gepubliceerd op 31 mei 2001
Aan de dames en heren Burgemeesters en Schepenen van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest. - Verzekeringsdiensten Dames en heren, In het Belgisch Staatsblad van 13 december 1997 werd de omzendbrief van 3 december 1997 van de Eerste Minister Ingaande op recente vragen die mij hieromtrent werden gesteld en om tot een eenduidige interpretati(...)
MINISTERIE VAN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST
Aan de dames en heren Burgemeesters en Schepenen van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest. - Verzekeringsdiensten Dames en heren, In het Belgisch Staatsblad van 13 december 1997 werd de omzendbrief van 3 december 1997 van de Eerste Minister gepubliceerd over de financiële diensten bedoeld in categorie 6 van de bijlage 2 bij de wet van 24 december 1993 betreffende de overheidsopdrachten. Deze omzendbrief geeft onder meer verduidelijkingen over de aard van de bedoelde verzekeringsdiensten, de raming ervan en de toepassing van de algemene aannemingsvoorwaarden. Deze omzendbrief gaat echter niet in op de delicate vraag te weten welke interpretaties moet gegeven worden aan een clausule van "stilzwijgende verlenging" die in de meeste verzekeringscontracten voorkomt.
Ingaande op recente vragen die mij hieromtrent werden gesteld en om tot een eenduidige interpretatie te komen, meen ik dat rekening dient gehouden te worden met het enig officieel advies dat uitgebracht werd in deze zaak en dat werd opgenomen in de documenten 1425 en 1447 van de Commissie voor de Overheidsopdrachten. Hierin werd besloten dat een verlenging van dergelijk contract op het vlak van de procedure slechts kan verantwoord worden op basis van artikel 17, § 2, 2e b van de wet van 24 december 1993 inzake de overheidsopdrachten.
Er weze echter aan herinnerd dat de toepassing van deze bepaling aan voorwaarden gebonden is op het vlak van de eerste procedure (aanbesteding of offerteaanvraag), de bekendmaking ervan en de duur van de herhaling (maximum 3 jaar).
Deze interpretatie werd inmiddels wel herhaaldelijk opnieuw besproken maar nooit ingetrokken.
Volgens de betrokken commissie is het in elk geval duidelijk dat een stilzwijgende verlenging het verder zetten van het contract betekent zonder enige wijziging.
Gespecialiseerde commentatoren kwamen tot een gelijklopende conclusie (zie bijvoorbeeld het Rechtskundig werkblad nr. 6 van 7 oktober 2000) wat betreft het opnieuw in mededinging stellen van deze contracten.
Gelet op wat voorafgaat meen ik dat het in het belang is van de gemeenten alle verzekeringsdiensten in mededinging te stellen volgens de verplichtingen opgelegd door de wet van 24 december 1993.
Dergelijke houding zou met name alle betwistingen - ook op Europees vlak - vermijden en leiden tot de beste keuze zowel op financieel en economisch vlak als op het gebied van de te verstrekken diensten zonder afhankelijk te zijn van een eenzijdig aanbod. Het spreekt evenwel vanzelf dat nuttig gebruik kan gemaakt worden van de thans bestaande contracten om de behoeften te definiëren.
Anderzijds moet ten alle prijze vermeden worden dat er onderbrekingen zouden optreden en moet rekening gehouden worden met de nodige tijd om deze procedures met kennis van zaken af te wikkelen.
Om een en ander tot een goed einde te brengen is het aanbevolen ten spoedigste door het college van burgemeester en schepenen een beslissing te laten nemen met precieze aanduidingen over het verloop van deze procedure zodat uiterlijk in de loop van 2001 ten minste reeds een beslissing kan worden genomen over de wijze van gunning en de voorwaarden voor zover de gemeenten tot op heden nog geen overheidsopdracht heeft uitgeschreven.
Ik zou het ten zeerste op prijs stellen indien U mij deze beslissing zo spoedig mogelijk zou voorleggen.