Etaamb.openjustice.be
Omzendbrief van 30 maart 2009
gepubliceerd op 09 september 2009

Ministeriële omzendbrief NPU-2 betreffende het algemeen nood- en interventieplan van de Provinciegouverneur

bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
numac
2009000293
pub.
09/09/2009
prom.
30/03/2009
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

FEDERALE OVERHEIDSDIENST BINNENLANDSE ZAKEN


30 MAART 2009. - Ministeriële omzendbrief NPU-2 betreffende het algemeen nood- en interventieplan van de Provinciegouverneur


Aan de Dames en Heren Provinciegouverneurs en aan de Gouverneur van het Administratief Arrondissement Brussel-Hoofdstad, Geachte Mevrouw de Gouverneur, Geachte Heer Gouverneur, Met deze omzendbrief wil ik u een structuur ter beschikking stellen voor uw algemeen nood- en interventieplan (ANIP). Deze structuur wordt voorafgegaan door een beschrijvend gedeelte dat de algemene principes van de noodplanning bevat en dat uw ANIP op een nuttige manier kan inleiden.

Deze omzendbrief is met name gebaseerd op : - de structuur van de bestaande provinciale noodplannen; - het koninklijk besluit van 16 februari 2006 betreffende de nood- en interventieplannen (B.S., 15 maart 2006) - hierna genoemd « het KB » - en de ministeriële omzendbrief NPU-1 van 26 oktober 2006 betreffende de nood- en interventieplannen - hierna genoemd « de MO NPU-1 ».

De doelstelling van deze omzendbrief is om - tegemoet te komen aan de vraag van sommige Provinciegouverneurs naar een werkinstrument om hen te helpen om hun ANIP in overeenstemming te brengen met de reglementering; - bij te dragen aan de harmonisering van de noodplanning vanuit een multidisciplinaire benadering.

Deze omzendbrief is enkel van toepassing op het provinciale ANIP, maar het kan ook als inspiratiebron dienen voor de gemeentelijke ANIP's.

Ondanks dat ik mij bewust ben van de werklast die de aanpassing van uw ANIP aan het KB en aan de MO NPU-1 met zich meebrengt, verzoek ik u om de inhoud van dit plan in de bijgaande structuur te integreren, zodat de harmoniseringsdoelstelling zo snel mogelijk gerealiseerd wordt.

Met de meeste hoogachting.

De Minister van Binnenlandse Zaken, G. DE PADT De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, Mevr. L. ONKELINX

Bijlage 1. - Beschrijvend gedeelte 6. Algemeen kader 6.1. Reglementering De Provinciegouverneurs en de Burgemeesters zijn belast met de noodplanning en het crisisbeheer (23)).

Die opdrachten worden geregeld bij het koninklijk besluit van 16 februari 2006 betreffende de nood- en interventieplannen (24), aangevuld met de ministeriële omzendbrief NPU-1 van 26 oktober 2006 (25).

De noodplanning van de nationale overheden wordt geregeld bij het koninklijk besluit van 31 januari 2003 tot vaststelling van het noodplan voor de crisisgebeurtenissen en -situaties die een coördinatie of een beheer op nationaal niveau vereisen (26). 6.2. Civiele Veiligheid De Civiele Veiligheid omvat alle civiele maatregelen en middelen nodig voor het volbrengen van de opdrachten om te allen tijde personen en hun goederen en leefomgeving ter hulp te komen en te beschermen (27).

De civiele veiligheid werd in het verleden voornamelijk benaderd vanuit het beheer van noodsituaties op het moment dat ze zich voordeden, maar vanaf heden is ze gebaseerd op het risicobeheer zoals hieronder gedefinieerd. 6.3. Risicobeheer 6.3.1. Begrip Risicobeheer is een dynamisch verbeteringsproces en bestaat uit volgende stappen : 1. Bepaling (voorzien) 2.Preventie (vermindering) 3. Voorbereiding (met inbegrip van de noodplanning) 4.Beheer van de noodsituatie 5. Herstel (terugkeer naar het normale leven) 6.Verwerken van de getrokken lessen 6.3.2. Risico-inventaris Onverminderd de bevoegdheid van de Burgemeester, moet de Gouverneur de risico's bepalen die zich op zijn bevoegdheidsgebied bevinden, om zo een adequate noodplanning te ontwikkelen. 6.3.3. Schakels tussen risico-identificatie, preventie en voorbereiding Deze drie dimensies vormen de basis voor de andere stappen van het risicobeheer. Ze zijn complementair en onderling afhankelijk in de zin dat activiteiten die enkel steunen op één enkele van die drie polen onvoldoende zijn om het fenomeen en de impact ervan in zijn globaliteit te controleren. Tussen die eerste drie stappen wordt dus best een link gelegd en onderhouden. 6.4. Begrippen noodplanning en noodsituatie In de noodplanning worden de coördinatieactiviteiten en -mechanismen opgenomen die in werking moeten worden gesteld wanneer een noodsituatie zich voordoet.

Met een noodsituatie wordt bedoeld « elke gebeurtenis die schadelijke gevolgen voor het maatschappelijk leven veroorzaakt of veroorzaken kan, zoals een ernstige verstoring van de openbare veiligheid, een ernstige bedreiging ten opzichte van het leven of de gezondheid van personen en/of ten opzichte van belangrijke materiële belangen, en waarbij de coördinatie van de disciplines is vereist om de dreiging weg te nemen of om de schadelijke gevolgen te beperken. » (28) 7. Voorbereiding 7.1. Noodplannen Bij de noodplanning vinden we de drie volgende soorten plannen : 7.1.1. Nood- en interventieplan (NIP) Dit plan omschrijft het principe multidisciplinaire coördinatie, de opdrachten die van de disciplines verwacht worden en de modaliteiten van beleidscoördinatie voor wanneer een noodsituatie zich voordoet en omvat : - het Algemeen Nood- en Interventieplan (ANIP), dat de algemene richtlijnen bevat en de informatie die nodig is om elke soort noodsituatie te kunnen beheren; - het Bijzonder Nood- en Interventieplan (BNIP), dat het ANIP aanvult met specifieke richtlijnen voor een bijzonder risico. 7.1.2. Monodisciplinaire interventieplannen Dit plan regelt de interventiemodaliteiten van een discipline, overeenkomstig het bestaande NIP. Het slaat in het bijzonder op de alarmering en het uitrukken, de opschaling en versterkingen, de taakverdeling, de communicatie, de commandovoering en het aflossen van de commandovoering in de verschillende fases en de vertegenwoordiging van de discipline bij de commandopost operaties (CP-Ops) en in het Coördinatiecomité (CC).

Bovendien geeft het de middelen aan die kunnen worden ingezet. Tot slot moet bijzondere aandacht worden gereserveerd voor de interactie met de andere disciplines. 7.1.3. Intern noodplan Het intern noodplan is een document op het niveau van het bedrijf en/of instelling, dat er op gericht is de schadelijke gevolgen van een noodsituatie te beperken door het uitwerken van aangepaste materiële en organisatorische noodmaatregelen, opgesteld door het betrokken bedrijf of instelling.

Ook hier dient gestreefd te worden naar een maximale afstemming met de NIP's en de monodisciplinaire interventieplannen. 7.2. Veiligheidscel De Gouverneur richt een veiligheidscel op, die de voorbereiding van de noodsituaties organiseert. 7.2.1. Samenstelling De provinciale Veiligheidscel bestaat minstens uit : - de Gouverneur, als voorzitter; - een vertegenwoordiger van elke discipline; - de ambtenaar belast met de noodplanning, die ook voor het secretariaat zorgt.

In het kader van de interactie van de opdrachten van de bestuurlijke en van de gerechtelijke politie is de aanwezigheid van de Procureur des Konings aangewezen, om bij het beheer van een noodsituatie de modaliteiten te regelen opdat zijn opdrachten harmonieus gebeuren met respect voor de opdrachten van de disciplines.

De Gouverneur kan eveneens experts oproepen. 7.2.2. Opdrachten De veiligheidscel heeft als opdracht : 6. nood- en interventieplannen uit te werken, te actualiseren (bijwerken en getrokken lessen erin verwerken, binnen de limieten van de regelgeving) en de bestemmelingen hierover te informeren;7. oefeningen te organiseren;8. noodsituaties en oefeningen te evalueren;9. de risico-inventaris en -analyse op te maken;10. de voorafgaande informatie aan de lokale bevolking over de noodplanning te organiseren. 7.2.3. Organisatie en werking Eén van de eerste taken van de veiligheidscel bestaat erin een huishoudelijk reglement op te stellen, waarin minstens volgende punten staan : plaats en frequentie van de vergaderingen, precieze samenstelling, modaliteiten van samenroepen, dagorde en bespreking, opstellen van het proces-verbaal. 7.3. Voorafgaande informatie aan de bevolking Ongeacht een noodsituatie wordt de lokale bevolking op gepaste wijze door de Veiligheidscel geïnformeerd over : - de risico's waaraan ze kan worden blootgesteld; - de maatregelen die de bevolking kan nemen bij een noodsituatie; - de maatregelen die de overheden hebben genomen om het risico maximaal te beperken; - de alarmeringsmodaliteiten; waarbij onder andere wordt verwezen naar de provinciale noodplannen.

De verspreiding van deze informatie kan onder verschillende vormen gebeuren (brieven die huis-aan-huis worden bedeeld, infosessies, artikels in een lokaal tijdschrift, internet). 7.4. Opleiding De actoren van de noodplanning en het crisisbeheer worden geïnformeerd over hun opdrachten en worden diepgaand en continu opgeleid over het beheer van noodsituaties.

De multidisciplinaire opleidingen worden georganiseerd door de Gouverneur, de monodisciplinaire opleidingen door de betrokken discipline. In beide gevallen wordt bijzondere aandacht besteed aan de multidisciplinaire cultuur. 7.5. Oefeningen De oefeningen zijn, naast de organisatie van opleidingen een onmisbaar element die het de betrokken actoren mogelijk moeten maken om hun opdracht met succes te vervullen. 7.5.1. Algemene methodologie Opdat de oefeningen voor iedereen nuttig zouden zijn, worden de te testen aspecten van het plan vooraf omschreven in overleg met alle betrokken overheden en diensten. In de oefeningen wordt gewerkt rond de voltooide gedeeltes van het plan.

De oefeningen worden geëvalueerd door de veiligheidscel. Indien de vooropgestelde doelstellingen niet werden gerealiseerd, moeten de oorzaken hiervan onderzocht worden en mogelijke aanpassingen gebeuren.

De organisatiemodaliteiten en de frequentie worden in het huidig plan bepaald, met uitzondering van de oefeningen die worden opgelegd bij bijzondere wetgeving. 7.5.2. Verplichtingen inzake Seveso-risico (29) De interne noodplannen Seveso worden getest en zo nodig herzien en bijgewerkt. De exploitanten doen dit regelmatig, minstens om de drie jaar. De Provinciegouverneurs organiseren oefeningen voor wat betreft de externe Sevesoplannen.

Voor de nood- en interventieplannen van de overheden belast de Minister die bevoegd is inzake Civiele Bescherming, of zijn mandataris, zich hiermee. In de praktijk voeren de Provinciegouverneurs deze opdracht uit.

Deze herziening houdt rekening met de wijzigingen die in de betrokken bedrijven en de betrokken interventiediensten zijn gebeurd, met nieuwe technische kennis en kennis over de maatregelen die genomen moeten worden bij zware ongevallen (30). 7.5.3. Verplichtingen inzake nucleair risico De Provinciegouverneurs nemen deel aan de nucleaire oefeningen georganiseerd door het Coördinatie en Crisiscentrum van de Regering (CGCCR), met name : een jaarlijkse oefening georganiseerd voor de kerncentrales van Doel en Tihange; een oefening om de twee jaar voor de vier andere installaties (Instituut voor Radio-elementen, Belgonucléaire, Belgoprocess en het Studiecentrum voor Kernenergie);

Een oefening van grote omvang (globale oefening) om de drie jaar.

Elke oefening wordt geëvalueerd door alle betrokken partijen, die er lessen uit trekken voor eigen gebruik. Onder de verantwoordelijkheid van het CGCCR wordt een jaarlijks globaal rapport van de oefeningen opgesteld, dat wordt overgemaakt aan de Minister van Binnenlandse Zaken. In dit globaal rapport staat ook een actieplan, waarin alle corrigerende activiteiten staan die het resultaat zijn van het doorgeven van ervaring met de oefeningen. 8. Beheer van de noodsituatie 8.1. Monodisciplinaire aspecten De opdrachten van de interventiediensten zijn onderverdeeld in vijf functionele disciplines, die elk gecoördineerd worden door een directeur : - Discipline 1 : de hulpverleningsoperaties (Directeur van de brandweer, « Dir-Bw ») - Discipline 2 : de medische, sanitaire en psychosociale hulpverlening (Directeur medische hulpverlening, « Dir-Med ») - Discipline 3 : de politie van de plaats van de noodsituatie (Directeur van de politie « Dir-Pol ») - Discipline 4 : logistieke ondersteuning (Directeur van de logistiek, « Dir-Log ») - Discipline 5 : informatie aan de bevolking (Directeur Informatie, « Dir-Info ») De belangrijkste opdrachten die zij vervullen staan opgesomd in artikelen 10 tot 14 van het koninklijk besluit van 16 februari 2006. 8.2. Multidisciplinaire aspecten 8.2.1. Noodplanningsfases Voor het merendeel van de gebeurtenissen is er operationele coördinatie op gemeentelijk vlak tussen de interventiediensten.

De aard, omvang en/of potentiële gevolgen van de gebeurtenis kunnen, onder andere op basis van de aanbeveling van de operationeel directeur, rechtvaardigen dat de operationele coördinatie wordt aangevuld met beleidscoördinatie. In dat geval kan het beheer gebeuren op drie niveaus, die fases worden genoemd : - de gemeentelijke fase, waarin de interventiediensten optreden, wanneer de omvang van de noodsituatie een beheer ervan door de Burgemeester vereist; - de provinciale fase, waarin de verschillende interventiediensten optreden |B1 ofwel wanneer de omvang van de noodsituatie een beheer hiervan door de Gouverneur vereist; |B1 ofwel wanneer de directe gevolgen van de noodsituatie het grondgebied van de gemeente overschrijden; - de federale fase, waarin de noodsituatie wordt gecoördineerd of beheerd op nationaal niveau (31).

Het opstarten van een fase is een strategische beslissing, die derhalve enkel mag worden genomen door de bevoegde overheid, zonder mogelijkheid van delegatie.

De overgang van de ene fase naar een andere en het opheffen van een fase gebeuren in overleg tussen de betrokken overheden. 8.2.2. Opstarten van het nood- en interventieplan De Gouverneur die de provinciale fase opstart, ziet toe op de activering van het provinciaal nood- en interventieplan.

Het Centrum voor het eenvormig oproepstelsel zorgt voor de alarmering en oproep van de betrokken diensten en overheden, overeenkomstig het huidig nood- en interventieplan, dat aan het Centrum werd overgemaakt. 8.2.3. Operationele coördinatie De Directeur van de commandopost operaties (Dir-CP-Ops) zorgt voor de operationele coördinatie. Deze functie wordt in principe uitgeoefend door de officier van de brandweerdienst die ter plaatse aanwezig is en die de hoogste graad heeft. Maar omwille van de aard van de noodsituatie of de evolutie ervan kan de bevoegde administratieve overheid beslissen om deze functie na overleg op te dragen aan een andere discipline. Deze overdracht kan bijvoorbeeld gebeuren wanneer de interventies van de overdragende discipline niet meer primordiaal zijn.

De commandopost operaties wordt geïnstalleerd wanneer er multidisciplinaire coördinatiemaatregelen nodig zijn om de noodsituatie te beheersen.

De commandopost operaties bestaat uit de Dir-CP-Ops, de raadgever die de risico's in verband met de interventie moet inschatten, een secretaris die onder andere een logboek moet bijhouden en - minstens - de directeurs van elke betrokken discipline. De personen die deze functies waarnemen worden in de mate van het mogelijke aangeduid in het NIP. Een vertegenwoordiger van de betrokken instelling of onderneming en elke expert die nuttig wordt geacht, kunnen er ook deel van uitmaken.

De Dir-CP-Ops draagt de volledige verantwoordelijkheid voor de coördinatie van de operaties. In afwachting van de installatie van het coördinatiecomité staat hij ook in voor de beleidscoördinatie.

Van zodra het coördinatiecomité geïnstalleerd is, wordt een prioritaire, directe en continue verbinding tussen het coördinatiecomité en de Dir-CP-Ops verzekerd.

De grote organisatieprincipes van de operationele coördinatie zijn omschreven in het provinciaal noodplan. 8.2.4. Beleidscoördinatie Het coördinatiecomité zorgt voor de beleidscoördinatie, voorgezeten door de overheid die belast is met het beheer van de noodsituatie.

In de gemeentelijke fase zet de gouverneur, die door de burgemeester werd gealarmeerd, zijn coördinatiecomité in stand-by (vooralarm).

In de provinciale fase zorgt de gouverneur voor de beleidscoördinatie.

Het provinciaal coördinatiecomité bestaat minimaal uit de ambtenaar belast met de noodplanning en de verantwoordelijke van elke discipline, die door de discipline zelf in haar monodisciplinair plan is aangeduid. De burgemeesters van de getroffen gemeenten maken er eveneens deel van uit of laten zich er vertegenwoordigen indien de aard van de noodsituatie hun aanwezigheid vereist in het gemeentelijke coördinatiecomité. In het kader van de interactie van de opdrachten van de bestuurlijke en van de gerechtelijke politie is de aanwezigheid van de Procureur des Konings aangewezen, om bij het beheer van een noodsituatie de modaliteiten te regelen opdat zijn opdrachten harmonieus gebeuren met respect voor de opdrachten van de disciplines Elke disciplineverantwoordelijke ziet erop toe dat de opdrachten van zijn discipline effectief worden uitgevoerd overeenkomstig de ontwikkelde actiefilosofie.

De burgemeester staat in zijn gemeente in voor de beleidscoördinatie, overeenkomstig de instructies van de Gouverneur.

In de federale fase voert de gouverneur de beslissingen uit die op federaal niveau werden genomen. Hij activeert dan zijn coördinatiecomité, indien dat al niet gebeurd was in het kader van de provinciale fase.

Naast de organisatie van de beleidscoördinatie bepaalt het huidig plan de plaats van bijeenkomst van het coördinatiecomité en één of meerdere alternatieven voor wanneer die plaats in de interventiezone ligt. 8.2.5. Organisatie van de interventieplaats 8.2.5.1. Begrip zonering De organisatie van de interventieplaatsen is gebaseerd op het begrip zonering.

In het stadium van de noodplanning en wanneer het risico van op voorhand lokaliseerbaar is, spreken we van een noodplanningszone. Het is een zone waarvoor, afhankelijk van een bijzonder risico, de nodige maatregelen voor de bevolking vooraf worden bepaald in een bijzonder nood- en interventieplan.

De interventiezone is de zone die, volgens de instructies van de Dir-CP-Ops, werkelijk wordt afgebakend in functie van een concrete noodsituatie en waarin de benodigde maatregelen worden genomen en uitgevoerd. 8.2.5.2. Eerstenoodzone De eerstenoodzone is de zone waar er een groot gevaar voor de interventiediensten is of kan worden verwacht.

Wanneer het risico vooraf lokaliseerbaar is - en om improvisatie bij een noodsituatie te beperken - dan is de eerstenoodperimeter in de mate van het mogelijke vooraf bepaald in het NIP en wordt hij ambtshalve geïnstalleerd door de discipline 3.

Wanneer het risico niet vooraf lokaliseerbaar is, dan wordt een eerstenoodperimeter bepaald door de eerste verantwoordelijke van de discipline 1 of, bij afwezigheid, door de eerste verantwoordelijke van de discipline 3 en dan wordt de perimeter ook door die discipline geïnstalleerd. 8.2.5.3. Interventiezone Afhankelijk van de noodsituatie kan de interventiezone als volgt worden onderverdeeld : de rode zone die - mits akkoord van de Dir-CP-Ops - toegankelijk is voor de interventiediensten, de experts en de technici; de oranje zone die - mits akkoord van de Dir-CP-Ops - ook toegankelijk is voor personen die er wonen of werken. Hierin wordt de logistieke ondersteuning georganiseerd van de interventiediensten en de gele zone, waartoe de toegang wordt afgeraden voor personen die er noch wonen, noch werken. Die zone is er om de toegang voor de interventiediensten tot de geteisterde zone te vergemakkelijken.

De rode, oranje en gele zones zijn respectievelijk afgebakend door de uitsluitingsperimeter, de isolatieperimeter en de ontradingsperimeter. 8.2.5.4. Gerechtelijke zone Op vraag van de gerechtelijke overheid kan een gerechtelijke zone eventueel worden afgebakend in overleg met de Dir-CP-Ops.

Deze zone omsluit de ruimte die noodzakelijk beschermd moet worden voor de uitvoering van taken van technische en wetenschappelijke politie en waarin sporen en aanwijzingen kunnen worden aangetroffen.

De zone wordt afgebakend door een gerechtelijke perimeter - zo nodig gematerialiseerd via een politielint. Toegang tot deze perimeter is enkel mogelijk door gemachtigde personen via één enkel toegangspunt, dat door een politieagent wordt gecontroleerd.

Doel van deze reglementering is om elke vervuiling met exogene sporen van de plaats van de noodsituatie drastisch te beperken. 8.2.5.5. Punt van Eerste Bestemming (PEB) Dit punt is een rendez-vouspunt dat van het gevaar verwijderd is en waar alle hulpverleners naar toe moeten gaan via een reisweg die buiten de interventiezone ligt.

Het noodplan bepaalt verschillende mogelijke punten van eerste bestemming. 8.2.6. Beschermingsmaatregelen De Dir-CP-Ops geeft vooreerst richtlijnen betreffende de veiligheidsmaatregelen die de hulpverleners moeten naleven en over de maatregelen die naar de bevolking toe moeten worden toegepast.

Vanaf de installatie van het coördinatiecomité doet de Dir-CP-Ops een beroep op de administratieve overheid, opdat zij beschermingsmaatregelen zou nemen.

Deze maatregelen kunnen de bevolking betreffen, maar ook het leefmilieu (met inbegrip van de voedselketen), de infrastructuur of de logistieke ondersteuning (bevoorrading).

Onder de beschermingsmaatregelen voor de bevolking vinden we onder meer schuilen, preventieve maatregelen en evacuatie.

Schuilen is de maatregel die als eerste overwogen moet worden, zo nodig gecombineerd met het tochtvrij maken van deuren en vensters en het afsluiten van verluchtings- en ventilatiesystemen, .... In het merendeel van de noodsituaties is schuilen inderdaad de meest efficiënte beschermingsmaatregel voor de bevolking.

Wanneer schuilen niet geschikt blijkt gezien de omstandigheden van de noodsituatie, dan kan de evacuatie van de bewoners in de buurt van de plaats van het ongeval worden overwogen.

Evacuatie van bevolkingsgroepen blijft een uitzonderlijke maatregel.

Er wordt meestal toe besloten bij ontploffingsgevaar, voor zover dat niet nakend is, of wanneer personen niet direct blootgesteld zijn aan een chemisch of stralingsgevaar. Derhalve kan het dus een « nood- of onmiddellijke evacuatie » of een « preventieve evacuatie » zijn.

Huidig plan bepaalt de modaliteiten en middelen voor transport, onthaal en huisvesting bij een evacuatie van personen die door de gebeurtenis getroffen zijn. 8.2.7. Communicatie en telecommunicatie Om onvoorziene omstandigheden zo goed mogelijk te beheersen bij een noodsituatie, is het belangrijk op de communicatie te anticiperen en het communicatieplan voor te bereiden. Daartoe bepaalt de noodplanning de middelen, de modaliteiten en het schema voor de communicatie binnen één discipline (via de monodisciplinaire plannen), tussen de disciplines en tussen het coördinatiecomité en de commandopost operaties.

Aldus is de adequate verspreiding van informatie en/of richtlijnen aan de bevolking en informatie aan de media verzekerd, onder de verantwoordelijkheid van de administratieve overheid.

Die overheid moet erop letten dat er over niets wordt gecommuniceerd dat het gerechtelijk onderzoek kan schaden. Overleg met de gerechtelijke overheid dringt zich op.

Tot slot stelt de Gouverneur de nodige infrastructuur ter beschikking van discipline 2 voor de organisatie en werking van een centraal informatiepunt (CIP) gericht op het inzamelen, het centraliseren en het verifiëren van informatie aangaande de identiteit en lokalisatie van ongedeerde, gewonde en overleden slachtoffers. 8.2.8. Het gerechtelijk onderzoek Het optreden van de politiediensten bij een noodsituatie omvat de opdrachten en taken van bestuurlijke en gerechtelijke politie, die geregeld worden door onderscheiden regimes en die worden uitgevoerd onder de verantwoordelijkheid van verschillende overheden.

Het merendeel van de noodsituaties leiden tot de opening van een gerechtelijk onderzoek onder de autoriteit van de bevoegde Parketmagistraat, om vast te stellen of een strafbaar feit (aanslagen op personen of goederen) werd gepleegd. Dat onderzoek heeft als doel om de oorsprong, de oorzaken en de verantwoordelijkheden te bepalen.

Wanneer hulpverleningsoperaties en een gerechtelijk onderzoek op hetzelfde moment en op dezelfde plaats worden uitgevoerd, kan redelijkerwijze aangenomen worden dat de hulpverleningsoperaties prioritair zijn.

Om toegang te krijgen tot de interventiezone en om zijn opdrachten te verwezenlijken ziet de verantwoordelijke van het gerechtelijk onderzoek (politiechef van het onderzoek) erop toe dat hij nauw coördineert met de Dir-Pol. In de mate van het mogelijke wordt deze coördinatie voorbereid en vastgelegd in het monodisciplinair plan van discipline 3. 8.2.9. Opeisingen De opeising is een uitzonderlijk mechanisme waardoor de openbare overheid prestaties oplegt aan fysieke personen of rechtspersonen of zich het gebruik of de eigendom toeeigent van roerende goederen of het gebruik van onroerende goederen, zonder dat de toestemming van die personen of die van de houders van die goederen vereist is en dit enkel bij een absolute noodzaak van openbaar belang en wanneer die overheid binnen een nuttige termijn geen ander redelijk middel ter beschikking kan hebben.

Een opeising kan enkel worden toegepast krachtens en overeenkomstig een wet.

Iemand kan de prestaties die hem worden opgelegd enkel maar weigeren als ze een ernstig gevaar voor hemzelf of voor iemand anders inhouden, in het bijzonder wanneer hij niet over de specifieke kennis beschikt die nodig is voor de uitvoering van de vereiste prestatie of bij gebrek aan adequate veiligheidsmaatregelen(32). 8.2.10. Rechten en plichten van de vertegenwoordigers van een instelling die wordt opgeroepen in het coördinatiecomité of bij de commandopost operaties Wanneer de noodsituatie een onderneming of instelling betreft, dan wordt zij in principe betrokken bij de operationele (als adviseur belast met de evaluatie van de risico's voor de intervenanten of als expert) en/of beleidscoördinatie (als expert).

Naar gelang van de functie duidt de instelling de gepaste vertegenwoordiger aan.

De functies van adviseur belast met de evaluatie van de risico's voor de intervenanten en van expert zijn niet cumuleerbaar.

Daarnaast kan die ondersteuning worden aangevuld met een crisiscel, die in de instelling wordt geïnstalleerd.

De ondersteuning mag het beheer van de noodsituatie door de administratieve overheid niet verstoren en ook niet de implementatie van de beslissingen op het terrein.

Bijgevolg herinneren we er best aan dat als de verantwoordelijke van de instelling verantwoordelijk blijft op de site ervan, de administratieve overheid bevoegd is om maatregelen te nemen wanneer de openbare veiligheid in gevaar wordt gebracht of kan worden.

Indien de verantwoordelijke en de bevoegde overheid het niet eens zijn over de te nemen maatregelen, dan heeft de beslissing van de bevoegde overheid de overhand.

Als de verantwoordelijke weigert zich erbij neer te leggen dusdanig dat hij de uitvoering verhindert of belemmert, dan kan de Gouverneur of de Burgemeester politiemaatregelen treffen. 9. Evaluatie van oefeningen en van noodsituaties - Doorgeven van ervaringen - Opnemen van getrokken lessen Na afloop van een oefening of van de acute fase van een noodsituatie worden de aangebrachte reacties zo snel mogelijk geanalyseerd en geëvalueerd, wanneer alles nog vers in het geheugen ligt.De evaluatie slaat zowel op de toepassing van verschillende bestaande plannen als op de interactie tussen die plannen.

Doel is om, enerzijds de positieve punten naar voren te laten komen, zodat ze bewaard blijven en anderzijds de disfuncties te analyseren om er verbeteringen op aan te brengen.

De evaluatie moet het mogelijk maken om in voorkomend geval de bestaande reactieschema's aan te passen en de efficiëntie van de interventies te verbeteren. 10. Grensoverschrijvende samenwerking Zowel qua planning als qua beheer van de noodsituatie is het belangrijk om : - samen te werken met de aangrenzende provincie(s) en/of buurland(en) inzake wederzijdse uitwisseling van informatie (met inbegrip van de uitwisseling van contactpersonen) en inzake interventie en informatie aan de bevolking; - in voorkomend geval daartoe akkoorden op te stellen.

BIJLAGE 2. Structuur van het algemeen nood- en interventieplan van de provinciegouverneur 1. Voorwoord Woord vooraf van de verantwoordelijke bestuurlijke overheid : - achtergrond - bestaansreden en onderwerp van dit plan - bespreking van de structuur - link naar de website 2.Informatie over dit plan 2.1. Identificatiegegevens 2.1.1. Benaming van het plan 2.1.2. Datum en/of versienummer 2.1.3. Vertrouwelijkheidsgraad 2.1.4. Identificatie van de schrijver 2.2. Gegevens over de uitwerking en goedkeuring van dit plan 2.2.1. Datum van sluiting van de werkzaamheden rond dit plan op niveau van de veiligheidscel 2.2.2. Datum en handtekening van goedkeuring van de provinciegouverneur 2.2.3. Datum van goedkeuring door de Minister van Binnenlandse Zaken 2.3. Verspreidingslijst en -procedure 2.4. Versiebeheer - wijzigingen - updates + methodologie (art. 26, 8°) 3. Voorbereiding op noodsituaties in provincie X 3.1. Veiligheidscel 3.1.1. Samenstelling 3.1.2. Organisatie en werking (zie RIO in bijlage) 3.1.2.1. Plaats van vergadering 3.1.2.2. Frequentie van de vergaderingen 3.1.2.3. Praktische modaliteiten 3.1.3. Opdrachten (facultatief) 3.1.4. Uitrusting 3.2. Logistieke voorbereiding van het coördinatiecomité en opvolging (+checklist) 3.3. Risico-inventaris 3.3.1. Risico-inventaris (art. 26, 1°, b) 3.3.2. Bepalen van de prioriteiten 3.3.3. Lokalisering van de risico's (zie cartografie in bijlage) 3.3.4. Behandeling van de risico's (zie tabel (33)) 3.4. Voorafgaande informatie aan de bevolking 3.4.1. Soorten informatie 3.4.2. Praktische modaliteiten 3.5. (Multidisciplinaire) informatie en/of opleiding 3.6. Oefeningen (art. 26, 7°) 3.6.1. Oefenbeleid 3.6.2. Kalender (zie bijlage) 3.6.3. Evaluatie 4. Beheer van noodsituaties in provincie X 4.1. Verloop 4.1.1. Operationele coördinatie (art. 26, 5°) 4.1.1.1. Commandopost operaties 4.1.1.1.1. Praktische opdrachten 4.1.1.1.1.1. Vóór de activering van het Provinciaal Coördinatiecomité 4.1.1.1.1.2. Na de activering van het Provinciaal Coördinatiecomité 4.1.1.1.2. Ligging(34) signalisering en plaatsing ervan 4.1.1.1.3. Uitrusting 4.1.1.1.4. Aanduiding van de Dir-CP-Ops 4.1.1.1.5. Verwijzing naar de monodisciplinaire plannen (zie bijlage) 4.1.1.2. Punt van Eerste Bestemming/RV-Punt : lokalisering (facultatief) 4.1.1.3. Helistrip : ligging (facultatief) 4.1.1.4. Organisatie van de disciplines 4.1.1.5. Bronbestrijding 4.1.1.5.1. Specifieke monodisciplinaire processen 4.1.1.5.2. Specifieke multidisciplinaire processen (35) 4.1.2. Beleidscoördinatie (art. 26, 5°) 4.1.2.1. Notificatie, vooralarm en alarm 4.1.2.1.1. Vooralarm van de diensten van de gouverneur (zie actiekaart 1) 4.1.2.1.2. Alarmering van de diensten van de gouverneur (art. 26, 2°) 4.1.2.1.3. Alarmering van de betrokken disciplines, overheden en diensten (art. 26, 2°) 4.1.2.2. Verzamelen van informatie (zie actiekaart 2) 4.1.2.3. Overleg met de gouverneur 4.1.2.4. Vaststelling van de fase (art. 26, 4°) (zie schema) 4.1.2.4.1. Afkondigen of behoud van de gemeentelijke fase door de burgemeester - eventueel vooralarm 4.1.2.4.2. Afkondigen van de provinciale fase - zie volgende punten 4.1.2.4.3. Voorstel tot afkondiging van de federale fase door de gouverneur aan de minister - Overleg gouverneur - CGCCR 4.1.2.4.4. Afkondigen van de federale fase door de minister 4.1.2.5. Nemen van onmiddellijke beslissingen (zie actiekaart 3) 4.1.2.5.1. Ligging van het coördinatiecomité 4.1.2.5.2. Bevestiging of ontkrachting van de Dir-CP-Ops 4.1.2.5.3. Aanduiding van de vertegenwoordiger van discipline 5 in de Commandopost Operaties 4.1.2.5.4. Nemen van maatregelen in afwachting van de installatie van het provinciaal coördinatiecomité 4.1.2.6. Opstarten en werking van het provinciaal coördinatiecomité (CC) (zie actiekaart 4) 4.1.2.6.1. Liggingen 4.1.2.6.2. Toegangsprocedures 4.1.2.6.3. Configuratie van de lokalen en uitrusting 4.1.2.6.4. Opdrachten van het personeel 4.1.2.6.5. Minimale samenstelling 4.1.2.6.6. Organisatie en werking (zie RIO in bijlage) 4.1.2.7. Analyse en evaluatie van de situatie 4.1.2.7.1. Een schema maken van de situatie (zie actiekaart 5) 4.1.2.7.2. Gegevensuitwisseling met het terrein (CP-OPS, exploitant,... (36)) 4.1.2.7.3. Evaluatie 4.1.2.8. Nemen van beschermingsmaatregelen 4.1.2.8.1. Bescherming van de bevolking 4.1.2.8.1.1. Schuilen (zie actiekaart 6) 4.1.2.8.1.2. Evacueren (zie actiekaart 7), vervoer, onthaal en opvang (zie actiekaart 8) (art. 26, 9°) 4.1.2.8.1.3. Preventieve maatregelen - Profylactica 4.1.2.8.2. Logistieke steun (bevoorrading) 4.1.2.8.3. Socio-economische aspecten 4.1.2.8.4. Bescherming van het leefmilieu, met inbegrip van de voedselketen 4.1.2.8.5. Bescherming van de infrastructuur 4.1.2.9. Informatie (art. 26, 6°) 4.1.2.9.1. Informatie aan de betrokkenen + Telefoon InformatieCentrum (37) 4.1.2.9.2. Informatie aan de bevolking + informatiecentrum van de bevolking (art. 26, 1°, d) (zie lijst in bijlage) 4.1.2.9.3. Informatie aan de media + perscentrum 4.1.2.10. Communicatie, overleg en coördinatie (+ schema) (art. 26, 3°) 4.1.2.10.1. Intradisciplinair (zie monodisciplinaire plannen) 4.1.2.10.2. Interdisciplinair 4.1.2.10.3. Strategisch (CC) - operationeel (CP-Ops, exploitant ...) 4.1.2.10.4. Gemeentelijke overheden + gemeentelijke coördinatiecomités (zie ligging in bijlage) 4.1.2.10.5. Provinciale overheden (zie actiekaart 9 provinciale samenwerking) 4.1.2.10.6. Federale overheden en gewesten 4.1.2.10.7. Buitenlandse overheden (zie actiekaart 9 internationale samenwerking) 4.1.2.11. Opschalen of afschalen van de fase (art. 26, 4°) 4.1.2.11.1. Opschalen 4.1.2.11.1.1. Afkondiging van de federale fase door de minister 4.1.2.11.1.2. Opheffing van de provinciale fase 4.1.2.11.1.3. Gevolgen op provinciaal niveau 4.1.2.11.2. Afschalen 4.1.2.11.2.1. Afkondiging van de gemeentelijke fase door de burgemeester 4.1.2.11.2.2. Opheffing van de provinciale fase 4.1.2.11.2.3. Desactivering van het provinciaal plan 4.1.2.12. Einde van de noodsituatie (art. 26, 4°) 4.1.2.12.1. Opheffing van de provinciale fase en kennisgeving van het einde van de noodsituatie 4.1.2.12.2. Desactivering van het provinciaal plan 4.1.2.12.3. Overgang naar nazorg 4.1.2.12.3.1. Procedure 4.1.2.12.3.2. Acties 4.1.2.12.3.2.1. Terugtocht van de interventiediensten 4.1.2.12.3.2.2. Veiligheidsopdrachten 4.1.2.12.3.2.3. Gerechtelijk onderzoek 4.1.2.12.3.2.4. Schoonmaken van de site 4.1.2.12.3.2.5. Postcrisis communicatie 4.1.2.12.3.2.6. (Psychosociale) omkadering van de slachtoffers 4.2. Beheersinstrumenten 4.2.1. Basisactiekaarten 4.2.1.1. ACTIEKAART 1. Vooralarm 4.2.1.2. ACTIEKAART 2. Verzamelen van informatie 4.2.1.3. ACTIEKAART 3. Nemen van onmiddellijke beslissingen 4.2.1.3.1. Ligging van het coördinatiecomité 4.2.1.3.2. Bevestiging of ontkrachting van de Dir-CP-Ops 4.2.1.3.3. Aanduiding van de vertegenwoordiger discipline 5 in de Commandopost Operaties 4.2.1.3.4. Nemen van maatregelen in afwachting van de installatie van het provinciaal coördinatiecomité 4.2.1.4. ACTIEKAART 4. Opstarten provinciale fase 4.2.1.5. ACTIEKAART 5. Situatieschets 4.2.1.6. ACTIEKAART 6. Schuilen 4.2.1.7. ACTIEKAART 7. Evacueren 4.2.1.8. ACTIEKAART 8. Vervoer, onthaal en opvang bij een evacuatie 4.2.1.9. ACTIEKAART 9. Interprovinciale en internationale samenwerking (38) 4.2.1.10. Andere 4.2.2. Specifieke actiekaarten voor risico's 4.2.2.1. Risico's waarvoor een BNIP bestaat (samenvatting van het BNIP of gewone verwijzing) 4.2.2.2. Risico's waarvoor een BNIP moet worden uitgewerkt (fiche) 4.2.2.3. Andere risico's (fiche) 4.2.3. Typeverslagen en -formulieren die informatie geven over een noodsituatie, ze bevestigen en het einde aankondigen, evenals het typeformulier voor het logboek (art. 26, 10°) ... 4.2.4. Checklists, beslissingsschema's ... (39) 5. Nazorg (ter info, omdat dit geen deel uitmaakt van het noodplan) 5.1. Begrip 5.2. Prioritaire onderwerpen en eventuele partners 5.2.1. Omkadering van de slachtoffers na de crisis 5.2.2. Wederindienststelling 5.2.3. De geëvacueerden terug onderbrengen 5.2.4. Gerechtelijk onderzoek na de crisis 5.2.5. Beheer van de schadeclaims en verzekeringen 5.2.6. Beheer van de giften 5.2.7. Informatie 6. Debriefing van de noodsituatie en van oefeningen - Uitwisseling van ervaring - Integratie van de getrokken lessen 6.1. Methodologie (40) 6.2. Aanpassing van het plan 7. Bijlagen 7.1. Gemeenschappelijke bijlagen 7.1.1. Contactfiches (Telefoonboek) (art. 26, 1°, a) 7.1.1.1. Dienst/overheid/maatschappij 7.1.1.2. Naam, voornaam 7.1.1.3. Functietitel/opdracht 7.1.1.4. Adres 7.1.1.5. Contactmogelijkheden (telefoon, gsm, fax, e-mail, pager, Astrid ...) 7.1.1.6. Bereikbaarheidsregeling 7.1.2. Inventaris van de nationale, gemeentelijke en monodisciplinaire plannen 7.1.3. Cartografie (bv. voor de risico-inventaris) 7.1.4. Specifieke woordenlijst van de Provincie (alfabetisch) 7.1.5. Specifieke afkortingenlijst van de Provincie (alfabetisch) 7.1.6. Specifieke logo's van de Provincie 7.2. Bijlagen i.v.m. de voorbereiding Reglement van interne orde van de provinciale veiligheidscel 7.3. Bijlagen i.v.m. het beheer 7.3.1. Inventaris van de middelen om de bevolking te alarmeren 7.3.1.1. Eigen middelen 7.3.1.2. Middelen van de openbare sector (41) 7.3.1.3. Middelen van de privé-sector (42) 7.3.2. Inventaris van de beleidsmiddelen 7.3.2.1. Provinciale middelen : Middelen en capaciteiten van de provinciale diensten (art. 26, 1°, c) 7.3.2.2. Middelen van de openbare sector : Middelen en capaciteiten van de disciplines, de federale en de gemeentelijke diensten (art. 26, 1°, c) 7.3.2.3. Middelen van de privé-sector : Informatiecentra en gespecialiseerde diensten en hun middelen (art. 26, 1°, d) 7.3.3. Reglement van interne orde van het provinciaal Coördinatiecomité 7.3.4. Functiefiches van het provinciaal Coördinatiecomité 7.3.5. Ligging van de gemeentelijke Coördinatiecomités 7.4. Bijlagen i.v.m. de oefeningen Oefenkalender Nota's (23) Betreffende de provinciegouverneurs, zie artikel 128 van de provinciewet en de Ministeriële Omzendbrief van 20 december 2002 betreffende de taken die de provinciale overheden voor de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken uitoefenen, B.S., 23 mei 2002.

Betreffende de burgemeesters, zie artikel 133 en volgende van de nieuwe gemeentewet. (24) B.S., 15 maart 2006. (25) B.S., 10 januari 2007. (26) B.S., 21 februari 2003. (27) Artikel 3 (nog niet in werking) van de wet van 15 mei 2007 betreffende de Civiele Veiligheid, B.S., 31 juli 2007. (28) Artikel 6, § 2, van het Koninklijk Besluit van 16 februari 2006. (29) Wet van 22 mei 2001 houdende instemming met het Samenwerkingsakkoord van 21 juni 1999 tussen de federale Staat, het Vlaams, het Waals en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken, B.S., 16 juni 2001. (30) Artikel 18 van het Samenwerkingsakkoord van 21 juni 1999 tussen de federale Staat, het Vlaams, het Waals en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken. (31) Koninklijk Besluit van 31 januari 2003, tot vaststelling van het noodplan voor de crisisgebeurtenissen en -situaties die een coördinatie of een beheer op nationaal niveau vereisen, B.S., 21 februari 2003. (32) Artikel 422ter van het Strafwetboek (33) Risico's waarvoor een BNIP bestaat en lokalisering van het BNIP (papieren of elektronische versie), risico's waarvoor een BNIP wordt uitgewerkt, ... (34) Facultatief.Als het onmogelijk is om het vooraf te bepalen, moet worden verwezen naar de algemene criteria in de handleiding. (35) Bij voorbeeld : vernietiging van biologische agentia.(36) In het kort;voor de rest, zie punt 4.1.2.10. (37) Ligging en terbeschikkingstelling van het lokaal - de organisatie en werking ervan maken deel uit van de discipline 2.(38) Inventaris van de overeenkomsten, samenvatting van de inhoud ervan, ligging.(39) Als die informatie al niet op de actiekaarten staat. (40) Wie, hoe, PV's opstellen en verspreiden, ... (41) Vb.sirenes van de Civiele Bescherming. (42) Vb.media, privé-organisaties.

^