gepubliceerd op 06 augustus 1998
Rechterlijke Orde. - Vacante betrekkingen - raadsheer in het hof van beroep te Gent van wie de voordracht toekomt aan de provincieraad van Oost-Vlaanderen : 1 ; - arbeidsauditeur bij de arbeidsrechtbank te Brussel (van(...) De kandidaturen voor een benoeming in de Rechterlijke Orde moeten bij een ter post aangetekend schr(...)
MINISTERIE VAN JUSTITIE
Rechterlijke Orde. - Vacante betrekkingen - raadsheer in het hof van beroep te Gent van wie de voordracht toekomt aan de provincieraad van Oost-Vlaanderen : 1 (vanaf 4 februari 1999); - arbeidsauditeur bij de arbeidsrechtbank te Brussel (vanaf 4 februari 1999).
De kandidaturen voor een benoeming in de Rechterlijke Orde moeten bij een ter post aangetekend schrijven worden gericht aan de heer Minister van Justitie, Directoraat-Generaal, Rechterlijke Organisatie, Dienst Personeelszaken, 3/P/R.O. I., Waterloolaan 115, 1000 Brussel, binnen een termijn van één maand na de bekendmaking van de vacature in het Belgisch Staatsblad (artikel 287 van het Gerechtelijk Wetboek).
Voor elke kandidatuur dient een afzonderlijk schrijven te worden gericht;
- griffier bij het vredegerecht van het vierde kanton Brussel : 1 (*).
De kandidaturen voor een benoeming in de Rechterlijke Orde moeten bij een ter post aangetekend schrijven worden gericht aan de heer Minister van Justitie, Directoraat-Generaal, Rechterlijke Organisatie, Dienst Personeelszaken, 3/P/R.O. II., Waterloolaan 115, 1000 Brussel, binnen een termijn van één maand na de bekendmaking van de vacature in het Belgisch Staatsblad (artikel 287 van het Gerechtelijk Wetboek).
De kandidaten dienen een afschrift bij te voegen van het bewijs dat zij geslaagd zijn voor het examen voor de griffies en parketten van hoven en rechtbanken, ingericht door de Minister van Justitie, en dit voor het ambt waarvoor zij kandidaat zijn.
De kennis van het Nederlands en van het Frans is vereist van de kandidaten voor de vacante plaatsen in de griffie van de gerechten die aangeduid zijn met een sterretje (*), overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 53 en 54bis van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken.