Etaamb.openjustice.be
Wet van 03 juni 2014
gepubliceerd op 08 mei 2023

Wet houdende instemming met volgende internationale akten : 1° het verdrag inzake wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen het Koninkrijk België en de Democratische Republiek Congo, gedaan te Brussel op 29 april 2009; en 2° het verdrag tussen het Koninkrijk België en de Democratische Republiek Congo betreffende de overbrenging van gevonniste personen, gedaan te Brussel op 29 april 2009 (2)

bron
federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking
numac
2014015235
pub.
08/05/2023
prom.
03/06/2014
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

3 JUNI 2014. - Wet houdende instemming met volgende internationale akten : 1° het verdrag inzake wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen het Koninkrijk België en de Democratische Republiek Congo, gedaan te Brussel op 29 april 2009; en 2° het verdrag tussen het Koninkrijk België en de Democratische Republiek Congo betreffende de overbrenging van gevonniste personen, gedaan te Brussel op 29 april 2009 (1)(2)


FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

Art. 2.Het Verdrag inzake wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen het Koninkrijk België en de Democratische Republiek Congo, gedaan te Brussel op 29 april 2009, zal volkomen gevolg hebben.

Art. 3.Het Verdrag tussen het Koninkrijk België en de Democratische Republiek Congo betreffende de overbrenging van gevonniste personen, gedaan te Brussel op 29 april 2009, zal volkomen gevolg hebben.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 3 juni 2014.

FILIP Van Koningswege : De vice-eersteminister en Minister van Buitenlandse Zaken, D. REYNDERS De Minister van Justitie, A. TURTELBOOM Gezien en met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, A. TURTELBOOM _______ Nota's (1) Senaat (www.senate.be): Stukken: 5-2793.

Handelingen van de Senaat: 03/04/2014.

Kamer van volksvertegenwoordigers (www.dekamer.be): Stukken: 53-3545.

Integraal verslag: 23/04/2014. (2) De verdragen treden in werking op 18/05/2023. VERDRAG INZAKE WEDERZIJDSE RECHTSHULP IN STRAFZAKEN TUSSEN HET KONINKRIJK BELGIE EN DE DEMOCRATISCHE REPUBLIEK CONGO HET KONINKRIJK BELGIE, en DE DEMOCRATISCHE REPUBLIEK CONGO, (hierna genoemd « de partijen »), VERLANGENDE een efficiëntere samenwerking tot stand te brengen op het gebied van de wederzijdse bijstand inzake rechtshulp in strafzaken, ZIJN overeengekomen als volgt: ARTIKEL 1 Toepassingsgebied 1. De Verdragsluitende Partijen verbinden zich ertoe elkaar in overeenstemming met de bepalingen van dit Verdrag zo veel mogelijk hulp te verlenen in het kader van strafprocedures in verband met strafbare feiten waarvan de bestraffing op het tijdstip van het verzoek om rechtshulp behoort tot de bevoegdheid van de rechterlijke autoriteiten van de verzoekende Partij.2. Dit Verdrag is niet van toepassing op de tenuitvoerlegging van beslissingen tot aanhouding of van veroordelingen. ARTIKEL 2 Centrale autoriteiten 1. Beide Verdragsluitende Partijen wijzen een centrale autoriteit aan, die de in dit verdrag bedoelde verzoeken doet of ontvangt.De centrale autoriteit voor het Koninkrijk België is de Federale Overheidsdienst Justitie, de centrale autoriteit voor de Democratische Republiek Congo is het Ministerie van Justitie. 2. Voor de toepassing van dit Verdrag communiceren de centrale autoriteiten langs diplomatieke weg of, in spoedeisende gevallen, rechtstreeks.3. De centrale autoriteit van de aangezochte Partij legt de verzoeken ten uitvoer of, naar gelang van het geval, zendt de verzoeken toe aan haar bevoegde autoriteiten met het oog op de tenuitvoerlegging ervan.4. Enige mededeling die ertoe strekt aanvullende inlichtingen te verkrijgen voor de tenuitvoerlegging van het verzoek, kan rechtstreeks worden overgezonden tussen de autoriteiten verantwoordelijk voor de tenuitvoerlegging. ARTIKEL 3 Bevoegde autoriteiten Voor het Koninkrijk België treden de rechterlijke overheden, daaronder begrepen het openbaar ministerie, op als bevoegde autoriteiten, en voor de Democratische Republiek Congo het openbaar ministerie.

ARTIKEL 4 Weigering tot rechtshulp 1. Rechtshulp kan en zal worden geweigerd wanneer de wetgeving van de aangezochte Partij zulks vereist: (a) indien het verzoek betrekking heeft op strafbare feiten die door de aangezochte Partij worden aangemerkt als: - hetzij politieke misdrijven of als met politieke misdrijven samenhangende strafbare feiten - hetzij militaire misdrijven, die geen strafbare feiten van gemeen recht opleveren - hetzij strafbare feiten op grond van de wetgeving betreffende de belastingen, douanerechten, controle op wisseloperaties of andere financiële aangelegenheden, wanneer de belangrijkste doelstelling van de procedure erin bestaat belastingen te bepalen of te innen;(b) indien de aangezochte Partij van oordeel is dat de tenuitvoerlegging van het verzoek de soevereiniteit, veiligheid, openbare orde of andere wezenlijke belangen van haar land kan schenden;de aangezochte Partij kan evenwel niet het bankgeheim aanvoeren als wezenlijk belang in de zin van deze bepaling teneinde de rechtshulp te weigeren; (c) indien de zaak waarop strafprocedures in de verzoekende Partij betrekking hebben, geen strafbaar feit oplevert krachtens de wetgeving van de aangezochte Partij;(d) indien de procedure in het kader waarvan het verzoek wordt gedaan, is ingegeven door redenen die verband houden met vermeend ras, geslacht, huidskleur, etnische of maatschappelijke afkomst, genetische kenmerken, taal, geloof of overtuiging, politieke of enige andere mening, het behoren tot een nationale minderheid, vermogen, geboorte, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid;(e) indien het verzoek betrekking heeft op een strafbaar feit waarop krachtens de wetgeving van de verzoekende Partij de doodstraf is gesteld, tenzij - redelijkerwijs kan aangenomen worden dat de tenuitvoerlegging het risico op een veroordeling tot de doodstraf kan verminderen; - de verzoekende Partij toereikende waarborgen biedt dat de doodstraf niet zal worden opgelegd of, indien zulks wel het geval is, niet zal worden uitgevoerd; (f) indien het verzoek om rechtshulp strekt tot vervolging van een persoon wegens een strafbaar feit waarvoor hij reeds is berecht en dat in de aangezochte Partij heeft geleid tot een definitief vonnis of tot amnestie;(g) indien de verzoekende Partij niet kan voldoen aan de door de aangezochte Partij gestelde voorwaarden met betrekking tot de vertrouwelijkheid of het beperkt gebruik van verstrekte stukken, zoals bedoeld in artikel 21 van dit Verdrag.2. De aangezochte Partij kan het verlenen van rechtshulp uitstellen indien de tenuitvoerlegging van het verzoek een lopende procedure in de aangezochte Partij kan schaden. In een dergelijk geval wordt de verzoekende Partij daarvan in kennis gesteld met vermelding van de vermoedelijke termijn waarbinnen het verzoek kan worden ingewilligd. 3. Alvorens het verlenen van rechtshulp in overeenstemming met dit artikel te weigeren, stelt de aangezochte Partij, via haar centrale autoriteit, de verzoekende partij op gemotiveerde wijze in kennis van haar voornemen om te weigeren en de redenen daarvoor, met eventuele vermelding van de voorwaarden waaronder de tenuitvoerlegging zou kunnen plaatsvinden. ARTIKEL 5 Inhoud van verzoeken 1. De verzoeken om rechtshulp bevatten de volgende vermeldingen: (a) de autoriteit waarvan het verzoek uitgaat, (b) het doel en de reden van het verzoek, (c) behalve in geval van een verzoek om afgifte van gerechtelijke stukken, een bondige uiteenzetting van de bestanddelen van het strafbaar feit met vermelding van de juridische kwalificatie en toevoeging van de referentieteksten, (d) voor zover zulks mogelijk is, de identiteit, het adres en de nationaliteit van de betrokken personen, (e) een omschrijving van de verzochte rechtshulp daaronder begrepen, in voorkomend geval, verduidelijkingen over de gezochte informatie of bewijzen, inzonderheid de documenten, dossiers of andere voor te leggen elementen alsook de aan de getuigen of deskundigen te stellen vragen, (f) alle relevante verduidelijkingen over de speciale vormvereisten die de verzoekende Partij wenst toe te passen, met inachtneming van het recht van de aangezochte Partij, (g) in voorkomend geval, de termijnen waarbinnen de rechtshulp ten uitvoer moet worden gelegd.2. Indien de aangezochte Partij van oordeel is dat de in het verzoek verstrekte informatie niet volstaat voor de behandeling ervan, kan extra informatie worden gevraagd. ARTIKEL 6 Tenuitvoerlegging van verzoeken om rechtshulp 1. De aangezochte Partij gaat over tot tenuitvoerlegging van door de bevoegde autoriteiten van de verzoekende Partij met betrekking tot een strafzaak toegezonden verzoeken om rechtshulp die ertoe strekken onderzoekshandelingen te verrichten, of dossiers, documenten of overtuigingsstukken toe te zenden, of door een strafbaar feit verkregen en bij de dader ervan aangetroffen voorwerpen of waardepapieren terug te geven aan het slachtoffer, onverminderd de rechten van derden en in overeenstemming met de toepasselijke wetsbepalingen.2. Verzoeken om rechtshulp worden ten uitvoer gelegd volgens de procedurevormen en -regels van de aangezochte Partij.De aangezochte Partij kan evenwel andere door de verzoekende Partij uitdrukkelijk genoemde procedureregels in acht nemen, mits dergelijke regels geen fundamentele rechten of enig ander fundamenteel rechtsbeginsel van de aangezochte Partij schenden. 3. Indien de verzoekende Partij wenst dat getuigen of deskundigen onder ede getuigen, doet zij daartoe een uitdrukkelijk verzoek en geeft de aangezochte Partij daaraan gevolg tenzij zulks in strijd is met haar wetgeving.4. De aangezochte Partij zendt enkel voor eensluidend gewaarmerkte afschriften of fotokopieën van de gevraagde dossiers of documenten toe.Indien de verzoekende Partij echter uitdrukkelijk om de toezending van de originele exemplaren vraagt, wordt hieraan gevolg gegeven voor zover zulks mogelijk is.

ARTIKEL 7 Talen Met toepassing van dit Verdrag voorgelegde verzoeken, ter ondersteuning ervan bijgevoegde documenten en andere gedane mededelingen moeten vergezeld gaan van een vertaling in één van de officiële talen van de aangezochte Partij.

ARTIKEL 8 Verzoeken met betrekking tot een bijzondere procedure Op uitdrukkelijk verzoek van de verzoekende Partij brengt de aangezochte Partij haar op de hoogte van de datum en plaats van tenuitvoerlegging van het verzoek om rechtshulp. De autoriteiten en door hen gemachtigde personen kunnen aanwezig zijn bij de tenuitvoerlegging indien de aangezochte Partij daarmee instemt.

ARTIKEL 9 Toezending van voorwerpen en documenten 1. In het kader van de tenuitvoerlegging van een verzoek om rechtshulp toegezonden overtuigingsstukken en originelen van dossiers en documenten worden door de verzoekende Partij bewaard tenzij de aangezochte Partij de teruggave ervan verzoekt.2. De aangezochte Partij kan de afgifte van gevraagde overtuigingsstukken, dossiers en documenten uitstellen wanneer zij voornoemde overtuigingsstukken, dossiers en documenten nodig heeft in het kader van een lopende strafprocedure. ARTIKEL 10 Huiszoekingen, inbeslagnemingen en andere dwangmaatregelen 1. De aangezochte Partij legt, voor zover krachtens haar wetgeving mogelijk, een verzoek om huiszoeking of inbeslagneming ten uitvoer en geeft de verzamelde elementen af aan de verzoekende Partij mits het verzoek de informatie bevat waardoor een dergelijk optreden in het licht van de wetgeving van de aangezochte Partij verantwoord is.2. In het geval van verzoeken gericht aan het Koninkrijk België moet het strafbaar feit dat het verzoek verantwoordt daarenboven in het licht van de Belgische wet strafbaar zijn met een gevangenisstraf waarvan de maximumduur één jaar te boven gaat.3. De aangezochte Partij verstrekt de door de verzoekende Partij gevraagde informatie over de resultaten van de huiszoeking, de plaats van de inbeslagneming, de omstandigheden van de inbeslagneming en de daaropvolgende bewaring van het in beslag genomen materiaal.4. De verzoekende Partij neemt alle door de aangezochte Partij gestelde voorwaarden met betrekking tot de in beslag genomen voorwerpen die aan de verzoekende Partij worden toegezonden in acht, daaronder begrepen de nodig geachte nadere regels en voorwaarden ter bescherming van de belangen van derden ten aanzien van het over te dragen voorwerp.5. De aangezochte Partij legt andere verzoeken om rechtshulp waarbij sprake is van dwang op personen of schending van hun fundamentele rechten en vrijheden alleen ten uitvoer wanneer deze verzoeken strafbare feiten bevatten waarvoor de gevraagde maatregelen in het licht van de wetgeving van de aangezochte Partij verantwoord zijn. ARTIKEL 11 Opbrengsten van criminele activiteiten 1. De aangezochte Partij stelt, op verzoek, alles in het werk om na te gaan of opbrengsten van een in strijd met de wetgeving van de verzoekende Partij gepleegd strafbaar feit zich in haar rechtsgebied bevinden en stelt de verzoekende Partij in kennis van het resultaat van haar onderzoek.In haar verzoek deelt de verzoekende Partij aan de aangezochte Partij mee waarom zij vermoedt dat voornoemde opbrengsten zich in het rechtsgebied van laatstgenoemde kunnen bevinden. 2. Indien in overeenstemming met het eerste lid vermoedelijke opbrengsten van een strafbaar feit worden aangetroffen, neemt de aangezochte Partij de noodzakelijke in haar wetgeving toegestane maatregelen teneinde te voorkomen dat voornoemde vermoedelijke opbrengsten van criminele activiteiten worden verhandeld, overgedragen of vervreemd in afwachting van een definitieve beslissing daaromtrent van een rechtbank van de verzoekende Partij.3. Indien een verzoek om rechtshulp wordt gedaan met het oog op de verbeurdverklaring van opbrengsten van een strafbaar feit, wordt het verzoek ten uitvoer gelegd in overeenstemming met de wetgeving van de aangezochte Partij.4. De aangezochte Partij kan, na de tenuitvoerlegging van het verzoek om verbeurdverklaring, de verbeurdverklaarde goederen geheel of gedeeltelijk overdragen aan de verzoekende Partij, na aftrek van alle kosten van de procedure tot inbeslagneming, verbeurdverklaring, bewaring, vervreemding of overdracht.In passende gevallen waarin slachtoffers kunnen worden geïdentificeerd, kan het onderzoek van de rechten van de slachtoffers in aanmerking worden genomen bij de verdeling van vermogensbestanddelen tussen de Partijen. 5. Voor de toepassing van dit artikel omvatten de opbrengsten van een strafbaar feit de opbrengsten van de eventuele verkoop van door dergelijke strafbare feiten verkregen goederen.6. Voor de toepassing van dit artikel worden de rechten van een derde Partij te goeder trouw in acht genomen in overeenstemming met de wetgeving van de aangezochte Partij. ARTIKEL 12 Afgifte van gerechtelijke akten 1. De aangezochte Partij gaat over tot de afgifte van de gerechtelijke akten uitgereikt door de bevoegde autoriteiten, die haar daartoe door de verzoekende Partij toegezonden zijn.De afgifte kan gebeuren door middel van eenvoudige toezending van de akten of beslissingen aan de geadresseerde. Indien de verzoekende Partij daarom uitdrukkelijk verzoekt, gaat de aangezochte Partij over tot de afgifte volgens een van de vormvereisten waarin haar wetgeving voorziet voor dergelijke mededelingen of in een speciale vormvereiste die verenigbaar is met deze wetgeving. 2. Het bewijs van afgifte wordt geleverd door middel van een ontvangstbewijs dat gedagtekend en ondertekend is door de geadresseerde of door middel van een verklaring van de aangezochte Partij houdende de vaststelling van het feit, de vormvereiste of de datum van de afgifte.Een van die documenten wordt onverwijld toegezonden aan de verzoekende Partij. Op vraag van de verzoekende Partij verduidelijkt de aangezochte Partij of de afgifte in overeenstemming met de wet is gebeurd. Indien de afgifte niet kon plaatsvinden, deelt de aangezochte Partij onverwijld de reden hiervan mee aan de verzoekende Partij. 3. De dagvaardingen worden toegezonden aan de verzoekende Partij uiterlijk 45 dagen vóór de geplande datum van de verschijning.4. Ongeacht de wetgeving van de Partijen, kan enige persoon die een met toepassing van dit artikel afgegeven procedureakte niet in acht neemt, om die reden geen sanctie of dwangmaatregel worden opgelegd. ARTIKEL 13 Verschijning van getuigen en deskundigen 1. Indien de verzoekende Partij van oordeel is dat het van zeer groot belang is dat een getuige of deskundige in persoon voor haar bevoegde autoriteiten verschijnt, maakt zij daarvan melding in het verzoek om afgifte van de dagvaarding en wordt deze getuige of deskundige door de aangezochte Partij verzocht te verschijnen.De aangezochte Partij brengt de verzoekende Partij op de hoogte van het antwoord van de getuige of deskundige. 2. In het in het eerste lid van dit artikel bedoelde geval moet in het verzoek of de dagvaarding opgave worden gedaan van het geraamde bedrag van de te storten vergoedingen, alsmede van de terug te betalen reis- en verblijfkosten.3. Indien daarom wordt verzocht, kan de aangezochte Partij een voorschot toestaan aan de getuige of de deskundige.Dat bedrag wordt vermeld op de dagvaarding en terugbetaald door de verzoekende Partij.

ARTIKEL 14 Niet-verschijning van de getuige of deskundige 1. Een getuige of deskundige die geen gevolg geeft aan een dagvaarding waarvan om afgifte is verzocht, kan geen sanctie of dwangmaatregel worden opgelegd, zelfs niet wanneer die dagvaarding bevelen bevat, tenzij hij zich vervolgens uit eigen beweging naar het grondgebied van de verzoekende Partij begeeft en aldaar opnieuw behoorlijk wordt gedagvaard.2. Een Partij kan beslissen om de bepaling bedoeld in het eerste lid niet toe te passen ingeval zij strijdig is met haar nationaal recht. ARTIKEL 15 Tijdelijke overdracht van gedetineerde personen 1. Indien de verzoekende Partij de verschijning in persoon, hetzij als getuige, hetzij tot confrontatie, verzoekt van een persoon die van zijn vrijheid is beroofd, wordt de betrokkene tijdelijk overgedragen naar het grondgebied waar het verhoor plaats moet vinden, op voorwaarde dat hij binnen de door de aangezochte Partij vastgestelde termijn wordt teruggezonden en onder voorbehoud van het bepaalde in artikel 13 of artikel 16, voor zover zij toepassing kan vinden. De tijdelijke overdracht kan worden geweigerd: (a) indien de gedetineerde persoon daarmee niet instemt;(b) indien zijn aanwezigheid vereist is in het kader van een lopende strafprocedure op het grondgebied van de aangezochte Partij;(c) indien zijn overdracht de duur van zijn detentie zou kunnen verlengen, of (d) indien andere dwingende overwegingen in de weg staan aan de tijdelijke overdracht naar het grondgebied van de verzoekende Partij.2. Een Partij kan de doortocht over haar grondgebied toestaan van in een derde Staat gedetineerde personen die door de andere Partij zijn verzocht persoonlijk te verschijnen.Deze toestemming wordt gegeven op grond van een verzoek dat vergezeld gaat van alle nodige documenten. 3. De tijdelijk overgebrachte persoon blijft, op het grondgebied van de verzoekende Partij en, in voorkomend geval, op het grondgebied van de Partij waaraan toestemming tot doortocht is verzocht, in hechtenis, tenzij de Partij waaraan de tijdelijke overdracht is verzocht om zijn invrijheidstelling verzoekt.4. Iedere Partij kan weigeren doortocht van zijn onderdanen toe te staan.5. De periode van hechtenis in de verzoekende Partij met toepassing van dit artikel wordt gelijkgesteld met een deel van de straf die in de aangezochte Partij moet worden ondergaan.6. Tenzij de Partijen anders zijn overeengekomen, draagt de aangezochte Partij de reiskosten van de gedetineerde en de politieambtenaren die hem begeleiden. ARTIKEL 16 Immuniteit 1. Geen enkele getuige of deskundige, van welke nationaliteit ook, die, na te zijn gedagvaard, verschijnt voor de rechterlijke autoriteiten van de verzoekende Partij, kan op het grondgebied van die Partij niet worden vervolgd, gedetineerd of onderworpen aan enige andere beperking van zijn individuele vrijheid wegens feiten of veroordelingen die voorafgaan aan zijn vertrek van het grondgebied van de aangezochte Partij.2. Geen enkele persoon, van welke nationaliteit ook, die voor de bevoegde autoriteiten van de verzoekende Partij wordt gedagvaard om zich te verantwoorden voor feiten waarvoor hij wordt vervolgd, kan op het grondgebied van deze Partij niet worden vervolgd, gedetineerd of onderworpen aan enige andere beperking van zijn individuele vrijheid wegens feiten of veroordelingen die voorafgaan aan zijn vertrek van het grondgebied van de aangezochte Partij en die niet door de dagvaarding zijn beoogd.3. Dezelfde immuniteit wordt toegekend aan enige gedetineerde persoon die tijdelijk overgebracht wordt met het oog op een getuigenis of confrontatie met toepassing van artikel 15 van dit Verdrag.4. De in dit artikel bedoelde immuniteit neemt een einde wanneer de getuige, deskundige, vervolgde of gedetineerde persoon die tijdelijk overgebracht is met het oog op een getuigenis of confrontatie officieel ervan in kennis wordt gesteld dat zijn aanwezigheid niet langer vereist is door de bevoegde autoriteiten, vervolgens gedurende vijftien opeenvolgende dagen de mogelijkheid heeft het grondgebied van de verzoekende Partij te verlaten en desalniettemin op voornoemd grondgebied blijft of ernaar terugkeert na het te hebben verlaten. ARTIKEL 17 Vertegenwoordiging en kosten De te storten vergoedingen, de door de verzoekende Partij aan de getuige of deskundige terug te betalen reis- en verblijfkosten alsmede de verplaatsingskosten van de tijdelijk overgebrachte gedetineerden en van de politieambtenaren die hen begeleiden, terug te betalen door de verzoekende Partij aan de aangezochte Partij, worden berekend vanaf hun verblijfplaats en worden toegekend volgens tarieven die minstens overeenkomen met de in het land waar de verschijning moet plaatsvinden geldende tarieven en regelingen.

ARTIKEL 18 Afnemen van getuigenissen en verklaringen door middel van videoconferencing Wanneer een persoon zich op het grondgebied van de aangezochte Partij bevindt en door de bevoegde autoriteiten van de verzoekende Partij moet worden gehoord als getuige of deskundige, kan eerstgenoemde indien mogelijk en in overeenstemming met de fundamentele beginselen van haar wetgeving, op verzoek van de verzoekende Partij, instemmen met het afnemen van getuigenissen en verklaringen door middel van videoconferencing, onder de voorwaarden en op de wijze overeengekomen tussen de Partijen ingeval het niet mogelijk of wenselijk is dat voornoemde persoon persoonlijk verschijnt op het grondgebied van de verzoekende Partij. De Partijen kunnen overeenkomen dat de getuigenis of verklaring wordt afgenomen door een bevoegde autoriteit van de verzoekende Partij in aanwezigheid van een bevoegde autoriteit van de aangezochte Partij.

ARTIKEL 19 Toezending van uittreksels uit het strafregister 1. De aangezochte Partij zendt de door de rechterlijke autoriteiten van de verzoekende Partij in het kader van een strafzaak gevraagde uittreksels uit het strafregister en alle daarmee verband houdende inlichtingen toe, voor zover haar bevoegde rechterlijke autoriteiten in een dergelijk geval zelf voornoemde uittreksels en inlichtingen kunnen verkrijgen.2. In andere dan de in het eerste lid van dit artikel bedoelde gevallen wordt aan een dergelijk verzoek gevolg gegeven onder de voorwaarden waarin de wetgeving, regelgeving en gebruiken van de aangezochte Partij voorzien. ARTIKEL 20 Melding met het oog op strafvervolging 1. Over alle meldingen van feiten met het oog op strafvervolging wordt tussen de centrale autoriteiten gecommuniceerd.2. Zodra de aangezochte Staat de rechtsmacht van zijn rechtbanken heeft gevestigd, brengt hij de verzoekende Staat op de hoogte van de mogelijkheden voor de benadeelden om zich burgerlijke partij te stellen, alsmede van de rechtsmiddelen die kunnen worden ingesteld.3. De aangezochte Staat brengt de verzoekende Staat op de hoogte van het aan de melding met het oog op strafvervolging gegeven gevolg en zendt indien nodig een afschrift van de gewezen beslissing toe. ARTIKEL 21 Vertrouwelijkheid 1. Indien de wens daartoe wordt geuit, stellen beide Partijen alles in het werk om ervoor te zorgen dat verzoeken om rechtshulp of hun antwoord binnen de grenzen van de wetgeving vertrouwelijk blijven.2. De verzoekende Partij kan verstrekte informatie of bewijsmateriaal niet openbaar maken of gebruiken voor andere dan de in het verzoek bepaalde doeleinden zonder voorafgaande toestemming van de centrale autoriteit van de aangezochte Partij. ARTIKEL 22 Legalisatie De stukken en documenten die toegezonden zijn met toepassing van dit Verdrag moeten niet gelegaliseerd zijn, behoudens uitdrukkelijk verzoek van de centrale autoriteit.

ARTIKEL 23 Informatie over de weigering of het uitstel Indien de aangezochte Partij het verlenen van rechtshulp weigert of uitstelt, deelt zij de redenen voor de weigering of het uitstel mee aan de verzoekende Partij.

ARTIKEL 24 Uitgaven 1. Onder voorbehoud van de bepalingen van artikel 17 leidt de tenuitvoerlegging van de verzoeken om rechtshulp niet tot de vergoeding van kosten, met uitzondering van de kosten veroorzaakt door het optreden van deskundigen op het grondgebied van de aangezochte Partij en door de tijdelijke overbrenging van gedetineerden die geschiedt overeenkomstig artikel 15.2. Indien blijkt dat de tenuitvoerlegging van het verzoek buitengewone uitgaven vereist, plegen de Partijen overleg over de bepaling van de voorwaarden waaronder de rechtshulp verstrekt kan worden. ARTIKEL 25 Uitwisseling van mededelingen omtrent veroordelingen De Partijen stellen elkaar in kennis van latere strafvonnissen en maatregelen die betrekking hebben op onderdanen van de andere Partij en ingeschreven zijn in het strafregister. De Ministeries van Justitie wisselen dergelijke mededelingen ten minste éénmaal per jaar uit.

ARTIKEL 26 Overleg 1. Indien nodig plegen de Partijen, op verzoek van één van beide, snel overleg met betrekking tot de uitlegging, toepassing of tenuitvoerlegging van dit Verdrag.2. Geschillen daaromtrent worden langs diplomatieke weg beslecht wanneer de centrale autoriteiten niet er niet in slagen een akkoord te bereiken.3. Er wordt een gemengde raadgevende commissie ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van de Ministeries van Buitenlandse Zaken en Justitie, die op geregelde tijdstippen vergadert op verzoek van een van beide Partijen, teneinde de regeling van de problemen die uit de toepassing van dit Verdrag kunnen voortvloeien, te vergemakkelijken. ARTIKEL 27 Inwerkingtreding en opzegging 1. Dit Verdrag treedt in werking dertig dagen na de datum waarop de Partijen elkaar ervan in kennis hebben gesteld dat hun respectieve, voor de inwerkingtreding ervan vereiste formaliteiten zijn vervuld.2. Dit Verdrag is van toepassing op alle na de inwerkingtreding ervan gedane verzoeken, zelfs indien daarmee verband houdende handelingen of nalatigheden plaatsvonden vóór de inwerkingtreding van dit Verdrag.3. Beide Partijen kunnen dit verdrag te allen tijde opzeggen door middel van een schriftelijke kennisgeving, die langs diplomatieke weg aan de andere Partij wordt toegezonden.De opzegging wordt van kracht een jaar na de dag van de kennisgeving. 4. De verzoeken om rechtshulp die zijn ontvangen voor de opzegging van het Verdrag worden evenwel behandeld overeenkomstig het Verdrag alsof dit nog steeds van kracht was. TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe naar behoren gemachtigd, dit Verdrag hebben ondertekend.

GEDAAN te Brussel, op 29 april 2009, in tweevoud in de Franse en Nederlandse taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek.

VERDRAG TUSSEN HET KONINKRIJK BELGIE EN DE DEMOCRATISCHE REPUBLIEK CONGO BETREFFENDE DE OVERBRENGING VAN GEVONNISTE PERSONEN HET KONINKRIJK BELGIE, EN DE DEMOCRATISCHE REPUBLIEK CONGO, (hierna genoemd « de Partijen »), VERLANGEND de internationale samenwerking op het gebied van het strafrecht verder te ontwikkelen;

OVERWEGENDE dat een dergelijke samenwerking de doeleinden van een goede rechtsbedeling en de reclassering van gevonniste personen moet bevorderen;

OVERWEGENDE dat deze doeleinden eisen dat vreemdelingen die van hun vrijheid zijn beroofd wegens het plegen van een strafbaar feit de mogelijkheid wordt geboden hun veroordeling in hun sociaal milieu van herkomst te ondergaan;

OVERWEGENDE dat dit doel het best kan worden bereikt door overbrenging naar het land waarvan zij de nationaliteit hebben;

REKENING HOUDEND met de verbintenis van de Partijen zich in te spannen voor detentie in adequate en passende penitentiaire omstandigheden, ZIJN OVEREENGEKOMEN ALS VOLGT: ARTIKEL I Definities Voor de toepassing van dit Verdrag wordt verstaan onder: 1. "veroordeling": een wegens een strafbaar feit door een rechter, gedurende een beperkte of onbeperkte periode, opgelegde vrijheidsstraf of tot vrijheidsbeneming strekkende maatregel ter aanvulling of vervanging van een straf;2. "vonnis": een rechterlijke beslissing waarbij een veroordeling wordt uitgesproken;3. "de Staat van veroordeling": de Staat waarin de veroordeling werd uitgesproken tegen de persoon die kan worden of reeds is overgebracht;4. "de Staat van tenuitvoerlegging": de Staat waarnaar de gevonniste persoon kan worden of reeds is overgebracht teneinde aldaar de onder 1 bedoelde straf of maatregel te ondergaan. ARTIKEL 2 Algemene beginselen 1. De Partijen verbinden zich ertoe elkaar in zo ruim mogelijke mate samenwerking te verlenen met betrekking tot de overbrenging van gevonniste personen overeenkomstig de in dit Verdrag bepaalde voorwaarden.2. Een op het grondgebied van een Partij gevonniste persoon kan, overeenkomstig de bepalingen van dit Verdrag, naar het grondgebied van de andere Partij worden overgebracht teneinde aldaar de in artikel 1, onder 1, bedoelde straf of maatregel te ondergaan.Hiertoe kan hij de Staat van veroordeling of de Staat van tenuitvoerlegging zijn wens te kennen geven overeenkomstig dit Verdrag te worden overgebracht. 3. Om de overbrenging kan door de Staat van veroordeling of de Staat van tenuitvoerlegging worden verzocht. ARTIKEL 3 Voorwaarden voor overbrenging 1. Een gevonniste persoon kan overeenkomstig de bepalingen van dit Verdrag slechts onder de volgende voorwaarden worden overgebracht: a.de gevonniste persoon heeft de nationaliteit van de Staat van tenuitvoerlegging; wanneer de gevonniste persoon voorafgaandelijk een procedure tot toekenning van deze nationaliteit heeft ingesteld, kan zijn overbrenging worden opgeschort in afwachting van een beslissing in de procedure; b. het vonnis is onherroepelijk;c. de gevonniste persoon moet op het tijdstip van ontvangst van het verzoek tot overbrenging nog ten minste zes maanden van de veroordeling ondergaan of de duur van de veroordeling is onbeperkt;d. wanneer gelet op de leeftijd of op de lichamelijke of geestelijke toestand van de gevonniste persoon een van beide Staten zulks nodig acht, moet diens instemming met de overbrenging worden gegeven door zijn vertegenwoordiger;e. het handelen of nalaten dat tot de veroordeling aanleiding heeft gegeven, levert krachtens het recht van de Staat van tenuitvoerlegging een strafbaar feit op of zou een strafbaar feit opleveren indien het zich op zijn grondgebied voordoet;en f. de Staat van veroordeling en de Staat van tenuitvoerlegging zijn het eens over de overbrenging met inachtneming van de noodwendigheden inzake soevereiniteit, veiligheid, openbare orde of andere essentiële belangen die specifiek zijn voor een van beide Staten.2. In uitzonderlijke gevallen kunnen de Partijen het eens worden over een overbrenging zelfs wanneer de duur van het alsnog door de gevonniste persoon te ondergane gedeelte van de veroordeling korter is dan die welke in lid 1, onder c, is vermeld. ARTIKEL 4 Verplichting tot verstrekking van informatie 1. Een gevonniste persoon op wie dit Verdrag van toepassing is, wordt door de Staat van veroordeling van de inhoud van dit Verdrag in kennis gesteld.2. Indien de gevonniste persoon overeenkomstig dit Verdrag zijn wens tot overbrenging aan de Staat van veroordeling kenbaar heeft gemaakt, geeft deze Staat zo spoedig mogelijk nadat het vonnis onherroepelijk is geworden, daarvan kennis aan de Staat van tenuitvoerlegging.3. In de kennisgeving wordt vermeld: a.de naam van de gevonniste persoon en zijn geboortedatum en -plaats; b. in voorkomend geval, zijn adres in de Staat van tenuitvoerlegging;c. een uiteenzetting van de feiten die tot de veroordeling hebben geleid;d. de aard, de duur en de aanvangsdatum van de veroordeling.4. Indien de gevonniste persoon overeenkomstig dit Verdrag zijn wens tot overbrenging aan de Staat van tenuitvoerlegging kenbaar heeft gemaakt, deelt de Staat van veroordeling desgevraagd de in voornoemd lid 3 bedoelde informatie mee aan die Staat.5. De gevonniste persoon wordt schriftelijk in kennis gesteld van alle door de Staat van veroordeling of de Staat van tenuitvoerlegging met toepassing van de voorgaande leden ondernomen stappen, evenals van alle door de Staten genomen beslissingen over een verzoek tot overbrenging. ARTIKEL 5 Verzoeken en antwoorden 1. De verzoeken tot overbrenging en de antwoorden daarop geschieden schriftelijk.2. De verzoeken worden door het Ministerie van Justitie van de verzoekende Staat aan het Ministerie van Justitie van de aangezochte Staat gericht.De antwoorden worden op dezelfde wijze gegeven. 3. De aangezochte Staat stelt de verzoekende Staat zo spoedig mogelijk in kennis van zijn beslissing of al dan niet met de verzochte overbrenging wordt ingestemd overeenkomstig artikel 3, lid 1, onder f. ARTIKEL 6 Stukken ter ondersteuning 1. De Staat van tenuitvoerlegging verstrekt de Staat van veroordeling op diens verzoek: a.een document of een verklaring waaruit blijkt dat de gevonniste persoon de nationaliteit van die Staat heeft; b. een afschrift van de wettelijke bepalingen van de Staat van tenuitvoerlegging waaruit blijkt dat het handelen of nalaten dat tot de veroordeling in de Staat van veroordeling aanleiding heeft gegeven, krachtens het recht van de Staat van tenuitvoerlegging een strafbaar feit oplevert;c. een verklaring met de in artikel 9, lid 2, bedoelde informatie.2. Indien om overbrenging wordt verzocht, worden door de Staat van veroordeling de volgende documenten aan de Staat van tenuitvoerlegging verstrekt, tenzij een van beide Staten reeds heeft aangegeven dat hij niet met de overbrenging zal instemmen: a.een gewaarmerkt afschrift van het vonnis en van de toegepaste wettelijke bepalingen; b. de vermelding van het reeds ondergane gedeelte van de veroordeling, met inbegrip van de informatie over voorlopige hechtenis, kwijtschelding van straf of andere handelingen in verband met de tenuitvoerlegging van de veroordeling;c. een verklaring waaruit de instemming met de overbrenging als bedoeld in artikel 3, lid 1, onder d, blijkt;en d. waar nodig, een medisch of sociaal rapport over de gevonniste persoon, informatie over zijn behandeling in de Staat van veroordeling en aanbevelingen voor zijn verdere behandeling in de Staat van tenuitvoerlegging.3. De Staat van veroordeling en de Staat van tenuitvoerlegging hebben beide de mogelijkheid om een in voornoemde leden 1 en 2 bedoeld document of bedoelde verklaring te verlangen alvorens een verzoek tot overbrenging te doen of een beslissing te nemen over de al dan niet instemming met de overbrenging. ARTIKEL 7 Instemming en controle 1. De Staat van veroordeling vergewist zich ervan dat de persoon die overeenkomstig artikel 3, lid 1, onder d, met de overbrenging moet instemmen, zulks vrijwillig doet en zich volledig bewust is van de daaruit voortvloeiende rechtsgevolgen.Er wordt met name aan de betrokkene meegedeeld dat hij, in voorkomend geval, kan worden vervolgd, berecht en veroordeeld op het grondgebied van de Staat van tenuitvoerlegging wegens andere strafbare feiten dan die welke tot de overbrenging aanleiding geven. De daartoe te volgen procedure wordt beheerst door het recht van de Staat van veroordeling. 2. De Staat van veroordeling geeft de Staat van tenuitvoerlegging de mogelijkheid na te gaan, via een consul of een andere in samenspraak met de Staat van tenuitvoerlegging aangewezen ambtenaar, of de instemming onder de in het voorgaande lid bepaalde voorwaarden is verleend.3. De verleende instemming is onherroepelijk gedurende een periode van 90 dagen na het verlenen van de instemming. ARTIKEL 8 Uit de Staat van veroordeling gevluchte personen 1. Wanneer een onderdaan van een Partij, tegen wie een onherroepelijk vonnis op het grondgebied van een andere Partij is uitgesproken, zich tracht te onttrekken aan de tenuitvoerlegging of de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de veroordeling in de Staat van veroordeling door te vluchten naar het grondgebied van de eerste Partij alvorens hij de veroordeling volledig heeft ondergaan, kan de Staat van veroordeling een verzoek richten aan de eerste Partij, zodat deze kan zorgen voor de tenuitvoerlegging van de veroordeling.2. Op verzoek van de verzoekende Partij kan de aangezochte Partij vóór de ontvangst van de stukken ter ondersteuning van het verzoek of in afwachting van de beslissing over het verzoek tot de aanhouding van de gevonniste persoon overgaan of enige andere maatregel nemen om ervoor te zorgen dat de betrokkene op haar grondgebied blijft in afwachting van een beslissing over het verzoek.Een dergelijk verzoek gaat vergezeld van de in artikel 4, lid 3, van dit Verdrag vermelde informatie. De aanhouding van de gevonniste persoon krachtens dit lid mag zijn strafrechtelijke positie niet verzwaren door hem, in voorkomend geval, bloot te stellen aan vervolging, berechting en veroordeling op het grondgebied van de Staat van tenuitvoerlegging wegens andere strafbare feiten dan die welke tot de overbrenging aanleiding geven.

ARTIKEL 9 Gevonniste personen voor wie een uitzettings- of verwijderingsmaatregel geldt 1. Op verzoek van de Staat van veroordeling kan de Staat van tenuitvoerlegging, onder voorbehoud van de toepassing van de bepalingen van dit artikel, instemmen met de overbrenging van een gevonniste persoon zonder diens toestemming wanneer de tegen hem uitgesproken veroordeling of een als gevolg van die veroordeling genomen administratieve beslissing een uitzettings- of verwijderingsmaatregel bevat, dan wel enige andere maatregel waardoor die persoon na zijn invrijheidstelling niet langer op het grondgebied van de Staat van veroordeling mag verblijven.2. De Staat van tenuitvoerlegging stemt pas in, voor de toepassing van lid 1, nadat hij het standpunt van de gevonniste persoon in overweging heeft genomen.Dit standpunt bindt de Staat van tenuitvoerlegging niet. 3. Voor de toepassing van dit artikel verstrekt de Staat van veroordeling de Staat van tenuitvoerlegging: a.een verklaring met het standpunt van de gevonniste persoon over de voorgenomen overbrenging; en b. een afschrift van de uitzettings- of verwijderingsmaatregel of enige andere maatregel waardoor de gevonniste persoon na zijn invrijheidstelling niet langer op het grondgebied van de Staat van veroordeling mag verblijven.4. Een met toepassing van dit artikel overgebrachte persoon wordt niet vervolgd, berecht of gedetineerd met het oog op de tenuitvoerlegging van een straf of een veiligheidsmaatregel, noch onderworpen aan enige andere beperking van zijn individuele vrijheid wegens een ander aan zijn overbrenging voorafgaand feit dan dat welk aan de uitvoerbare veroordeling ten grondslag ligt, behalve in de volgende gevallen: a.de Staat van veroordeling stemt ermee in: hiertoe wordt een verzoek ingediend, vergezeld van de relevante stukken en van een gerechtelijk proces-verbaal met vermelding van de verklaringen van de gevonniste persoon; de instemming wordt verleend wanneer het strafbaar feit waarvoor zij wordt gevraagd, zelf zou leiden tot uitlevering krachtens het recht van de Staat van veroordeling of wanneer louter wegens de strafmaat geen uitlevering mogelijk zou zijn; b. de gevonniste persoon heeft, ondanks de mogelijkheid daartoe, het grondgebied van de Staat van tenuitvoerlegging binnen 45 dagen na zijn definitieve vrijlating niet verlaten of is teruggekeerd na het te hebben verlaten.5. Onverminderd de bepalingen van lid vier van dit artikel kan de Staat van tenuitvoerlegging overeenkomstig zijn recht de nodige maatregelen nemen, met inbegrip van een verstekprocedure, met het oog op de stuiting van de verjaring. ARTIKEL 10 Gevolgen van de overbrenging voor de Staat van veroordeling 1. Met de overname van de gevonniste persoon door de autoriteiten van de Staat van tenuitvoerlegging wordt de tenuitvoerlegging van de veroordeling in de Staat van veroordeling opgeschort.2. De Staat van veroordeling kan de veroordeling niet meer ten uitvoer leggen wanneer de Staat van tenuitvoerlegging van oordeel is dat de veroordeling geheel ten uitvoer is gelegd. ARTIKEL 11 Voortzetting van de tenuitvoerlegging 1. In geval van voortzetting van de tenuitvoerlegging is de Staat van tenuitvoerlegging gebonden door het rechtskarakter en de duur van de sanctie zoals die volgen uit de veroordeling.2. Wanneer de aard of de duur van de sanctie echter onverenigbaar is met het recht van de Staat van tenuitvoerlegging of wanneer het recht van deze Staat zulks vereist, kan de Staat van tenuitvoerlegging de sanctie, bij rechterlijke of administratieve beslissing, aanpassen aan de straf of de maatregel waarin het eigen recht voorziet voor strafbare feiten van dezelfde aard.Wat de aard betreft, komt deze straf of deze maatregel zo veel mogelijk overeen met die welke bij de ten uitvoer te leggen veroordeling is opgelegd. De in de Staat van veroordeling uitgesproken sanctie wordt hierdoor naar aard en duur niet verzwaard en evenmin wordt het in het recht van de Staat van tenuitvoerlegging voorgeschreven maximum hierdoor overschreden.

ARTIKEL 12 Gevolgen van de overbrenging voor de Staat van tenuitvoerlegging 1. De bevoegde autoriteiten van de Staat van tenuitvoerlegging zetten de tenuitvoerlegging van de veroordeling onverwijld of krachtens een rechterlijke of administratieve beslissing onder de in het voorgaande artikel bepaalde voorwaarden voort.2. De Staat van tenuitvoerlegging stelt desgevraagd, vóór de overbrenging van de gevonniste persoon, de Staat van veroordeling ervan in kennis welke van deze procedures door hem zal worden gevolgd.3. De tenuitvoerlegging van de veroordeling wordt beheerst door het recht van de Staat van tenuitvoerlegging en alleen die Staat is bevoegd alle ter zake dienende beslissingen te nemen. ARTIKEL 13 Omzetting van de veroordeling 1. In geval van omzetting van de veroordeling is de in het recht van de Staat van tenuitvoerlegging bepaalde procedure van toepassing.Bij de omzetting van de veroordeling: a. is de bevoegde autoriteit gebonden door de vaststelling van de feiten voor zover deze expliciet of impliciet blijken uit het in de Staat van veroordeling uitgesproken vonnis;b. kan de bevoegde autoriteit een tot vrijheidsbeneming strekkende sanctie niet in een geldelijke sanctie omzetten;c. brengt de bevoegde autoriteit de volledige door de gevonniste persoon ondergane periode van vrijheidsbeneming in mindering;en d. verzwaart de bevoegde autoriteit de strafrechtelijke positie van de gevonniste persoon niet en is zij evenmin gebonden door de minimumsanctie waarin het recht van de Staat van tenuitvoerlegging eventueel voorziet voor het gepleegde strafbaar feit of de gepleegde strafbare feiten.2. Wanneer de omzettingsprocedure plaatsvindt na de overbrenging van de gevonniste persoon, houdt de Staat van tenuitvoerlegging deze persoon in detentie of neemt hij andere maatregelen om ervoor te zorgen dat deze persoon aanwezig is op het grondgebied van de Staat van tenuitvoerlegging tot de procedure is afgelopen. ARTIKEL 14 Gratie, amnestie en vermindering Beide Partijen kunnen gratie, amnestie of strafvermindering verlenen overeenkomstig hun grondwet of andere rechtsregels.

ARTIKEL 15 Herziening van het vonnis Alleen de Staat van veroordeling heeft het recht uitspraak te doen over een verzoek tot herziening van het vonnis.

ARTIKEL 16 Beëindiging van de tenuitvoerlegging De Staat van tenuitvoerlegging beëindigt de tenuitvoerlegging van de veroordeling zodra hij door de Staat van veroordeling in kennis is gesteld van een beslissing of een maatregel waardoor de veroordeling niet langer uitvoerbaar is.

ARTIKEL 17 Informatie over de tenuitvoerlegging De Staat van tenuitvoerlegging verstrekt de Staat van veroordeling informatie over de tenuitvoerlegging van de veroordeling: a. wanneer de Staat van tenuitvoerlegging van oordeel is dat de veroordeling geheel ten uitvoer is gelegd;b. indien de gevonniste persoon ontsnapt vóór de beëindiging van de tenuitvoerlegging van de veroordeling;of c. indien de Staat van veroordeling om een speciaal rapport verzoekt. ARTIKEL 18 Kosten De uit de toepassing van dit Verdrag voortvloeiende kosten worden door de Staat van tenuitvoerlegging gedragen, met uitzondering van de kosten die uitsluitend op het grondgebied van de Staat van veroordeling zijn gemaakt en, behoudens andersluidende overeenkomst tussen de Partijen, van de kosten die voortvloeien uit het vervoer van de gevonniste persoon naar de Staat van tenuitvoerlegging ARTIKEL 19 Slotbepalingen 1. Dit Verdrag treedt in werking dertig dagen na de datum waarop de Verdragsluitende Partijen elkaar ervan in kennis hebben gesteld dat hun respectieve, voor de inwerkingtreding ervan vereiste formaliteiten zijn vervuld.2. Beide Partijen kunnen te allen tijde dit Verdrag opzeggen door middel van een schriftelijke kennisgeving aan de andere Partij langs diplomatieke weg.De opzegging wordt van kracht een jaar na de datum van ontvangst van die kennisgeving.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe naar behoren gemachtigd, dit Verdrag hebben ondertekend.

GEDAAN te Brussel, op 29 april 2009, in tweevoud in de Nederlandse en de Franse taal, zijnde beide teksten gelijkelijk authentiek.

^