Etaamb.openjustice.be
Wet van 14 april 2024
gepubliceerd op 30 april 2024

Wet betreffende de instelling van een mechanisme voor koolstofgrenscorrectie

bron
federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu
numac
2024003986
pub.
30/04/2024
prom.
14/04/2024
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

14 APRIL 2024. - Wet betreffende de instelling van een mechanisme voor koolstofgrenscorrectie (1)


FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamer van volksvertegenwoordigers heeft aangenomen en Wij bekrachtigen, hetgeen volgt : TITEL 1. - Inleidende bepalingen HOOFDSTUK 1. - Voorwerp, toepassingsgebied, definities

Artikel 1.Onderwerp waarop de wet betrekking heeft Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.

Art. 2.Voorwerp § 1. Deze wet geeft uitvoering aan en stelt de toepassingsmodaliteiten vast van de Verordening zoals gedefinieerd in artikel 4, paragraaf 2, punt 3 van deze wet, evenals van de uitvoeringsverordeningen en gedelegeerde handelingen ervan. § 2. De Verordening stelt een mechanisme voor koolstofgrenscorrectie in aan de grens om broeikasgasemissies aan te pakken die zijn ingebed in bijlage I vermelde goederen, op het moment van de invoer van die goederen in het douanegebied van de Unie.

Art. 3.Toepassingsgebied § 1. Deze wet is van toepassing op de in bijlage I van de Verordening genoemde goederen die van oorsprong zijn uit een derde land wanneer deze goederen, of de daarmee vervaardigde veredelingsproducten in het kader van de regeling actieve veredeling als bedoeld in artikel 256 van Verordening (EU) 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie, in het douanegebied van de Unie worden ingevoerd. § 2. Deze wet is ook van toepassing op de in bijlage I bij de Verordening vermelde goederen van oorsprong uit een derde land, wanneer die goederen, of uit die goederen voortkomende verdelingsproducten in het kader van de in artikel 256 van Verordening (EU) 952/2013 bedoelde regeling actieve veredeling, naar een kunstmatig eiland, een vast of drijvende structuur of iedere andere structuur op het continentaal plat of in de exclusieve economische zone van een lidstaat in de onmiddellijke nabijheid van het douanegebied van de Unie worden gebracht. § 3. In afwijking van § 1 en § 2 is deze wet niet van toepassing op: a) in bijlage I bij de verordening vermelde goederen die in het douanegebied van de Unie worden ingevoerd, mits de intrinsieke waarde van die goederen, per zending, niet hoger is dan de waarde vastgesteld als bedoeld in artikel 23 van Verordening (EG) 1186/2009 van de Raad van 16 november 2009 betreffende de instelling van een communautaire regeling inzake douanevrijstellingen;b) goederen die deel uitmaken van de persoonlijke bagage van reizigers komende uit een derde land, mits de intrinsieke waarde van die goederen niet hoger is dan de waarde die is vastgesteld voor goederen met een te verwaarlozen waarde als bedoeld in artikel 23 van Verordening (EG) 1186/2009;c) goederen die in het kader van militaire activiteiten worden vervoerd of gebruikt overeenkomstig artikel 1, punt 49, van de Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 van de Commissie van 28 juli 2015 tot aanvulling van Verordening (EU) nr.952/2013 van het Europees Parlement en de Raad met nadere regels betreffende een aantal bepalingen van het douanewetboek van de Unie. § 4. In afwijking van de paragrafen 1 en 2 is deze wet niet van toepassing op goederen van oorsprong uit de in punt 1 van bijlage III opgenomen derde landen en gebieden bij de Verordening. § 5. De invoer van elektriciteit is vrijgesteld van de toepassing van het CBAM wanneer de elektriciteit afkomstig is uit een derde land of gebied met een elektriciteitsmarkt die door marktkoppeling met de interne elektriciteitsmarkt van de Unie is geïntegreerd, en er geen technische oplossing is voor de toepassing van het CBAM op deze invoer.

De lijst van derde landen of gebieden is opgenomen in punt 2 van bijlage III bij de Verordening.

Art. 4.Definities § 1. De definities in de Verordening (EU) en de definities in de bijbehorende uitvoeringsverordeningen en gedelegeerde handelingen zijn van toepassing. § 2. Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder: 1) "CBAM": mechanisme voor koolstofgrenscorrectie;2) "Verordening": Verordening (EU) 2023/956 van het Europees Parlement en de Raad van 10 mei 2023 betreffende de instelling van een mechanisme voor koolstofgrenscorrectie;3) "Uitvoeringsverordening": de uitvoeringsverordening (EU) 2023/1773 van de Commissie van 17 augustus 2023 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EU) 2023/956 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft rapportageverplichtingen voor de toepassing van het mechanisme voor koolstofgrenscorrectie tijdens de overgangsperiode;4) "BELAC": de Belgische accreditatie-instelling, onder de verantwoordelijkheid van de Federale Overheidsdienst Economie, kmo, Middenstand en Energie;5) "Register": het CBAM-register dat door de Europese Commissie wordt gecreëerd en beheerd als onderdeel van de tenuitvoerlegging van Verordening;6) "Toelatingsaanvraag": de aanvraag voor de status van CBAM-aangever voorafgaand aan de invoer van goederen in het douanegebied van de Unie door een in België gevestigde importeur;7) "Overgangsperiode": de overgangsperiode die begint op 1 oktober 2023 en eindigt op 31 december 2025;8) "Definitieve Periode": de periode die volgt op de overgangsperiode en begint op 1 januari 2026. HOOFDSTUK 2. - Algemene bepalingen

Art. 5.Bevoegde autoriteit De Koning wijst, bij besluit genomen in de Ministerraad, de autoriteit aan om de bepalingen van deze wet uit te voeren, overeenkomstig artikel 11 van de Verordening.

Art. 6.Toezicht op toepassing De door de Koning aangestelde ambtenaren en personeelsleden zien toe op de toepassing van de bepalingen van deze wet.

Art. 7.Beroepsgeheim § 1. Alle door de bevoegde autoriteit verkregen vertrouwelijke informatie valt onder het beroepsgeheim. De bevoegde autoriteit maakt de verkregen informatie niet bekend zonder de uitdrukkelijke voorafgaande toestemming van de persoon of de autoriteit die ze heeft verstrekt, tenzij de bevoegde autoriteit hiertoe gemachtigd is overeenkomstig het Unierecht of het nationaal recht. § 2. In afwijking van paragraaf 1 kan de bevoegde autoriteit die informatie delen met de Commissie, de douaneautoriteiten, de bevoegde autoriteiten belast met het opleggen van bestuurlijke of strafrechtelijke sancties en het Europees Openbaar Ministerie, om ervoor te zorgen dat personen hun verplichtingen uit hoofde van deze wet nakomen en de douanewetgeving wordt toegepast. Deze gedeelde informatie valt onder het beroepsgeheim en wordt aan geen enkele andere persoon of autoriteit bekendgemaakt, behoudens in overeenstemming met het Unierecht of nationaal recht.

TITEL 2. - Verplichtingen van importeurs HOOFDSTUK 1. - Aanvraag en machtiging voor de status van CBAM-aangever

Art. 8.Invoer van goederen Enkel een toegelaten CBAM-aangever mag de in bijlage I bij de Verordening bedoelde goederen in het douanegebied van de Unie invoeren.

Art. 9.Toelatingsaanvraag § 1. Alvorens goederen in het douanegebied van de Unie in te voeren, moet elke in België gevestigde importeur een toelatingsaanvraag indienen om de status van toegelaten CBAM-aangever te verkrijgen. Deze toelatingsaanvraag kan echter worden ingediend door een indirecte douanevertegenwoordiger indien deze door de importeur is aangewezen overeenkomstig artikel 18 van Verordening (EU) 952/2013.

Deze toelatingsaanvraag kan vanaf 31 december 2024 gebeuren. § 2. Indien een importeur niet in België gevestigd is, dient de indirecte douanevertegenwoordiger de toelatingsaanvraag in. § 3. De toelatingsaanvraag moet worden ingediend via het Register. § 4. De toelatingsaanvraag moet de volgende informatie bevatten over de aanvrager: a) naam, adres en contactgegevens;b) EORI-nummer;c) belangrijkste economische activiteit in de Unie;d) bevestiging van de bevoegde autoriteit aangeduid door de Koning indien de aanvrager gevestigd is in België of de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de aanvrager gevestigd is, dat er tegen de aanvrager geen invorderingsopdracht wegens onbetaalde nationale belastingschulden loopt of voor belastingen bedoeld in artikel 3 van de bijzondere wet van 16 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/01/1989 pub. 06/11/2008 numac 2008000907 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de financiering van de Gemeenschappen en Gewesten;e) verklaring op erewoord dat de aanvrager in de vijf jaar voorafgaand aan het jaar van de aanvraag niet betrokken was bij ernstige of herhaalde overtredingen van de douanewetgeving, belastingvoorschriften of regels inzake marktmisbruik daaronder begrepen dat de aanvrager geen strafblad met zware begrijpen in verband met zijn economische activiteit heeft;f) informatie waarmee de financiële draagkracht en de operationele capaciteit van de aanvrager om zijn verplichtingen in hoofde van deze wet na te komen wordt aangetoond en, indien de bevoegde autoriteit daartoe beslist op basis van een risicobeoordeling, bewijsstukken ter bevestiging van die informatie, zoals de jaarrekening en de balans van maximaal de laatste drie boekjaren;g) de geraamde monetaire waarde en omvang van de invoer van goederen in het douanegebied van de Unie volgens soort goederen, voor het kalenderjaar waarin de aanvraag wordt ingediend en voor het daaropvolgende kalenderjaar;h) naam en contactgegevens van de personen voor wier rekening de aanvrager in voorkomend geval optreedt. Elke importeur of indirecte douanevertegenwoordiger moet, in overeenstemming met paragraaf 1 van dit artikel, een professioneel e-mailadres opgeven waarnaar de bevoegde autoriteit geldig alle individuele of collectieve mededelingen kan richten die ze uitvoert in het kader van deze wet of elke andere wettelijke of reglementaire bepaling waarop hij toezicht houdt. § 5. De aanvrager kan zijn aanvraag te allen tijde intrekken. § 6. De toegelaten CBAM-aangever stelt de bevoegde autoriteit via het Register onverwijld in kennis van alle wijzigingen in de uit hoofde van paragraaf 4 van dit artikel verstrekte informatie die zich voordoen nadat het besluit van verlening van de status van toegelaten CBAM-aangever op grond van dit artikel is vastgesteld, en die van invloed kunnen zijn op dat besluit of op de inhoud van de uit hoofde daarvan verleende toelating. § 7. In afwijking van paragraaf 1 wordt, wanneer de transmissiecapaciteit voor de invoer van elektriciteit wordt toegewezen via een expliciete capaciteitstoewijzing, de persoon aan wie de capaciteit met het oog op invoer is toegewezen en die die capaciteit voor invoer nomineert, voor de toepassing van deze wet aangemerkt als toegelaten CBAM-aangever in de lidstaat waar de persoon die de invoer van elektriciteit in de douaneaangifte heeft aangegeven.

De invoer moet per grens worden gemeten gedurende tijdvakken van niet meer dan één uur en er is geen aftrek van uitvoer of doorvoer van hetzelfde uur mogelijk.

De bevoegde autoriteit, of elke andere officieel aangewezen autoriteit door de bevoegde autoriteit registreert de persoon van wie de douaneaangifte werd neergelegd in het Register.

Art. 10.Toelating § 1. Indien een toelatingsaanvraag wordt ingediend overeenkomst artikel 9, kent de bevoegde autoriteit de status van toegelaten CBAM-aangever toe, indien aan de volgende criteria is voldaan: a) de aanvrager is in de vijf jaar voorafgaand aan zijn aanvraag niet betrokken geweest bij ernstige of herhaalde overtredingen van douanewetgeving, belastingvoorschriften, regels inzake marktmisbruik of deze wet en gedelegeerde uitvoeringshandelingen die uit hoofde van de Verordening zijn vastgesteld, en de aanvrager heeft met name geen strafblad met zware vergrijpen in verband met zijn economische activiteit;b) de aanvrager toont aan over de financiële draagkracht en operationele capaciteit te beschikken om zijn verplichtingen uit hoofde van deze wet na te komen;c) de aanvrager is in België gevestigd;en d) aan de aanvrager is een EORI-nummer toegekend overeenkomstig artikel 9 van Verordening (EU) 952/2013. De status van toegelaten CBAM-aangever wordt in alle lidstaten erkend.

De bevoegde autoriteit voert een raadplegingsprocedure uit over de toelatingsaanvraag via het CBAM-register alvorens de status van toegelaten CBAM-aangever te verlenen. De raadplegingsprocedure duurt maximaal 15 werkdagen. § 2. De toekenning van de status van toegelaten CBAM-aangever wordt geweigerd indien de bevoegde autoriteit van oordeel is dat de in paragraaf 1 vermelde criteria niet vervuld zijn, of indien de aanvrager de in artikel 9, § 4 van deze wet genoemde informatie niet heeft verstrekt. § 3. Het besluit tot weigering van de status van toegelaten CBAM-aangever bevat de weigeringsgronden en informatie over de beroepsprocedure.

Art. 11.Instellen van een zekerheid § 1. Om de financiële draagkracht en operationele capaciteit aan te tonen, vereist de bevoegde autoriteit dat de aanvrager een zekerheid stelt als de aanvrager nog niet gevestigd was gedurende twee boekjaren voorafgaand aan het jaar waarin de aanvraag overeenkomstig artikel 9, § 1 van deze wet werd ingediend. § 2. De bevoegde autoriteit stelt het bedrag van die zekerheid vast op het bedrag dat wordt berekend als de geaggregeerde waarde van het aantal CBAM-certificaten die de toegelaten CBAM-aangever overeenkomstig artikel 19 van deze wet zou moeten inleveren voor de invoer van overeenkomstig artikel 9, paragraaf 4, g) van deze wet aangegeven goederen. § 3. De zekerheid wordt gesteld middels een bankgarantie, betaalbaar op eerste verzoek, door een financiële instelling die in de Unie actief is, of in een andere vorm van garantie die een gelijkwaardige zekerheid biedt. § 4. Indien de bevoegde autoriteit vaststelt dat de gestelde zekerheid de financiële draagkracht en operationele capaciteit van de toegelaten CBAM-aangever om te voldoen aan zijn verplichtingen uit hoofde van deze wet niet garandeert of niet meer volstaat om deze te garanderen, eist de bevoegde autoriteit van de toegelaten CBAM-aangever dat deze, naar eigen keuze, overeenkomstig paragraaf 5 een aanvullende zekerheid stelt of de oorspronkelijke zekerheid door een nieuwe vervangt. § 5. De bevoegde autoriteit geeft de zekerheid onmiddellijk vrij na 31 mei van het tweede jaar waarin de toegelaten CBAM-aangever CBAM-certificaten overeenkomstig artikel 19 van deze wet heeft ingeleverd.

Art. 12.Intrekking van de status toegelaten CBAM-aangever § 1. De bevoegde autoriteit trekt de status van toegelaten CBAM-aangever in indien: a) de toegelaten CBAM-aangever om intrekking verzoekt, of b) de toegelaten CBAM-aangever niet meer aan de in artikel 9, paragraaf 4 of artikel 10, paragraaf 1 van deze wet bepaalde criteria voldoet, of indien de CBAM-aangever betrokken is geweest bij ernstige of herhaalde overtredingen van de verplichting om CBAM-certificaten overeenkomstig artikel 19, paragraaf 1 van deze wet in te leveren of van de verplichting om aan het eind van elk in artikel 19, paragraaf 2 van deze wet bedoeld kwartaal een voldoende aantal CBAM-certificaten op zijn rekening in het CBAM-register aan te houden. § 2. Alvorens de status van toegelaten CBAM-aangever in te trekken, stelt de bevoegde autoriteit de toegelaten CBAM-aangever in de gelegenheid te worden gehoord en voert zij een raadplegingsprocedure uit over de eventuele intrekking van die status. De raadplegingsprocedure duurt maximaal 15 werkdagen. § 3. Een besluit tot intrekking bevat de redenen voor het besluit en de informatie over het recht om beroep in te stellen. § 4. Na de intrekking van de status, bewaart de bevoegde autoriteit de gegevens van de voormalige toegelaten CBAM-aangever gedurende een periode maximaal vijf jaar. HOOFDSTUK 2. - Aangifteplicht

Art. 13.Aangiftesysteem § 1. Uiterlijk op 31 mei van elk jaar, en voor het eerst op 31 mei 2027 voor het jaar 2026, gebruikt elke toegelaten CBAM-aangever het CBAM-register om een CBAM-aangifte voor het voorgaande kalenderjaar in te dienen. § 2. De CBAM-aangifte moet de volgende gegevens bevatten: a) de totale hoeveelheid van iedere soort ingevoerde goederen in het voorgaande kalenderjaar, uitgedrukt in megawattuur voor elektriciteit en in ton voor andere goederen;b) de totale ingebedde emissies van de in punt a) van deze paragraaf bedoelde goederen, uitgedrukt in ton CO2-equivalent per megawattuur in het geval van elektriciteit of in ton CO2-equivalent emissies per ton van iedere soort goederen in het geval van andere goederen;c) het totale aantal in te leveren CBAM-certificaten dat overeenkomt met de totale ingebedde emissies als bedoeld in punt b) van deze paragraaf, na de aftrek die verschuldigd is vanwege de in een land van oorsprong betaalde koolstofprijs overeenkomstig artikel 17 van deze wet en de noodzakelijke correctie voor de mate waarin EU-ETS-emissierechten gratis worden toegewezen overeenkomstig artikel 31 van de Verordening;d) kopieën van de verificatieverslagen van de geaccrediteerde verificateurs. § 3. Wanneer veredelingsproducten die voortkomen uit een in artikel 256 van Verordening (EU) 952/2013 bedoelde regeling actieve veredeling worden ingevoerd, vermeldt de toegelaten CBAM-aangever in de CBAM-aangifte de ingebedde emissies in de onder de regeling actieve veredeling geplaatste goederen die tot de ingevoerde veredelingsproducten hebben geleid, ook als de veredelingsproducten geen in bijlage I bij de Verordening opgenomen goederen zijn. Deze paragraaf is ook van toepassing wanneer de veredelingsproducten die voortkomen uit de regeling actieve veredeling terugkerende goederen zijn als bedoeld in artikel 205 van Verordening (EU) 952/2013. § 4. Wanneer de in bijlage I bij de Verordening vermelde ingevoerde goederen veredelingsproducten zijn die voortkomen uit een in artikel 259 van Verordening (EU) 952/2013 bedoelde regeling passieve veredeling, vermeldt de toegelaten CBAM-aangever in de CBAM-aangifte alleen de emissies van de veredeling buiten het douanegebied van de Unie. § 5. Wanneer de ingevoerde goederen terugkerende goederen zijn als bedoeld in artikel 203 van Verordening (EU) 952/2013, neemt de toegelaten CBAM-aangever in zijn CBAM-aangifte een afzonderlijke vermelding van "nul" op de voor de totale ingebedde emissies die overeenstemmen met die goederen.

Art. 14.Berekening van de ingebedde emissies § 1. Bijlage IV van de Verordening beschrijft de berekeningsmethodes voor de ingebedde emissies van de goederen. Voor de in bijlage II opgenomen goederen worden alleen directe emissies berekend en in aanmerking genomen. § 2. De toegelaten CBAM-aangever houdt een administratie bij van de informatie die nodig is om de ingebedde emissies te berekenen overeenkomstig de voorschriften van bijlage V van de Verordening. § 3. De toegelaten CBAM-aangever bewaart de in voorgaande paragraaf bedoelde administratie, met inbegrip van het verslag van de verificateur, tot het einde van het vierde jaar na het jaar waarin de CBAM-aangifte is of had moeten worden ingediend.

Art. 15.Verificatie van ingebedde emissies § 1. De toegelaten CBAM-aangever draagt er zorg voor dat de totale ingebedde emissies die in op grond van artikel 13 ingediende CBAM-aangifte zijn aangegeven worden geverifieerd door een geaccrediteerde verificateur. De verificatiebeginselen worden beschreven in bijlage VI van de Verordening. § 2. Voor ingebedde emissies in goederen die in een overeenkomstig artikel 10 van de Verordening geregistreerde installatie in een derde land zijn geproduceerd, kan de toegelaten CBAM-aangever ervoor kiezen gebruik te maken van overeenkomstig artikel 10 lid 7 van de Verordening aan hem verstrekte geverifieerde informatie om aan zijn in paragraaf 1 van dit artikel bedoelde verplichtingen te voldoen.

Art. 16.Accreditatie van verificateurs § 1. Iedere persoon die overeenkomstig de Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2067 van de Commissie van 19 december 2018 inzake de verificatie van gegevens en de accreditatie van verificateurs krachtens Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad voor een toepasselijke activiteitengroep geaccrediteerd is, wordt aangemerkt als een geaccrediteerde verificateur voor de toepassing van deze wet. § 2. BELAC kan, op verzoek, een persoon als verificateur voor de toepassing van deze wet accrediteren, indien zij op basis van de bij haar ingediende documenten van oordeel is dat die persoon bekwaam is om de in bijlage VI van de Verordening bedoelde verificatiebeginselen toe te passen bij de vervulling van de taken van verificatie van de ingebedde emissies op grond van artikel 15 van deze wet. HOOFDSTUK 3. - Derde landen

Art. 17.In een derde land betaalde koolstofprijs § 1. Een toegelaten CBAM-aangever kan in de CBAM-aangifte een vermindering van het aantal in te leveren CBAM-certificaten vragen om rekening te houden met de in het land van oorsprong betaalde koolstofprijs voor de aangegeven ingebedde emissies. De vermindering kan alleen worden gevraagd als de koolstofprijs daadwerkelijk is betaald in het land van oorsprong. In dat geval wordt rekening gehouden met elke teruggave of andere vormen van compensatie die in dat land beschikbaar zijn en die tot een verlaging van de koolstofprijs zouden hebben geleid. § 2. De toegelaten CBAM-aangever houdt de documenten bij die nodig zijn om aan te tonen dat op de aangegeven ingebedde emissies in het land voor oorsprong van de goederen een koolstofprijs van toepassing was die daadwerkelijk is betaald als bedoeld in paragraaf 1. De toegelaten CBAM-aangever bewaart met name bewijsstukken met betrekking tot beschikbare teruggaven of andere vormen van compensatie, met name de verwijzingen naar de desbetreffende wetgeving van dat land. De informatie in die documenten wordt gecertificeerd door een persoon die onafhankelijk is van zowel de toegelaten CBAM-aangever als de autoriteiten van het land van oorsprong. De naam en de contactgegevens van die onafhankelijke persoon worden in de documenten vermeld. De toegelaten CBAM-aangever bewaart tevens het bewijs van de daadwerkelijke betaling van de koolstofprijs. § 3. De toegelaten CBAM-aangever bewaart de in paragraaf 2 bedoelde documenten tot het einde van het vierde jaar na het jaar waarin de CBAM-aangifte is of had moeten worden ingediend. HOOFDSTUK 4. - CBAM-certificaten

Art. 18.Verkoop van CBAM-certificaten § 1. België verkoopt CBAM-certificaten op een gemeenschappelijk centraal platform aan toegelaten CBAM-aangevers gevestigd in België. § 2. De verkoopprijs van CBAM-certificaten wordt door de Commissie berekend overeenkomstig artikel 21 van de Verordening.

Art. 19.Inlevering van CBAM-certificaten § 1. Uiterlijk op 31 mei van elk jaar en voor het eerst in 2027 voor het jaar 2026, levert de toegelaten CBAM-aangever via het Register een aantal CBAM-certificaten in dat overeenstemt met overeenkomstig artikel 13, § 2, c) en overeenkomstig artikel 15 van deze wet geverifieerde ingebedde emissies, voor het kalenderjaar voorafgaand aan de inlevering.

De toegelaten CBAM-aangever ziet erop toe dat het vereiste aantal CBAM-certificaten beschikbaar is op zijn rekening in het Register. § 2. Aan het einde van elk kwartaal, ziet de toegelaten CBAM-aangever erop toe dat het aantal CBAM-certificaten op zijn rekening in het Register overeenstemt met ten minste 80 % van de ingebedde emissies, bepaald aan de hand van standaardwaarden volgens de in bijlage IV bij de Verordening bepaalde methoden, in alle goederen die de CBAM-aangever heeft ingevoerd sinds het begin van het kalenderjaar. § 3. Overeenkomstig artikel 22 van de Verordening, stelt de Commissie de bevoegde autoriteit in kennis indien zij constateert dat het aantal CBAM-certificaten op rekening van een toegelaten CBAM-aangever niet voldoet aan de verplichtingen op grond van paragraaf 2.

Binnen een maand na kennisgeving, stelt de bevoegde autoriteit de toegelaten CBAM-aangever in kennis van de noodzaak om te zorgen voor een voldoende aantal CBAM-certificaten op zijn rekening.

De bevoegde autoriteit registreert de kennisgeving aan, en het antwoord van, de toegelaten CBAM-aangever in het Register.

Art. 20.Terugkoop van CBAM-certificaten § 1. Wat de door de bevoegde autoriteit toegelaten CBAM-aangevers betreft, betaalt de bevoegde autoriteit, na inlevering van de CBAM-certificaten overeenkomstig artikel 19 van deze wet en op verzoek van een toegelaten CBAM-aangever het overschot aan CBAM-certificaten terug dat nog op de rekening van de aangever in het CBAM-register staat, indien de toegelaten CBAM-aangever in België gevestigd is. § 2. Het terugkoopverzoek wordt door de toegelaten CBAM-aangever uiterlijk op 30 juni ingediend van elk jaar waarin CBAM-certificaten werden ingeleverd. § 3. Slechts een derde van het totale aantal CBAM-certificaten dat de toegelaten CBAM-aangever in het voorgaande kalenderjaar heeft aangekocht, kan worden teruggekocht. § 4. De terugkoopprijs van elk CBAM-certificaat is de prijs die de toegelaten CBAM-aangever voor dat certificaat op het moment van aankoop heeft betaald.

Art. 21.Annulering van CBAM-certificaten Overeenkomstig artikel 24 van de Verordening schort de Commissie de annulering van de CBAM-certificaten op a rato van het betwiste bedrag indien er een lopend geschil is in België inzake het aantal in te leveren CBAM-certificaten. De bevoegde autoriteit deelt de Commissie onverwijld alle relevante informatie mee.

Art. 22.Niet-inlevering van CBAM-certificaten § 1. Elke toegelaten CBAM-aangever die niet uiterlijk op 31 mei van elk jaar het aantal CBAM-certificaten inlevert dat overeenstemt met de ingebedde emissies in de in het voorafgaande kalenderjaar ingevoerde goederen, wordt een boete opgelegd.

De boete is gelijk aan de boete wegens overmatige emissie, namelijk 100 euro voor elke ton koolstofdioxide-equivalent, en is van toepassing op het jaar van invoer van de goederen.

Het bedrag van de in de vorige alinea bedoelde geldboete wijzigt bij elke wijziging van artikel 16, lid 3 van Richtlijn 2003/87/EG. De boete geldt voor elk CBAM-certificaat dat de gemachtigde CBAM-aangever niet heeft ingeleverd.

De boete stijgt overeenkomstig de veranderingen in de Europese consumentenprijsindex sinds 1 januari 2013. § 2. De betaling van de boete ontheft de toegelaten CBAM-aangever niet van zijn verplichting om het aantal ontbrekende CBAM-certificaten in een bepaald jaar in te leveren. § 3. Indien de bevoegde autoriteit, mede in het licht van de voorlopige berekeningen die de Commissie overeenkomstig artikel 19 van de Verordening heeft gedaan, oordeelt dat een toegelaten CBAM-aangever heeft verzuimd te voldoen aan de in paragraaf 1 van dit artikel bepaalde verplichting om CBAM-certificaten in te leveren, legt de bevoegde autoriteit de boete op grond van lid 1 van dit artikel op al naargelang het geval. § 4. De bevoegde autoriteit stelt een proces-verbaal op, dat bewijswaarde heeft tot het tegendeel is bewezen over de niet-naleving van de verplichting tot inlevering overeenkomstig paragraaf 3. Een kopie van het proces-verbaal wordt binnen een termijn van dertig dagen na deze vaststelling per aangetekende zending of langs elektronische weg naar de toegelaten CBAM-aangever opgestuurd.

De toegelaten CBAM-aangever beschikt over een termijn van dertig dagen vanaf de dag volgend op de kennisgeving van het proces-verbaal om de CBAM-certificaten in te leveren, en in voorkomend geval, zijn schriftelijke verdediging per aangetekende zending of langs elektronische weg bij de bevoegde autoriteit in te dienen. § 5. Indien de bevoegde autoriteit een onvolledig of laattijdig antwoord ontvangt van de in het proces-verbaal vermelde toegelaten CBAM-aangever, legt hij binnen een termijn van dertig dagen te rekenen vanaf de dag volgend op de ontvangst van het antwoord, de geldboete op overeenkomstig paragraaf 1. Bij gebreke aan antwoord van de toegelaten CBAM-aangever, legt de bevoegde autoriteit de boete op binnen een termijn van zestig dagen te rekenen vanaf de dag van de kennisgeving van het proces-verbaal.

De bevoegde autoriteit legt de boete op in overeenstemming met artikel 26, lid 4 van de Verordening en vermeldt de beroepsprocedures en -termijnen.

Art. 23.Invoer zonder toelating § 1. Indien iemand anders dan een toegelaten CBAM-aangever goederen op het Belgisch grondgebied binnenbrengt zonder aan de verplichtingen uit hoofde van deze wet te voldoen, wordt die persoon een boete opgelegd.

Het bedrag van de boete wordt vastgesteld door de bevoegde autoriteit en is doeltreffend, evenredig en afschrikkend, in het bijzonder rekening houdend met de duur, de ernst, omvang, opzet en herhaling van de niet-naleving en de mate van medewerking van die persoon met bevoegde autoriteit.

Er wordt een boete opgelegd voor elke invoer die in strijd is met de regels van deze wet door een andere persoon dan een CBAM-aangever.

Deze boete is gelijk aan 300 euro tot 500 euro voor elke ton koolstofdioxide-equivalent met betrekking tot de intrinsieke emissies van goederen die worden ingevoerd. § 2. Indien de bevoegde autoriteit, mede in het licht van de voorlopige berekeningen die de Commissie overeenkomstig artikel 19 van de Verordening heeft gedaan en de controles die de douaneautoriteiten hebben uitgevoerd, vaststelt dat een persoon goederen heeft binnengebracht op het Belgische grondgebied zonder de verplichtingen uit hoofde van deze wet zoals bepaald in paragraaf 1 van dit artikel, na te komen, legt de bevoegde autoriteit de boete op grond van paragraaf 1 van dit artikel op. § 3. De bevoegde autoriteit stelt een proces-verbaal op, dat bewijswaarde heeft tot het tegendeel bewezen, over de invoer zonder toelating overeenkomstig paragraaf 1. Een kopie van het proces-verbaal wordt binnen een termijn van dertig werkdagen na de vaststelling opgestuurd per aangetekende zending of langs elektronische weg naar de importeur als bedoeld in paragraaf 1.

De importeur beschikt over een termijn van dertig dagen vanaf de dag volgend op de kennisgeving van het proces-verbaal om zijn schriftelijke verdediging per aangetekende zending of langs elektronische weg bij de bevoegde autoriteit in te dienen. § 4. Indien de bevoegde autoriteit een onvolledig of laattijdig antwoord ontvangt van de in het proces-verbaal vermelde importeur, legt hij binnen een termijn van dertig dagen vanaf de dag volgend op de ontvangst van het antwoord de geldboete op overeenkomstig paragraaf 1 van dit artikel. Bij gebreke aan antwoord van de importeur, legt de bevoegde autoriteit de boete op binnen een termijn van zestig dagen te rekenen vanaf de dag van de kennisgeving van het proces-verbaal.

De bevoegde autoriteit legt de boete op in overeenstemming met artikel 26, lid 4 van de Verordening en vermeldt de beroepsprocedures en -termijnen. HOOFDSTUK 5. - De douaneautoriteiten

Art. 24.Bevoegdheid De bevoegde douaneautoriteiten worden aangeduid door de Koning overeenkomstig artikel 3, 14° van de Verordening.

TITEL 3. - Overgangsbepalingen HOOFDSTUK 1. - Toepassingsgebied

Art. 25.Toepassingsgebied van de overgangsperiode Tijdens de overgangsperiode worden de verplichtingen van de importeur beperkt tot verplichtingen uit deze titel.

De bevoegde autoriteit, of elke andere door de bevoegde autoriteitofficieel aangewezen autoriteit registreert de in België gevestigde importeur in het voorlopige CBAM-register.

Art. 26.De aangever § 1. Indien de importeur in België gevestigd is, kan hij zijn aangiften in eigen naam en voor eigen rekening indienen.

De importeur kan ervoor kiezen om een persoon aan te wijzen, de indirecte douanevertegenwoordiger, die een vergunning heeft om een douaneaangifte in te dienen overeenkomstig artikel 18 van Verordening (EU) 952/2013, en wanneer die persoon hiermee instemt, rusten de aangifteverplichtingen op die persoon. § 2. Indien de importeur niet in België is gevestigd, vallen de aangifteverplichtingen onder de verantwoordelijkheid van de indirecte douanevertegenwoordiger die door de importeur is aangesteld overeenkomstig artikel 18 van Verordening (EU) 952/2013. HOOFDSTUK 2. - Rapportageverplichting

Art. 27.Invoer van goederen De Douaneautoriteiten stellen de importeur, zijn indirecte douanevertegenwoordiger of, indien de importeur niet in België gevestigd is, de indirecte douanevertegenwoordiger, uiterlijk bij het in het vrije verkeer brengen van de goederen in kennis van de in artikel 29 van deze wet bedoelde rapportageverplichting.

Art. 28.Rapportageverplichting voor bepaalde douaneregelingen § 1. Wanneer veredelingsproducten die voortkomen uit de in artikel 256 van Verordening (EU) 952/2013 bedoelde regeling actieve veredeling worden ingevoerd, omvat de in artikel 29 van deze wet bedoelde rapportageverplichting de informatie over de goederen die onder de regeling actieve veredeling zijn geplaatst en waaruit de ingevoerde veredelingsproducten zijn voortgekomen, ook als de veredelingsproducten niet in bijlage I bij de Verordening zijn opgenomen. Deze paragraaf is ook van toepassing wanneer de veredelingsproducten die voortkomen uit de regeling actieve veredeling terugkerende goederen zijn als bedoeld in artikel 205 van Verordening (EU) 952/2013. § 2. De in artikel 29 van deze wet bedoelde rapportageverplichting geldt niet voor de invoer van: a) veredelingsproducten die voortkomen uit de in artikel 259 van de Verordening (EU) 952/2013 bedoelde regeling passieve veredeling;b) goederen die overeenkomstig artikel 203 van Verordening (EU) 952/2013 worden aangemerkt als terugkerende goederen.

Art. 29.Rapportageverplichting § 1. Elke importeur of indirecte douanevertegenwoordiger die gedurende een bepaald kwartaal van een kalenderjaar goederen heeft ingevoerd, dient bij de Commissie uiterlijk één maand na afloop van dat kwartaal een rapport ("CBAM-rapport") in met informatie over de in dat kwartaal ingevoerde goederen. § 2. Het CBAM-verslag bevat de volgende informatie: a) de totale hoeveelheid van iedere soort goederen, uitgedrukt in megawattuur voor elektriciteit en in ton voor andere goederen, gespecificeerd per installatie waar de goederen in het land van oorsprong zijn geproduceerd;b) de werkelijke totale ingebedde emissies, uitgedrukt in ton CO2-equivalentemissies per megawattuur in het geval van elektriciteit of in het geval van andere goederen in ton CO2-equivalent emissies per ton van iedere soort goederen, berekend overeenkomstig de in bijlage IV van de Verordening bepaalde methode;c) de totale indirecte emissies, berekend overeenkomstig de in artikel 35, lid 7 van de Verordening bedoelde uitvoeringshandeling;d) de koolstofprijs die voor de ingebedde emissies in de ingevoerde goederen verschuldigd is in een land van oorsprong, rekening houdend met eventuele beschikbare teruggave of andere vorm van compensatie. § 3. De bevoegde autoriteit leidt de correctieprocedure in en stelt de importeur of, indien de importeur niet in gevestigd is in België, de indirecte douanevertegenwoordiger, in kennis van de aanvullende informatie die nodig is om dat verslag te corrigeren. In voorkomend geval dient de importeur of de indirecte douanevertegenwoordiger een gecorrigeerd verslag in bij de bevoegde autoriteit en bij de Commissie.

Art. 30.Inhoud van het CBAM-rapport § 1. Elke rapporterende aangever rapporteert op basis van de beschikbare gegevens overeenkomstig bijlage III bij de Uitvoeringsverordening, de volgende informatie over goederen die in bijlage I bij de Verordening zijn vermeld en die voor het kwartaal waarop het CBAM-rapport betrekking heeft, zijn ingevoerd: a) de hoeveelheid ingevoerde goederen, uitgedrukt in megawattuur voor elektriciteit en in ton voor andere goederen;b) het soort goederen, aangeduid met hun gecombineerde nomenclatuurcode (GN-code). § 2. Elke rapporterende aangever verstrekt in de CBAM-rapporten de volgende informatie over de ingebedde emissies van de goederen die zijn opgenomen in bijlage I bij de Verordening, zoals vermeld bij de Uitvoeringsverordening; a) het land van oorsprong van ingevoerde goederen;b) de installatie waar de goederen zijn geproduceerd, met de vermelding van de volgende gegevens: i.de toepasselijke code voor handels- en vervoerslocaties van de Verenigde Naties (UN/LOCODE) van de locatie; ii. de bedrijfsnaam van de installatie, het adres van de installatie en de transcriptie daarvan in het Engels; iii. de geografische coördinaten van de belangrijkste emissiebron van de installatie. c) de gebruikte productieroutes, zoals gedefinieerd in afdeling 3 van bijlage II van de Uitvoeringsverordening, waarin de voor de productie van de goederen toegepaste technologie tot uiting moet komen, alsmede informatie over specifieke parameters waarmee de aangegeven gekozen productieroutes zoals gedefinieerd in afdeling 2 van bijlage IV van de Uitvoeringsverordening worden gekwalificeerd, teneinde de ingebedde directe emissies te kunnen bepalen.d) de specifieke ingebedde directe emissies van de goederen, die worden bepaald door de toegekende directe emissies van de productieprocessen om te rekenen in specifieke emissies van de goederen, uitgedrukt in CO2 per ton overeenkomstig de afdelingen F en G van bijlage III van de Uitvoeringsverordening;e) de rapportageverplichtingen die van invloed zijn op de ingebedde emissies van goederen als bedoeld in afdeling 2 van bijlage IV van de Uitvoeringsverordening;f) voor elektriciteit als ingevoerde goederen vermeldt de rapporterende aangever de volgende informatie: i.de voor elektriciteit gebruikte emissiefactor uitgedrukt in ton CO2e per MWh (megawattuur), zoals bepaald overeenkomstig punt D van bijlage III bij de Uitvoeringsverordening; ii. de gegevensbron of -methode die is gebruikt voor de bepaling van de emissiefactor van elektriciteit, zoals bepaald overeenkomstig afdeling D van bijlage III bij de uitvoeringsverordening. g) voor goederen van staal: het identificatienummer van de specifieke staalfabriek waar een bepaalde partij grondstoffen werd geproduceerd, indien bekend. § 3. Voor specifieke ingebedde indirecte emissies neemt elke rapporterende aangever in de CBAM-rapporten de volgende informatie op, zoals omschreven in bijlage I bij de Uitvoeringsverordening: a) het in megawattuur uitgedrukte elektriciteitsverbruik van het productieproces per ton geproduceerde goederen;b) een vermelding of de aangever werkelijke emissies opgeeft dan wel standaardwaarden die door de Commissie voor de overgangsperiode beschikbaar zijn gesteld en zijn gepubliceerd overeenkomstig afdeling D van bijlage III bij de Uitvoeringsverordening;c) de bijhorende emissiefactor van de verbruikte elektriciteit;d) de hoeveelheid specifieke ingebedde indirecte emissies, die wordt bepaald door de toegekende ingebedde indirecte emissies van de productieprocessen om te rekenen in specifieke indirecte emissies van de goederen, uitgedrukt in CO2e per ton overeenkomstig de afdelingen F en G van de Uitvoeringsverordening.

Art. 31.Vergaring en rapportage van gegevens met betrekking tot actieve veredeling § 1. Voor goederen die onder de regeling actieve veredeling zijn geplaatst en vervolgens als dezelfde goederen of als veredelingsproducten in het vrije verkeer worden gebracht, neemt de rapporterende aangever in de CBAM-rapporten voor het kwartaal volgend op dat waarin de douaneregeling is gezuiverd overeenkomstig artikel 257 van de Verordening (EU) 952/2013, de volgende informatie op:: a) de hoeveelheden van de in bijlage I bij de Verordening vermelde goederen gedurende die periode na actieve veredeling in het vrije verkeer zijn gebracht;b) ingebedde emissies van deze hoeveelheden in punt a) bedoelde goederen die gedurende die periode na actieve veredeling in het vrije verkeer zijn gebracht;c) het land van oorsprong van de onder a) bedoelde goederen, indien bekend;d) de installaties waar de in a) bedoelde goederen zijn geproduceerd, indien bekend;e) de hoeveelheden van de in bijlage I bij Verordening vermelde goederen die onder de regeling actieve veredeling zijn geplaatst en waarvan veredelingsproducten zijn vervaardigd die gedurende die periode in het vrije verkeer zijn gebracht;f) de ingebedde emissies van de goederen die zijn gebruikt om de in punt e) bedoelde hoeveelheden veredelingsproducten te produceren;g) indien de douane overeenkomstig artikel 175 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 van de Commissie ontheffing verleent van de verplichting om de aanzuiveringsafrekening voor te leggen, dient de rapporterende aangever de ontheffing in. § 2. De rapportage en de berekening van de in paragraaf 1, punten b) en f), bedoelde ingebedde emissies vinden plaats overeenkomstig de artikelen 3, 4 en 5 van de Uitvoeringsverordening. § 3. In afwijking van paragraaf 2, wanneer veredelingsproducten of onder de regeling actieve veredeling geplaatste goederen overeenkomstig artikel 170, lid 1, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 in het vrije verkeer worden gebracht, worden in afwijking van paragraaf 1, punten b) en f), bedoelde ingebedde emissies berekend op basis van de gewogen gemiddelde ingebedde emissies van alle goederen van dezelfde CBAM-goederencategorie zoals gedefinieerd in bijlage II bij de Uitvoeringsverordening die vanaf 1 oktober 2023 onder de regeling actieve veredeling zijn geplaatst.

De in de eerste alinea bedoelde ingebedde emissies worden als volgt berekend: a) onder de ingebedde emissies van paragraaf 1, punt b), worden de totale ingebedde emissies verstaan van de ingevoerde goederen die onder de regeling actieve veredeling zijn geplaatst, en b) onder de ingebedde emissies van paragraaf 1, punt f), worden de totale ingebedde emissies verstaan van de onder de regeling actieve veredelingen geplaatste goederen die bij een of meer veredeling zijn gebruikt, vermenigvuldigd met het percentage hoeveelheden van de daaruit verkregen veredelingsproducten die zijn ingevoerd.

Art. 32.Rapportage van informatie over de verschuldigde koolstofprijs § 1. In voorkomend geval neemt de rapporterende aangever in de CBAM-rapporten de volgende informatie op over de koolstofprijs die in een land van oorsprong verschuldigd is voor de ingebedde emissies: a) het soort product, aangeduid met zijn GN-code;b) het soort koolstofprijs;c) het land waar een koolstofprijs verschuldigd is;d) de vorm van teruggave of andere vormen van compensatie die in dat land beschikbaar zijn en tot een verlaging van die koolstofprijs zouden hebben geleid;e) het bedrag van de verschuldigde koolstofprijs, een beschrijving van het koolstofbeprijzingsinstrument en eventuele compensatieregelingen;f) een vermelding van de bepaling uit de rechtshandeling die voorziet in de koolstofprijs, teruggave of andere vormen van relevante compensatie, vergezeld van een kopie van die rechtshandeling;g) de desbetreffende ingebedde directe of indirecte emissies;h) de hoeveelheid ingebedde emissies die onder een teruggave of andere vorm van compensatie vallen, met inbegrip van, in voorkomend geval, kosteloze toewijzingen. § 2. De in paragraaf 1, punt e), bedoelde bedragen worden in euro omgerekend op basis van de gemiddelde wisselkoers in het jaar voorafgaand aan het jaar waarin het rapport moet worden ingediend. De gemiddelde wisselkoersen in een jaar worden gebaseerd op door de Europese Centrale Bank gepubliceerde noteringen. Voor valuta waarvoor door de Europese Centrale Bank geen notering wordt gepubliceerd, worden de gemiddelde wisselkoersen in een jaar berekend op basis van openbaar beschikbare informatie over de werkelijke wisselkoersen. De gemiddelde wisselkoersen in een jaar worden door de Europese Commissie opgegeven in het voorlopige CBAM-register.

Art. 33.Indiening van CBAM-rapporten § 1. Voor elk kwartaal in de periode van 1 oktober 2023 tot en met 31 december 2025 dient de rapporterende aangever de CBAM-rapporten uiterlijk een maand na afloop van dat kwartaal bij het voorlopige CBAM-register in. § 2. In het voorlopige CBAM-register verstrekt de rapporterende aangever informatie en wordt aangegeven of: a) het CBAM-rapport in eigen naam en voor eigen rekening wordt ingediend door de importeur;b) het CBAM-rapport namens een importeur wordt ingediend door een indirecte douanevertegenwoordiger. § 3. Indien een indirecte douanevertegenwoordiger de rapportageverplichtingen van de importeur uit hoofde van deze wet niet wenst uit te voeren, stelt de indirecte douanevertegenwoordiger de importeur in kennis van de verplichting om aan deze wet te voldoen. In deze kennisgeving wordt de in artikel 33, lid 1, van de Verordening bedoelde informatie opgenomen. § 4. In de CBAM-rapporten wordt de in bijlage I bij de Uitvoeringsverordening omschreven informatie opgenomen. § 5. Na indiening in het voorlopige CBAM-register wordt aan het CBAM-rapport een uniek identificatienummer toegekend.

Art. 34.Wijziging en verbetering van CBAM-rapporten § 1. Een rapporterende aangever kan een ingediend CBAM-rapport tot twee maanden na afloop van het desbetreffende verslagkwartaal wijzigen. § 2. In afwijking van paragraaf 1 kan een rapporterende aangever de CBAM-rapporten voor de eerste twee verslagperioden wijzigen tot aan de indieningstermijn voor het derde CBAM-rapport. § 3. De bevoegde autoriteit staat het de rapporterende aangever, nadat deze een daartoe strekkend gemotiveerd verzoek heeft ingediend en nadat die autoriteit dat verzoek heeft beoordeeld, in voorkomend geval toe om een CBAM-rapport opnieuw in te dienen of te corrigeren na de in de paragrafen 1 en 2 genoemde termijn en binnen een jaar na het einde van het desbetreffende verslagkwartaal. Een gecorrigeerd CBAM-rapport of, naargelang van het geval, de correctie, wordt uiterlijk een maand na goedkeuring opnieuw ingediend door de bevoegde autoriteit. § 4. In geval van weigering deelt de bevoegde autoriteit binnen dertig dagen na ontvangst van de wijzigingsaanvraag zijn gemotiveerde beslissing mee aan de rapporterende aangever en informeert hij de rapporterende aangever over de beschikbare beroepsprocedures en termijnen. § 5. Een betwist CBAM-rapport mag niet worden gewijzigd. Het CBAM-rapport kan worden vervangen om de uitkomst van dat geschil erin te verwerken.

Art. 35.Onvolledige of onjuiste CBAM-rapporten § 1. Een CBAM-rapport wordt als onvolledig beschouwd indien de rapporterende aangever niet heeft gerapporteerd overeenkomstig bijlage I bij de uitvoeringsverordening. § 2. Een CBAM-rapport wordt in een van de volgende gevallen als onjuist beschouwd: a) de informatie of gegevens in het ingediende rapport voldoen niet aan de vereisten van de artikelen 3 tot en met 7 en bijlage III bij de Uitvoeringsverordening;b) de rapporterende aangever heeft foutieve gegevens en informatie ingediend;c) de rapporterende aangever geeft geen passende motivering voor het gebruik van andere rapportagevoorschriften dan de in bijlage III bij de Uitvoeringsverordening genoemde.

Art. 36.Sancties § 1. De bevoegde autoriteit legt een boete op aan de importeur of, indien de importeur niet in België gevestigd is, aan de indirecte douanevertegenwoordiger, in de volgende gevallen: a) indien de rapporterende aangever heeft verzuimd het nodige te doen om te voldoen aan de verplichting om een CBAM-rapport in te dienen, of b) indien het CBAM-rapport onjuist of onvolledig is in de zin van artikel 13 van de uitvoeringsverordening en de rapporterende aangever heeft verzuimd het nodige te doen om het CBAM-rapport te corrigeren wanneer de bevoegde autoriteit de correctieprocedure overeenkomstig artikel 14, lid 4 van de Uitvoeringsverordening, heeft opgestart. § 2. De boete bedraagt tussen 10 euro en 50 euro per ton niet-gerapporteerde emissies. De boete wordt overeenkomstig het Europees indexcijfer van de consumptieprijzen verhoogd. § 3. Bij de bepaling van het daadwerkelijke bedrag van een boete wegens het niet-rapporteren van emissies die zijn berekend op basis van de door de Commissie beschikbaar gestelde en gepubliceerde standaardwaarden voor de overgangsperiode, houdt de bevoegde autoriteit rekening met de volgende factoren: a)de omvang van niet-gerapporteerde informatie; b) de niet-gerapporteerde hoeveelheden ingevoerde goederen en de niet-gerapporteerde emissies in verband met die goederen;c) de bereidheid van de rapporterende aangever om te voldoen aan verzoeken om informatie of om de het CBAM-rapport te corrigeren;d) het opzettelijke of nalatige gedrag van de rapporterende aangever;e) het gedrag van de rapporterende aangever in het verleden met betrekking tot de naleving van de rapportageverplichtingen;f) de mate waarin de rapporterende aangever meewerkt om de inbreuk te beëindigen;g) of de rapporterende aangever vrijwillig maatregelen heeft genomen om te voorkomen dat soortgelijke inbreuken in de toekomst worden gepleegd. § 4. Er worden hogere boeten opgelegd wanneer successievelijk meer dan twee onvolledige of onjuiste rapporten in de zin van artikel 13 van de Uitvoeringsverordening zijn ingediend of wanneer het verzuim langer dan zes maanden voortduurt.

TITEL 4. - Slotbepalingen

Art. 37.Toepassingsperiode § 1. Titel 3 [Overgangsbepalingen] van deze wet is van toepassing tijdens de overgangsperiode. § 2. Hoofdstuk 1 van Titel 2 is toepasbaar vanaf 31 december 2024. § 3. Behoudens paragraaf 1 en 2 van dit artikel is deze wet van toepassing tijdens de Definitieve Periode.

Art. 38.Tenuitvoerlegging van de wet § 1. De Koning kan de maatregelen nemen die nodig zijn voor de omzetting van de dwingende bepalingen die voortvloeien uit Europese Verordeningen en de maatregelen ter uitvoering van de bepalingen van deze wet. § 2. Binnen de grenzen van de eerste paragraaf kunnen de krachtens dit artikel uitgevaardigde besluiten de geldende wettelijke bepalingen wijzigen, aanvullen, vervangen of opheffen na bekrachtiging van de wetgever.

Art. 39.Inwerkingtreding Deze wet treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 14 april 2024.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Financiën, V. VAN PETEGHEM De Minister van Klimaat, Leefmilieu, Duurzame ontwikkeling en Green deal, Z. KHATTABI Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, P. VAN TIGCHELT _______ Nota (1) Kamer van Volksvertegenwoordigen (www.dekamer.be) Stukken :55k3888/002 Integraal verslag : 26 maart 2024

^