gepubliceerd op 13 augustus 2010
Wet betreffende de toetreding van België tot het Verdrag van Tampere inzake de levering van telecommunicatievoorzieningen voor rampenmitigatie en noodhulpoperaties, gedaan te Tampere op 18 juni 1998 (1) (2)
13 MEI 2009. - Wet betreffende de toetreding van België tot het Verdrag van Tampere inzake de levering van telecommunicatievoorzieningen voor rampenmitigatie en noodhulpoperaties, gedaan te Tampere (Finland) op 18 juni 1998 (1) (2)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.
Art. 2.De Koning wordt gemachtigd toe te treden tot het Verdrag van Tampere inzake de levering van telecommunicatievoorzieningen voor rampenmitigatie en noodhulpoperaties, gedaan te Tampere (Finland) op 18 juni 1998, dat volkomen gevolg zal hebben.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 13 mei 2009.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Buitenlandse Zaken, K. DE GUCHT De Minister van Financiën, D. REYNDERS De Minister van Binnenlandse Zaken, G. DE PADT De Minister van Justitie, S. DE CLERCK De Minister van Landsverdediging, P. DE CREM De Minister van Klimaat en Energie, P. MAGNETTE De Minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen, V. VAN QUICKENBORNE Mmet 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, S. DE CLERCK _______ Nota's (1) Zitting 2007-2008. Senaat.
Documenten. - Ontwerp van wet ingediend op 29 februari 2008, nr. 4-585/1. - Verslag, nr. 4-585/2.
Parlementaire Handelingen. - Bespreking en stemming : vergadering van 10 april 2008.
Kamer.
Documenten. - Ontwerp overgezonden door de Senaat, nr. 52-1063/1. - Tekst aangenomen in plenaire vergadering en aan de Koning ter bekrachtiging voorgelegd, nr. 52-1063/2.
Parlementaire Handelingen. - Bespreking en stemming : vergadering van 15 mei 2008. (2) Zie Decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 7 mei 2010 (Belgisch Staatsblad van 24 juni 2010 (Ed.2)), Decreet van de Franse Gemeenschap van 8 januari 2009 (Belgisch Staatsblad van 10 maart 2009), Decreet van de Duitstalige Gemeenschap van 3 december 2009 (Belgisch Staatsblad van 17 februari 2010 (Ed. 2)), Decreet van het Waalse Gewest van 15 januari 2009 (Belgisch Staatsblad van 6 februari 2009), Decreet van het Waalse Gewest van 15 januari 2009 (Belgisch Staatsblad van 9 februari 2009), Ordonnantie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 6 maart 2008 (Belgisch Staatsblad van 8 april 2008).
Verdrag van Tampere inzake de levering van telecommunicatievoorzieningen voor rampenmitigatie en noodhulpoperaties De Staten die Partij zijn bij dit Verdrag, In het besef dat de omvang, de complexiteit, de frequentie en de gevolgen van rampen sterk toenemen en in ontwikkelingslanden buitengewoon ernstige consequenties hebben, In herinnering brengend dat humanitaire hulpverleningsorganisaties betrouwbare en flexibele telecommunicatievoorzieningen nodig hebben voor de uitvoering van hun vitale taken, Voorts in herinnering brengend de essentiële rol van telecommunicatievoorzieningen bij het faciliteren van de veiligheid van het personeel dat de humanitaire noodhulp en bijstand verleent, Voorts in herinnering brengend de vitale rol van radio-uitzendingen bij het verspreiden van nauwkeurige informatie over rampen onder in gevaar verkerende bevolkingsgroepen, Ervan overtuigd dat de doelmatige en tijdige inzet van telecommunicatievoorzieningen en de snelle en efficiënte uitwisseling van nauwkeurige en betrouwbare informatie van wezenlijk belang zijn om het verlies aan mensenlevens, het menselijk lijden en de schade aan eigendommen en leefomgeving als gevolg van rampen te beperken, Bezorgd over de gevolgen van rampen voor communicatiefaciliteiten en informatiestromen, Zich bewust van de bijzondere behoefte aan technische bijstand van de minst ontwikkelde, rampgevoelige landen, teneinde telecommunicatievoorzieningen te ontwikkelen voor rampenmitigatie en noodhulpoperaties, Opnieuw bevestigend de absolute prioriteit die wordt toegekend aan levensreddende communicatie in noodsituaties in meer dan vijftig internationale regelgevende kaders, waaronder het Statuut van de Internationale Telecommunicatie Unie, Gelet op de geschiedenis van de internationale samenwerking en coördinatie bij rampenmitigatie en noodhulp, met inbegrip van deaangetoonde levensreddende rol van de tijdige inzet en het gebruik van telecommunicatievoorzieningen, Voorts gelet op het verslag van de Internationale Conferentie over communicatie bij rampen (Genève, 1990) betreffende de mogelijkheden van telecommunicatiesystemen bij de reactie op en het herstel na rampen, Voorts gelet op de dringende roep in de Verklaring van Tampere inzake communicatie bij rampen (Tampere, 1991) om betrouwbare telecommunicatiesystemen voor rampenmitigatie en noodhulpoperaties, en om een internationaal verdrag inzake communicatie bij rampen teneinde deze systemen te bevorderen, Voorts gelet op Resolutie 44/236 van de algemene Vergadering van de Verenigde Naties, die het tijdvak 1990-2000 uitroept tot Internationaal Decennium voor de beperking van natuurrampen, en Resolutie 46/182, waarin wordt opgeroepen tot versterking van de coördinatie van humanitaire noodhulp, Voorts gelet op de prominente rol die wordt toegekend aan communicatievoorzieningen in de strategie en het actieplan van Yokohama voor een veiliger wereld, aangenomen door de Wereldconferentie inzake het beperken van natuurrampen (Yokohama, 1994), Voorts gelet op Resolutie 7 van de Wereldconferentie inzake de ontwikkeling van telecommunicatie (Buenos Aires, 1994), bekrachtigd bij Resolutie 36 van de Conferentie van gevolmachtigden van de Internationale Telecommunicatie Unie (Kyoto, 1994), die regeringen aanspoort alle praktische maatregelen te nemen om de snelle ingebruikneming en het doelmatige gebruik van telecommunicatie-apparatuur voor rampenmitigatie en noodhulpoperaties te vergemakkelijken door reglementaire belemmeringen te beperken en waar mogelijk weg te nemen en de samenwerking tussen Staten te intensiveren, Voorts gelet op Resolutie 644 van de Wereld Radiocommunicatie Conferentie (Genève, 1997), die regeringen aanspoort de aanneming van dit Verdrag en de uitvoering ervan op nationaal niveau volledig te steunen, Voorts gelet op Resolutie 19 van de Wereldconferentie inzake de ontwikkeling van telecommunicatie (Valletta, 1998), die regeringen aanspoort de bestudering van dit Verdrag voort te zetten teneinde te overwegen de aanneming ervan volledig te steunen, Voorts gelet op Resolutie 51/94 van de algemene Vergadering van de Verenigde Naties, die de ontwikkeling aanmoedigt van een transparante en tijdige procedure voor het instellen van doelmatige regelingen voor de coördinatie van noodhulp bij rampen, alsmede van ReliefWeb als het wereldwijde informatiesysteem voor het verspreiden van betrouwbare en tijdige informatie inzake noodsituaties en natuurgeweld, Onder verwijzing naar de conclusies van de Werkgroep voor telecommunicatiein noodsituaties ten aanzien van de cruciale rol van telecommunicatie bij rampenmitigatie en noodhulp, Ondersteund door het werk van vele Staten, organen van de Verenigde Naties, gouvernementele, intergouvernementele en niet-gouvernementele organisaties, humanitaire organisaties, aanbieders van telecommunicatieapparatuur en telecommunicatiediensten, media, universiteiten en organisaties die actief zijn op het gebied van communicatie en rampen, om de communicatie bij rampen te verbeteren en te vergemakkelijken, Geleid door de wens de betrouwbare en snelle beschikbaarheid van telecommunicatievoorzieningen voor rampenmitigatie en noodhulpoperaties te waarborgen, en Voorts geleid door de wens internationale samenwerking te vergemakkelijken teneinde de gevolgen van rampen te beperken, Zijn als volgt overeengekomen : Artikel 1 Begripsbepalingen Voor de toepassing van dit Verdrag hebben onderstaande termen, tenzij uit de context waarin zij worden gebruikt anderszins blijkt, de volgende betekenis : 1. « Staat die Partij is » een Staat die ermee heeft ingestemd door dit Verdrag te worden gebonden.2. « Staat die Partij is die bijstand verleent » : een Staat die Partij is bij dit Verdrag en ingevolge daarvan bijstand op het gebied van telecommunicatie verleent.3. « Verzoekende Staat die Partij is » : een Staat die Partij is bij dit Verdrag en ingevolge daarvan om bijstand op het gebied van telecommunicatie verzoekt.4. « Dit Verdrag » : het Verdrag van Tampere inzake de levering van telecommunicatievoorzieningen voor rampenmitigatie en noodhulpoperaties.5. « De depositaris » : de depositaris van dit Verdrag zoals vermeld in artikel 16.6. « Ramp » : een ernstige verstoring van het functioneren van een maatschappij, waarbij een wezenlijk en algemeen gevaar ontstaat voor het menselijk leven, de gezondheid, eigendommen of de leefomgeving, ongeacht of deze verstoring wordt veroorzaakt door een ongeval, een natuurverschijnsel of menselijke activiteiten, en ongeacht of deze verstoring plotseling ontstaat of het gevolg is van gecompliceerde en langdurige processen.7. « Rampenmitigatie » : maatregelen die tot doel hebben rampen te voorkomen, te voorspellen, zich op rampen voor te bereiden, erop te reageren, ze te volgen en/of de gevolgen ervan te verzachten.8. « Gezondheidsrisico » : het plotseling uitbreken van besmettelijke ziekten, in de vorm van epidemieën of pandemieën, of een andere gebeurtenis die een wezenlijk gevaar voor het menselijk leven of de gezondheid vormt en een ramp zou kunnen veroorzaken.9. « Natuurgeweld » : een gebeurtenis of proces, zoals een aardbeving, brand, overstroming, wind, aardverschuiving, lawine, cycloon, tsoenami, insectenplaag, droogte of vulkaanuitbarsting die of dat een ramp zou kunnen veroorzaken.10. « Niet-gouvernementele organisatie » : elke organisatie, met inbegrip van particuliere organen en ondernemingen, anders dan een Staat of een gouvernementele of intergouvernementele organisatie, die zich bezighoudt met rampenmitigatie en noodhulp en/of de levering van telecommunicatievoorzieningen voor rampenmitigatie en noodhulp.11. « Orgaan anders dan een Staat » : elk orgaan, anders dan een Staat, met inbegrip van niet-gouvernementele organisaties en de Rode Kruisen de Rode Halve Maan-beweging, dat zich bezighoudt met rampenmitigatie en noodhulp en/of de levering van telecommunicatievoorzieningen voor rampenmitigatie en noodhulp.12. « Noodhulpoperaties » : die activiteiten die tot doel hebben het verlies aan mensenlevens, het menselijk lijden en door de ramp aan eigendommen en/of leefomgeving veroorzaakte schade te beperken.13. « Bijstand op het gebied van telecommunicatie » : de levering van telecommunicatievoorzieningen of andere voorzieningen of ondersteuning die tot doel hebben het gebruik van telecommunicatievoorzieningen te vergemakkelijken.14. « Telecommunicatievoorzieningen » : personeel, apparatuur, materialen, informatie, opleiding, radiofrequentiespectrum, netwerk- of transmissiecapaciteit of andere voor de telecommunicatie benodigde voorzieningen.15. « Telecommunicatie » : elke overbrenging, uitzending of ontvangst van tekens, signalen, schrift, beelden, geluiden of informatie van welke aard ook door middel van kabel- of radiostelsels, glasvezel- of andere elektromagnetische systemen. Artikel 2 Coördinatie 1. De Coördinator van de Verenigde Naties voor Rampenhulp is de uitvoerende coördinator voor dit Verdrag en kwijt zich van de verantwoordelijkheden van de uitvoerende coördinator als omschreven in de artikelen 3, 4, 6, 7, 8 en 9.2. De uitvoerende coördinator verzoekt om de medewerking van andere bevoegde organisaties van de Verenigde Naties, in het bijzonder de Internationale Telecommunicatie Unie, teneinde hem bij te staan bij het verwezenlijken van de doelstellingen van dit Verdrag en, in het bijzonder, van de verantwoordelijkheden als omschreven in de artikelen 8 en 9, en de nodige technische ondersteuning te verlenen die strookt met de doelstellingen van de desbetreffende organisaties.3. De verantwoordelijkheden van de uitvoerende coördinator ingevolge dit Verdrag beperken zich tot coördinerende activiteiten met een internationaal karakter. Artikel 3 Algemene bepalingen 1. De Staten die Partij zijn werken, in overeenstemming met het bepaalde in dit Verdrag, onderling en met organen anders dan Staten en intergouvernementele organisaties samen, teneinde het gebruik van telecommunicatievoorzieningen voor rampenmitigatie en noodhulp te vergemakkelijken.2. Dit gebruik omvat, doch is niet beperkt tot : a.het inzetten van grond- en satelliet-telecommunicatie-apparatuur om natuurgeweld, gezondheidsrisico's en rampen te voorspellen en te volgen, en daarover informatie te verschaffen; b. het uitwisselen van informatie ter zake van natuurgeweld, gezondheidsrisico's en rampen tussen de Staten die Partij zijn onderling en met andere Staten, met organen anders dan Staten en met intergouvernementele organisaties, en de verspreiding van deze informatie onder het publiek, in het bijzonder onder gemeenschappen die in gevaar verkeren;c. het onverwijld verlenen van bijstand op het gebied van telecommunicatie teneinde de gevolgen van een ramp te verzachten;en d. het installeren en bedienen van betrouwbare en flexibele telecommunicatievoorzieningen die zullen worden gebruikt door humanitaire hulpverleningsorganisaties.3. Teneinde dit gebruik te vergemakkelijken, kunnen Staten die Partij zijn aanvullende multinationale of bilaterale verdragen of regelingen sluiten.4. De Staten die Partij zijn verzoeken de uitvoerende coördinator, in overleg met de Internationale Telecommunicatie Unie, de depositaris en andere betrokken organen van de Verenigde Naties en intergouvernementele en niet-gouvernementele organisaties alles in het werk te stellen, in overeenstemming met het bepaalde in dit Verdrag, teneinde : a.in overleg met de Staten die Partij zijn modelverdragen op te stellen die kunnen dienen als basis voor multinationale of bilaterale verdragen die de levering van telecommunicatievoorzieningen voor rampenmitigatie en noodhulp vergemakkelijken; b. modelverdragen, aanbevolen handelwijzen en andere van belang zijnde informatie ter beschikking te stellen aan Staten die Partij zijn, andere Staten, organen anders dan Staten en intergouvernementele organisaties, ter zake van de levering van telecommunicatievoorzieningen voor rampenmitigatie en noodhulp, met behulp van elektronische middelen of andere geschikte mechanismen;c. procedures en systemen voor het verzamelen en verspreiden van informatie te ontwikkelen, toe te passen en bij te houden die voor de uitvoering van het Verdrag noodzakelijk zijn;en d. de Staten in kennis te stellen van de voorwaarden van dit Verdrag, alsmede de in dit Verdrag bedoelde samenwerking tussen Staten die Partij zijn te vergemakkelijken en te ondersteunen.5. De Staten die Partij zijn werken onderling samen teneinde de mogelijkheden van gouvernementele organisaties, organen anders dan Staten en intergouvernementele organisaties te vergroten, opdat deze opleidingsstelsels kunnen opzetten voor de behandeling en de bediening van apparatuur, alsmede cursussen voor het ontwikkelen, ontwerpen en bouwen van noodtelecommunicatiefaciliteiten voor het voorkomen, volgen en mitigeren van rampen. Artikel 4 Het verlenen van bijstand op het gebied van telecommunicatie 1. Een Staat die Partij is die bijstand op het gebied van telecommunicatie voor rampenmitigatie en noodhulp behoeft, kan elk van de Staten die Partij zijn daarom verzoeken, hetzij rechtstreeks hetzij door tussenkomst van de uitvoerende coördinator.Indien het verzoek wordt gedaan door tussenkomst van de uitvoerende coördinator, verspreidt de uitvoerende coördinator deze informatie onmiddellijk onder alle andere betrokken Staten die Partij zijn. Indien het verzoek rechtstreeks aan een andere Staat die Partij is wordt gedaan, stelt de verzoekende Staat die Partij is de uitvoerende coördinator zo spoedig mogelijk hiervan in kennis. 2. Een Staat die Partij is die om bijstand op het gebied van telecommunicatie verzoekt, omschrijft de reikwijdte en de aard van de benodigde bijstand en de ingevolge de artikelen 5 en 9 van dit Verdrag genomen maatregelen, en verschaft, indien mogelijk, de Staat die Partij is waaraan het verzoek is gericht en/of de uitvoerende coördinator alle overige informatie die noodzakelijk is om vast te stellen in hoeverre de betreffende Staat aan het verzoek kan voldoen.3. Elke Staat die Partij is waaraan hetzij rechtstreeks hetzij door tussenkomst van de uitvoerende coördinator een verzoek om bijstand op het gebied van telecommunicatie wordt gericht, besluit onverwijld of hij de bijstand waarom wordt verzocht, hetzij rechtstreeks hetzij anderszins, zal verlenen en bepaalt de reikwijdte en de eventueel aan de bijstand verbonden voorwaarden, beperkingen en kosten, en doet de verzoekende Staat die Partij is daarvan mededeling.4. Elke Staat die Partij is die besluit bijstand op het gebied van telecommunicatie te verlenen, stelt de uitvoerende coördinator zo spoedig mogelijk hiervan in kennis.5. Ingevolge dit Verdrag wordt geen bijstand op het gebied van telecommunicatie verleend zonder de instemming van de verzoekende Staat die Partij is.De verzoekende Staat die Partij is behoudt het recht de bijstand op het gebied van telecommunicatie die ingevolge dit Verdrag wordt aangeboden, geheel of gedeeltelijk te weigeren overeenkomstig de bestaande nationale wetgeving en het bestaande nationale beleid van de verzoekende Staat die Partij is. 6. De Staten die Partij zijn erkennen het recht van verzoekende Staten die Partij zijn, organen anders dan Staten en intergouvernementele organisaties rechtstreeks te verzoeken om bijstand op het gebied van telecommunicatie, alsmede het recht van organen anders dan Staten en intergouvernementele organisaties, overeenkomstig de wetgeving waaraan zij zijn onderworpen, bijstand op het gebied van telecommunicatie te verlenen aan verzoekende Staten die Partij zijn op grond van dit artikel.7. Een orgaan anders dan een Staat of een intergouvernementele organisatie kan geen,,verzoekende Staat die Partij is » zijn en kan niet verzoeken om bijstand op het gebied van telecommunicatie ingevolge dit Verdrag.8. Niets in dit Verdrag doet afbreuk aan het recht van een Staat die Partij is overeenkomstig zijn nationale wetgeving toezicht te houden op de overeenkomstig dit Verdrag op zijn grondgebied verleende bijstand op het gebied van telecommunicatie en deze te leiden, te controleren en te coördineren. Artikel 5 Voorrechten, immuniteiten en faciliteiten 1. De verzoekende Staat die Partij is kent, voor zover zijn nationale wetgeving dat toestaat, aan personen die geen onderdaan van de desbetreffende Staat zijn, en aan organisaties, anders dan die welke hun zetel of hun vestiging op zijn grondgebied hbben, die handelen ingevolge dit Verdrag teneinde bijstand op het gebied van telecommunicatie te verlenen en waarvan mededeling is gedaan aan en die zijn aanvaard door de verzoekende Staat die Partij is, de voorrechten, immuniteiten en faciliteiten toe welke nodig zijn voor de uitvoering van hun taken, met inbegrip van, doch niet beperkt tot : a.immuniteit ten aanzien van arrestatie, hechtenis en rechtsvervolging, met inbegrip van strafrechtelijke, civielrechtelijke en bestuursrechtelijke procedures van de verzoekende Staat die Partij is ten aanzien van handelingen of het nalaten van handelingen die specifiek en rechtstreeks verband houden met de verlening van bijstand op het gebied van telecommunicatie; b. vrijstelling van belastingen, rechten en andere heffingen, behalve van die welke gewoonlijk bij de prijs van goederen of diensten zijn inbegrepen, ten aanzien van de uitvoering van hun bijstandstaken of ten aanzien van de apparatuur, de materialen en andere goederen die het grondgebied van de verzoekende Staat die Partij is worden binnengebracht of aldaar worden gekocht teneinde bijstand op het gebied van telecommunicatie ingevolge dit Verdrag te verlenen;en c. immuniteit ten aanzien van inbeslagneming of vordering van de bedoelde apparatuur, materialen en goederen.2. De verzoekende Staat die Partij is stelt, voor zover dit in zijn vermogen ligt, plaatselijke faciliteiten en diensten ter beschikking voor het deugdelijke en doelmatige beheer van de bijstand op het gebied van telecommunicatie, met inbegrip van de waarborg dat voor de telecommunicatie-apparatuur die ingevolge dit Verdrag zijn grondgebied wordt binnengebracht met spoed mogelijk een vergunning wordt verleend of van de vergunningsplicht wordt vrijgesteld in overeenstemming met zijn nationale wet- en regelgeving.3. De verzoekende Staat die Partij is waarborgt de veiligheid van personeel, apparatuur en materialen die ingevolge dit Verdrag zijn grondgebied worden binnengebracht.4. De eigendom van apparatuur en materialen die ingevolge dit Verdrag zijn geleverd, wordt niet beïnvloed door het gebruik ervan uit hoofde van dit Verdrag.De verzoekende Staat die Partij is waarborgt de onverwijlde teruggave van deze apparatuur, materialen en goederen aan de desbetreffende Staat die Partij is die de bijstand verleent. 5. De verzoekende Staat die Partij is zal geen telecommunicatievoorzieningen die ingevolge dit Verdrag zijn geleverd, inzetten of gebruiken voor doeleinden die niet rechtstreeks verband houden met het voorspellen en volgen van, het reageren op en het zich voorbereiden op rampen, of met het verzachten van de gevolgen van rampen of het bieden van noodhulp tijdens en na rampen.6. Niets in dit artikel verplicht een verzoekende Staat die Partij is voorrechten en immuniteiten toe te kennen aan zijn onderdanen, aan personen die in de betreffende verzoekende Staat die Partij is hun vaste verblijfplaats hebben of aan organisaties die op zijn grondgebied hun zetel of hun vestiging hebben.7. Onverminderd hun voorrechten en immuniteiten in overeenstemming met dit artikel dienen alle personen die binnenkomen op het grondgebied van een Staat die Partij is teneinde bijstand op het gebied van telecommunicatie te verlenen of anderszins het gebruik van telecommunicatievoorzieningen ingevolge dit Verdrag te vergemakkelijken, alsmede alle organisaties die bijstand op het gebied van telecommunicatie verlenen of anderszins het gebruik van telecommunicatievoorzieningen ingevolge dit Verdrag vergemakkelijken, de wet- en regelgeving van de desbetreffende Staat die Partij is in acht te nemen.Deze personen en organisaties dienen zich bovendien niet te mengen in de binnenlandse aangelegenheden van de Staat die Partij is op het grondgebied waarvan zij zijn binnengekomen. 8. Niets in dit artikel doet afbreuk aan de rechten en verplichtingen ten aanzien van voorrechten en immuniteiten die zijn toegekend aan personen en organisaties die onmiddellijk of middellijk deelnemen aan bijstand op het gebied van telecommunicatie ingevolge andere internationale verdragen (daaronder begrepen het Verdrag nopens de voorrechten en immuniteiten van de Verenigde Naties, aangenomen door de algemene Vergadering op 13 februari 1946, en het Verdrag nopens de voorrechten en immuniteiten van de gespecialiseerde organisaties, aangenomen door de algemene Vergadering op 21 november 1947) of het internationale recht. Artikel 6 Beëindiging van de bijstandsverlening 1. De verzoekende Staat die Partij is of de Staat die Partij is en bijstand verleent, kan te allen tijde de bijstand op het gebied van telecommunicatie die ingevolge artikel 4 wordt ontvangen of verleend door middel van een schriftelijke kennisgeving beëindigen.Na ontvangst van de kennisgeving plegen de betrokken Staten die Partij zijn overleg teneinde de bijstand op passende en snelle wijze te beëindigen, waarbij zij rekening houden met de gevolgen die de beëindiging zal hebben voor het gevaar voor mensenlevens en lopende noodhulpoperaties. 2. Staten die Partij zijn die ingevolge dit Verdrag bijstand op het gebied van telecommunicatie verlenen of ontvangen, blijven na de beëindiging van de bijstand onderworpen aan het bepaalde in dit Verdrag.3. Elke Staat die Partij is die om beëindiging van de bijstand op het gebied van telecommunicatie verzoekt, stelt de uitvoerende coördinator van dit verzoek in kennis.De uitvoerende coördinator verleent de bijstand waarom is verzocht en die noodzakelijk is om de beëindiging van de bijstand op het gebied van telecommunicatie te vergemakkelijken.
Artikel 7 Betaling of vergoeding van kosten of honoraria 1. De Staten die Partij zijn kunnen de verlening van bijstand op het gebied van telecommunicatie voor rampenmitigatie en noodhulp onderwerpen aan de voorwaarde van instemming met betaling of vergoeding van gespecificeerde kosten of honoraria, te allen tijde indachtig het bepaalde van het negende lid van dit artikel.2. Indien een dergelijke voorwaarde bestaat, leggen de Staten die Partij zijn voorafgaand aan de verlening van de bijstand op het gebied van telecommunicatie schriftelijk vast : a.de verplichting tot betaling of vergoeding; b. het bedrag van de betaling of vergoeding, of de voorwaarden op basis waarvan deze wordt berekend;en c. alle overige voorwaarden of beperkingen die op de betaling of vergoeding van toepassing zijn, met inbegrip van, doch niet beperkt tot, de valuta waarin de betaling of vergoeding plaatsvindt.3. Aan de voorwaarden als bedoeld in de leden 2 b) en 2 c) van dit artikel kan worden voldaan door te verwijzen naar gepubliceerde tarieven, percentages of prijzen.4. Teneinde te voorkomen dat de onderhandelingen over overeenkomsten inzake betaling of vergoeding de verlening van bijstand op het gebied van telecommunicatie onnodig vertragen, stelt de uitvoerende coördinator in overleg met de Staten die Partij zijn een modelovereenkomst voor betaling en vergoeding op, die als basis kan dienen voor onderhandelingen over betalings- en vergoedingsverplichtingen ingevolge dit artikel.5. Een Staat die Partij is kan niet worden verplicht tot betaling of vergoeding van kosten of honoraria ingevolge dit Verdrag zonder vooraf te hebben ingestemd met de voorwaarden als vastgesteld ingevolge het tweede lid van dit artikel door een Staat die Partij is die bijstand verleent.6. Indien de verlening van bijstand op het gebied van telecommunicatie op behoorlijke wijze is onderworpen aan de voorwaarde van betaling of vergoeding van kosten of honoraria ingevolge dit artikel, vindt de betaling of vergoeding onmiddellijk plaats nadat de Staat die Partij is die de bijstand verleent zijn verzoek om betaling of vergoeding heeft ingediend.7. Gelden die door een verzoekende Staat die Partij is in het kader van verlening van bijstand op het gebied van telecommunicatie zijn betaald of vergoed, zijn vrij overdraagbaar buiten het rechtsgebied van de verzoekende Staat die Partij is en worden niet vertraagd of ingehouden.8. Bij het bepalen of de verlening van bijstand op het gebied van telecommunicatie dient te worden onderworpen aan de voorwaarde van een overeenkomst inzake betaling of vergoeding van kosten of honoraria, en bij het bepalen van het bedrag van die kosten of honoraria, alsmede de voorwaarden en beperkingen die aan betaling of vergoeding zijn verbonden, houden de Staten die Partij zijn onder meer rekening met : a.de beginselen van de Verenigde Naties ten aanzien van humanitaire hulp; b. de aard van de ramp, het natuurgeweld of het gezondheidsrisico;c. de gevolgen of de mogelijke gevolgen van de ramp;d. de oorsprong van de ramp;e. het gebied dat door de ramp is getroffen of kan worden getroffen;f. eventuele eerdere rampen en de kans op toekomstige rampen in het getroffen gebied;g. de mogelijkheden van elke Staat die is getroffen door de ramp, het natuurgeweld of het gezondheidsrisico, om zich op een dergelijke gebeurtenis voor te bereiden of hieraan het hoofd te bieden;en h. de behoeften van ontwikkelingslanden.9. Dit artikel is eveneens van toepassing op gevallen waarin bijstand op het gebied van telecommunicatie wordt verleend door een orgaan anders dan een Staat of door een intergouvernementele organisatie, mits : a.de verzoekende Staat die Partij is heeft ingestemd met de bijstand op het gebied van telecommunicatie voor rampenmitigatie en noodhulp, en deze niet heeft beëindigd; b. het orgaan anders dan een Staat of de intergouvernementele organisatie die de bijstand op het gebied van telecommunicatie verleent, de verzoekende Staat die Partij is heeft laten weten dit artikel en de artikelen 4 en 5 te eerbiedigen;en c. de toepassing van dit artikel niet onverenigbaar is met enige andere overeenkomst inzake de betrekkingen tussen de verzoekende Staat die Partij is en het orgaan anders dan een Staat of de intergouvernementele organisatie die de bijstand op het gebied van telecommunicatie verleent. Artikel 8 Inventarisatie van de informatie ter zake van bijstand op het gebied van telecommunicatie 1. Elke Staat die Partij is informeert de uitvoerende coördinator over zijn autoriteit of autoriteiten : a.die verantwoordelijk is of zijn voor aangelegenheden die voortvloeien uit de bepalingen van dit Verdrag en bevoegd is of zijn te verzoeken om bijstand op het gebied van telecommunicatie en deze aan te bieden, te aanvaarden en te beëindigen; en b. die bevoegd is of zijn de gouvernementele, intergouvernementele en/of niet-gouvernementele voorzieningen vast te stellen die beschikbaar zouden kunnen worden gesteld om het gebruik van telecommunicatievoorzieningen voor rampenmitigatie en noodhulp te vergemakkelijken, met inbegrip van het verlenen van bijstand op het gebied van telecommunicatie.2. Elke Staat die Partij is tracht de uitvoerende coördinator onverwijld mededeling te doen van alle wijzigingen van de ingevolge dit artikel verschafte informatie.3. De uitvoerende coördinator kan kennis nemen van de goedkeuringsprocedures van een orgaan anders dan een Staat of een intergouvernementele organisatie voor het aanbieden en het beëindigen van bijstand op het gebied van telecommunicatie overeenkomstig dit artikel.4. Een Staat die Partij is, een orgaan anders dan een Staat of een intergouvernementele organisatie kan naar eigen goeddunken in de stukken die deze bij de uitvoerende coördinator nederlegt, informatie opnemen ter zake van bepaalde telecommunicatievoorzieningen en ter zake van plannen voor het gebruik van deze voorzieningen teneinde te reageren op een door een verzoekende Staat die Partij is ingediend verzoek om bijstand op het gebied van telecommunicatie.5. De uitvoerende coördinator bewaart afschriften van alle lijsten met autoriteiten en doet deze informatie onverwijld toekomen aan de Staten die Partij zijn, aan andere Staten en aan bevoegde organen anders dan Staten en intergouvernementele organisaties, tenzij een Staat die Partij is, een orgaan anders dan een Staat of een intergouvernementele organisatie daaraan voorafgaand schriftelijk heeft medegedeeld dat verspreiding van door hem of haar verschafte informatie aan beperkingen dient te zijn gebonden.6. De uitvoerende coördinator behandelt de door organen, anders dan Staten en intergouvernementele organisaties, nedergelegde informatie op dezelfde wijze als door Staten die Partij zijn nedergelegde informatie. Artikel 9 Belemmeringen van regelgevende aard 1. De Staten die Partij zijn beperken of nemen, voor zover mogelijk en met inachtneming van hun nationale wetgeving, belemmeringen van regelgevende aard weg voor het gebruik van telecommunicatievoorzieningen voor rampenmitigatie en noodhulp, met inbegrip van het verlenen van bijstand op het gebied van telecommunicatie.2. Belemmeringen van regelgevende aard kunnen omvatten, doch zijn niet beperkt tot : a.regelgeving die de invoer of uitvoer van telecommunicatie-apparatuur beperkt; b. regelgeving die het gebruik van telecommunicatie-apparatuur of van het radiofrequentiespectrum beperkt;c. regelgeving die de bewegingsvrijheid beperkt van personeel dat de telecommunicatie-apparatuur bedient of voor het doelmatige gebruik daarvan onmisbaar is;d. regelgeving die de doorvoer van telecommunicatievoorzieningen naar, vanaf en over het grondgebied van een Staat die Partij is beperkt;en e. vertragingen in de uitvoering van een dergelijke regelgeving.3. Beperking van belemmeringen van regelgevende aard kan geschieden door middel van, doch is niet beperkt tot : a.herziening van de regelgeving; b. vrijstelling van bepaalde telecommunicatievoorzieningen van de toepassing van de regelgeving gedurende het gebruik van deze voorzieningen voor rampenmitigatie en noodhulp;c. het van te voren goedkeuren van telecommunicatievoorzieningen voor gebruik bij rampenmitigatie en noodhulp, met inachtneming van de desbetreffende regelgeving;d. erkenning van de buitenlandse typegoedkeuring van telecommunicatie-apparatuur en/of gebruiksvergunningen;e. versnelde inspectie van de telecommunicatievoorzieningen voor gebruik bij rampenmitigatie en noodhulp, met inachtneming van de desbetreffende regelgeving;en f. het tijdelijk buiten werking stellen van de regelgeving voor het gebruik van telecommunicatievoorzieningen voor rampenmitigatie en noodhulp.4. Elke Staat die Partij is vergemakkelijkt, op verzoek van een andere Staat die Partij is en voor zover zijn nationale wetgeving dat toelaat, de doorvoer naar, vanaf of over zijn grondgebied van personeel, apparatuur, materialen en informatie die verband houden met het gebruik van telecommunicatievoorzieningen voor rampenmitigatie en noodhulp.5. Elke Staat die Partij is doet de uitvoerende coördinator en de andere Staten die Partij zijn, hetzij rechtstreeks hetzij door tussenkomst van de uitvoerende coördinator, mededeling van : a.maatregelen die ingevolge dit Verdrag zijn genomen teneinde de belemmeringen van regelgevende aard te beperken of weg te nemen; b. procedures die ingevolge dit Verdrag ter beschikking staan van Staten die Partij zijn, andere Staten, organen anders dan Staten en/of intergouvernementele organisaties teneinde bepaalde telecommunicatievoorzieningen die voor rampenmitigatie en noodhulp worden gebruikt, vrij te stellen van de toepassing van de regelgeving, of voor het van te voren goedkeuren of de versnelde inspectie van deze voorzieningen met inachtneming van de toepasselijke regelgeving, erkenning van de buitenlandse typegoedkeuring van deze voorzieningen of het tijdelijk buiten werking stellen van regelgeving die gewoonlijk op deze voorzieningen van toepassing is;en c. de eventuele voorwaarden en beperkingen die aan de toepassing van dergelijke procedures zijn verbonden.6. De uitvoerende coördinator doet de Staten die Partij zijn, andere Staten, organen anders dan Staten en intergouvernementele organisaties regelmatig en met spoed een actuele lijst toekomen van de maatregelen, hun reikwijdte, en de eventuele voorwaarden en beperkingen die zijn verbonden aan het gebruik ervan.7. Niets in dit artikel staat overtreding of herroeping van verplichtingen en verantwoordelijkheden toe welke worden opgelegd door de nationale wetgeving, internationaal recht of multilaterale of bilaterale verdragen, met inbegrip van verplichtingen en verantwoordelijkheden ten aanzien van douane-inspecties en uitvoercontroles. Artikel 10 Relatie tot andere internationale verdragen Dit Verdrag is niet van invloed op de rechten en verplichtingen van Staten die Partij zijn welke voortvloeien uit andere internationale verdragen of internationaal recht.
Artikel 11 Beslechting van geschillen 1. In geval van een geschil tussen de Staten die Partij zijn betreffende de uitleg of de toepassing van dit Verdrag, plegen de Staten die Partij zijn die partij zijn bij het geschil onderling overleg teneinde het geschil te beslechten.Dit overleg begint onmiddellijk na de schriftelijke verklaring van een Staat die Partij is aan een andere Staat die Partij is inzake het bestaan van een geschil ingevolge dit Verdrag. De Staat die Partij is die de schriftelijke verklaring betreffende het bestaan van een geschil opstelt, doet onverwijld een afschrift van de verklaring toekomen aan de depositaris. 2. Indien een geschil tussen twee Staten die Partij zijn niet kan worden beslecht binnen zes (6) maanden na de datum waarop de schriftelijke verklaring aan een Staat die Partij is en partij is bij het geschil is overhandigd, kunnen de Staten die Partij zijn en partij zijn bij het geschil verzoeken om de goede diensten van elke andere Staat die Partij is, elke Staat, elk orgaan anders dan een Staat of elke intergouvernementele organisatie teneinde de beslechting van het geschil te vergemakkelijken.3. Indien geen van de Staten die Partij zijn verzoekt om de goede diensten van een andere Staat die Partij is, een Staat, een orgaan anders dan een Staat of een intergouvernementele organisatie, of indien de verlening van de goede diensten niet binnen zes (6) maanden na indiening van het verzoek om de goede diensten leidt tot vergemakkelijking van de beslechting van een geschil, kan elk der Staten die Partij zijn en partij zijn bij het geschil : a.verzoeken om onderwerping van het geschil aan bindende arbitrage; of b. het geschil ter beslissing voorleggen aan het Internationale Gerechtshof, mits beide Staten die Partij zijn en partij zijn bij het geschil op het tijdstip van ondertekening of bekrachtiging van, of toetreding tot, dit Verdrag, of op enig tijdstip daarna, hebben ingestemd met de bevoegdheid van het Internationale Gerechtshof ten aanzien van dergelijke geschillen.4. Ingeval de respectieve Staten die Partij zijn en partij zijn bij het geschil verzoeken om onderwerping van het geschil aan bindende arbitrage, en het geschil ter beslissing voorleggen aan het Internationale Gerechtshof, heeft voorlegging aan het Internationale Gerechtshof voorrang.5. In geval van een geschil betreffende de verlening van bijstand op het gebied van telecommunicatie ingevolge artikel 4, dat rijst tussen een Staat die Partij is die verzoekt om bijstand op het gebied van telecommunicatie en een orgaan anders dan een Staat of een intergouvernementele organisatie waarvan de zetel of de vestiging is gelegen buiten het grondgebied van de desbetreffende Staat die Partij is, kan de vordering van het orgaan anders dan een Staat of de intergouvernementele organisatie rechtstreeks worden gesteund door de Staat die Partij is waarin de zetel of de vestiging van het orgaan anders dan een Staat of de intergouvernementele organisatie is gelegen, als zijnde een vordering van een Staat tegen een Staat ingevolge dit artikel, mits die steun niet onverenigbaar is met enige andere overeenkomst tussen de Staat die Partij is en het orgaan anders dan een Staat of de intergouvernementele organisatie die zijn betrokken bij het geschil.6. Op het tijdstip van ondertekening, bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring van, of toetreding tot, dit Verdrag kan een Staat verklaren zich niet gebonden te achten aan één of beide procedures voor beslechting van geschillen, als bedoeld in het derde lid.De andere Staten die Partij zijn zijn niet gebonden aan een procedure voor beslechting van geschillen, als bedoeld in het derde lid, ten opzichte van een Staat die Partij is waarvoor een dergelijke verklaring geldt.
Artikel 12 Inwerkingtreding 1. Dit Verdrag staat open voor ondertekening voor alle Staten die lid zijn van de Verenigde Naties of van de Internationale Telecommunicatie Unie tijdens de Intergouvernementele Conferentie inzake telecommunicatie in noodsituaties in Tampere op 18 juni 1998, en nadien op het hoofdkwartier van de Verenigde Naties, New York, van 22 juni 1998 tot en met 21 juni 2003.2. Een Staat kan het feit dat hij ermee instemt door dit Verdrag te worden gebonden tot uitdrukking brengen door : a.ondertekening (definitieve ondertekening); b. ondertekening onder voorbehoud van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring, gevolgd door nederlegging van een akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring;of c. nederlegging van een akte van toetreding.3. Het Verdrag treedt in werking dertig (30) dagen na de datum van de nederlegging van de dertigste akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding of definitieve ondertekening.4. Voor elke Staat die definitief ondertekent of een akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding nederlegt nadat aan de voorwaarde als bedoeld in het derde lid van dit artikel is voldaan, treedt dit Verdrag in werking dertig (30) dagen na de datum van de definitieve ondertekening of de instemming te worden gebonden. Artikel 13 Wijzigingen 1. Een Staat die Partij is kan wijzigingen in dit Verdrag voorstellen door de wijzigingen in te dienen bij de depositaris, die deze ter goedkeuring doet toekomen aan de andere Staten die Partij zijn.2. De Staten die Partij zijn doen de depositaris binnen honderdtachtig (180) dagen na ontvangst van de voorgestelde wijzigingen mededeling of zij deze wijzigingen goedkeuren dan wel afwijzen.3. Elke wijziging die door twee derde van alle Staten die Partij zijn wordt goedgekeurd, wordt vastgelegd in een protocol dat bij de depositaris open staat voor ondertekening door alle Verdragsluitende Partijen.4. Het protocol treedt op dezelfde wijze in werking als dit Verdrag. Voor elke Staat die het protocol definitief ondertekent of een akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding nederlegt nadat aan de voorwaarden voor inwerkingtreding van het protocol is voldaan, treedt het protocol voor die Staat in werking dertig (30) dagen na de datum van de definitieve ondertekening of de instemming te worden gebonden.
Artikel 14 Voorbehouden 1. Op het tijdstip van de definitieve ondertekening of bekrachtiging van, of toetreding tot, dit Verdrag of enige wijziging hiervan, kan een Staat die Partij is voorbehouden maken.2. Een Staat die Partij is kan zijn eerder gemaakte voorbehoud te allen tijde opheffen door middel van een schriftelijke kennisgeving aan de depositaris.De opheffing van een voorbehoud wordt onmiddellijk na kennisgeving aan de depositaris van kracht.
Artikel 15 Opzegging 1. Een Staat die Partij is kan dit Verdrag opzeggen door middel van een schriftelijke kennisgeving aan de depositaris.2. De opzegging wordt van kracht negentig (90) dagen volgend op de datum van nederlegging van de schriftelijke kennisgeving.3. Op verzoek van de Staat die Partij is die opzegt, worden alle afschriften van lijsten met autoriteiten en met aangenomen maatregelen en beschikbare procedures voor beperking van belemmeringen van regelgevende aard welke zijn verschaft door een Staat die Partij is die dit Verdrag opzegt, buiten werking gesteld met ingang van de datum waarop de opzegging van kracht wordt. Artikel 16 Depositaris De Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties is de depositaris van dit Verdrag.
Artikel 17 Authentieke teksten Het origineel van dit Verdrag, waarvan de Arabische, Chinese, Engelse, Franse, Russische en Spaanse teksten gelijkelijk authentiek zijn, wordt nedergelegd bij de depositaris. Slechts de Engelse, Franse en Spaanse authentieke teksten worden beschikbaar gesteld voor ondertekening in Tampere op 18 juni 1998. De depositaris stelt zo spoedig mogelijk daarna de authentieke teksten in de Arabische, Chinese en Russische taal op.
Ten blijke waarvan de ondergetekenden, daartoe naar behoren gemachtigd, dit Verdrag hebben ondertekend.
Gedaan te Tampere (Finland), op 18 juni 1998.
Verdrag van Tampere inzake de levering van telecommunicatievoorzieningen voor rampenmitigatie en noodhulpoperaties, gedaan te Tampere (Finland) op 18 juni 1998
Staten/Organisatie
Datum Authentificatie
Type instemming
Datum instemming
Datum interne inwerkingtreding
ARGENTINIE
11/05/1999
Bekrachtiging
05/07/2007
04/08/2007
ARMENIE
Toetreding
25/03/2008
24/04/2008
BARBADOS
Toetreding
25/07/2003
08/01/2005
BENIN
18/06/1998
Onbepaald
BRAZILIE
12/03/1999
Onbepaald
BULGARIJE
22/09/1999
Bekrachtiging
20/06/2000
08/01/2005
BURUNDI
18/06/1998
Onbepaald
België
Toetreding
02/07/2010
01/08/2010
CANADA
15/06/1999
Bekrachtiging
18/05/2001
08/01/2005
CHILI
18/06/1998
Onbepaald
COLOMBIA
Toetreding
12/06/2008
12/07/2008
CONGO (DEMOCRATISCHE REP.)
18/06/1998
Onbepaald
COSTA RICA
20/06/2003
Onbepaald
CYPRUS
18/06/1998
Bekrachtiging
14/07/2000
08/01/2005
DENEMARKEN
18/06/1998
Bekrachtiging
02/06/2003
08/01/2005
DOMINICA
Toetreding
26/12/2000
08/01/2005
DUITSLAND
18/06/1998
Onbepaald
EL SALVADOR
09/08/2000
Bekrachtiging
18/04/2002
08/01/2005
ESTLAND
25/05/1999
Onbepaald
FINLAND
18/06/1998
Aanvaarding
01/04/1999
08/01/2005
FRANKRIJK
Toetreding
06/08/2009
05/09/2009
GABON
27/04/2001
Onbepaald
GHANA
18/06/1998
Onbepaald
GUINEA
Toetreding
08/10/2002
HAITI
11/02/1999
Onbepaald
HONDURAS
25/02/1999
Onbepaald
HONGARIJE
20/06/2003
Bekrachtiging
07/04/2004
08/01/2005
IERLAND
Toetreding
16/08/2007
15/09/2007
IJSLAND
20/06/2003
Onbepaald
INDIA
29/11/1999
Bekrachtiging
29/11/1999
08/01/2005
ITALIE
18/06/1998
Onbepaald
KENIA
18/06/1998
Bekrachtiging
12/02/2003
08/01/2005
KOEWEIT
18/06/1998
Bekrachtiging
13/06/2002
08/01/2005
LIBANON
17/11/1998
Bekrachtiging
27/01/2006
26/02/2006
LIBERIA
Toetreding
16/09/2005
16/10/2005
LIECHTENSTEIN
Toetreding
08/06/2004
08/01/2005
LITOUWEN
Toetreding
09/12/2004
08/01/2005
MACEDONIE (VOORMALIGE JOEGOSLAVISCHE REP.)
03/12/1998
Onbepaald
MADAGASCAR
12/09/2002
Onbepaald
MALI
18/06/1998
Onbepaald
MALTA
18/06/1998
Onbepaald
MAROKKO
01/12/1998
Bekrachtiging
11/03/2003
08/01/2005
MARSHALL (EIL.)
11/11/1998
Onbepaald
MAURITANIE
18/06/1998
Onbepaald
MONGOLIE
18/06/1998
Onbepaald
MONTENEGRO
Toetreding
21/07/2010
20/08/2010
NEDERLAND
19/12/2000
Aanvaarding
06/07/2001
08/01/2005
NEPAL
23/04/1999
Onbepaald
NICARAGUA
18/06/1998
Bekrachtiging
18/11/1999
08/01/2005
NIGER
18/06/1998
Onbepaald
OEZBEKISTAN
06/10/1998
Onbepaald
OMAN
19/08/1999
Bekrachtiging
16/04/2003
08/01/2005
PAKISTAN
Toetreding
30/01/2009
01/03/2009
PANAMA
20/09/2001
Bekrachtiging
05/03/2003
08/01/2005
PERU
14/01/1999
Bekrachtiging
27/10/2003
08/01/2005
POLEN
18/06/1998
Onbepaald
PORTUGAL
18/06/1998
Onbepaald
ROEMENIE
18/06/1998
Bekrachtiging
17/11/2005
17/12/2005
RUSLAND
14/03/2002
Onbepaald
SAINT VINCENT ET GRENADE
Toetreding
14/08/2003
08/01/2005
SENEGAL
20/11/1998
Onbepaald
SLOVAKIJE
16/02/2000
Bekrachtiging
06/02/2001
08/01/2005
SPANJE
Toetreding
27/02/2006
29/03/2006
SRI LANKA
05/08/1999
Bekrachtiging
13/10/1999
08/01/2005
ST. LUCIA
31/01/2000
Onbepaald
SUDAN
04/12/1998
Onbepaald
TADZJIKISTAN
18/06/1998
Onbepaald
TONGA
Toetreding
08/05/2003
08/01/2005
TSJAAD
20/10/1999
Onbepaald
TSJECHISCHE REP.
04/09/2002
Bekrachtiging
17/06/2003
08/01/2005
UGANDA
28/10/1998
Bekrachtiging
05/09/2002
08/01/2005
URUGUAY
13/05/2003
Onbepaald
VENEZUELA
03/04/2003
Bekrachtiging
13/05/2005
12/06/2005
VERENIGD KONINKRIJK
Ondertekening
18/06/2003
08/01/2005
VERENIGDE STATEN
17/11/1998
Onbepaald
ZWEDEN
10/06/2003
Bekrachtiging
13/09/2004
08/01/2005
ZWITSERLAND
18/06/1998
Bekrachtiging
24/04/2002
08/01/2005