gepubliceerd op 16 december 2003
Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Federale Republiek Brazilië inzake luchtvervoer, en de Bijlage, ondertekend te Brasilia op 18 november 1999 (2)
5 NOVEMBER 2002. - Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Federale Republiek Brazilië inzake luchtvervoer, en de Bijlage, ondertekend te Brasilia op 18 november 1999 (1) (2)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.
Art. 2.De Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Federale Republiek Brazilië inzake luchtvervoer, en de Bijlage, ondertekend te Brasilia op 18 november 1999, zullen volkomen gevolg hebben.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 5 november 2002.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Buitenlandse Zaken, L. MICHEL De Minister van Mobiliteit en Vervoer, Mevr. I. DURANT Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN _______ Nota's (1) Zitting 2001-2002. Senaat.
Documenten. - Ontwerp van wet ingediend op 26 april 2002, nr. 2-1130/1. - Verslag, nr. 2-1130/2.
Parlementaire Handelingen. - Bespreking, vergadering van 10 juli 2002.
Stemming. Vergadering van 10 juli 2002.
Kamer.
Documenten. - Tekst overgezonden door de Senaat, nr. 50-1932/1. Tekst aangenomen in plenaire vergadering en aan de Koning ter bekrachtiging voorgelegd, nr. 50-1932/2.
Parlementaire Handelingen. - Bespreking, vergadering van 20 juli 2002.
Stemming. Vergadering van 20 juli 2002. (2) Dit verdrag is in werking getreden op 23 december 2002. OVEREENKOMST TUSSEN DE REGERING VAN HET KONINKRIJK BELGIE EN DE REGERING VAN DE FEDERALE REPUBLIEK BRAZILIE INZAKE LUCHTVERVOER De Regering van het Koninkrijk België en De Regering van de Federale Republiek Brazilië Hierna Overeenkomstsluitende Partijen genoemd.
Partijen zijnde bij het Verdrag inzake de Internationale Burgerluchtvaart dat op 7 december 1944 te Chicago voor ondertekening is opengesteld;
Verlangende een overeenkomst tot aanvulling van genoemd Verdrag, met het doel luchtdiensten in te stellen tussen en via hun onderscheiden grondgebieden, en het bevorderen, in de mate van het mogelijke, van elke vorm van burgerlijke samenwerking in de luchtvervoerssector;
Verlangende de grootst mogelijke veiligheid in het internationaal luchtvervoer te waarborgen; zijn overeengekomen als volgt : ARTIKEL 1 Begripsomschrijvingen Voor de toepassing van deze Overeenkomst geldt, tenzij het zinsverband anders vereist, dat : a) de uitdrukking « Verdrag » betekent het Verdrag inzake de Internationale Burgerluchtvaart, dat op 7 december 1944 te Chicago voor ondertekening is opgesteld, en omvat elke Bijlage die krachtens artikel 90 van dat Verdrag is aangenomen en elke wijziging van de Bijlagen of van het Verdrag krachtens de artikelen 90 en 94 daarvan, voor zover die Bijlagen en wijzigingen zijn aangenomen of bekrachtigd door beide Overeenkomstsluitende Partijen;b) de uitdrukking « Overeenkomst » betekent deze Overeenkomst met haar Bijlage en alle wijzigingen van de Overeenkomst of de Bijlage;c) de uitdrukking « luchtvaartautoriteiten » betekent voor het Koninkrijk België het Ministerie van Verkeer en Infrastructuur en voor de Federale Republiek Brazilië de Commandant van de Luchtvaart of in beide gevallen iedere andere autoriteit of persoon die gemachtigd is de functies te vervullen die thans door de genoemde autoriteiten worden vervuld;d) de uitdrukkingen « grondgebied », « luchtdienst », « internationale luchtdienst », « luchtvaartmaatschappij » en « landing voor andere dan verkeersdoeleinden » hebben onderscheidenlijk de betekenis die hun is toegekend in de artikelen 2 en 96 van het Verdrag;e) de uitdrukking « aangewezen luchtvaartmaatschappij » betekent een luchtvaartmaatschappij die is aangewezen en gemachtigd in overeenstemming met de artikelen 3 en 4 van deze Overeenkomst;f) de uitdrukking « overeengekomen diensten » betekent de geregelde luchtdiensten op de routes omschreven in de Bijlage bij deze Overeenkomst voor het vervoer van passagiers, vracht en post, afzonderlijk of gecombineerd;g) de uitdrukking « tarieven » heeft één van de volgende betekenissen : i) de passagierstarieven die door een luchtvaartmaatschappij voor het vervoer van passagiers en hun bagage op luchtdiensten gehanteerd worden, alsmede de heffingen en de voorwaarden van toepassing op bijkomende diensten in het kader van zulk vervoer; ii) de vrachttarieven gevraagd door een luchtvaartmaatschappij voor het vervoer van goederen (met uitzondering van post) op deze luchtdiensten; iii) de voorwaarden waaraan zekere tarieven voor het vervoer van passagiers en vracht ter beschikking zijn of van toepassing zijn met inbegrip van alle voordelen die aan deze tarieven verbonden zijn; iv) het bedrag van de commissies betaald door een luchtvaartmaatschappij voor agentschapvoering inzake de verkochte biljetten of luchtvervoerbrieven uitgeschreven door erkende agenten voor het vervoer op de luchtdiensten. h) de uitdrukking « verandering van vliegtuigtype » betekent dat een aangewezen luchtvaartmaatschappij met het oog op het bedienen van de overeengekomen diensten bepaalde delen van de route zal exploiteren met luchtvaartuigen met gelijksoortige of lagere capaciteit dan deze gebruikt op een ander deel;i) de uitdrukkingen « boorduitrustingsstukken », « gronduitrusting », « boordproviand » en « reserveonderdelen » hebben onderscheidenlijk de betekenis die hun is toegekend in de Bijlage 9 van het Verdrag;j) de uitdrukking « luchtvaarttarief » betekent de heffingen gevraagd aan de luchtvaartmaatschappijen voor het gebruik van installaties en voor de verstrekking van luchthavendiensten, luchtverkeersdiensten en beveiliging van de luchtvaart. ARTIKEL 2 Verlening van rechten 1. Tenzij in de Bijlage anders wordt bepaald, verleent elke Overeenkomstsluitende Partij aan de andere Overeenkomstsluitende Partij de volgende rechten voor het uitvoeren van internationale luchtdiensten door de luchtvaartmaatschappij die door de andere Overeenkomstsluitende Partij is aangewezen : a) om zonder te landen over het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij te vliegen;b) om op dat grondgebied te landen voor andere dan verkeersdoeleinden, en c) om op haar grondgebied te landen bij de exploitatie van de routes omschreven in de Bijlage, voor het opnemen en afzetten van passagiers, vracht en post in internationaaal verkeer, afzonderlijk of gecombineerd.2. Geen van de in het eerste lid van dit artikel genoemde rechten wordt geacht aan de aangewezen luchtvaartmaatschappij van een Overeenkomstsluitende Partij het voorrecht te verlenen op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij passagiers, vracht en post op te nemen die bestemd zijn om tegen vergoeding of krachtens een huurcontract te worden vervoerd naar een ander punt op het grondgebied van deze laatste. ARTIKEL 3 Aanwijzing voor de exploitatie van diensten 1. Elke Overeenkomstsluitende Partij heeft het recht door middel van een diplomatieke nota aan de andere Overeenkomstsluitende Partij een luchtvaartmaatschappij aan te wijzen voor het exploiteren van de overeengekomen diensten op de in de Bijlage voor die Overeenkomstsluitende Partij omschreven routes.2. Elke Overeenkomstsluitende Partij heeft het recht in een diplomatieke nota aan de andere Overeenkomstsluitende Partij de aanwijzing van een luchtvaartmaatschappij in te trekken en een andere luchtvaartmaatschappij aan te wijzen. ARTIKEL 4 Vergunning voor de exploitatie van diensten 1. Na ontvangst van een kennisgeving van aanwijzing door een Overeenkomstsluitende Partij ingevolge artikel 3 van deze Overeenkomst, verlenen de luchtvaartautoriteiten van de andere Overeenkomstsluitende Partij, met inachtneming van hun wetten en voorschriften, zonder verwijl aan de aldus aangewezen luchtvaartmaatschappij de vereiste vergunningen voor het exploiteren van de overeengekomen diensten waarvoor die luchtvaartmaatschappij is aangewezen.2. Na ontvangst van deze vergunningen kan de luchtvaartmaatschappij op ieder tijdstip een aanvang maken met de gehele of gedeeltelijke exploitatie van de overeengekomen diensten, mits de luchtvaartmaatschappij de desbetreffende bepalingen van deze Overeenkomst naleeft en mits tarieven vastgesteld zijn overeenkomstig het bepaalde in artikel 13 van deze Overeenkomst. ARTIKEL 5 Intrekking of schorsing van een vergunning tot exploitatie van diensten 1. De luchtvaartautoriteiten van elke Overeenkomstsluitende Partij hebben het recht de vergunningen voor de uitoefening van de rechten vermeld in artikel 4 van deze Overeenkomst door de aangewezen luchtvaartmaatschappij van de andere Overeenkomstsluitende Partij te weigeren, in te trekken, te schorsen of er, tijdelijk of blijvend, voorwaarden aan te verbinden die ze nodig acht voor de uitoefening van deze rechten, indien de voornoemde luchtvaartmaatschappij : a) in gebreke blijft te hunnen genoege aan te tonen dat zij in staat is te voldoen aan de voorwaarden opgelegd door de wetten en voorschriften welke die autoriteiten, in overeenstemming met het Verdrag, gewoonlijk en redelijkerwijs toepassen op de exploitatie van internationale luchtdiensten;b) in gebreke blijft de expoitatie uit te oefenen in overeenstemming met de in deze Overeenkomst gestelde voorwaarden;c) in gebreke blijft de wetten en voorschriften van die Overeenkomstsluitende Partij na te leven;d) niet te hunnen genoegen aantoont dat een aanmerkelijk deel van de eigendom en het daadwerkelijk toezicht ervan berusten bij de Overeenkomstsluitende Partij die ze aanwijst of bij haar onderdanen.2. De in het eerste lid van dit artikel genoemde rechten worden slechts uitgeoefend na overleg met de luchtvaartautoriteiten van de andere Overeenkomstsluitende Partij overeenkomstig artikel 17 van deze Overeenkomst, tenzij onmiddellijk optreden noodzakelijk is teneinde inbreuk op bovengenoemde wetten en voorschriften te voorkomen. ARTIKEL 6 Toepassing van wetten en voorschriften 1. De wetten en voorschriften van de ene Overeenkomstsluitende Partij betreffende de toelating tot, het verblijf binnen of het vertrek uit haar grondgebied van in de internationale luchtvaart gebruikte luchtvaartuigen alsook betreffende de exploitatie van en het vliegen met zulke luchtvaartuigen dienen te worden nageleefd door de aangewezen luchtvaartmaatschappij van de andere Overeenkomstsluitende Partij bij het binnenkomen in, het verlaten van en gedurende het verblijf binnen het grondgebied van de eerste Overeenkomstsluitende Partij.2. De wetten en voorschriften van de ene Overeenkomstsluitende Partij betreffende binnenkomst, in- en uitklaring, doorreis, immigratie, paspoorten, douane, valuta, sanitaire formaliteiten en quarantaine dienen door de aangewezen luchtvaartmaatschappij van de andere Overeenkomstsluitende Partij en door haar bemanningen en passagiers, of namens hen, alsook met betrekking tot vracht en post in doorreis te worden nageleefd bij het binnenkomen in, verlaten van en gedurende de doorreis over een het verblijf binnen het grondgebied van eerstbedoelde Overeenkomstsluitende Partij. Passagiers op doorreis over het grondgebied van een der Overeenkomstsluitende Partijen worden ten hoogste onderworpen aan een vereenvoudigde controle. 3. Geen van beide Overeenkomstsluitende Partijen mag haar eigen of enige andere luchtvaartmaatschappij een meer voordelige behandeling geven ten opzichte van een luchtvaartmaatschappij die gelijkaardige internationale luchtdiensten uitvoert bij de toepassing van haar voorschriften vermeld in de leden 1 en 2 van dit artikel of bij het gebruik van luchthavens, luchtwegen en luchtverkeersdiensten en aanverwante voorzieningen waarop zij toezicht uitoefent. ARTIKEL 7 Bewijzen en vergunningen 1. Bewijzen van luchtwaardigheid, bewijzen van geschiktheid en vergunningen die zijn uitgereikt of geldig verklaard door een Overeenkomstsluitende Partij worden gedurende hun geldigheidsduur door de andere Overeenkomstsluitende Partij als geldig erkend voor de exploitatie van de overeengekomen diensten op de in de Bijlage omschreven routes, mits zodanige bewijzen of vergunningen werden uitgereikt of geldig verklaard ingevolge en overeenkomstig de op grond van het Verdrag vastgestelde normen.2. Elke Overeenkomstsluitende Partij behoudt zich evenwel het recht voor de erkenning van bewijzen van bevoegdheid en van vergunningen die door de andere Overeenkomstsluitende Partij aan haar eigen onderdanen zijn uitgereikt niet te erkennen voor vluchten boven haar eigen grondgebied.3. Indien de in het eerste lid van dit artikel genoemde bewijzen en vergunningen zijn uitgereikt of geldig verklaard volgens vereisten die afwijken van de krachtens het Verdrag vastgestelde normen en indien deze afwijking betekend werd aan de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie, kunnen de luchtvaartautoriteiten van de andere Overeenkomstsluitende Partij verzoeken om overleg overeenkomstig artikel 17 van deze Overeenkomst teneinde zich ervan te vergewissen dat de desbetreffende vereisten voor hen aanvaardbaar zijn.Indien geen bevredigende overeenstemming wordt bereikt in aangelegenheden inzake vliegveiligheid, vormt zulks een grond voor de toepassing van artikel 5 van deze Overeenkomst.
ARTIKEL 8 Beveiliging van de luchtvaart 1. De Overeenkomstig hun rechten en verplichtingen inzake internationaal recht, bevestigen de Overeenkomstsluitende Partijen dat hun wederzijdse verplichtingen de veiligheid van de Burgerluchtvaart te beschermen tegen eender welke wederrechtelijke gedraging met het oog op de beveiliging ervan integraal deel uitmaakt van dit akkoord. Zonder in het algemeen hun rechten en verplichtingen in internationaal recht aan te tasten, zullen de Overeenkomstsluitende Partijen meer bepaald handelen in overeenstemming met de bepalingen van het Verdrag inzake strafbare feiten en bepaalde andere handelingen begaan aan boord van luchtvaartuigen, ondertekend te Tokio op 14 september 1963, het Verdrag tot bestrijding van het wederrechtelijk in zijn macht brengen van luchtvaartuigen, ondertekend te 's Gravenhage op 16 december 1970 en het Verdrag tot bestrijding van wederrechtelijke gedragingen gericht tegen de veiligheid van de burgerluchtvaart, ondertekend te Montreal op 23 september 1971 alsook de bepalingen van eender ander Verdrag inzake de beveiliging van de luchtvaart door hen bekrachtigd. 2. De Overeenkomstsluitende Partijen verlenen op verzoek alle nodige bijstand aan elkaar om handelingen van wederrechtelijk in zijn macht brengen van luchtvaartuigen en andere wederrechtelijke gedragingen tegen de veiligheid van deze luchtvaartuigen en van hun passagiers en bemanningen, luchthavens, luchtvaartinstallaties en -diensten en elke andere bedreiging van de veiligheid van de burgerluchtvaart, te voorkomen.3. De Overeenkomstsluitende Partijen handelen in hun wederzijdse betrekkingen in overeenstemming met de bepalingen inzake de beveiliging van de luchtvaart, uitgevaardigd door de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie en aangeduid als bijlagen van het Verdrag in zoverre dat deze beveiligingsbepalingen van toepassing zijn voor de Overeenkomstsluitende Partijen;zij eisen dat de exploitanten van bij hen ingeschreven luchtvaartuigen of exploitanten die hun hoofdverblijf voor handelspraktijken of hun permanente verblijfplaats op hun grondgebied hebben en exploitanten van luchthavens op hun grondgebied, handelen in overeenstemming met deze bepalingen inzake de beveiliging van de luchtvaart. 4. Elke Overeenkomstsluitende Partijen verbindt er zich toe te eisen dat de exploitanten van luchtvaartuigen de bepalingen inzake beveiliging van de luchtvaart bedoeld in lid 3 opgelegd door de andere Overeenkomstsluitende Partij inzake het binnenkomen, het verlaten of het verblijf op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij zouden in acht nemen.Elke Overeenkomstsluitende Partij verbindt er zich toe dat de gepaste maatregelen daadwerkelijk op haar grondgebied toegepast worden met het oog op de bescherming van luchtvaartuigen en de inspectie van passagiers, bemanningen, handbagages, bagages, vracht en boordproviand vóór en tijdens het laden of tijdens het verblijf van het luchtvaartuig. Elke Overeenkomstsluitende Partij neemt ieder verzoek van de andere Overeenkomstsluitende Partij tot speciale en redelijke beveiligingsvoorzieningen voor haar luchtvaartuigen of passagiers teneinde aan een bijzondere bedreiging het hoofd te bieden, in welwillende overweging. 5. Wanneer zich een geval of dreiging van een geval van wederrechtelijk in zijn macht brengen van een luchtvaartuig of enige ander wederrechtelijke gedraging gericht tegen de veiligheid van deze luchtvaartuigen, van hun passagiers en bemanningen, luchthavens en luchtvaartinstallaties en -diensten voordoet, staan de Overeenkomstsluitende Partijen elkaar bij door het berichtenverkeer en andere passende maatregelen, bestemd om aan een dergelijk voorval of zodanig gevaar snel en veilig een einde te stellen, te vergemakkelijken.6. Wanneer een Overeenkomstsluitende Partij afwijkt van de bepalingen in dit artikel betreffende de beveiliging van de luchtvaart, kunnen de luchtvaartautoriteiten van de andere Overeenkomstsluitende Partij om onmiddellijk overleg verzoeken met de luchtvaartautoriteiten van die Partij.Indien geen bevredigende overeenstemming wordt bereikt binnen de dertig (30) dagen, vormt zulks een grond voor de toepassing van artikel 5 van deze Overeenkomst.
ARTIKEL 9 Gebruiksvergoedingen 1. De vergoedingen die op het grondgebied van de ene Overeenkomstsluitende Partij aan de aangewezen luchtvaartmaatschappij van de andere Overeenkomstsluitende Partij worden opgelegd voor het gebruik van luchthavens en andere luchtvaartvoorzieningen door de luchtvaartuigen van de aangewezen luchtvaartmaatschappij van de andere Overeenkomstsluitende Partij mogen niet hoger zijn dan die welke in rekening worden gebracht aan een nationale luchtvaartmaatschappij van eerstbedoelde Overeenkomstsluitende Partij die soortgelijke internationale diensten uitvoert.2. Elke Overeenkomstsluitende Partij streeft ernaar dat overleg zou plaatsvinden over deze luchtvaarttarieven tussen hun bevoegde autoriteiten en de aangewezen luchtvaartmaatschappijen die van de voorzieningen en diensten aangeboden door voornoemde autoriteiten gebruik maken;waar mogelijk loopt dit overleg via de organisaties die de luchtvaartmaatschappijen vertegenwoordigen. Alle voorstellen tot wijziging van de luchtvaarttarieven zullen tijdig medegedeeld worden aan de gebruikers teneinde hen in staat te stellen hun visie uit te drukken voordat de wijzigingen ingaan.
ARTIKEL 10 Douane en Accijnzen 1. Elke Overeenkomstsluitende Partij stelt de aangewezen luchtvaartmaatschappij van de andere Overeenkomstsluitende Partij vrij van invoerbeperkingen, douanerechten, accijnzen, inspectiekosten en andere nationale, regionale of plaatselijke rechten en lasten op vliegtuigen, brandstof, smeermiddelen, technische verbruiksvoorraden, reserveonderdelen met inbegrip van motoren, normale vliegtuiguitrusting, boordproviand (met inbegrip van alcoholische drank, tabak en andere producten bestemd om tijdens de vlucht in beperkte hoeveelheden aan de passagiers te worden verkocht) en andere artikelen die uitsluitend worden gebruikt of bestemd zijn voor gebruik in verband met de exploitatie of het onderhoud van luchtvaartuigen van de door de andere Overeenkomstsluitende Partij aangewezen luchtvaartmaatschappij die de overeengekomen diensten exploiteert, alsmede voorraden gedrukte tickets, luchtvrachtbrieven en drukwerk waarop het embleem van de maatschappij voorkomt en gebruikelijke reclamemateriaal dat door die aangewezen luchtvaartmaatschappij gratis wordt verspreid.2. De bij dit artikel toegekende vrijstellingen zijn van toepassing op de in het eerste lid van dit artikel genoemde goederen ongeacht of zodanige goederen geheel worden gebruikt of verbruikt binnen het grondgebied van de Overeenkomstsluitende Partij die de vrijstelling toekent, mits zij : a) worden ingevoerd in het grondgebied van een Overeenkomstsluitende Partij door of namens de aangewezen maatschappij van de andere Overeenkomstsluitende Partij, maar niet worden vervreemd binnen het grondgebied van eerstbedoelde Overeenkomstsluitende Partij;b) aan boord worden gehouden van een luchtvaartuig van de aangewezen luchtvaartmaatschappij van een Overeenkomstsluitende Partij vanaf de aankomst op tot het vertrek uit het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij;c) aan boord worden genomen van een vliegtuig van de aangewezen luchtvaartmaatschappij van een Overeenkomstsluitende Partij op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij en bestemd zijn voor gebruik bij de exploitatie van de overeengekomen diensten.3. De normale boorduitrustingsstukken en de gronduitrusting, alsmede de materialen en voorraden die zich gewoonlijk aan boord bevinden van een vliegtuig van de aangewezen luchtvaartmaatschappij van één der Overeenkomstsluitende Partijen, mogen op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij slechts uitgeladen worden met de toestemming van de douaneautoriteiten van dat grondgebied.In dat geval kunnen ze onder toezicht van die autoriteiten worden geplaatst tot het tijdstip waarop ze weer worden uitgevoerd of overeenkomstig de douanevoorschriften een andere bestemming hebben gekregen. 4. Bagage en vracht in direct doorgaand verkeer zijn vrijgesteld van douanerechten en andere heffingen.5. De bij dit artikel ingestelde vrijstellingen worden ook verleend wanneer de aangewezen luchtvaartmaatschappij van de ene Overeenkomstsluitende Partij afspraken heeft gemaakt met een andere luchtvaartmaatschappij, die ook zulke vrijstellingen vanwege de andere Overeenkomstsluitende Partij geniet, ter zake van het lenen of overdragen op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij van goederen vermeld in lid 1 van dit artikel. ARTIKEL 11 Capaciteit 1. De aangewezen luchtvaartmaatschappijen van beide Overeenkomstsluitende Partijen krijgen billijke en gelijke kansen voor de exploitatie van de overeengekomen diensten op de in de Bijlage bij deze Overeenkomst omschreven routes.2. Bij het exploiteren van de overeengekomen diensten houdt de aangewezen luchtvaartmaatschappij van elk der Overeenkomstsluitende Partij rekening met het belang van de aangewezen luchtvaartmaatschappij van de andere Overeenkomstsluitende Partij, teneinde de diensten die de laatsgenoemde maatschappij op dezelfde route of op een deel daarvan onderhoudt, niet op onrechtmatige wijze te treffen.3. De overeengekomen diensten die worden onderhouden door de aangewezen luchtvaartmaatschappijen van de Overeenkomstsluitende Partijen dienen op strikte wijze te worden afgestemd op de vervoersbehoeften van het publiek op de omschreven routes en hebben als voornaamste doel de verschaffing, met inachtneming van een redelijke beladingsgraad, van capaciteit die voldoet aan de huidige en redelijkerwijs te verwachten behoeften aan vervoer van passagiers, vracht en post tussen het grondgebied van de Overeenkomstsluitende Partij die de luchtvaartmaatschappij heeft aangewezen en de landen die de eindbestemming van het vervoer zijn.4. Het vervoer van passagiers, vracht en post, opgenomen en afgezet op punten op de omschreven routes op het grondgebied van andere Staten dan de Staat die de luchtvaartmaatschappij heeft aangewezen, geschiedt overeenkomstig het algemeen beginsel dat de capaciteit dient te zijn afgestemd op : a) de vervoersbehoeften naar en van het grondgebied van de Overeenkomstsluitende Partij die de luchtvaartmaatschappij heeft aangewezen;b) de vervoersbehoeften van het gebied via hetwelk de overeengekomen diensten gaan, nadat rekening is gehouden met andere vervoersdiensten ingesteld door luchtvaartmaatschappijen van de Staten in dit gebied gelegen zijn;en c) de eisen welke de exploitatie van lange afstandsdiensten stelt.5. Ten laatste vijfenveertig (45) dagen vóór de aanvangsdatum van de exploitatie van de overeengekomen diensten, zullen de aangewezen luchtvaartmaatschappijen hun exploitatieprogramma's ter goedkeuring voorleggen aan de luchtvaartautoriteiten van de twee Overeenkomstsluitende Partijen.Deze exploitatieprogramma's bevatten namelijk het type van dienst, het type van luchtvaartuig, de frequenties van de dienst en de dienstregelingen. Deze bepaling is eveneens van toepassing op eventuele latere wijzigingen. In bijzondere gevallen, kunnen de luchtvaartautoriteiten instemmen met een kortere termijn.
ARTIKEL 12 Verandering van vliegtuigtype De aangewezen luchtvaartmaatschappij van de ene Overeenkomstsluitende Partij kan op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij voor de verder gelegen punten een luchtvaartuig met een andere capaciteit inzetten op voorwaarde dat : a) dit met het oog op een economische exploitatie verantwoord is;b) het luchtvaartuig gebruikt op het gedeelte van de route dat het verst verwijderd is van het grondgebied van de Overeenkomstsluitende Partij die de luchtvaartmaatschappij aanwijst, slechts geëxploiteerd wordt in aansluiting op het luchtvaartuig gebruikt op het dichterbij gelegen gedeelte en dat dit in de dienstregeling tot uiting komt;het eerstbedoelde luchtvaartuig komt naar het punt waar de verandering van luchtvaartuig plaatsvindt met het doel vervoer op te nemen van, dan wel aan te voeren voor het laatstbedoelde luchtvaartuig, en de capaciteit ervan wordt in de allereerste plaats met het oog op dit doel bepaald; c) de luchtvaartmaatschappij niet tegenover het publiek voorwendt, door middel van publiciteit, dat zij een luchtdienst onderhoudt beginnend op het punt waar de verandering van luchtvaartuig plaatsvindt, tenzij de Bijlage bij deze Overeenkomst dit toestaat;d) tegenover iedere vlucht van een luchtvaartuig naar het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij waar de verandering van luchtvaartuig plaatsvindt, slechts één vlucht vanuit dat grondgebied toegelaten wordt, tenzij de luchtvaartautoriteiten van de andere Overeenkomstsluitende Partij meer dan één vlucht toestaan. ARTIKEL 13 Tarieven 1. De Overeenkomstsluitende Partijen laten toe dat een tarief op één van de routes bepaald in de Bijlage wordt vastgesteld door één van de aangewezen luchtvaartmaatschappijen en dit indien mogelijk na overleg tussen die luchtvaartmaatschappijen.2. De tarieven voor vervoer op de overeengekomen diensten tussen de grondgebieden van de Overeenkomstsluitende Partijen dienen te worden vastgesteld op een redelijk niveau, waarbij naar behoren rekening wordt gehouden met alle daarvoor in aanmerking komende factoren, daaronder begrepen het belang van de gebruikers, de exploitatiekosten, een redelijke winst, de kenmerkende eigenschappen van de dienst, en, waar dit passend wordt geacht, de tarieven van andere luchtvaartmaatschappijen op het geheel of een deel van dezelfde route.3. De tarieven worden aan de luchtvaartautoriteiten van de Overeenkomstsluitende Partijen ter goedkeuring voorgelegd en dienen in hun bezit te zijn ten minste zestig (60) dagen vóór de voorgestelde datum van invoering.In bijzondere gevallen kunnen de luchtvaartautoriteiten een verkorting van dit tijdvak aanvaarden.
Indien binnen dertig (30) dagen na de datum van ontvangst de luchtvaartautoriteiten van de ene Overeenkomstsluitende Partij aan de luchtvaartautoriteiten van de andere Overeenkomstsluitende Partij geen kennis hebben gegeven van hun bezwaar, worden de zodanige tarieven als goedgekeurd beschouwd en treden ze in werking op de in het tariefvoorstel genoemde datum.
Ingeval de luchtvaartautoriteiten instemmen met verkorting van het tijdvak voor indiening van een tarief, kunnen zij tevens overeenkomen dat de periode waarin bezwaar moet worden medegedeeld korter zal zijn dan dertig (30) dagen. 4. Indien overeenkomstig het derde lid van dit artikel kennisgeving van bezwaar is gedaan, plegen de luchtvaartautoriteiten van de Overeenkomstsluitende Partijen overleg overeenkomstig artikel 17 van deze Overeenkomst en trachten zij door overeenstemming het tarief te bepalen.5. Indien de luchtvaartautoriteiten niet tot overeenstemming kunnen komen over een tarief dat hun is voorgelegd overeenkomstig het derde lid van dit artikel, of over de vaststelling van een tarief volgens het vierde lid van dit artikel, wordt het geschil opgelost overeenkomstig het bepaalde in artikel 18 van deze Overeenkomst.6. Indien de luchtvaartautoriteiten van één der Overeenkomstsluitende Partijen een reeds bestaand tarief niet meer goedvinden, brengen zij dit ter kennis van de luchtvaartautoriteiten van de andere Overeenkomstsluitende Partij en trachten de aangewezen luchtvaartmaatschappijen, waar vereist, tot een regeling te komen. Indien binnen negentig (90) dagen na ontvangst van een kennisgeving van bezwaar, geen nieuw tarief kan worden vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in het tweede en derde lid van dit artikel, wordt de in de leden vier en vijf van dit artikel omschreven procedure toegepast. 7. Wanneer tarieven zijn vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in dit artikel, blijven ze van kracht totdat nieuwe tarieven zijn vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in dit artikel of in artikel 18 van deze Overeenkomst.8. Een tarief wordt niet van kracht indien de luchtvaartautoriteiten van een van beide Overeenkomstsluitende Partijen hiertegen bezwaar hebben, behoudens het bepaalde in het vierde lid van artikel 18 van deze Overeenkomst.9. De luchtvaartautoriteiten van beide Overeenkomstsluitende Partijen zien erop toe dat de toegepaste en aangerekende tarieven in overeenstemming zijn met de door hen goedgekeurde tarieven en dat geen enkele luchtvaartmaatschappij daarop kortingen toestaat.10. Onverminderd de toepassing van het bepaalde in de voorgaande leden van dit artikel mogen de aangewezen luchtvaartmaatschappijen in de sectoren van de overeengekomen diensten waar zij rechten van vijfde vrijheid uitoefenen, dingen tegen de tarieven die door luchtvaartmaatmaatschappijen, die rechten van derde en vierde vrijheid in die sectoren uitoefenen, toegepast worden. De luchtvaartmaatschappijen die rechten van vijfde vrijheid uitoefenen mogen geen lagere prijzen noch minder beperkende tariefvoorwaarden toepassen dan deze van de luchtvaartmaatschappijen die rechten van derde en vierde vrijheid uitoefenen.
ARTIKEL 14 Personeel 1. Op basis van wederkerigheid mag de aangewezen luchtvaartmaatschappij van een Overeenkomstsluitende Partij op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij eigen vertegenwoordigers hebben alsook de commerciële, operationele en technische personeelsleden die nodig zijn voor de exploitatie van de overeengekomen diensten.2. Aan deze personeelsbehoeften kan naar keuze van de aangewezen luchtvaartmaatschappij worden voldaan met eigen personeel of door een beroep te doen op de diensten van enige andere organistatie, firma of luchtvaartmaatschappij die op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij werkzaam is en die toestemming heeft op dit grondgebied zodanige diensten te verrichten.3. Het personeel bedoeld onder lid 1 van dit artikel is onderworpen aan de van kracht zijnde wetten en voorschriften op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij.Elke Overeenkomstsluitende Partij verleent op basis van wederkerigheid en binnen de kortst mogelijke tijd de nodige werkvergunningen of andere soortgelijke documenten aan dit personeel. 4. In de mate waarin de nationale wetgeving dit toestaat, ziet elke Overeenkomstsluitende Partijen ervan af werkvergunningen of andere soortgelijke documenten verplicht te stellen voor personeelsleden die bepaalde tijdelijke diensten of taken verrichten. ARTIKEL 15 Verkoop en inkomsten 1. Elke aangewezen luchtvaartmaatschappij heeft het recht op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij rechtstreeks of, indien zij dit verkiest, via haar vertegenwoordigers, luchtvervoerdiensten te verkopen. De verkoop kan geschieden in de munt van het land of, indien de nationale wetgeving het toelaat, in vrij converteerbare munten van andere landen.
Eenieder is vrij zodanig vervoer te kopen tegen betaling in munten die door die luchtvaartmaatschappij voor de verkoop worden aanvaard. 2. Elke aangewezen luchtvaartmaatschappij heeft het recht tot het vrijelijk overmaken naar zijn land van het verschil tussen lokale ontvangsten en lokale uitgaven.Zodanige overmakingen zijn toegelaten zonder beperkingen op basis van de wisselkoers voor zulke transacties of, bij ontstentenis van wisselkoers, tegen de op de markt voor buitenlandse valuta gangbare koersen op de dag waarop de aangewezen luchtvaartmaatschappij van de andere Overeenkomstsluitende Partij de aanvraag tot overmaking indient. Daarbij worden geen andere administratieve of wissellasten dan de normale banklasten op zodanige transacties geheven. 3. Op basis van wederkerigheid, zal de luchtvaartmaatschappij aangewezen door elke Overeenkomstsluitende Partij vrijstelling genieten van elke heffing op de ontvangsten die de maatschappij verkrijgt op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij uit de uitbating van de luchtdiensten alsook van elke belasting op het bedrag van haar transacties of op haar kapitaal. Deze bepaling geldt niet wanneer tussen de twee Overeenkomstsluitende Partijen een Overeenkomst tot het vermijden van dubbele belasting van kracht is die in een zodanige vrijstelling voorziet.
ARTIKEL 16 Uitwisseling van informatie 1. De luchtvaartautoriteiten van beide Overeenkomstsluitende Partijen wisselen in de mate van het mogelijke, informatie uit betreffende de lopende vergunningen verleend aan hun respectievelijk aangewezen luchtvaartmaatschappijen om diensten te exploiteren naar, via en van het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij, met inbegrip van afschriften van de lopende bewijzen en vergunningen voor diensten op de omschreven routes, evenals de wijzigingen en vrijstellingen van de toegestane diensten.2. Elke Overeenkomstsluitende Partij zal erop toezien dat haar aangewezen luchtvaartmaatschappij, zoveel van tevoren als mogelijk, aan de luchtvaartautoriteiten van de andere Overeenkomstsluitende Partij afschriften verschaft van tarieven, dienstregelingen, inbegrepen iedere wijziging daaraan, en alle relevante informatie die betrekking heeft op de exploitatie van de diensten, inbegrepen de informatie over de aangeboden capaciteit op elke van de omschreven routes, en elke andere informatie die kan geëist worden om ten aanzien van de luchtvaartautoriteiten van de andere Overeenkomstsluitende Partij aan te tonen dat de bepalingen van deze Overeenkomst degelijk in acht worden genomen.3. Elke Overeenkomstsluitende Partij zal erop toezien dat haar aangewezen luchtvaartmaatschappij aan de luchtvaartautoriteiten van de andere Overeenkomstsluitende Partij de statistieken bezorgt betreffende het vervoersvolume op de overeengekomen diensten met vermelding van de punten van in- en ontscheping. ARTIKEL 17 Overleg 1. De luchtvaartautoriteiten van de Overeenkomstsluitende Partijen plegen van tijd tot tijd overleg teneinde een nauwe samenwerking te verzekeren in alle aangelegenheden betreffende de uitvoering en de bevredigende naleving van deze Overeenkomst en haar Bijlage.2. Dit overleg zal aanvangen binnen een periode van zestig (60) dagen te rekenen vanaf de datum van ontvangst van een verzoek in die zin, tenzij de Overeenkomstsluitende Partijen anderszins overeenkomen. ARTIKEL 18 Regeling van geschillen 1. Indien tussen de Overeenkomstsluitende Partijen een geschil mocht ontstaan omtrent de interpretatie of toepassing van deze Overeenkomst, trachten de Overeenkomstsluitende Partijen in de eerste plaats dit geschil door onderhandelingen te regelen.2. Indien de Overeenkomstsluitende Partijen er niet in slagen door middel van onderhandelingen een regeling te treffen, kunnen zij overeenkomen het geschil ter beslissing voor te leggen aan een persoon of instantie, of kan elk van beide Overeenkomstsluitende Partijen het geschil ter beslissing voorleggen aan een scheidsgerecht bestaande uit drie scheidsrechters.3. Het scheidsgerecht wordt samengesteld als volgt : elke der Overeenkomstsluitende Partijen benoemt een scheidsrechter binnen zestig (60) dagen na het tijdstip waarop de ene Overeenkomstsluitende Partij, via diplomatieke weg van de andere Overeenkomstsluitende Partij een kennisgeving heeft ontvangen waarin om voorlegging van het geschil wordt verzocht.Deze twee scheidsrechters wijzen in onderling overleg een derde scheidsrechter aan binnen een daarop aansluitende periode van zestig (60) dagen. De derde scheidsrechter is een onderdaan van een derde Staat; hij treedt op als voorzitter van het scheidsgerecht en bepaalt de plaats waar dit zal zetelen.
Indien één der Overeenkomstsluitende Partijen nalaat binnen het aangegeven tijdvak een scheidsrechter te benoemen of indien de derde scheidsrechter niet binnen het aangegeven tijdvak wordt aangewezen, kan door elke der Overeenkomstsluitende Partij een verzoek worden gericht tot de Voorzitter van de Raad van de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie om, naargelang het geval, een scheidsrechter of scheidsrechters te benoemen. 4. Elke Overeenkomstsluitende Partij verbindt zich ertoe iedere beslissing of uitspraak van het scheidsgerecht conform zijn nationale wetgeving na te komen. Als een der Overeenkomstsluitende Partijen in gebreke blijft zodanige beslissing na te leven, geeft dit de andere Overeenkomstsluitende Partij grond voor de toepassing van artikel 5 van deze Overeenkomst. 5. De kosten van het Scheidsgerecht zullen gelijkelijk door de Overeenkomstsluitende Partijen worden gedragen. ARTIKEL 19 Wijzigingen 1. Indien één van beide Overeenkomstsluitende Partijen het wenselijk acht enige bepaling van deze Overeenkomst te wijzigen, kan zij de andere Overeenkomstsluitende Partij om overleg verzoeken.Dit overleg dat zowel mondeling als bij briefwisseling kan worden gepleegd, kan plaatsvinden tussen de luchtvaartautoriteiten, en vangt aan binnen een termijn van zestig (60) dagen te rekenen vanaf de datum van het verzoek. 2. Indien een algemeen multilateraal luchtvaartverdrag in werking treedt dat beide Overeenkomstsluitende Partijen bindt, hebben de bepalingen van een zodanig verdrag voorrang.Er kan overleg worden gepleegd overeenkomstig het eerste lid van dit artikel ten einde vast te stellen in welke mate de bepalingen van het multilaterale verdrag van invloed zijn op deze Overeenkomst. 3. Alle in zodanig overleg overeengekomen wijzigingen worden van kracht nadat ze door een diplomatieke notawisseling zijn bevestigd. ARTIKEL 20 Beëindiging 1. Elk der Overeenkomstsluitende Partijen kan te allen tijde de andere Overeenkomstsluitende Partij schriftelijk via diplomatieke weg mededeling doen van haar besluit deze Overeenkomst op te zeggen. Deze mededeling wordt tegelijkertijd gezonden aan de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie. 2. De Overeenkomst eindigt één (1) jaar na de datum van ontvangst van de mededeling door de andere Overeenkomstsluitende Partij, tenzij de mededeling van opzegging met wederzijdse instemming vóór het einde van dit tijdvak wordt ingetrokken. Indien de andere Overeenkomstsluitende Partij nalaat bericht van ontvangst te geven, wordt de mededeling geacht te zijn ontvangen veertien (14) dagen na ontvangst van de mededeling door de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie.
ARTIKEL 21 Registratie bij de ICAO Deze Overeenkomst en alle daaraan aangebrachte wijzigingen worden geregistreerd bij de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie.
ARTIKEL 22 Inwerkingtreding Deze Overeenkomst treedt in werking door een uitwisseling van diplomatieke nota's nadat de twee Overeenkomstsluitende Partijen hun grondwettelijke formaliteiten hebben vervuld.
Met dezelfde uitwisseling van nota's, zullen de Overeenkomst en zijn Bijlagen getekend te Brussel op 19 september 1980 ophouden van kracht te zijn.
Ten blijke waarvan de ondergetekenden, daartoe behoorlijk gemachtigd door hun onderscheiden Regeringen, deze Overeenkomst hebben ondertekend.
Gedaan te Brasilia, de 18e november 1999, in twee exemplaren in de Nederlandse, Franse, en Portugese taal, de drie teksten zijnde gelijkelijk authentiek.
Bijlage Routetabel 1. Routes van België Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 2.Routes van Brazilië Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Notas : 1. De aangewezen luchtvaartmaatschappijen van beide Overeenkomstsluitende Partijen mogen op de overeengekomen routes, bij onverschillig welke vlucht, één of meerdere punten weglaten en ze ook in een andere volgorde bedienen op eender welke vlucht mits het punt van vertrek of aankomst gelegen is in het land waarvan ze de nationaliteit hebben. 2. In geen enkel geval, verleent deze bepaling aan de aangewezen vervoerders de toelating om verder gelegen punten als tussenliggende punten of tussenliggende punten als verder gelegen punten te vervangen of te bedienen.