Etaamb.openjustice.be
Wet van 10 januari 1997
gepubliceerd op 08 januari 1998

Wet houdende instemming met het Verdrag inzake de toetreding van het Koninkrijk Spanje en de Portugese Republiek tot het verdrag betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, alsmede tot het protocol betreffende de uitlegging daarvan door het Hof van Justitie, zoals deze zijn gewijzigd bij het Verdrag inzake de toetreding van het Koninkrijk Denemarken, Ierland en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland en bij het Verdrag inzake de toetreding van de Helleense Republiek, Bijlagen I, II, III, IV en V, en gemeenschappelijke verklaring, opgemaakt te Donostia - San Sebastian op 26 mei 1989

bron
ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking
numac
1997015124
pub.
08/01/1998
prom.
10/01/1997
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

10 JANUARI 1997. Wet houdende instemming met het Verdrag inzake de toetreding van het Koninkrijk Spanje en de Portugese Republiek tot het verdrag betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, alsmede tot het protocol betreffende de uitlegging daarvan door het Hof van Justitie, zoals deze zijn gewijzigd bij het Verdrag inzake de toetreding van het Koninkrijk Denemarken, Ierland en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland en bij het Verdrag inzake de toetreding van de Helleense Republiek, Bijlagen I, II, III, IV en V, en gemeenschappelijke verklaring, opgemaakt te Donostia - San Sebastian op 26 mei 1989 (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77, eerste lid, 6°, van de Grondwet.

Art. 2.Het Verdrag inzake de toetreding van het Koninkrijk Spanje en de Portugese Republiek tot het Verdrag betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, alsmede tot het Protocol betreffende de uitlegging daarvan door het Hof van Justitie, zoals deze zijn gewijzigd bij het Verdrag inzake de toetreding van het Koninkrijk Denemarken, Ierland en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland en bij het Verdrag inzake de toetreding van de Helleense Republiek, de Bijlagen I, II, III, IV en V, en de Gemeenschappelijke Verklaring, opgemaakt te Donostia-San Sebastian op 26 mei 1989, zullen volkomen uitwerking hebben.

Brussel, 18 juli 1996.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 10 januari 1997.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Buitenlandse Zaken, E. DERYCKE De Minister van Justitie, S. DE CLERCK Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, S. DE CLERCK Verdrag inzake de toetreding van het Koninkrijk Spanje en de Portugese Republiek tot het Verdrag betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, alsmede tot het protocol betreffende de uitlegging daarvan door het Hof van Justitie, zoals deze zijn gewijzigd bij het Verdrag inzake de toetreding van het Koninkrijk Denemarken, Ierland en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland en bij het Verdrag inzake de toetreding van de Helleense Republiek PREAMBULE De Hoge Verdragsluitende Partijen bij het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, Overwegende dat het Koninkrijk Spanje en de Portugese Republiek, door lid te worden van de Gemeenschap, zich verplicht hebben om toe te treden tot het Verdrag van Brussel betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken en tot het Protocol betreffende de uitlegging van dat Verdrag door het Hof van Justitie, zoals deze zijn gewijzigd bij het Verdrag inzake de toetreding van het Koninkrijk Denemarken, Ierland en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland en bij het Verdrag inzake de toetreding van de Helleense Republiek, en te dien einde onderhandelingen met de Lid-Staten van de Gemeenschap te beginnen om daarin de noodzakelijke aanpassingen aan te brengen, Zich ervan bewust dat de Lid-Staten van de Gemeenschap en de Lid-Staten van de Europese Vrijhandelsassociatie op 16 september 1988 te Lugano het Verdrag betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken hebben gesloten, waardoor de beginselen van het Verdrag van Brussel worden uitgebreid tot de Staten die partij zijn bij dit Verdrag;

Hebben besloten dit Verdrag te sluiten en hebben te dien einde als hun gevolgmachtigden aangewezen : Zijne Majesteit de Koning der Belgen : de heer Jacques de Lentdecker, Kabinetschef van de Minister van Justitie;

Hare Majesteit de Koningin van Denemarken : Mevr. Jette Birgitte Selso, Zaakgelastigde bij de Ambassade van Denemarken te Madrid;

De President van de Bondsrepubliek Duitsland : Dr. Georg Tresspz, Gevolmachtigd Minister bij de Ambassade van de Bondsrepubliek Duitsland te Madrid;

Dr. Klaus Kinkel, Staatssecretaris van Justitie;

De President van de Helleense Republiek : de heer Giannis Skoularikis, Minister van Justitie;

Zijne Majesteit de Koning van Spanje : de heer Enrique Mugica Herzog, Minister van Justitie; de President van de Franse Republiek : de heer Pierre Arpaillange, Zegelbewaarder, Minister van Justitie; de President van Ierland : de heer Patrick Walshe, Buitengewoon en gevolmachtigd Ambassadeur van Ierland in Spanje; de President van de Italiaanse Republiek : de heer Giuliano Vassalli, Minister van Justitie;

Zijne Koninklijke Hoogheid de Groothertog van Luxemburg : de heer Ronald Mayer, Buitengewoon en gevolmachtig Ambassadeur van Luxemburg in Spanje;

Hare Majesteit de Koningin der Nederlanden : de heer Frits Korthals Altes, Minister van Justitie; de heer J. Spoormaker, Eerste Ambassadesecretaris; de President van de Portugese Republiek : de heer Fernando Nogueira, Minister van Algemene Zaken en van Justitie;

Hare Majesteit de Koningin van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannie en Noord-Ierland : de heer John Patten, Onderminister van Buitenlandse Zaken;

Die, in het kader van de Raad bijeen, na overlegging van hun in goede en behoorlijke vorm bevonden volmachten, Omtrent de volgende bepalingen overeenstemming hebben bereikt : TITEL I. - Algemene bepalingen Artikel 1 Het Koninkrijk Spanje en de Portugese Republiek treden toe tot het Verdrag betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, ondertekend te Brussel op 27 september 1968, hierna te noemen « het Verdrag van 1968 » en tot het Protocol betreffende de uitlegging daarvan door het Hof van Justitie, ondertekend te Luxemburg op 3 juni 1971, hierna te noemen « het Protocol van 1971 », zoals deze zijn gewijzigd : - bij het op 9 oktober 1978 te Luxemburg ondertekende Verdrag, hierna te noemen « het Verdrag van 1978 », inzake de toetreding van het Koninkrijk Denemarken, Ierland en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland tot het Verdrag betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, alsmede tot het Protocol betreffende de uitlegging daarvan door het Hof van Justitie; - bij het op 25 oktober 1982 te Luxemburg ondertekende Verdrag, hierna te noemen « het Verdrag van 1982 », inzake de toetreding van de Helleense Republiek tot het Verdrag betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, alsmede tot het Protocol betreffende de uitlegging daarvan door het Hof van Justitie, zoals deze zijn gewijzigd bij het Verdrag inzake de toetreding van het Koninkrijk Denemarken, Ierland en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland.

Artikel 2 De fundamentele aanpassingen die bij het onderhavig Verdrag worden aangebracht in het Verdrag van 1968 en het Protocol van 1971, zoals deze zijn gewijzigd bij het Verdrag van 1978 en bij het Verdrag van 1982, zijn opgenomen in de titels II tot en met V. De formele aanpassingen van het Verdrag van 1968, zoals dat gewijzigd is bij het Verdrag van 1978 en het Verdrag van 1982, zijn voor elke betrokken authentieke versie afzonderlijk opgenomen in bijlage I, die een integrerend deel van dit Verdrag uitmaakt.

TITEL II. - Aanpassingen van het Verdrag van 1968 Artikel 3 In artikel 3, tweede lid, van het Verdrag van 1968, als gewijzigd bij artikel 4 van het Verdrag van 1978 en artikel 3 van het Verdrag van 1982, wordt tussen het negende en het tiende streepje ingevoegd : « - in Portugal : de artikelen 65, lid 1, onder c), 65, lid 2, en 65A, onder c), van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Código de Processo Civil) en artikel 11 van het Wetboek van Rechtsvordering in Arbeidszaken (Código de Processo do Trabalho). ».

Artikel 4 Artikel 5, punt 1, van het Verdrag van 1968, als gewijzigd bij artikel 5 van het Verdrag van 1978, wordt als volgt gelezen : « 1. ten aanzien van verbintenissen uit overeenkomst : voor het gerecht van de plaats waar de verbintenis die aan de eis ten grondslag ligt, is uitgevoerd of moet worden uitgevoerd : ten aanzien van individuele verbintenissen uit arbeidsovereenkomst is dit de plaats waar de werknemer gewoonlijk zijn arbeid verricht; wanneer de werknemer niet in een zelfde land gewoonlijk zijn arbeid verricht, kan de werkgever tevens worden opgeroepen voor het gerecht van de plaats waar zich de vestiging bevindt of bevond die de werknemer in dienst heeft genomen; ».

Artikel 5 Artikel 6 van het Verdrag van 1968 wordt aangevuld met onderstaand punt 4 : « 4. ten aanzien van een verbintenis uit overeenkomst, indien de vordering vergezeld kan gaan van een zakelijke vordering betreffende een onroerend goed tegen dezelfde verweerder : voor de gerechten van de Verdragsluitende Staat waarin het onroerend goed gelegen is. ».

Artikel 6 Artikel 16, punt 1, van het Verdrag van 1968 wordt als volgt gelezen : « 1. a) ten aanzien van zakelijke rechten op en huur en verhuur, pacht en verpachting van onroerende goederen : de gerechten van de Verdragsluitende Staat waar het onroerend goed gelegen is; b) ten aanzien evenwel van huur en verhuur, pacht en verpachting van onroerende goederen voor tijdelijk particulier gebruik voor ten hoogste zes opeenvolgende maanden : eveneens de gerechten van de Verdragsluitende Staat waar de -verweerder woonplaats heeft, mits de eigenaar en de verhuurder of pachter natuurlijke personen zijn en zij woonplaats in dezelfde Verdragsluitende Staat hebben;».

Artikel 7 In artikel 17 van het Verdrag van 1968, als gewijzigd bij artikel 11 van het Verdrag van 1978 : - wordt het eerste lid als volgt gelezen : « Wanneer de partijen, van wie er ten minste één woonplaats heeft op het grondgebied van een Verdragsluitende Staat, een gerecht of de gerechten van een Verdragsluitende Staat hebben aangewezen voor de kennisneming van geschillen welke naar aanleiding van en bepaalde rechtsbetrekking zijn ontstaan of zullen ontstaan, is dit gerecht of zijn de gerechten van die Staat bij uitsluiting bevoegd. Deze overeenkomst tot aanwijzing van een bevoegde rechter dient te worden gesloten : a) hetzij bij een schriftelijke overeenkomst, hetzij bij een schriftelijk bevestigde mondelinge overeenkomst;b) hetzij in een vorm die wordt toegelaten door de handelwijzen die tussen de partijen gebruikelijk zijn geworden;c) hetzij, in de internationale handel, in een vorm die overeenstemt met een gewoonte waarvan de partijen op de hoogte zijn of hadden behoren te zijn en die in de internationale handel algemeen bekend is en door partijen bij dergelijke overeenkomsten in de betrokken handelsbranche doorgaans in acht wordt genomen. Wanneer een dergelijke overeenkomst wordt gesloten door partijen die geen van allen woonplaats op het grondgebied van een Verdragsluitende Staat hebben, kunnen de gerechten van de andere Verdragsluitende Staten van het geschil geen kennis nemen, zolang het aangewezen gerecht of de aangewezen gerechten zich niet onbevoegd hebben verklaard. »; - wordt onderstaande tekst toegevoegd als laatste lid : « Ten aanzien van geschillen inzake individuele arbeidsovereenkomsten heeft de overeenkomst tot aanwijzing van een bevoegde rechter alleen gevolg indien deze latste overeenkomst is gesloten na het ontstaan van het geschil of indien de werknemer zich daarop beroept om andere gerechten aan te zoeken dan dat van de woonplaats van de verweerder of het in artikel 5, punt 1, bedoelde gerecht. » Artikel 8 Artikel 21 van het Verdrag van 1968 wordt als volgt gelezen : «

Artikel 21.« Wanneer voor gerechten van verschillende Verdragsluitende Staten tussen dezelfde partijen vorderingen aanhangig zijn, welke hetzelfde onderwerp betreffen en op dezelfde oorzaak berusten, houdt het gerecht waarbij de zaak het laatst is aangebracht zijn uitspraak ambtshalve aan totdat de bevoegdheid van het gerecht waarbij de zaak het eerst is aangebracht, vaststaat.

Wanneer de bevoegdheid van het gerecht waarbij de zaak het eerst is aangebracht, vaststaat, verklaart het gerecht waarbij de zaak het laatst is aangebracht, zich onbevoegd. ».

Artikel 9 Artikel 31, eerste lid, van het Verdrag van 1968 wordt als volgt gelezen : « De beslissingen die in een Verdragsluitende Staat gegeven zijn en daar uitvoerbaar zijn, kunnen in een andere Verdragsluitende Staat ten uitvoer worden gelegd, nadat zij aldaar, ten verzoeke van iedere belanghebbende partij, uitvoerbaar zijn verklaard. » Artikel 10 In artikel 32, eerste lid, van het Verdrag van 1968, als gewijzigd bij artikel 16 van het Verdrag van 1978, en bij artikel 4 van het Verdrag van 1982, wordt tussen het vierde en het vijfde streepje ingevoegd : « - in Spanje, tot de Juzgado de Primera Instancia, » en wordt tussen het negende en het tiende streepje ingevoegd : « - in Portugal, tot het Tribunal Judicial de Circulo, ».

Artikel 11 1. In artikel 37, eerste lid, van het Verdrag van 1968, als gewijzigd bij artikel 17 van het Verdrag van 1978, en bij artikel 5 van het Verdrag van 1982, wordt tussen het vierde en het vijfde streepje ingevoegd : « - in Spanje, voor de Audiencia Provincial, » en wordt tussen het negende en het tiende streepje ingevoegd : « - in Portugal, voor het Tribunal da Relaç|$$|Atao, ».2. Artikel 37, tweede lid, eerste streepje, van het Verdrag van 1968, als gewijzigd bij artikel 17 van het Verdrag van 1978 en bij artikel 5 van het Verdrag van 1982, wordt als volgt gelezen : « - in België, Griekenland, Frankrijk, Italië, Luxemburg, Nederland en Spanje slechts een beroep in cassatie worden ingesteld, ». Tussen het vierde en het vijfde streepje wordt ingevoegd : « - in Portugal slechts het rechtsmiddel van beroep inzake een rechtsvraag worden ingesteld, ».

Artikel 12 In artikel 40, eerste lid, van het Verdrag van 1968, als gewijzigd bij artikel 19 van het Verdrag van 1978 en bij artikel 6 van het Verdrag van 1982, wordt tussen het vierde en het vijfde streepje ingevoegd : « - in Spanje, voor de Audiencia Provincial, » en wordt tussen het negende en het tiende streepje ingevoegd : « - in Portugal, voor het Tribunal da Relaç|$$|Atao, ».

Artikel 13 Artikel 41, eerste streepje, van het Verdrag van 1968, als gewijzigd bij artikel 20 van het Verdrag van 1978 en bij artikel 7 van het Verdrag van 1982, wordt als volgt gelezen : « - in België, Griekenland, Frankrijk, Italië, Luxemburg, Nederland en Spanje slechts een beroep in cassatie worden ingelstel, ».

Tussen het vierde en het vijfde streepje wordt ingevoegd : « - in Portugal slechts het rechtsmiddel van beroep inzake een rechtsvraag worden ingesteld, ».

Artikel 14 Artikel 50, eerste lid, van het Verdrag van 1968 wordt als volgt gelezen : « Authentieke akten, verleden en uitvoerbaar in een Verdragsluitende Staat, worden op verzoek, overeenkomstig de in de artikelen 31 en volgende bedoelde procedure, in een andere Verdragsluitende Staat uitvoerbaar verklaard. Het verzoek kan alleen worden afgewezen indien de tenuitvoerlegging van de authentieke akte strijdig is met de openbare orde van de aangezochte Staat. » Artikel 15 In artikel 52 van het Verdrag van 1968 wordt het derde lid geschrapt.

Artikel 16 Artikel 54 van het Verdrag van 1968 wordt als volgt gelezen : «

Artikel 54.De bepalingen van dit verdrag zijn slechts van toepassing op rechtsvorderingen ingesteld en authentieke akten verleden na de inwerkingtreding van het verdrag in de Staat van herkomst en, indien de erkenning of tenuitvoerlegging van een beslissing of authentieke akte wordt verzocht, na de inwerkingtreding in de aangezochte Staat.

Evenwel worden beslissingen, gegeven na de dag van inwerkingtreding van dit Verdrag in de betrekkingen tussen de Staat van herkomst en de aangezochte Staat naar aanleiding van vóór deze dag ingestelde vorderingen, erkend en ten uitvoer gelegd overeenkomstig de bepalingen van titel III, indien de toegepaste bevoegdheidsregels overeenkomen met de regels voorzien in titel II, of neergelegd in een Verdrag dat tussen de Staat van herkomst en de aangezochte Staat van kracht was toen de vordering werd ingesteld.

Indien de partijen in een geschil over een overeenkomst vóór 1 juni 1988 wat Ierland betreft of vóór 1 januari 1987 wat het Verenigd Koninkrijk betreft schriftelijk waren overeengekomen op deze overeenkomst het Ierse recht of het recht van een deel van het Verenigd Koninkrijk toe te passen, blijven de gerechten van Ierland of van dit deel van het Verenigd Koninkrijk bevoegd om van dit geschil kennis te nemen. » Artikel 17 Titel VI van het Verdrag van 1968 wordt aangevuld met het volgende artikel : «

Artikel 54bis.Gedurende drie jaar, te rekenen vanaf 1 november 1986 voor Denemarken en vanaf 1 juni 1988 voor Ierland, wordt in elk van deze Staten de bevoegdheid in zaken van zeerecht niet alleen bepaald overeenkomstig titel II, maar ook overeenkomstig de bepalingen nr. 1 tot en met nr. 6 hierna. Deze bepalingen zijn in elk van deze Staten evenwel niet langer van toepassing zodra het op 10 mei 1952 te Brussel ondertekende Internationale Verdrag tot eenmaking van enkele bepalingen inzake conservatoir beslag op zeeschepen voor die Staat in werking is getreden. 1. Degene die zijn woonplaats heeft in een Verdragsluitende Staat, kan in de volgende gevallen voor de gerechten van een van de hierboven genoemde Staten worden gedaagd ter zake van een zeerechtelijke vordering, wanneer op het schip waarop de vordering betrekking heeft of op enig ander schip waarvan hij eigenaar is, op het grondgebied van laatstgenoemde Staat gerechtelijk beslag is gelegd als zekerheid voor de vordering, of wanneer aldaar beslag had kunnen worden gelegd, maar er borgtocht dan wel enige andere zekerheid is gesteld : a) indien de eiser zijn woonplaats in die Staat heeft;b) indien de vordering in die Staat is ontstaan;c) indien de vordering is ontstaan op een reis tijdens welke het beslag is gelegd of had kunnen worden gelegd;d) indien de vordering voortspruit uit een aanvaring of schade die, hetzij door het uitvoeren of nalaten van een manoeuvre, hetzij door nietnaleving der reglementen, een schip heeft toegebracht aan een ander schip dan wel aan de zich aan boord van een van deze schepen bevindende zaken of personen;e) indien de vordering is ontstaan uit hulp of berging;f) indien de vordering betrekking heeft op een hypotheek of een andere vorm van zekerheid betreffende het schip waarop beslag is gelegd.2. Beslag kan worden gelegd op elk schip waarop de zeerechtelijke vordering betrekking heeft of op elk ander schip dat toebehoort aan degene die op het tijdstip van het ontstaan van de vordering eigenaar was van het schip waarop deze vordering betrekking heeft.Ter zake van de in nr. 5 onder o), p) of q), bedoelde vorderingen kan evenwel alleen beslag worden gelegd op het schip waaarop de vordering betrekking heeft. 3. Schepen worden geacht dezelfde eigenaar te hebben wanneer alle aandelen in handen zijn van dezelfde persoon of personen.4. In geval van bevrachting waarbij de zeggenschap over het schip is overgedragen, kan, wanneer alleen de bevrachter aansprakelijk is voor een zeerechtelijke vordering ter zake van het schip, op dit schip of op enig ander schip van deze bevrachter beslag worden gelegd, doch kan ter zake van deze vordering geen beslag worden gelegd op enig ander schip van de eigenaar.Dit geldt ook in alle gevallen waarin een ander dan de eigenaar aansprakelijk is voor een zeerechtelijke vordering ter zake van het schip. 5. Onder « zeerechtelijke vordering » wordt verstaan een vordering voortvloeiend uit : a) schade veroorzaakt door een schip door aanvaring of anderszins;b) dood of persoonlijk letsel veroorzaakt door een schip of voortspruitend uit de exploitatie van een schip;c) hulp en berging;d) overeenkomsten betreffende het gebruik of de huur van een schip bij wijze van bevrachting of anderszins;e) overeenkomsten betreffende goederenvervoer per schip bij wijze van bevrachting, cognossement of anderszins;f) verlies van of schade aan goederen, met inbegrip van de bagage, vervoerd per schip;g) averij-grosse;h) bodemerij;i) slepen;j) loodsen;k) aan een schip geleverde goederen of materiaal ten behoeve van de exploitatie of het onderhoud van het schip, ongeacht de plaats van de levering;l) bouw, herstelling of uitrusting van een schip, of havengelden;m) de lonen van kapitein, officieren of bemanning;n) uitgaven van de kapitein, met inbegrip van uitgaven gedaan door verschepers, bevrachters, of agenten voor rekening van het schip of zijn eigenaar;o) geschillen over de eigendom van een schip;p) geschillen tussen medeëigenaars van een schip over eigendom, bezit, exploitatie of opbrengsten van dat schip;q) elke hypotheek of andere vorms van zekerheid betreffende een schip.6. In Denemarken dekt de uitdrukking « beslag », wat de in nr.5, onder o) en p), bedoelde zeerechtelijke vorderingen betreft, ook de « forbud », voor zover ingevolge de artikelen 646 tot en met 653 van de Wet op de burgerlijke rechtsvordering (Lov om rettens pleje) alleen deze procedure ter zake is toegelaten. » Artikel 18 Artikel 55 van het Verdrag van 1968, als gewijzigd bij artikel 24 van het Verdrag van 1978 en bij artikel 8 van het Verdrag van 1982, wordt aangevuld met de volgende Verdragen, die op de chronologisch juiste plaats in de lijst worden opgenomen : « - het Verdrag tussen Spanje en Frankrijk betreffende de erkenning en tenuitvoerlegging van vonnissen en scheidsrechterlijke uitspraken in burgerlijke en handelszaken, ondertekend te Parijs op 28 mei 1969; - het Verdrag tussen Spanje en Italië betreffende de rechtsbijstand en erkenning en tenuitvoerlegging van vonnissen in burgerlijke en handelszaken, ondertekend te Madrid op 22 mei 1973; - het Verdrag tussen Spanje en de Bondsrepubliek Duitsland betreffende de erkenning en tenuitvoerlegging van vonnissen, rechterlijke schikkingen en executoriale authentieke akten in burgerlijke en handelszaken, ondertekend te Bonn op 14 november 1983 ».

Artikel 19 Artikel 57 van het Verdrag van 1968, gewijzigd bij artikel 25 van het Verdrag van 1978, wordt als volgt gelezen : «

Artikel 57.1. Dit verdrag laat onverlet de verdragen waarbij de Verdragsluitende Staten partij zijn of zullen zijn en die, voor bijzondere onderwerpen, de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen regelen. 2. Ten einde de eenvormige uitlegging van lid 1 te waarborgen wordt dit lid als volgt toegepast : a) Dit verdrag staat er niet aan in de weg dat een gerecht van een Verdragsluitende Staat die partij is bij een verdrag over een bijzonder onderwerp, overeenkomstig dat verdrag kennis neemt van een zaak, ook indien de verweerder zijn woonplaats heeft op het grondgebied van een Verdragsluitende Staat die geen partij is bij dat verdrag.Het gerecht past in ieder geval artikel 20 van dit verdrag toe. b) Beslissingen die een gerecht van een Verdragsluitende Staat heeft gegeven uit hoofde van rechterlijke bevoegdheid die ontleend wordt aan een verdrag over een bijzonder onderwerp, worden in de andere Verdragsluitende Staten overeenkomstig het onderhavige verdrag erkend en ten uitvoer gelegd. Indien een verdrag over een bijzonder onderwerp, waarbij zowel de Staat van herkomst als de aangezochte Staat partij zijn, voorwaarden vaststelt voor de erkenning of tenuitvoerlegging van beslissingen, vinden die voorwaarden toepassing. In elk geval kunnen de bepalingen van het onderhavige verdrag betreffende de procedures voor erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen, worden toegepast. 3. Dit verdrag laat onverlet de toepassing van de bepalingen die, voor bijzondere onderwerpen, de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning of de tenuitvoerlegging van beslissingen regelen en die opgenomen zijn of zullen worden in de besluiten van de Instellingen van de Europese Gemeenschappen of in de nationale wetgevingen die ter uitvoering van deze bestuiten geharmoniseerd zijn.».

Artikel 20 Artikel 58 van het Verdrag van 1968 wordt als volgt gelezen : «

Artikel 58.Totdat het Verdrag betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, ondertekend te Lugano op 16 september 1988, rechtsgevolgen zal hebben voor Frankrijk en de Zwitserse Bondsstraat, laten de bepalingen van dit Verdrag de rechten onverlet welke aan Zwitserse onderdanen zijn toegekend bij het verdrag tussen Frankrijk en de Zwitserse Bondsstaat betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van vonnissen in burgerlijke zaken, ondertekend te Parijs op 15 juni 1869. ».

Artikel 21 Artikel 60 van het Verdrag van 1968, als gewijzigd bij artikel 27 van het verdrag van 1978, wordt geschrapt.

Artikel 22 De tekst onder c) van artikel 64 van het Verdrag van 1968 wordt geschrapt.

TITEL III. - Aanpassingen van het Protocol bij het Verdrag van 1968 Artikel 23 Artikel Vter, aan het Protocol bij het Verdrag van 1968 toegevoegd bij artikel 29 van het Verdrag van 1978 en gewijzigd bij artikel 9 van het Verdrag van 1982 wordt als volgt gelezen : « Artikel Vter. Bij geschillen tussen de kapitein en een bemanningslid van een in Denemarken, Griekenland, Ierland of Portugal geregistreerd zeeschip over de beloning of andere arbeidsvoorwaarden moet het gerecht van een Verdragsluitende Staat nagaan of de ten aanzien van het schip bevoegde diplomatieke of consulaire vertegenwoordiger van het geschil in kennis is gesteld. Zolang deze vertegenwoordiger niet van het geschil in kennis is gesteld, moet het gerecht zijn uitspraak aanhouden. Het gerecht moet zich, zelfs ambtshalve, onbevoegd verklaren, indien deze vertegenwoordiger, na naar behoren van het geschil in kennis te zijn gesteld, gebruik heeft gemaakt van de bevoegdheden die hij krachtens een consulaire overeenkomst bezit, dan wel, bij gebreke van een dergelijke overeenkomst, binnen de gestelde termijn bezwaar heeft gemaakt tegen de bevoegdheid. » TITEL IV. - Aanpassingen van het Protocol van 1971 Artikel 24 Aan artikel 1 van het Protocol van 1971, als gewijzigd bij artikel 30 van het Verdrag van 1978 en artikel 10 van het Verdrag van 1982 wordt het volgende lid toegevoegd : « Het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen is ook bevoegd om uitspraak te doen over de uitlegging van het Verdrag inzake de toetreding van het Koninkrijk Spanje en de Portugese Republiek tot het Verdrag van 27 september 1968 en tot dit Protocol, zoals deze zijn gewijzigd bij de Verdragen van 1978 en 1982. ».

Artikel 25 In artikel 2, punt 1, van het Protocol van 1971, als gewijzigd bij artikel 31 van het Verdrag van 1978 en artikel 11 van het Verdrag van 1982, wordt tussen het vierde en het vijfde streepje ingevoegd : « - in Spanje : el Tribunal Supremo. » en wordt tussen het negende en tiende streepje ingevoegd : « - in Portugal : o Supremo Tribunal de justiça en o Supremo Tribunal Administrativo. ».

Artikel 26 Artikel 6 van het Protocol van 1971, als gewijzigd bij artikel 32 van het Verdrag van 1978, wordt geschrapt.

Artikel 27 De tekst onder d) van artikel 10 van het Protocol van 1971, als gewijzigd bij artikel 33 van het Verdrag van 1978, wordt geschrapt.

TITEL V. - Aanpassingen van het Verdrag van 1978 en van het Verdrag van 1982 Artikel 28 1. Artikel 25, lid 2, en de artikelen 35 en 36 van het Verdrag van 1978 worden geschrapt.2. Artikel 1, lid 2, van het Verdrag van 1982 wordt geschrapt. TITEL VI. - Overgangsbepalingen Artikel 29 1. Het Verdrag van 1968 en het Protocol van 1971, als gewijzigd bij het Verdrag van 1978, bij het Verdrag van 1982 en bij dit Verdrag, zijn slechts van toepassing op rechtsvorderingen ingesteld en op authentieke akten verleden na de inwerkingtreding van dit Verdrag in de Staat van herkomst en, wanneer wordt verzocht om erkenning of tenuitvoerlegging van een beslissing of een authentieke akte, in de aangezochte Staat.2. Evenwel worden de beslissingen, gegeven na de dag van inwerkingtreding van dit Verdrag in de betrekkingen tussen de Staat van herkomst en de aangezochte Staat naar aanleiding van vóór deze dag ingestelde vorderingen, erkend en ten uitvoer gelegd overeenkomstig de bepalingen van titel III van het Verdrag van 1968, als gewijzigd bij het Verdrag van 1978, bij het Verdrag van 1982 en het onderhavige Verdrag, indien de bevoegdheid berustte op regels die overeenkomen met de bepalingen van de gewijzigde titel II van het Verdrag van 1968, of met de bepalingen neergelegd in een verdrag dat tussen de Staat van herkomst en de aangezochte Staat van kracht was op het ogenblik dat de vordering werd ingesteld. TITEL VII. - Slotbepalingen Artikel 30 1. De Secretaris-Generaal van de Raad der Europese Gemeenschappen zendt aan de Regeringen van het Koninkrijk Spanje en de Portugese Republiek een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift in de Deense, de Duitse, de Engelse, de Franse, de Griekse, de Ierse, de Italiaanse en de Nederlandse taal toe van het Verdrag van 1968, van het Protocol van 1971, van het Verdrag van 1978 en van het Verdrag van 1982.2. De teksten van het Verdrag van 1968, van het Protocol van 1971, van het Verdrag van 1978 en van het Verdrag van 1982 in de Portugese en de Spaanse taal zijn opgenomen in de bijlagen II, III, IV en V van dit Verdrag.De teksten in de Portugese en de Spanse taal zijn op gelijke wijze authentiek als de overige teksten van het Verdrag van 1968, het Protocol van 1971, het Verdrag van 1978 en het Verdrag van 1982.

Artikel 31 Dit Verdrag wordt door de ondertekenende Staten bekrachtigd. De akten van bekrachtiging worden nedergelegd bij de Secretaris-Generaal van de Raad der Europese Gemeenschappen.

Artikel 32 1. Dit Verdrag treedt in werking op de eerste dag van de derde maand die volgt op de datum waarop twee ondertekenende Staten, waarvan er een het Koninkrijk Spanje of de Portugese Republiek is, hun akten van bekrachtiging nederleggen.2. Dit verdrag wordt met betrekking tot elke andere ondertekenende Staat van kracht op de eerste dag van de derde maand volgende op het nederleggen van de akte van bekrachtiging van die Staat. Artikel 33 De Secretaris-Generaal van de Raad der Europese Gemeenschappen stelt de ondertekenende Staten in kennis van : a) het nederleggen van iedere akte van bekrachtiging : b) de data van inwerkingtreding van dit Verdrag voor de Verdragsluitende Staten. Artikel 34 Dit Verdrag, opgesteld in één exemplaar, in de Deense, de Duitse, de Engelse, de Franse, de Griekse, de Ierse, de Italiaanse, de Nederlandse, de Portugese en de Spaanse taal, welke tien teksten gelijkelijk authentiek zijn, zal worden nedergelegd in het archief van het Secretaraat van de Raad der Europese Gemeenschappen. De Secretaris-Generaal zendt een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift daarvan toe aan de Regering van elke ondertekenende Staat.

GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARING BETREFFENDE DE BEKRACHTIGING VAN HET VERDRAG BETREFFENDE DE TOETREDING VAN HET KONINKRIJK SPANJE EN VAN DE PORTUGESE REPUBLIEK TOT HET VERDRAG VAN BRUSSEL VAN 1968 Op het tijdstip van de ondertekening van het Verdrag betreffende de toetreding van het Koninkrijk Spanje en van de Portugese Republiek tot het Verdrag van Brussel van 1968, gedaan te Donostia-San Sebastissn op 16 mei 1989, De vertegenwoordigers van de Regeringen der Lid-Staten van de Europese Gemeenschappen, in het kader van de raad bijeen, Verlangend om, met name in het vooruitzicht van de voltooiing van de interne markt, de toepassing van het Verdrag van Brussel en van het protocol van 1971 snel tot de gehele Gemeenschap uit te breiden;

Zich verheugend over de sluiting, op 16 september 1988, van het Verdrag van Lugano, waarbij de beginselen van het Verdrag van Brussel worden uitgebreid tot de Staten die partij zullen zijn bij het Verdrag van Lugano, dat voornamelijk bestemd is tot regeling van de betrekkingen tussen de Lid-Staten van de Europese Economische Gemeenschap en de Lid-Staten van de Europese Vrijhandelsassociatie (EVA) ten aanzien van de rechtsbescherming van de in al deze Staten gevestigde personen en van de vereenvoudiging van de formaliteiten voor de wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen;

Overwegende dat het Verdrag van Brussel als rechtsgrond artikel 220 van het Verdrag van Rome heeft en wordt uitgelegd door het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen;

Zich bewust van het feit dat het Verdrag van Lugano de toepassing van het Verdrag van Brussel onverlet laat voor wat betreft de betrekkingen tussen de Lid-staten van de Europese Economische Gemeenschap, aangezien deze betrekkingen door het Verdrag van Brussel moeten worden geregeld;

Er akte van nemend dat het Verdrag van Lugano in werking zal treden nadat twee Staten, waarvan er een lid is van de Europese Gemeenschappen, en een lid van de Europese Vrijhandelsassociatie, hun instrumenten van bekrachtiging hebben neergelegd;

Verklaren zich bereid alle dienstige maatregelen te nemen opdat de nationale procedures ter bekrachtiging van het Verdrag betreffende de toetreding van het Koninkrijk Spanje en van de Portugese Republiek tot het Verdrag van Brussel, dat heden is ondertekend, binnen de kortste tijd en zo mogelijk uiterlijk op 31 december 1992 worden afgewikkeld.

Bijlage I Bijlage I omvat de formele aanpassingen van het Verdrag van 1968, zoals dat gewijzigd is bij het Verdrag van 1978 en het Verdrag van 1982, dit voor elke betrokken versie afzonderlijk. Enkel de formele aanpassingen voor de Nederlandse en de Franse versie worden gepubliceerd.

Formele aanpassingen als bedoeld in artikel 2 h) Nederlandse versie 1.Artikel 1, eerste lid, tweede zin : in plaats van : « Het omvat inzonderheid niet-fiscale zaken, zaken van douane of administratiefrechtelijke zaken. » leze men : « Het heeft inzonderheid geen betrekking op fiscale zaken, douanezaken of administratiefrechtelijke zaken. » 2. Artikel 2, tweede lid : in plaats van : « Voor hen, die » leze men : « Voor degenen die » 3.Artikel 3 - eerste lid : in plaats van : « Zij, die » leze men : « Degenen die » - tweede lid : het tweede streepje wordt als volgt gelezen : « - in Denemarken : artikel 246, leden 2 en 3, van de wet op de burgerlijke rechtsvordering (lov om rettens pleje) » 4. Artikel 5 - punt 2 : in plaats van : « .. . eis is welke verbonden is . . . » leze men : « . . . eis is die verbonden is . . . » - punt 7 : in plaats van : « . . . het gerecht in wiens rechtsgebied. . . » leze men : « . . . het gerecht in het rechtsgebied waarvan. . . » 5. Artikel 6, punt 2 : in plaats van : « .. . de afgeroepene » leze men : « . . . de opgeroepene » 6. Artikel 6bis : in plaats van : « .. . de interne wet van deze Staat » leze men : « . . . het nationale recht van deze Staat » 7. Afdeling 3 (titel) : in plaats van : « Bevoegdheid bij geschillen inzake verzekeringen » leze men : « Bevoegdheid in verzekeringszaken » 8.Artikel 8, punt 2 : in plaats van : « . . . het gerecht van de plaats waar de verzekeringsnemer zijn woonplaats heeft, » leze men : « . . . het gerecht van de woonplaats van de verzekeringsnemer, » 9. Artikel 11, eerste lid : in plaats van : « .. . op welk grondgebied de verweerder » leze men : « . . . op het grondgebied waarvan de verweerder » 10. Artikel 12, punt 3 : in plaats van : « waarbij een verzekeringsnemer en een verzekeraar, die op het tijdstip van het sluiten van de overeenkomst » leze men : « waarbij een verzekeringnemer en een verzekeraar die, op het tijdstip waarop de overeenkomst wordt gesloten » 11.Artikel 12bis - punt 2, aanhef : in plaats van : « . . . met uitzondering van de . . . » leze men : « . . . met uitzondering van die . . . » - punt 2, onder a) : in plaats van : « . . . voor zover bevoegdheid toekennende overeenkomsten ter zake niet zijn verboden . . . » leze men : « . . . voor zover ter zake overeenkomsten tot aanwijzing van een bevoegde rechter niet zijn verboden. . . » 12. Artikel 13, punt 3, onder a) : in plaats van : « publiciteit » leze men : « reclame » 13.Artikel 14, derde lid : in plaats van : « het gerecht, voor hetwelk » leze men : « het gerecht, waarvoor » 14. Artikel 16, punt 4 : in plaats van : « de Verdragsluitende Staat, op welks grondgebied » leze men : « de Verdragsluitende Staat op het grondgebied waarvan » 15.Artikel 18 : in plaats van : « Buiten de gevallen dat zijn bevoegdheid voortspruit » leze men : « Buiten de gevallen waarin zijn bevoegdheid voortvloeit » 16. Artikel 20, derde lid in fine : in plaats van : « strekt ter uitvoering van dat verdrag » leze men : « overeenkomstig het bepaalde in dat Verdrag moest geschieden.» 17. Artikel 22 - tweede lid : in plaats van : « .. . het gerecht bij hetwelk de zaak het eerst is aangebracht bevoegd is. . . » leze men : « . . .het gerecht waarbij de zaak het eerst is aangebracht, bevoegd is. . . » - derde lid : in plaats van : « . . . haar gelijktijdige behandeling. . . » leze men : « . . . hun gelijktijdige behandeling » 18. Artikel 23 : in plaats van : « .. . het gerecht bij hetwelk. . . » lezen men : « . . . het gerecht waarbij. . . » 19. Artikel 27, punt 2 : in plaats van : « .. . nodig was aan de verweerder, tegen wie. . . » lezen men : « . . . nodig was, aan de verweerder tegen wie. . . » 20. Artikel 30, tweede lid : in plaats van : « De rechterlijke autoriteit van een Verdragsluitende Staat, bij wie de erkenning van een in Ierland of het Verenigd Koninkrijk gegeven beslissing, waarvan de tenuitvoerlegging door een daartegen aangewend rechtsmiddel in de Staat van herkomst is geschorst, wordt ingeroepen, kan zijn uitspraak aanhouden.» leze men : « De rechterlijke autoriteit van een Verdragsluitende Staat, bij wie de erkenning wordt ingeroepen van een in Ierland of het Verenigd Koninkrijk gegeven beslissing, waarvan de tenuitvoerlegging door een daartegen aangewend rechtsmiddel in de Staat van herkomst is geschorst, kan haar uitspraak aanhouden. » 21. Artikel 31, tweede lid : in plaats van : « .. . op verzoek van elke belanghebbende partij in dat deel van het Verenigd Koninkrijk. . . » leze men : « . . . ten verzoeke van iedere belanghebbende partij in het betrokken deel van het Verenigd Koninkrijk. . . » 22. Artikel 32, eerste lid : - zevende streepje : in plaats van : « de « corte d'appello » » leze men : « het « corte d'appello » » - het tweede streepje wordt als volgt gelezen : « - in Denemarken, tot de byret;» 23. Artikel 32, tweede lid : in plaats van : « Het betrokken bevoegde gerecht » leze men : « Het relatief bevoegde gerecht » 24.Artikel 36, tweede lid in fine : in plaats van : « . . . met het oog op. . . » leze men : « . . . op grond van. . . » 25. Voetnoot (2), artikel 36, punt 4 : in fine toevoegen na het woord « vordering », de woorden « ter zake van het schip.» 26. Artikel 37, eerste lid : - eerste streepje : het woord « het » schrappen - vijfde streepje : in plaats van : « de « cour d'appel » » leze men : « het « cour d'appel » » - zevende streepje : in plaats van : « de « corte d'appello » » leze men : « het « corte d'appello » » - achtste streepje : in plaats van : « de « Cour supérieure.. . » leze men : « het « Cour supérieure. . . » - tweede lid, tweede streepje : in plaats van : « het « hojesteret » » leze men : « de « hojesteret » » 27. Artikel 38, tweede lid, derde regel : een komma invoegen tussen de woorden « ingesteld » en « voor » 28.Artikel 40, eerste lid, eerste streepje : het woord « de » schrappen 29. Artikel 40 - vijfde streepje in plaats van : « de « cour d'appel » » leze men : « het « cour d'appel » » - zevende streepje : in plaats van : « de « corte d'appello » » leze men : « het « corte d'appello » » - achtste streepje : in plaats van : « de « Cour supérieure.. . » » leze men : « het « Cour supérieure. . . » » 30. Artikel 41, vierde streepje : in plaats van : « een « Supreme Court » » leze men : « het « Supreme Court » » 31.Artikel 44, tweede lid, negende regel : in plaats van : « . . . om hem voor gehele of gedeeltelijke kosteloze rechtsbijstand. . . » leze men : « . . . om hem geheel of gedeeltelijk voor kosteloze rechtsbijstand. . . » 32. Artikel 45 : in plaats van : « De partij, die.. . » leze men : « Aan de partij die. . . » 33. Artikel 59, tweede lid, punt 2 : de woorden « die gesteld is » schrappen 34.Artikel II, eerste lid : in plaats van : « . . . welks onderdaan zij niet zijn. . . » leze men : « . . . waarvan zij geen onderdaan zijn. . . » 35. Artikel II, tweede lid, in fine : in plaats van : « .. . noch te worden ten uitvoer gelegd. » leze men : « . . . noch ten uitvoer worden gelegd. » 36. Artikel IV, eerste lid : in plaats van : « voorzien » leze men : « bepaald » 37.Artikel IV, tweede lid : in plaats van : « . . . de Staat op welks grondgebied. . . » leze men : « . . . de Staat op het grondgebied waarvan. . . » 38. Artikel IV, tweede lid : in plaats van : « .. . het stuk aan degene, voor wie het bestemd is uit te reiken. » leze men : « . . . het stuk uit te reiken aan degene voor wie het bestemd is. » Bijlage II, III, IV en V Bijlage II omvat de Spanse en de Portugese versie van het Verdrag betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (27 september 1968).

Bijlage III omvat de Spaanse en de Portugese versie van het Protocol betreffende de uitlegging door het Hof van Justitie van het Verdrag van 27 september 1968 betreffende rechterlijke bevoegdheid en tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (3 juni 1971).

Bijlage IV omvat de Spaanse en de Portugese versie van de Overeenkomst inzake de toetreding van het Koninkrijk Denemarken, Ierland en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland tot het Verdrag betreffende rechterlijke bevoegdheid en tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, alsmede tot het Protocol betreffende de uitlegging daarvan door het Hof van Justitie (9 oktober 1978).

Bijlage V omvat de Spaanse en de Portugese versie van het Verdrag inzake de toetreding van de Helleense Republiek tot het Verdrag betreffende rechterlijke bevoegdheid en tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, alsmede tot het Protocol betreffende de uitlegging daarvan door het Hof van Justitie, zoals deze gewijzigd zijn bij het Verdrag inzake de toetreding van het Koninkrijk Denemarken, Ierland en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland.

Aangezien deze bijlagen geen nieuwe elementen bevatten, maar slechts een vertaling van bestaande verdragen in de Spaanse en de Portugese taal, werden zij niet gepubliceerd.

Lijst van de gebonden landen Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Voor de raadpleging van de voetnoot, zie beeld

^