gepubliceerd op 08 mei 2007
Wet houdende instemming met het Verdrag inzake het merken van kneed- en bladspringstoffen ten behoeve van de opsporing ervan, gedaan te Montreal op 1 maart 1991 (2)
21 FEBRUARI 2006. - Wet houdende instemming met het Verdrag inzake het merken van kneed- en bladspringstoffen ten behoeve van de opsporing ervan, gedaan te Montreal op 1 maart 1991 (1) (2)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.
Art. 2.Het Verdrag inzake het merken van kneed- en bladspringstoffen ten behoeve van de opsporing ervan, gedaan te Montreal op 1 maart 1991, zal volkomen gevolg hebben.
Het amendement op de technische bijlage bij het Verdrag, aangenomen met toepassing van artikel VII, 3, van het Verdrag, dat van kracht geworden is op 27 maart 2002, zal volkomen gevolg hebben.
De amendementen op de technische bijlage bij het Verdrag, die zullen worden aangenomen met toepassing van artikel VII, 3, van het Verdrag, zonder dat België zich tegen de aanneming ervan verzet, zullen volkomen gevolg hebben.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 21 februari 2006.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Buitenlandse Zaken, K. DE GUCHT De Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL De Minister van Landsverdediging, A. FLAHAUT De Minister van Economie en Buitenlandse Handel, M. VERWILGHEN De Minister van Mobiliteit, R. LANDUYT Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota's (1) Zitting 2005-2006 : Senaat : Documenten.- Ontwerp van wet ingediend op 11 oktober 2005, nr. 3-1373/1. - Verslag, nr. 3-1373/2.
Parlementaire Handelingen. - Bespreking. Vergadering van 24 november 2005. - Stemming.Vergadering van 24 november 2005.
Kamer van volksvertegenwoordigers : Documenten. - Tekst overgezonden door de Senaat, nr. 51-2121/1. - Tekst aangenomen in plenaire vergadering en aan de Koning ter bekrachtiging voorgelegd, nr. 51-2121/2.
Parlementaire Handelingen. - Bespreking. Vergadering van 12 januari 2006. - Stemming.Vergadering van 12 januari 2006. (2) Decreet van het Vlaamse Gewest van 7 juli 2006 (Belgisch Staatsblad van 30 augustus 2006);Decreet van het Waalse Gewest van 18 januari 2007(Belgisch Staatsblad van 2 februari 2007); Ordonnantie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 20 juli 2005 (Belgisch Staatsblad van 2 september 2005).
Verdrag inzake het merken van kneed- en bladspringstoffen ten behoeve van de opsporing ervan De Staten die partij zijn bij dit verdrag, Zich bewust van de gevolgen van terroristische daden voor de internationale veiligheid, Uitdrukking gevend aan hun ernstige verontrusting over terroristische daden gericht op de totale vernietiging van luchtvaartuigen, andere vervoermiddelen en andere doelwitten, Verontrust over het feit dat kneed- en bladspringstoffen zijn gebruikt voor het stellen van dergelijke terroristische daden, Overwegend dat het merken van die springstoffen ten behoeve van de opsporing ervan aanzienlijk zou bijdragen tot het voorkomen van die wederrechtelijke gedragingen, Erkennend dat er, ter afschrikking van die wederrechtelijke gedragingen, dringend behoefte bestaat aan een internationaal instrument dat Staten verplicht passende maatregelen te nemen om te verzekeren dat kneed- en bladspringstoffen naar behoren worden gemerkt, Gelet op Resolutie 635 van de Veiligheidsraad der Verenigde Naties van 14 juni 1989, en Resolutie 44/29 van de algemene Vergadering der Verenigde Naties van 4 december 1989, waarin bij de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie werd aangedrongen op intensivering van haar werkzaamheden ten behoeve van het ontwerpen van een internationaal stelsel van regels voor het merken van kneed- of bladspringstoffen ten behoeve van de opsporing ervan, Indachtig Resolutie A27-8, met algemene stemmen aangenomen door de Vergadering (27e zitting) van de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie, waarin de allerhoogste prioriteit werd toegekend aan het opstellen van een nieuw internationaal instrument inzake het merken van kneed- of bladspringstoffen ten behoeve van de opsporing ervan, Met voldoening wijzend op de rol die de Raad van de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie heeft gespeeld bij de voorbereiding van het Verdrag, alsook op zijn bereidheid met de uitvoering ervan samenhangende taken op zich te nemen, Zijn het volgende overeengekomen : Artikel I Voor de toepassing van dit Verdrag wordt verstaan onder : 1. « Springstoffen » : ontplofbare producten, algemeen bekend als « kneedspringstoffen », waaronder springstoffen in de vorm van buigbaar of elastisch bladmateriaal zoals beschreven in de technische bijlage bij dit Verdrag.2. « Opsporingsmiddel » : een stof zoals beschreven in de technische bijlage bij dit Verdrag die in springstoffen wordt ingebracht om de opsporing ervan mogelijk te maken.3. « Merken » : het inbrengen van een opsporingsmiddel in springstoffen in overeenstemming met de technische bijlage bij dit Verdrag.4. « Vervaardiging » : ieder procédé met inbegrip van opwerking, waarmee springstoffen worden geproduceerd.5. « Naar behoren toegelaten militaire instrumenten » : onder meer, maar niet uitsluitend : granaten, bommen, projectielen, mijnen, geleide wapens, raketten, holle ladingen, granaten en ponsladingen, die uitsluitend voor militaire doeleinden of politiedoeleinden worden vervaardigd overeenkomstig de wetten en voorschriften van de betrokken Staat die Partij is.6. « Producerende Staat » : iedere Staat op wiens grondgebied springstoffen worden vervaardigd. Artikel II Elke Staat die Partij is, neemt de nodige en doeltreffende maatregelen om de vervaardiging van niet-gemerkte springstoffen op zijn grondgebied te verbieden en te voorkomen.
Artikel III 1. Elke Staat die Partij is, neemt de nodige en doeltreffende maatregelen om het vervoer van niet-gemerkte springstoffen naar of vanuit zijn grondgebied te verbieden en te voorkomen.2. De voorgaande paragraaf is niet van toepassing op verplaatsingen voor doeleinden die niet in strijd zijn met de doelstellingen van dit Verdrag, door autoriteiten van een Staat die Partij is die militaire taken of politietaken verrichten, van niet-gemerkte springstoffen waarover deze Staat die Partij is toezicht uitoefent in overeenstemming met artikel IV, paragraaf 1. Artikel IV 1. Elke Staat die Partij is, neemt de nodige maatregelen om strikt en doeltreffend toezicht te houden op het bezit en de uitwisseling van niet-gemerkte springstoffen die op zijn grondgebied zijn vervaardigd of binnengebracht voorafgaand aan de inwerkingtreding van dit Verdrag ten aanzien van die Staat, ten einde te voorkomen dat zij worden verspreid of gebruikt voor doeleinden die in strijd zijn met de doelstellingen van dit Verdrag.2. Elke Staat die Partij is, neemt de nodige maatregelen om te verzekeren dat alle voorraden van de in paragraaf 1 van dit artikel bedoelde springstoffen die niet worden beheerd door zijn autoriteiten in de uitoefening van militaire taken of politietaken, worden vernietigd of gebruikt voor doeleinden die niet in strijd zijn met de doelstellingen van dit Verdrag, worden gemerkt of blijvend onbruikbaar gemaakt, binnen een tijdvak van drie jaar na de inwerkingtreding van dit Verdrag ten aanzien van die Staat.3. Elke Staat die Partij is, neemt de nodige maatregelen om te verzekeren dat alle voorraden van de in paragraaf 1 van dit artikel bedoelde springstoffen die worden beheerd door zijn autoriteiten in de uitoefening van militaire taken of politietaken, en die geen integrerend onderdeel vormen van de naar behoren toegelaten militaire instrumenten, worden vernietigd of gebruikt voor doeleinden die niet in strijd zijn met de doelstellingen van dit Verdrag, worden gemerkt of blijvend onbruikbaar gemaakt, binnen een tijdvak van vijftien jaar na de inwerkingtreding van dit Verdrag ten aanzien van die Staat.4. Elke Staat die Partij is, neemt de nodige maatregelen om te verzekeren dat niet-gemerkte springstoffen die op zijn grondgebied worden ontdekt en naar welke niet is verwezen in de voorgaande paragrafen van dit artikel, zo spoedig mogelijk op zijn grondgebied worden vernietigd, behalve voorraden van niet-gemerkte springstoffen onder beheer van zijn autoriteiten die militaire taken of politietaken verrichten, en die een onderdeel vormen van de naar behoren toegelaten militaire instrumenten op de datum van inwerkingtreding van dit Verdrag ten aanzien van die Staat.5. Elke Staat die Partij is, neemt de nodige maatregelen om strikt en doeltreffend toezicht te houden op het bezit en de uitwisseling van de in paragraaf II van Deel 1 van de technische bijlage bij dit Verdrag bedoelde springstoffen, ten einde te voorkomen dat zij worden verspreid of gebruikt voor doeleinden die in strijd zijn met de doelstellingen van dit Verdrag.6. Elke Staat die Partij is, neemt de nodige maatregelen om te verzekeren dat niet-gemerkte springstoffen die na de inwerkingtreding van dit Verdrag ten aanzien van die Staat zijn vervaardigd, en die geen onderdeel vormen van de instrumenten zoals omschreven in alinea d) van paragraaf II van Deel 1 van de technische bijlage bij dit Verdrag, alsmede niet-gemerkte springstoffen die niet langer onder de omschrijvingen in de overige alinea's van paragraaf II vallen, zo spoedig mogelijk op zijn grondgebied worden vernietigd. Artikel V 1. Bij dit Verdrag wordt een Internationale Technische Commissie inzake springstoffen ingesteld (hierna genaamd « de Commissie »), bestaande uit ten minste vijftien en ten hoogste negentien leden, die door de Raad van de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (hierna genaamd « de Raad ») worden benoemd onder de personen die door de Staten die Partij zijn bij dit Verdrag werden voorgedragen.2. De leden van de Commissie zijn deskundigen die een rechtstreekse en aanzienlijke ervaring hebben op het gebied van de vervaardiging of de opsporing van, of het onderzoek naar, springstoffen.3. De leden van de Commissie worden benoemd voor een tijdvak van drie jaar en kunnen worden herbenoemd.4. De zittingen van de Commissie worden ten minste eens per jaar belegd in de zetel van de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie, of op andere door de Raad vastgelegde of goedgekeurde plaatsen en tijdstippen.5. De Commissie stelt haar inwendig reglement vast onder voorbehoud van goedkeuring door de Raad. Artikel VI 1. De Commissie evalueert de technische ontwikkelingen op het gebied van het vervaardigen, merken en opsporen van springstoffen.2. De Commissie brengt, door tussenkomst van de Raad, verslag uit van haar bevindingen aan de Staten die Partij zijn en de betrokken internationale organisaties.3. Wanneer nodig doet de Commissie aan de Raad aanbevelingen voor wijzigingen van de technische bijlage bij dit Verdrag.De Commissie streeft ernaar haar beslissingen omtrent die aanbevelingen met consensus te nemen. Indien geen consensus wordt bereikt, worden deze beslissingen genomen met een meerderheid van twee derden van de stemmen van de leden van de Commissie. 4. De Raad kan, op aanbeveling van de Commissie, aan de Staten die Partij zijn voorstellen doen tot amendering van de technische bijlage bij dit Verdrag. Artikel VII 1. Elke Staat die Partij is, kan, binnen negentig dagen vanaf de datum van kennisgeving van een voorstel tot amendement van de technische bijlage bij dit Verdrag, zijn commentaar daarop aan de Raad toezenden. De Raad doet dit commentaar zo spoedig mogelijk ter bestudering aan de Commissie toekomen. De Raad nodigt elke Staat die commentaar geeft op of bezwaar heeft tegen het voorgestelde amendement uit om de Commissie te raadplegen. 2. De Commissie bestudeert de door de Staten die Partij zijn ingevolge de voorgaande paragraaf naar voren gebrachte opvattingen, en brengt verslag uit aan de Raad.De Raad kan, na bestudering van het verslag van de Commissie en rekening houdend met de aard van het amendement en de commentaren van de Staten die Partij zijn, met inbegrip van producerende Staten, het amendement ter aanneming voorleggen aan alle Staten die Partij zijn. 3. Indien er tegen het voorgestelde amendement niet door vijf of meer Staten die Partij zijn bezwaar wordt gemaakt door middel van een schriftelijke kennisgeving aan de Raad binnen negentig dagen vanaf de datum van kennisgeving van het amendement door de Raad, wordt het geacht te zijn aangenomen, en wordt het ten aanzien van de Staten die er niet uitdrukkelijk bezwaar tegen hebben gemaakt, van kracht honderd tachtig dagen daarna of na een in het voorgestelde amendement aangegeven ander tijdvak.4. De Staten die Partij zijn die uitdrukkelijk bezwaar hebben gemaakt tegen het amendement kunnen daarna, door nederlegging van een akte van aanvaarding of goedkeuring, uiting geven aan hun instemming zodat ze door de bepalingen van het amendement worden gebonden.5. Indien vijf of meer Staten die Partij zijn bezwaar tegen het voorgestelde amendement hebben gemaakt, stuurt de Raad het voorstel ter nadere bestudering terug naar de Commissie.6. Indien het voorgestelde amendement niet in overeenstemming met paragraaf 3 van dit artikel wordt aangenomen, kan de Raad ook een conferentie beleggen van alle Staten die Partij zijn. Artikel VIII 1. De Staten die Partij zijn, zenden de Raad, indien mogelijk, informatie toe die voor de Commissie van nut kan zijn bij de verrichting van haar taken krachtens artikel VI, paragraaf 1.2. De Staten die Partij zijn, houden de Raad op de hoogte van de maatregelen die zij hebben genomen ter uitvoering van de bepalingen van dit Verdrag.De Raad deelt alle Staten die partij zijn en de betrokken internationale organisaties deze inlichtingen mede.
Artikel IX De Raad neemt, in samenwerking met de Staten die Partij zijn en de betrokken internationale organisaties, passende maatregelen ter vereenvoudiging van de uitvoering van dit Verdrag, met inbegrip van het bieden van technische bijstand en maatregelen voor het uitwisselen van informatie betreffende technische ontwikkelingen op het gebied van het merken en het opsporen van springstoffen.
Artikel X De technische bijlage bij dit Verdrag vormt een integrerend onderdeel van dit Verdrag.
Artikel XI 1. Elk geschil tussen de Staten die Partij zijn betreffende de interpretatie of de toepassing van dit Verdrag dat niet door middel van onderhandeling kan worden beslecht, wordt, op verzoek van één van hen, aan arbitrage onderworpen.Indien de partijen er niet in slagen binnen zes maanden na de datum van het verzoek om arbitrage overeenstemming te bereiken over de organisatie van de arbitrage, kan elk der partijen het geschil aan het Internationale Gerechtshof voorleggen door middel van een verzoek in overeenstemming met het Statuut van het Hof. 2. Elke Staat die Partij is, kan, bij zijn ondertekening, bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring van dit Verdrag of bij zijn toetreding daartoe, verklaren dat hij zich niet gebonden acht door de bepalingen van voorgaande paragraaf.De andere Staten die Partij zijn, zijn ten aanzien van alle Staten die Partij zijn en die dat voorbehoud hebben gemaakt, niet gebonden aan genoemde bepalingen. 3. Elke Staat die Partij is die een voorbehoud heeft gemaakt in overeenstemming met de bepalingen van voorgaande paragraaf, kan dit voorbehoud te allen tijde intrekken door middel van een kennisgeving aan de depositaris. Artikel XII Met uitzondering van de in artikel XI voorziene gevallen kan ten aanzien van dit Verdrag geen enkel voorbehoud worden gemaakt.
Artikel XIII 1. Dit Verdrag staat op 1 maart 1991 te Montreal open voor ondertekening door Staten die deelnemen aan de Internationale Conferentie inzake Luchtrecht die van 12 februari tot 1 maart 1991 te Montreal is gehouden.Na 1 maart 1991 staat het Verdrag open voor ondertekening door alle Staten op de zetel van de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie te Montreal, totdat het in werking treedt in overeenstemming met paragraaf 3 van dit artikel. Staten die dit Verdrag niet ondertekenen, kunnen er te allen tijde toe toetreden. 2. Staten dienen dit Verdrag te bekrachtigen, te aanvaarden, goed te keuren, of ertoe toe te treden.De akten van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding worden nedergelegd bij de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie, die hierbij wordt aangewezen als de depositaris. Elke Staat verklaart bij de nederlegging van zijn akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding of hij wel of niet een producerende Staat is. 3. Dit Verdrag treedt in werking op de zestigste dag die volgt op de datum van nederlegging bij de depositaris van de vijfendertigste akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding, mits niet minder dan vijf van de desbetreffende Staten overeenkomstig paragraaf 2 van dit artikel hebben verklaard producerende Staten te zijn.Indien vijfendertig akten zijn nedergelegd voordat vijf producerende Staten hun akten hebben nedergelegd, treedt dit Verdrag in werking op de zestigste dag die volgt op de datum van nederlegging door de vijfde producerende Staat van zijn akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding. 4. Ten aanzien van andere Staten treedt dit Verdrag in werking zestig dagen na de datum van nederlegging van hun akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding.5. Zodra dit Verdrag in werking treedt, wordt het door de depositaris geregistreerd overeenkomstig de bepalingen van artikel 102 van het Handvest van de Verenigde Naties en overeenkomstig de bepalingen van artikel 83 van het Verdrag inzake de Internationale Burgerluchtvaart (Chicago, 1944). Artikel XIV De depositaris stelt alle ondertekenaars en Staten die Partij zijn onverwijld in kennis van : 1. elke ondertekening van dit Verdrag en de datum daarvan;2. elke nederlegging van een akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding en de datum daarvan, waarbij in het bijzonder wordt vermeld of de desbetreffende Staat heeft aangegeven een producerende Staat te zijn;3. de datum van inwerkingtreding van dit Verdrag;4. de datum van inwerkingtreding van elk amendement bij dit Verdrag of van de technische bijlage daarbij;5. elke opzegging krachtens artikel XV;6. elke verklaring krachtens artikel XI, paragraaf 2. Artikel XV 1. Elke Staat die Partij is, kan dit Verdrag opzeggen door middel van een schriftelijke kennisgeving aan de depositaris.2. De opzegging wordt van kracht honderd tachtig dagen na de datum van ontvangst van de kennisgeving door de depositaris. Ten blijke waarvan de ondertekenende Gevolmachtigden, daartoe naar behoren gemachtigd door hun Regeringen, dit Verdrag hebben ondertekend.
Gedaan te Montreal, de eerste dag van de maand maart negentienhonderd eenennegentig, in een oorspronkelijk exemplaar, opgesteld in vijf authentieke teksten in de Franse, de Engelse, de Spaanse, de Russische en de Arabische taal.
Technische bijlage DEEL 1 BESCHRIJVING VAN SPRINGSTOFFEN I. De in artikel I, paragraaf 1, van dit Verdrag bedoelde springstoffen zijn springstoffen die : a) zijn samengesteld met één of meer brisante stoffen die in hun zuivere vorm een dampspanning hebben van minder dan 10-4 Pa bij een temperatuur van 25 C, b) zijn samengesteld met een bindmiddel, en c) als mengsel bij een normale kamertemperatuur kneedbaar of buigbaar zijn. II. De volgende springstoffen worden, ook al voldoen zij aan de beschrijving van springstoffen in paragraaf I van dit Deel, niet als springstoffen beschouwd zolang zij worden beheerd of gebruikt voor de hieronder gegeven doeleinden, of zolang zij behoren tot de zoals hieronder omschreven onderdelen, te weten de springstoffen die : a) worden vervaardigd of beheerd in beperkte hoeveelheden, uitsluitend met het oog op het gebruik bij naar behoren toegelaten onderzoek naar, ontwikkeling van of het doen van proeven met nieuwe of gewijzigde springstoffen;b) worden vervaardigd of beheerd in beperkte hoeveelheden uitsluitend met het oog op het gebruik bij naar behoren toegelaten opleidingen in het opsporen en/of ontwikkelen van springstoffen of het doen van proeven met gereedschap voor het opsporen van springstoffen;c) worden vervaardigd of beheerd in beperkte hoeveelheden uitsluitend voor naar behoren toegelaten forensische wetenschappelijke doeleinden;d) zijn bestemd om een onderdeel te vormen van, of een integrerend onderdeel zijn van de naar behoren toegelaten militaire instrumenten op het grondgebied van de producerende Staat binnen drie jaar na de inwerkingtreding van dit Verdrag ten aanzien van die Staat.Dergelijke instrumenten die binnen dat tijdvak van drie jaar worden geproduceerd, worden beschouwd als naar behoren toegelaten militaire instrumenten zoals bedoeld in artikel IV, paragraaf 4, van dit Verdrag.
III. In dit Deel wordt verstaan onder : « naar behoren toegelaten » in paragraaf II, letters a), b) en c) : toegestaan overeenkomstig de wettelijke en reglementaire bepalingen van de betrokken Staat die Partij is; « brisante stoffen » : onder meer, maar niet uitsluitend : cyclotetramethyleentetranitramine (octogeen, HMX), pentaerythritoltetranitraat (pentriet, PETN) en cyclotrimethyleentrinitramine (hexogeen, RDX).
DEEL 2 OPSPORINGSMIDDELEN Een opsporingsmiddel is één van de in de volgende tabel genoemde stoffen. De in deze tabel beschreven opsporingsmiddelen hebben als gebruiksdoel om de springstoffen gemakkelijker opspoorbaar te maken bij middel van het opsporen van damp. In alle gevallen dient er bij het inbrengen van een opsporingsmiddel in een springstof voor te worden gezorgd dat een homogene verspreiding in het eindproduct wordt bereikt. Het eindproduct dient op het tijdstip van vervaardiging de in de tabel gegeven minimumconcentratie van het opsporingsmiddel te bevatten.
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Springstoffen die, als gevolg van hun normale samenstelling, één of meer van bovengenoemde opsporingsmiddelen bevatten in dezelfde of een hogere concentratie dan de vereiste minimumconcentratie, worden als gemerkt beschouwd.
AMENDEMENT OP DE TECHNISCHE BIJLAGE BIJ HET VERDRAG Overeenkomstig artikel VII, 3 van het Verdrag is volgend amendement op de technische bijlage bij het Verdrag in werking getreden op 27 maart 2002 : Schrappen van « ortho-Mononitrotolueen (o-MNT) » van de lijst van opsporingsmiddelen in de tabel van de technische bijlage bij het Verdrag.
VERKLARING « Overeenkomstig artikel XIII, derde lid, van het Verdrag, verklaart het Koninkrijk België dat het een nietproducerende Staat is. »
Verdrag inzake het merken van kneed- en bladspringstoffen ten behoeve van de opsporing ervan, gedaan te Montreal op 1 maart 1991 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld