschermde personen blijven behoren.

Artikel 13 De geneeskundige verzorging, bedoeld in artikel 8, moet ten minste omvatten : (a) de hulp van huisartsen, met inbegrip van huisbezoeken;(b) de hulp van specialisten verleend in ziekenhuizen aan patiënten, die opgenomen zijn en aan patiënten die niet opgenomen zijn en specialistische hulp die buiten ziekenhuizen kan worden verleend;(c) de verstrekking van noodzakelijke geneesmiddelen op voorschrift van een geneeskundige of een andere daartoe bevoegde persoon;(d) opneming in een ziekenhuis, wanneer zulks nodig is;(e) tandheelkundige zorg als voorgeschreven;(f) geneeskundige revalidatie, waaronder begrepen de verstrekking, het onderhoud en de vervanging van prothesen en orthopedische middelen, als voorgeschreven. Artikel 14 Wanneer een krachtens artikel 2 afgelegde verklaring van kracht is, moet de in artikel 8 bedoelde geneeskundige verzorging ten minste omvatten : (a) de hulp van huisartsen, zo mogelijk met inbegrip van huisbezoeken;(b) de hulp van specialisten, verleend in ziekenhuizen aan patiënten die opgenomen zijn en aan patiënten die niet opgenomen zijn en zo mogelijk specialistische hulp, die buiten ziekenhuizen kan worden verleend;(c) de verstrekking van noodzakelijke geneesmiddelen op voorschrift van een geneeskundige of een andere daartoe bevoegde persoon;en (d) opneming in een ziekenhuis, wanneer zulks nodig is. Artikel 15 Wanneer de wetgeving van een Lid het recht op geneeskundige verzorging, als bedoeld in artikel 8, afhankelijk stelt van de vervulling van een wachttijd door de beschermde persoon of door zijn kostwinner, moeten de bepalingen betreffende die wachttijd zodanig zijn, dat personen die gewoonlijk tot de groepen van beschermde personen behoren, het recht op verstrekkingen niet wordt ontzegd.

Artikel 16 1. De in artikel 8 bedoelde geneeskundige verzorging moet worden verleend tijdens de gehele duur van de eventualiteit.2. Wanneer een rechthebbende niet meer tot een van de groepen van beschermde personen behoort, kan een verdere aanspraak op geneeskundige verzorging voor een ziektegeval dat aangevangen is toen hij nog tot de bedoelde groep behoorde, beperkt worden tot een voorgeschreven periode die niet korter mag zijn dan 26 weken met dien verstande dat de geneeskundige verzorging niet mag eindigen, zolang de rechthebbende nog ziekengeld ontvangt.3. Ongeacht het bepaalde in het vorige lid moet de duur van de geneeskundige verzorging voor ziekten, waarvan erkend wordt, dat ze een langdurige verzorging nodig maken, verlengd worden. Artikel 17 Wanneer de wetgeving van een Lid erin voorziet, dat de rechthebbende of zijn kostwinner bijdraagt in de kosten van de in artikel 8 bedoelde geneeskundige verzorging moet deze bijdrageregeling zo zijn vastgesteld, dat zij geen te zware last vormt en dat zij aan de doelmatigheid van de geneeskundige en sociale bescherming geen afbreuk doet.

DEEL III. - ZIEKENGELD Artikel 18 Elk Lid moet ten aanzien van de in alinea (b) van artikel 7 bedoelde eventualiteit aan de beschermde personen overeenkomstig de voorgeschreven bepalingen de toekenning van ziekengeld waarborgen.

Artikel 19 Ten aanzien van de in alinea (b) van artikel 7 bedoelde eventualiteit, moeten tot de beschermde personen worden gerekend : (a) alle loontrekkenden, met inbegrip van de leerlingen;of (b) voorgeschreven groepen van het economisch actieve deel der bevolking, welke ten minste 75 % uitmaken van de gehele economische actieve deel der bevolking;of (c) alle ingezetenen wier inkomsten tijdens de eventualiteit de grenzen, voorgeschreven overeenkomstig de bepalingen van artikel 24, niet overschrijden. Artikel 20 Wanneer een verklaring, afgelegd overeenkomstig artikel 2, van kracht is, moeten met betrekking tot de in alinea (b) van artikel 7 bedoelde eventualiteit tot de beschermde personen worden gerekend : (a) voorgeschreven groepen van loontrekkenden, welke ten minste 25 % uitmaken van het totale aantal loontrekkenden;of (b) voorgeschreven groepen van loontrekkenden in industriële ondernemingen, welke ten minste 50 % uitmaken van het totale aantal loontrekkenden, werkzaam in industriële ondernemingen. Artikel 21 Het ziekengeld, bedoeld in artikel 18, moet worden verleend in de vorm van een periodieke betaling, berekend : (a) overeenkomstig de bepalingen van artikel 22 of artikel 23 wanneer loontrekkenden of groepen van het economisch actieve deel der bevolking beschermd worden;(b) overeenkomstig de bepalingen van artikel 24, wanneer alle ingezetenen wier inkomsten tijdens de eventualiteit zekere voorgeschreven grenzen niet overschrijden, worden beschermd. Artikel 22 1. Ten aanzien van elke periodieke betaling waarop dit artikel van toepassing is moet het bedrag van de uitkering, vermeerderd met het bedrag van de tijdens de in alinea (b) van artikel 7 bedoelde eventualiteit verstrekte kinderbijslag zodanig zijn dat het voor de gerechtigde volgens standaard ten minste gelijk is aan 60 % van het totaal van de vroegere inkomsten uit arbeid van de gerechtigde en van het bedrag van de kinderbijslag verstrekt aan een beschermde persoon die dezelfde gezinslasten heeft als de gerechtigde volgens standaard.2. De vroegere inkomsten uit arbeid van de gerechtigde worden overeenkomstig voorgeschreven regelen berekend;wanneer de beschermde personen volgens hun inkomsten uit arbeid zijn ingedeeld in klassen, kunnen deze vroegere inkomsten berekend worden naar het basisinkomen van de klasse waartoe zij hebben behoord. 3. Het bedrag van de uitkering of het arbeidsinkomen, dat voor de berekening van de uitkering in aanmerking wordt genomen, kan aan een maximum worden gebonden, mits dit maximum zodanig wordt vastgesteld, dat aan de bepalingen van lid 1 van dit artikel voldaan wordt, wanneer het vroegere arbeidsinkomen van de gerechtigde gelijk is aan of minder bedraagt dan het loon van een geschoolde mannelijke arbeider.4. De vroegere inkomsten uit arbeid van de gerechtigde, het loon van de geschoolde mannelijke arbeider, de uitkeringen en de kinderbijslag moeten op dezelfde tijdsbasis berekend worden.5. Voor de andere gerechtigden moet de uitkering zodanig worden vastgesteld dat deze in een redelijke verhouding staat tot die van de gerechtigde volgens standaard.6. Voor de toepassing van dit artikel wordt als een geschoolde mannelijke arbeider aangemerkt : (a) een bankwerker of een draaier in de bedrijfstak machinebouw, met uitzondering van die van elektrische apparaten;of (b) een geschoolde arbeider volgens standaard, zoals omschreven in de bepalingen van het volgende lid;of (c) een persoon, wiens arbeidsinkomen gelijk is aan of meer bedraagt dan het arbeidsinkomen van 75 % van alle beschermde personen, waarbij dat arbeidsinkomen wordt bepaald over een tijdvak van een jaar of over een korter tijdvak, naar gelang is voorgeschreven;of (d) een persoon wiens arbeidsinkomen gelijk is aan 125 % van het gemiddelde arbeidsinkomen van alle beschermde personen.7. Voor de toepassing van alinea (b) van het voorgaande lid wordt de geschoolde arbeider volgens standaard gekozen uit de klasse met het grootste aantal tegen de in alinea (b) van artikel 7 bedoelde eventualiteit beschermde mannelijke personen in de bedrijfstak die zelf het grootste aantal van deze beschermde personen telt;daartoe wordt gebruik gemaakt van de internationale industriële standaardclassificatie van alle takken van economische bedrijvigheid, aangenomen door de Economische en Sociale Raad van de Verenigde Naties in zijn zevende zitting op 27 augustus 1943, en in haar in 1968 gewijzigde vorm als bijlage bij dit Verdrag gevoegd, met inachtneming van de wijzigingen welke daarin eventueel nog worden aangebracht. 8. Wanneer de uitkering van streek tot streek verschilt, kan voor elke streek een geschoolde mannelijke arbeider worden gekozen overeenkomstig de bepalingen van de leden 6 en 7 van dit artikel.9. Het loon van de geschoolde mannelijke arbeider, met inbegrip van eventuele duurtetoeslagen, wordt vastgesteld op basis van het loon voor een normaal aantal arbeidsuren, vastgesteld hetzij bij collectieve arbeidsovereenkomst, hetzij eventueel bij of krachtens de nationale wetgeving, hetzij krachtens gewoonte;wanneer de aldus vastgestelde lonen van streek tot streek verschillen en het voorgaande lid niet wordt toegepast, moet het gemiddelde loon worden genomen.

Artikel 23 1. Ten aanzien van elke periodieke betaling waarop dit artikel van toepassing is moet het bedrag van de uitkering, vermeerderd met het bedrag van de tijdens de in alinea (b) van artikel 7 bedoelde eventualiteit verstrekte kinderbijslag zodanig zijn dat het voor de gerechtigde volgens standaard ten minste gelijk is aan 60 % van het loon van een volwassen ongeschoolde mannelijke arbeider en van het bedrag van de kinderbijslag verstrekt aan een beschermde persoon die dezelfde gezinslasten heeft als de gerechtigde volgens standaard.2. Het loon van de volwassen ongeschoolde mannelijke arbeider, de uitkering en de kinderbijslag moeten naar dezelfde basistijd worden berekend.3. Voor de andere gerechtigden moet de uitkering zodanig worden vastgesteld dat deze in een redelijke verhouding staat tot die voor de gerechtigde volgens standaard.4. Voor de toepassing van dit artikel wordt als ongeschoolde mannelijke arbeider aangemerkt : (a) een ongeschoolde arbeider in de bedrijfstak machinebouw, met uitzondering van die van elektrische apparaten;of (b) een ongeschoolde arbeider zoals omschreven in de bepalingen van het volgende lid.5. Voor de toepassing van alinea (b) van het voorgaande lid wordt de ongeschoolde arbeider gekozen uit de klasse met het grootste aantal tegen de in alinea (b) van artikel 7 bedoelde eventualiteit beschermde mannelijke personen in de bedrijfstak die zelf het grootste aantal van deze beschermde personen telt;daartoe wordt gebruik gemaakt van de internationale industriële standaardclassificatie van alle takken van economische bedrijvigheid aangenomen door de Economische en Sociale Raad van de Verenigde Naties in zijn zevende zitting op 27 augustus 1948, en in haar in 1968 gewijzigde vorm als bijlage bij dit Verdrag gevoegd, met inachtneming van de wijzigingen welke daarin eventueel nog worden aangebracht. 6. Wanneer de uitkering van streek tot streek verschilt, kan voor elke streek een volwassen ongeschoolde mannelijke arbeider worden gekozen overeenkomstig de bepalingen van de leden 4 en 5 van dit artikel.7. Het loon van de volwassen ongeschoolde mannelijke arbeider met inbegrip van eventuele duurtetoeslagen wordt vastgesteld op basis van het loon voor een normaal aantal arbeidsuren, vastgesteld hetzij bij collectieve arbeidsovereenkomst, hetzij eventueel bij of krachtens de nationale wetgeving, hetzij krachtens gewoonte;wanneer de aldus vastgestelde lonen van streek tot streek verschillen en het voorgaande lid niet wordt toegepast, moet het gemiddelde loon worden genomen.

Artikel 24 Met betrekking tot elke periodieke betaling waarop dit artikel van toepassing is : (a) moet het bedrag van de uitkering worden vastgesteld volgens een voorgeschreven schaal of volgens een schaal, vastgesteld door het bevoegde overheidsorgaan, overeenkomstig voorgeschreven regelen;(b) mag het bedrag van de uitkering slechts worden verminderd in de mate waarin de overige inkomsten van het gezin van de gerechtigde een voorgeschreven of door het bevoegde overheidsorgaan overeenkomstig voorgeschreven regelen vastgesteld substantieel bedrag te boven gaan;(c) moet het totaal van de uitkering en de overige inkomsten na aftrek van het in de vorige alinea bedoelde substantiële bedrag voldoende zijn om aan het gezin van de gerechtigde gezonde en passende levensomstandigheden te verzekeren;het mag niet minder bedragen dan het bedrag van de uitkering, berekend overeenkomstig de bepalingen van artikel 23; (d) wordt aan het bepaalde in alinea (c) geacht te zijn voldaan, indien het totaalbedrag van de krachtens dit Verdrag betaalde uitkeringen ten minste 30 % meer bedraagt dan het totaalbedrag der uitkeringen, dat men zou verkrijgen bij de toepassing van de bepalingen van artikel 23 en de bepalingen van alinea (b) van artikel 19. Artikel 25 Wanneer de wettelijke regeling van een Lid het recht op ziekengeld, als bedoeld in artikel 18, afhankelijk stelt van het feit dat de beschermde personen een wachttijd moeten vervullen, moeten de voorwaarden van deze wachttijd zodanig zijn, dat personen die normaal tot de categorie van beschermde personen behoren, niet het genot van deze uitkering wordt ontnomen.

Artikel 26 1. Het ziekengeld als bedoeld in artikel 18, moet worden verleend tijdens de gehele duur van de eventualiteit;de duur van de uitkering mag evenwel beperkt worden tot ten minste 52 weken per ziektegeval, al naar is voorgeschreven. 2. Wanneer een ingevolge artikel 2 afgelegde verklaring van kracht is mag de duur van de uitkering van ziekengeld, zoals bedoeld in artikel 18, beperkt worden tot ten minste 26 weken per ziektegeval, indien zulks is voorgeschreven.3. Wanneer de wettelijke regeling van een Lid erin voorziet, dat het ziekengeld slechts mag worden verleend na afloop van een wachttijd, mag deze wachttijd niet langer zijn dan de eerste drie dagen van inkomstenderving. Artikel 27 1. In geval van overlijden van een persoon die ziekengeld ontving of die aanspraak kon maken op ziekengeld, zoals bedoeld in artikel 18, moet overeenkomstig de voorgeschreven voorwaarden aan zijn nabestaanden, aan andere personen, die door hem werden onderhouden of aan degene, voor wiens rekening de begrafeniskosten zijn gekomen, een begrafenisuitkering worden verleend.2. Een Lid kan van het bepaalde in het voorgaande lid afwijken wanneer : (a) het de verplichtingen heeft aanvaard van deel IV van het Verdrag betreffende uitkeringen bij invaliditeit en ouderdom en aan nagelaten betrekkingen, 1967;(b) het uitkeringspercentage van het ziekengeld, dat door zijn wettelijke regeling wordt verleend niet lager is dan 80 % van het loon van de beschermde personen;en (c) de meerderheid van de beschermde personen de garantie hebben van een vrijwillige verzekering, die onder toezicht staat van de overheid en die voorziet in een begrafenisuitkering. DEEL IV. - GEMEENSCHAPPELIJKE BEPALINGEN Artikel 28 1. De uitkeringen waarop een beschermde persoon recht zou hebben gehad op grond van dit Verdrag, kunnen worden geschorst in een eventueel voor te schrijven mate : (a) zolang de belanghebbende zich niet op het grondgebied van het Lid bevindt;(b) zolang de belanghebbende voor dezelfde eventualiteit door een derde wordt schadeloos gesteld, tot het bedrag van deze schadeloosstelling;(c) wanneer de belanghebbende getracht heeft op bedrieglijke wijze de desbetreffende uitkering te verkrijgen;(d) wanneer de eventualiteit is veroorzaakt door een door de belanghebbende gepleegd misdrijf;(e) wanneer de eventualiteit is veroorzaakt door een ernstig en opzettelijk verzuim van de belanghebbende;(f) wanneer de belanghebbende zonder geldige reden nalaat gebruik te maken van de geneeskundige verzorging of van de revalidatiediensten die tot zijn beschikking staan, of wanneer hij de regelen niet nakomt welke zijn voorgeschreven voor het vaststellen van het bestaan van de eventualiteit of voor de gedragingen van de gerechtigde op uitkeringen;(g) wanneer het ziekengeld, als bedoeld in artikel 18, betreft, zolang het onderhoud van de belanghebbende ten laste van de overheid of van een orgaan of dienst van sociale zekerheid komt;(h) wanneer het ziekengeld, als bedoeld in artikel 18, betreft, zolang de belanghebbende andere sociale zekerheidsuitkeringen ontvangt met uitzondering van gezinsbijslag met dien verstande evenwel, dat het gedeelte van de uitkering dat geschorst wordt, niet hoger mag zijn dan het bedrag van de andere uitkeringen.2. In voorgeschreven gevallen en binnen voorgeschreven grenzen, moet een deel van de uitkering die normaal zou zijn toegekend, betaalbaar worden gesteld aan de personen die ten laste van de belanghebbende komen. Artikel 29 1. Een ieder die aanspraak maakt op een uitkering moet het recht hebben beroep in te stellen wanneer hem een uitkering wordt geweigerd of wanneer hij zich niet kan verenigen met de hoedanigheid of de omvang ervan.2. Wanneer bij de toepassing van dit Verdrag het beheer van de geneeskundige verzorging is toevertrouwd aan een regeringsdepartement, dat verantwoording is verschuldigd aan een parlement, mag het recht van beroep als voorzien in het eerste lid van dit artikel, vervangen worden door het recht om een klacht, betreffende de weigering van geneeskundige verzorging of de hoedanigheid ervan door de bevoegde autoriteit te laten onderzoeken. Artikel 30 1. Elk Lid moet een algemene verantwoordelijkheid aanvaarden wat betreft het verlenen van de krachtens dit Verdrag toegekende prestaties en neemt alle hiertoe dienende maatregelen.2. Elk Lid moet een algemene verantwoordelijkheid aanvaarden voor een goede administratie van de instellingen en diensten die betrokken zijn bij de toepassing van dit Verdrag. Artikel 31 Wanneer de administratie niet wordt gevoerd door een op overheidsvoorschriften berustende instelling of door een regeringsdepartement dat verantwoording verschuldigd is aan een parlement : (a) moeten vertegenwoordigers van de beschermde personen onder de voorgeschreven voorwaarden deelnemen aan het bestuur;(b) moet de nationale wetgeving, in daarvoor in aanmerking komende gevallen voorzien in de deelneming van vertegenwoordigers van de werkgevers;(c) kan de nationale wetgeving eveneens voorzien in de deelneming van vertegenwoordigers van de overheid. Artikel 32 Met betrekking tot het recht op de uitkeringen, voorzien in dit Verdrag, moet elk Lid op zijn grondgebied vreemdelingen, die er wonen of er gewoonlijk werken, op gelijke wijze behandelen als zijn eigen onderdanen.

Artikel 33 1. Wanneer een Lid : (a) de verplichtingen van dit Verdrag zonder gebruikmaking van de afwijkingen en uitzonderingen, voorzien in artikel 2 en artikel 3, aanvaard heeft;(b) over het geheel genomen gunstigere uitkeringen verstrekt dan die welke in dit Verdrag zijn voorzien en voor het totaal der uitgaven betrekking hebbend op geneeskundige verzorging en uitkeringen bij ziekte ten minste 4 % van zijn nationale inkomen besteedt;(c) ten minste aan twee van de drie volgende voorwaarden voldoet : (i) een percentage van het economisch actieve deel der bevolking beschermen, dat ten minste tien eenheden hoger is dan het vereiste percentage in artikel 10, alinea (b) en in artikel 19, alinea (b) of een percentage van het totaal der inwoners, dat ten minste tien eenheden hoger is dan het in artikel 10, alinea (c) vereiste percentage; (ii) geneeskundige verzorging van genezende en preventieve aard waarborgen van een aanzienlijk hoger peil dan in artikel 13 is voorzien; (iii) ziekengeld waarborgen tot een bedrag overeenkomende met een percentage, dat ten minste tien eenheden hoger is dan het percentage dat in de artikelen 22 en 23 is vastgesteld; kan zulk een Lid na overleg met de meest representatieve organisaties van werkgevers en werknemers, zo deze bestaan, tijdelijk van sommige bepalingen van de delen II en III van dit Verdrag afwijken, mits dergelijke afwijkingen de wezenlijke waarborgen van dit Verdrag fundamenteel verminderen noch aantasten. 2. Ieder Lid dat gebruik heeft gemaakt van zodanige afwijkende bepalingen vermeldt in de rapporten over de toepassing van dit Verdrag, die het ingevolge artikel 22 van het Statuut van de Internationale Arbeidsorganisatie moet uitbrengen, de stand van zijn wetgeving en de uitvoering hiervan met betrekking tot deze afwijkende bepalingen en de vooruitgang welke het met het oog op de volledige toepassing van het Verdrag heeft gemaakt. Artikel 34 Dit Verdrag is niet van toepassing op : (a) eventualiteiten die plaatsvonden voordat het Verdrag voor het betrokken Lid in werking is getreden;(b) uitkeringen, toegekend voor eventualiteiten die plaatsvonden nadat het Verdrag voor het betrokken Lid in werking is getreden, voor zover het recht op deze uitkeringen voortvloeit uit tijdvakken voorafgaande aan de datum van genoemde inwerkingtreding. DEEL V. - SLOTBEPALINGEN Artikel 35 Dit Verdrag herziet het Verdrag betreffende de ziekteverzekering van arbeiders in de industrie en de handel en van huispersoneel, 1927 en het Verdrag betreffende de ziekteverzekering van landarbeiders, 1927.

Artikel 36 1. Overeenkomstig het bepaalde in artikel 75 van het Verdrag betreffende de sociale zekerheid (minimumnormen), 1952, houdt deel III van dat verdrag en de overeenkomstige bepalingen van de andere delen van genoemd verdrag op van toepassing te zijn voor ieder Lid dat dit Verdrag bekrachtigt van de datum af, waarop de bepalingen van dit Verdrag dit Lid binden, mits geen verklaring, ingevolge artikel 3, van kracht is, 2.De aanvaarding van de verplichtingen van dit Verdrag zal voor de toepassing van artikel 2 van het Verdrag betreffende de sociale zekerheid (minimumnormen), 1952, worden beschouwd, mits geen verklaring ingevolge artikel 3 van krcht is, als aanvaarding van de verplichtingen van deel III en de overeenkomstige bepalingen van andere delen van genoemd Verdrag.

Artikel 37 Wanneer zulks wordt bepaald in een later door de Conferentie aangenomen verdrag, hetwelk betrekking heeft op een of meer van de in dit Verdrag behandelde onderwerpen, houden de bepalingen van dit Verdrag welke in het nieuwe verdrag worden genoemd, op van toepassing te zijn op ieder Lid, dat dit laatste verdrag heeft bekrachtigd vanaf de datum waarop dit Verdrag voor het betrokken Lid in werking treedt.

Artikel 38 De officiële bekrachtigingen van dit Verdrag worden aan de Directeur-Generaal van het Internationaal Arbeidsbureau medegedeeld en door hem geregistreerd.

Artikel 39 1. Dit Verdrag is slechts verbindend voor de Leden van de Internationale Arbeidsorganisatie, die hun bekrachtiging door de Directeur-Generaal hebben doen registreren.2. Het treedt in werking twaalf maanden nadat de bekrachtigingen van twee Leden door de Directeur-Generaal zijn geregistreerd.3. Vervolgens treedt dit Verdrag voor ieder Lid in werking twaalf maanden na de datum, waarop zijn bekrachtiging is geregistreerd. Artikel 40 1. Ieder Lid, dat dit Verdrag heeft bekrachtigd, kan het opzeggen na verloop van een termijn van tien jaren na de datum van zijn inwerkingtreding door middel van een aan de Directeur-Generaal van het Internationale Arbeidsbureau gerichte en door deze geregistreerde verklaring.De opzegging wordt eerst van kracht een jaar nadat zij is geregistreerd. 2. Ieder Lid, dat dit Verdrag heeft bekrachtigd en niet binnen een jaar na het verloop van de termijn van tien jaren als bedoeld in het vorige lid, gebruik maakt van de bevoegdheid tot opzegging, voorzien in dit artikel, is voor een nieuwe termijn van tien jaren gebonden en kan daarna dit Verdrag opzeggen na verloop van elke termijn van tien jaren onder de voorwaarden bedoeld in dit artikel. Artikel 41 1. De Directeur-Generaal van het Internationale Arbeidsbureau geeft aan alle Leden van de Internationale Arbeidsorganisatie kennis van de registratie van alle bekrachtigingen en opzeggingen, die hem door de Leden van de Organisatie zijn medegedeeld.2. Bij de kennisgeving van de tweede hem medegedeelde bekrachtiging aan de Leden van de Organisatie, vestigt de Directeur-Generaal de aandacht van deze Leden op de datum waarop dit Verdrag in werking treedt. Artikel 42 De Directeur-Generaal van het Internationaal Arbeidsbureau doet van de volledige bijzonderheden omtrent alle bekrachtigingen en opzeggingen, welke hij heeft geregistreerd overeenkomstig de bepalingen van de voorgaande artikelen, mededeling aan de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties ter registratie overeenkomstig artikel 102 van het Handvest der Verenigde Naties.

Artikel 43 Telkens wanneer de Raad van Beheer van het Internationale Arbeidsbureau zulks nodig oordeelt, brengt deze Raad aan de Algemene Conferentie verslag uit over de toepassing van dit Verdrag en onderzoekt of het wenselijk is de gehele of gedeeltelijke herziening ervan op de agenda van de Conferentie te plaatsen.

Artikel 44 1. Indien de Conferentie een nieuw verdrag aanneemt, houdende gehele of gedeeltelijke herziening van dit Verdrag, zal, tenzij het nieuwe verdrag anders bepaalt : (a) de bekrachtiging door een Lid van het nieuwe verdrag, houdende herziening, ipso jure onmiddellijke opzegging van dit Verdrag ten gevolge hebben, niettegenstaande het bepaalde in artikel 40, zodra het nieuwe verdrag, houdende herziening, in werking is getreden;(b) met ingang van de datum, waarop het nieuwe verdrag, houdende herziening, in werking is getreden, dit Verdrag niet langer door de Leden bekrachtigd kunnen worden.2. Dit Verdrag blijft echter in elk geval naar vorm en inhoud van kracht voor de Leden, die het bekrachtigd hebben en die het nieuwe verdrag, houdende herziening, niet bekrachtigen. Artikel 45 De Franse en de Engelse tekst van dit Verdrag zijn gelijkelijk authentiek.

Bijlage Internationale industriële standaardclassificatie van alle takken van economische bedrijvigheid (herzien in 1968) Lijst van hoofdafdelingen, afdelingen en hoofdgroepen

Afdeling -

Catégories

Hoofdgroep Classes


Branche 1. Agriculture, chasse, sylviculture et pêche Hoofdafdeling I. Landbouw, jacht, bosbouw en visserij

11

Agriculture et chasse Landbouw en jacht

111

Production agricole et élevage Landbouw en veefokkerij

112

Activités annexes de l'agriculture Aan de landbouw verwante activiteiten

113

Chasse, piégeage et repeuplement en gibier Jacht, vallen zetten en vermeerdering van de wildstand

12

Sylviculture et exploitation forestière Bosbouw en houthakken

121

Sylviculture Bosbouw

122

Exploitation forestière Houthakken

13

130

Pêche Visserij

Branche 2 Industries extractives Hoofdafdeling 2 Winning van bodemschatten

21

210

Extraction du charbon Steenkoolwinning

22

220

Production de pétrole brut et de gaz naturel Produktie van ruwe olie en aardgas

23

230

Extraction des minerais métalliques Winning van metaalertsen

29

290

Extraction d'autres minéraux Winning van andere delfstoffen

Branche 3 Industries manufacturières Hoofdafdeling 3 Fabrieken

31

Fabrication de produits alimentaires, boissons et tabacs Vervaardiging van voedingsmiddelen, dranken en tabaksbewerking

311-312

Industries alimentaires Voedingsmiddelenindustrie

313

Fabrication des boissons Drankenindustrie

314

Industrie du tabac Tabakverwerkende industrie

32

Industries des textiles, de l'habillement et du cuir Textiel-, kleding- en lederindustrie

321

Industrie textile Textielindustrie

322

Fabrication d'articles d'habillement, à l'exclusion des chaussures Vervaardiging van kleding, met uitzondering van schoeisel

323

Industrie du cuir, des articles en cuir et en succédanés du cuir, et de la fourrure, à l'exclusion des chaussures et des articles d'habillement Vervaardiging van leer en produkten van leer, kunstleer en bont, met uitzondering van schoeisel en kleding

324

Fabrication des chaussures, à l'exclusion des chaussures en caoutchouc vulcanisé ou moulé et des chaussures en matière plastique Vervaardiging van schoeisel, met uitzondering van gevulcaniseerd of gegoten schoeisel van rubber en plastic schoeisel

33

Industrie du bois et fabrication d'ouvrages en bois, y compris les meubles Houtindustrie en vervaardiging van houtprodukten, met inbegrip van meubelen

331

Industrie du bois et fabrication d'ouvrages en bois et en liège, à l'exclusion des meubles Houtindustrie en vervaardiging van produkten van hout en kurk, met uitzondering van meubelen

332

Fabrication de meubles et d'accessoires, à l'exclusion des meubles et accessoires faits principalement en métal Vervaardiging van meubelen en andere houten huishoudelijke artikelen, met uitzondering van in hoofdzaak van metaal gemaakte meubelen

34

Fabrication de papier et d'articles en papier; imprimerie et édition Vervaardiging van papier en papierprodukten; het drukken en uitgeven

341

Fabrication de papier et d'articles en papier Vervaardiging van papier en papierprodukten

342

Imprimerie, édition et industries annexes Drukkerij, uitgeverij en aanverwante bedrijven

35

Industrie chimique et fabrication de produits chimiques, de dérivés du pétrole et du charbon, et d'ouvrages en caoutchouc et en matière plastique Chemische industrie en vervaardiging van chemische, aardolie-, steenkool-, rubber en plastic produkten

351

Industrie chimique Vervaardiging van industriële chemicaliën

352

Fabrication d'autres produits chimiques Vervaardiging van andere chemische produkten

353

Raffineries de pétrole Aardolieraffinaderijen

354

Fabrication de divers dérivés du pétrole et du charbon Vervaardiging van diverse aardolie- en steenkoolprodukten

355

Industrie du caoutchouc Vervaardiging van rubber produkten

356

Fabrication d'ouvrages en matière plastique non classés ailleurs Vervaardiging van plastic produkten die niet elders geclassificeerd zijn

36

Fabrication de produits minéraux non métalliques, à l'exclusion des dérivés du pétrole et du charbon Vervaardiging van niet-metaalhoudende minerale produkten, met uitzondering van aardolie- en steenkoolprodukten

361

Fabrication des grès, porcelaines et faïences Vervaardiging van porselein en aardewerk

362

Industrie du verre Vervaardiging van glas en glasprodukten

369

Fabrication d'autres produits minéraux non métalliques Vervaardiging van andere niet-metaalhoudende minerale produkten

37

Industrie métallurgique de base Grootmetaalindustrie

371

Sidérurgie et première transformation de la fonte, du fer et de l'acier Ijzer- en staalindustrie, ijzer- en staalgieterijen

372

Production et première transformation des métaux non ferreux Industrie voor de vervaardiging van nonferro-metaal

38

Fabrication d'ouvrages en métaux, de machines et de matériel Vervaardiging van metaalprodukten, machinerieën en apparatuur

381

Fabrication d'ouvrages en métaux, à l'exclusion des machines et du matériel Vervaardiging van metaalprodukten, met uitzondering van machinerieën en apparatuur

382

Construction de machines, à l'exclusion des machines électriques Constructie van machinerieën, met uitzondering van elektrische machinerieën

383

Fabrication de machines, appareils et fournitures électriques Vervaardiging van elektrische machinerieën, apparaten en onderdelen

384

Construction de matériel de transport Vervaardiging van transportmateriaal

385

Fabrication de matériel médico-chirurgical, d'instruments de précision, d'appareils de mesure et de contrôle, non classés ailleurs, de matériel photographique et d'instruments d'optique Vervaardiging van vakapparatuur, apparatuur t.b.v de wetenschap en meet- en regelapparatuur, die nergens anders geclassificeerd zijn en van fotografische en optische instrumenten

39

390

Autres industries manufacturières Andere fabriekmatige industrieën

Branche 4 Electricité, gaz et eau Hoofdafdeling 4 Elektriciteit, gas en water

41

410

Electricité, gaz et vapeur Elektriciteit, gas en stoom

42

420

Installations de distribution d'eau et distribution publique de l'eau Waterleidingbedrijven

Branche 5 Bâtiment et travaux publics Hoofdafdeling 5 Bouwbedrijf en Openbare Werken

50

500

Bâtiment et travaux publics Bouwbedrijf en Openbare Werken

Branche 6 Commerce de gros et de détail; restaurants et hôtels Hoofdafdeling 6 Groot- en kleinhandel, restaurants en hotels

61

610

Commerce de gros Groothandel

62

620

Commerce de détail Kleinhandel

63

Restaurants et hôtels Restaurants en hotels

631

Restaurants et débits de boissons Restaurants, cafés en andere eet- en drinkgelegenheden

632

Hôtels, hôtels meublés et établissements analogues; terrains de camping Hotels, pensions, kampeerterreinen en dergelijke

Branche 7 Transports, entrepôts et communications Hoofdafdeling 7 Vervoer, opslag en communicatiemiddelen

71

Transports et entrepôts Vervoer en opslag

711

Transports par la voie terrestre Vervoer te land

712

Transports par eau Vervoer te water

713

Transports aériens Vervoer door de lucht

719

Services auxiliaires des transports Aan het vervoer verwante diensten

72

720

Communications Communicatiemiddelen

Branche 8 Banque, assurances, affaires immobilières et services fournis aux entreprises Hoofdafdeling 8 Bankwezen, verzekeringsbedrijven, handel in onroerend goed en dienstverlening aan ondernemingen

81

810

Etablissements financiers Financiële instellingen

82

820

Assurances Verzekeringsbedrijven

83

Affaires immobilières et services fournis aux entreprises Handel in onroerend goed en dienstverlening aan ondernemingen

831

Affaires immobilières Handel in onroerend goed

832

Services fournis aux entreprises, à l'exclusion de la location de machines et de matériel Dienstverlening aan ondernemingen, met uitzondering van het verhuren van machinerieën en apparatuur

833

Location de machines et de matériel Verhuren van machinerieën en apparatuur

Branche 9 Services fournis à la collectivité, services sociaux et services personnels Hoofdafdeling 9 Gemeenschapsdiensten, maatschappelijke en persoonlijke diensten

91

910

Administration publique et défense nationale Overheidsadministratie en nationale verdediging

92

920

Services sanitaires et services analogues Gezondheidsdiensten en soortgelijke diensten

93

Services sociaux et services connexes fournis à la collectivité Maatschappelijke en aanverwante gemeenschapsdiensten

931

Enseignement Onderwijs

932

Institutions scientifiques et centres de recherche Wetenschappelijke instellingen en instellingen voor wetenschappelijk onderzoek

933

Services médicaux et dentaires et autres services sanitaires, et services vétérinaires Geneeskundige, tandheelkundige en andere gezondheidsdiensten en veeartsenijkundige diensten

934

OEuvres sociales Maatschappelijk werk

935

Associations commerciales, professionnelles et syndicales Bedrijfs-, beroeps- en werknemersorganisaties

939

Autres services sociaux et services connexes fournis à la collectivité Andere maatschappelijke en aanverwante gemeenschapsdiensten

94

Services récréatifs et services culturels annexes Recreatieve en culturele diensten

941

Films cinématographiques et autres services récréatifs Bioscopen en andere amusementsbedrijven

942

Bibliothèques, musées, jardins botaniques et zoologiques et autres services culturels non classés ailleurs Bibliotheken, musea, dieren- en plantentuinen en andere culturele instellingen die niet elders geclassificeerd zijn

949

Amusements et services récréatifs non classés ailleurs Amusement en recreatieve diensten die niet elders geclassificeerd zijn

95

Services fournis aux particuliers et aux ménages Dienstverlening aan personen en aan het huishouden

951

Services de réparation non classés ailleurs Reparatieinrichtingen, welke niet elders geclassificeerd zijn

952

Blanchisserie, teinturerie Wasserijen, wasserettes en chemische wasserijen en ververijen

953

Services domestiques Huishoudelijke diensten

959

Services personnels divers.

Diverse diensten aan personen

96

960

Organisations internationales et autres organismes extra-territoriaux.

Internationale en andere extraterritoriale instellingen

Branche Activités mal désignées Hoofdafdeling Onduidelijk omschreven werkzaamheden

00

000

Activités mal désignées.

Onduidelijk omschreven werkzaamheden


Verdrag nr. 130 betreffende de geneeskundige verzorging en de uitkeringen bij ziekte, en de Bijlage, aangenomen te Genève op 25 juni 1969

Staten

Datum Authentificatie

Type instemming

Datum instemming

Datum interne inwerkingtreding

BELGIE

Bekrachtiging

22/11/2017

22/11/2018

BOLIVIA

Bekrachtiging

31/01/1977

31/01/1978

COSTA RICA

Bekrachtiging

16/03/1972

16/03/1973

DENEMARKEN

Bekrachtiging

06/06/1978

06/06/1979

DUITSLAND

Bekrachtiging

08/08/1974

08/08/1975

ECUADOR

Bekrachtiging

05/04/1978

05/04/1979

FINLAND

Bekrachtiging

03/09/1974

03/09/1975

LIBIE

Bekrachtiging

19/06/1975

19/06/1976

LUXEMBURG

Bekrachtiging

03/07/1980

03/07/1981

NEDERLAND

Bekrachtiging

17/01/2006

17/01/2007

NOORWEGEN

Bekrachtiging

15/02/1972

15/02/1973

SLOVAKIJE

Bekrachtiging

01/01/1993*

01/01/1994**

TSJECHISLE REP. Bekrachtiging

01/01/1993*

01/01/1994**

URUGUAY

Bekrachtiging

28/06/1973

28/06/1974

VENEZUELA

Bekrachtiging

10/08/1982

10/08/1983

ZWEDEN

Bekrachtiging

14/05/1970

27/05/1972


* Tsjechoslowakije : 27/05/1971 ** Tsjechoslowakije : 27/05/1972

^