gepubliceerd op 02 september 2008
Samenwerkingsakkoord tussen de Brusselse Hoofdstedelijke Regering en het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van Brussel-Hoofdstad, over de oprichting van een gezamelijke commissie van beroep inzake ambtenarenzaken en gemeenschappelijke raden van beroep voor het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de Diensten van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van Brussel-Hoofdstad
5 JUNI 2008. - Samenwerkingsakkoord tussen de Brusselse Hoofdstedelijke Regering en het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van Brussel-Hoofdstad, over de oprichting van een gezamelijke commissie van beroep inzake ambtenarenzaken en gemeenschappelijke raden van beroep voor het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de Diensten van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van Brussel-Hoofdstad
Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, inzonderheid op artikel 92bis, § 1, ingevoegd bij de bijzondere wet van 8 augustus 1988 en gewijzigd bij de bijzondere wet van 16 juli 1993;
Gelet op de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse Instellingen, inzonderheid op de artikelen 42 en 63, eerste lid, gewijzigd bij de bijzondere wet van 5 mei 1993;
Gelet op het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 6 mei 1999 houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren van het ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, inzonderheid op de artikelen 18 tot 22 en 283 tot 300;
Gelet op het besluit van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommisie van 5 juni 2008 houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren en stagiairs van de Diensten van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van Brussel-Hoofdstad, inzonderheid op de artikelen 18 tot 22 en 138 tot 148;
Overwegende dat het protocol nr 2007/28 van het Sectorcomité XV van 5 november 2007 voorziet dat een samenwerkingsakkoord zal dienen te worden gesloten met het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, met het oog op de oprichting van een gezamelijke commissie van beroep inzake ambtenarenzaken en van gezamelijke Raden van beroep voor de Diensten van het Verenigd College en het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, wat betreft onder meer de procedures en werking;
Gelet op de beslissing van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommisie van Brussel-Hoofdstad van 13 december 2007 waarbij het zijn Leden, bevoegd voor het Openbaar Ambt, belast met de onderhandeling van een samenwerkingsakkoord met het Brussels Hoofdstedelijk Gewest met het oog op de oprichting van een gezamelijke commissie van beroep inzake ambtenarenzaken en van gezamelijke Raden van beroep voor de Diensten van het Verenigd College en het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, wat betreft onder meer de procedures en werking;
Overwegende dat dit samenwerkingsakkoord geen betrekking heeft op aangelegenheden die bij ordonnantie worden geregeld en dat het niet het Brussels Hoofdstedelijk Gewest of de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van Brussel-Hoofdstad zou kunnen bezwaren of Belgen persoonlijk zou kunnen binden; dat het derhalve niet door een ordonnantie moet worden goedgekeurd;
Overwegende dat dit samenwerkingsakkoord noodzakelijk op dezelfde datum dient in werking te treden als het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren en stagiairs van de Diensten van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van Brussel-Hoofdstad, waarvoor de Raad van State op 11 februari 2008 het advies 43.959/2 heeft uitgebracht, Tussen : 1° de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, vertegenwoordigd door haar Minister-Voorzitter en haar Minister van Openbaar Ambt, de Heren Ch. PICQUE en G. VANHENGEL; 2° het Verenigd College van de Gemeen-schappelijke Gemeenschapscommisie van Brussel-Hoofdstad, vertegenwoordigd door zijn Leden bevoegd voor het Openbaar Ambt, de Heren B.CEREXHE en P. SMET, is overeengekomen wat volgt : HOOFDSTUK I. - Commissie van beroep inzake ambtenarenzaken
Artikel 1.Voor de beroepen inzake stage, evaluatie, afwezigheden, verloven, disponibiliteit wegens ambtsontheffing in het belang van de dienst en verklaring van definitieve beroepsongeschiktheid wordt een gezamelijke commissie van beroep voor de Diensten van het Verenigd College en het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest opgericht.
Art. 2.Onverminderd artikel 3, worden de samenstelling, de procédures en de werking van de in artikel 1 bedoelde commissie van beroep bepaald overeenkomstig de artikelen 19 tot 23, 49 tot 52, 134, 135, 137, § 2, 251, tweede lid, en 252 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 6 mei 1999 houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren van het ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, hierna genoemd "gewestelijk statuut".
Art. 3.In afwijking van artikel 19, eerste lid, 2°, van het gewestelijk statuut, duidt het Verenigd College per taalrol drie ambtenaren van niveau A aan die zetelen telkens bedoelde commissie samenkomt op beroep van een ambtenaar van de Diensten van het Verenigd College. HOOFDSTUK II. - Raden van beroep
Art. 4.Er wordt een raad van beroep ingesteld gezamenlijk voor de Diensten van het Verenigd College en het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, die de beroepen inzake tuchtregeling behandelt van de ambtenaren van de Diensten van het Verenigd College van alle niveaus, uitgezonderd de ambtenaren-generaal.
Er wordt een raad van beroep van de ambtenaren-generaal ingesteld gezamenlijk voor de Diensten van het Verenigd College en het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en instellingen van openbaar nut van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, die de beroepen inzake tuchtregeling behandelt van de ambtenaren-generaal van de Diensten van het Verenigd College.
Art. 5.Onverminderd de artikelen 6 en 7, worden de samenstelling en de procedure van de in artikel 4 bedoelde raden van beroep, bepaald overeenkomstig de artikelen 286 tot 300 van het gewestelijk statuut.
Art. 6.In afwijking van artikel 286, § 1, 2°, van het gewestelijk statuut, worden de assessoren en hun plaatsvervanger, die binnen de afdelingen de overheidsdelegatie vormen, door het Verenigd College aangewezen uit een lijst opgemaakt door de directieraad, telkens bedoelde raad samenkomt op beroep van een ambtenaar van de Diensten van het Verenigd College.
Art. 7.In afwijking van artikel 289, eerste lid, van het gewestelijk statuut, wordt, voor elke zaak waarbij een ambtenaar van de Diensten van het Verenigd College is betrokken, een ambtenaar van de Diensten van het Verenigd College door de directieraad aangewezen om het bestreden voorstel voor de in artikel 4, eerste lid, bedoelde raad van beroep te verdedigen.
Wat betreft de in artikel 4, tweede lid, bedoelde raad van beroep, gebeurt de aanwijzing door de Leden van het Verenigd College, bevoegd voor het Openbaar Ambt, voor elke zaak waarbij een ambtenaar-generaal van de Diensten van het Verenigd College is betrokken. HOOFDSTUK III. - Slotbepaling
Art. 8.Dit samenwerkingsakkoord treedt in werking op dezelfde datum als het besluit van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommisie van 5 juni 2008 houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren en stagiairs van de Diensten van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van Brussel-Hoofdstad.
Opgesteld te Brussel, op 5 juni 2008 in twee exemplaren.
Voor de Brusselse Hoofdstedelijke Regering : De Minister-Voorzitter, Ch. PICQUE De Minister van Openbaar Ambt, G. VANHENGEL Voor het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommisie van Brussel-Hoofdstad : De Leden van het Verenigd College, bevoegd voor het Openbaar Ambt, B. CEREXHE P. SMET